Het bruin dikkopje (Erynnis tages) is een dagvlinder uit de familie Hesperiidae, de dikkopjes.
Voor het eerst beschreven door Linnaeus in 1758.
Het bruin dikkopje komt voor van Ierland tot China en van Midden-Scandinavië en Schotland tot Spanje en Italië.
Europa vormt een belangrijk deel van het verspreidingsgebied.
Engels : Dingy Skipper Duits : Dunkler Dickkopffalter, Kronwicken-Dickkopffalter Frans : Le Point de Hongrie Oude Nederlandse naam : donker dikkopje
Een uiterst zeldzame standvlinder die in ons land zeer sterk achteruit is gegaan.
In het begin van de twintigste eeuw was het bruin dikkopje vrij algemeen op veel zandgronden verspreid over het land.
Sinds 1960 komt het bruin dikkopje alleen nog voor in Limburg en op dit moment zijn er nog slechts enkele kalkgraslandjes in Zuid-Limburg waar deze soort wordt waargenomen.
Voorvleugellengte: circa 13 mm.
De bovenkant van de vleugels is bruin met vage, grijze vlekken en stippen.
De onderkant is vrijwel egaal lichtbruin.
Een gelijkende soort is het kaasjeskruiddikkopje.
Het bruin dikkopje heeft een minder grove tekening op de bovenkant van de vleugels.
De soort staat op de Waalse Rode Lijst en in Duitsland staat hij in de categorie bijna bedreigd.
Voor Vlaanderen staat hij als verdwenen op de Rode Lijst, maar recent zijn er weer populaties langs het Albertkanaal.
Vliegtijd en gedrag :
Begin mei-half juni in één generatie; soms een tweede partiële en veel kleinere generatie van eind juli-eind augustus.
De vlinders worden zelden nectardrinkend waargenomen, de meeste waarnemingen betreffen zonnende exemplaren op open plekjes tussen de vegetatie.
De levenscyclus verloopt als volgt : Rups : begin juni-begin mei.
De soort overwintert als volgroeide rups in een soort koker van samengesponnen bladeren.
In het voorjaar vindt de verpopping plaats in een losse cocon laag in de vegatatie.
Het bruin dikkopje kan zowel in droge als vochtige graslanden leven, als de vegetatie maar laag en open is.
Voorbeelden zijn open schrale kruidenrijke graslanden in heiden of nabij bossen op zand- en kalkgrond.
Tegenwoordig is de soort beperkt tot droog en schraal kalkgrasland op zuidhellingen, met een lage, kruidenrijke vegetatie en hier en daar met een kale bodem.
De waardplanten zijn gewone rolklaver, soms bont kroonkruid of moerasrolklaver.
Erynnis : de Erynyes (Erynnes) of Furies die boosdoeners kwelden door ze telkens te achtervolgen. Deze naam verwijst naar het rusteloos vliegen van de vlinders alsof ze permanent worden opgejaagd door goddelijke wrekers. tages : Tages is de naam van een jongen die de wijsheid van een oude man bezat en die plotseling tevoorschijn kwam om de Etrusken in te wijden in de kunst van het voorspellen. Zijn woorden werden opgetekend in het boek van Tages.
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- vlindernet
- tinternet
De soort komt voor op de Banggai en de Soela-eilanden van Indonesië.
Naar schatting bevinden er zich nog tussen de 15.000 en de 30.000 exemplaren op deze eilanden.
Het bestand gaat snel achteruit op de grote eilanden omdat de eieren nog veel worden geroofd door de lokale bevolking.
Op de kleinere eilanden zou het bestand evenwichtiger zijn, nochtans zijn er meldingen dat de lokale vissers ook hier zouden roven.(op www.birdlife.org)
Het bruin blauwtje (Aricia agestis, voorheen Plebeius agestis) is een dagvlinder uit de familie Lycaenidae, de kleine pages, vuurvlinders en blauwtjes.
Voor het eerst beschreven door Denis & Schiffermüller in 1775.
Engels : Brown Argus Duits : Dunkelbrauner Bläuling, Kleiner Sonnenröschen-Bläuling Frans : l'Argus Brun Oude Nederlandse naam : donkerbruin blauwtje
Het bruin blauwtje komt algemeen voor in Centraal- en Zuid-Europa, op warme graslanden, heiden en duinen.
Als zwerver en dwaalgast kan de vlinder worden aangetroffen in Nederland en België.
In het kustgebied komt de vlinder als standvlinder (een vlinder die in dat gebied gedurende minimaal tien jaar een populatie heeft (gehad))voor.
Voorvleugellengte: circa 13 mm.
Zowel bij het mannetje als bij het vrouwtje is de bovenkant van de vleugels bruin zonder bestuiving, langs de achterrand bevindt zich meestal een volledige rij opvallende oranje vlekken.
De onderkant van de vleugels is lichtbruin, het vrouwtje heeft geen blauwe bestuiving.
De zwarte vlekken op de onderkant van de voorvleugel zijn groot en opvallend, de zwarte vlekken op de achtervleugel zijn klein.
De vleugeladers lopen door in de franje, waardoor deze geblokt lijkt.
Er is gemakkelijk verwarring mogelijk met het vrouwtje van het icarusblauwtje, dat ook bruine vleugels heeft.
Het icarusblauwtje heeft op de onderkant van de voorvleugel doorgaans een duidelijke wortelvlek.
Ook ligt de bovenste van de twee vlekjes aan de voorrand van de achtervleugel bij het bruin blauwtje dicht tegen de bovenste rij van vlekjes, terwijl bij het icarusblauwtje een stuk lager ligt.
Het bruin blauwtje profiteert van de opwarming van de aarde en doet dit niet onopgemerkt.
Ze fladdert maar liefst 79 kilometer noorderlijker in het Verenigd Koninkrijk dan 20 jaar geleden.
Maar niet alleen in de UK gaat het haar voor de wind, ook in de rest van Europa doet ze het zeer goed.
Vliegtijd en gedrag :
Begin mei-eind juni en begin juli-begin oktober in twee, soms drie generaties.
De vlinders besteden relatief veel tijd aan het zoeken van nectar van onder andere boerenwormkruid en duizendblad.
De vlinders brengen de nacht door in groepjes, waarbij ze met de kop naar benenden in de vegetatie hangen.
De levenscyclus verloopt als volgt : Rups : begin juni-half juli en half augustus-eind april.
De soort overwintert als halfvolgroeide rups in de strooisellaag.
De jonge rups eet de onderzijde van het weefsel van het blad en beschadigt de bovenste bladlaag niet; deze mineergang is vrij opvallend.
Grotere rupsen eten van het volledige blad, de bloemen en de vruchten van de waardplant.
De verpopping vindt plaats in de strooisellaag vlak bij de waardplant.
Zijn habitat zijn droge, zandige, open, kruidenrijke en schrale graslanden en kalkgraslanden.
De waardplanten zijn diverse soorten ooievaarsbek, met name kleine ooievaarsbek en gewone reigersbek.
agestis: de oorsprong van agestis is onduidelijk.
Het zou een drukfout kunnen zijn van agrestis hetgeen landelijk, boers betekent.
Het kan ook van ager komen hetgeen veld betekent en dus zou slaan op de grazige habitat.
Dit alles is echter onwaarschijnlijk omdat Denis & Schiffermüller nagenoeg al hun namen uit de klassieke mythologie haalden.
Het zou een verbastering kunnen zijn van Argestes, de god van de noordwesten wind.
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- vlindernet
- tinternet
Bruijns spechtpapegaai (Micropsitta bruijnii) is een soort uit het geslacht van de spechtpapegaaien (Micropsitta) en de familie van de Psittacidae (Papegaaien).
Het is een endemische vogelsoort van de bossen in de bergen van Nieuw-Guinea, Salomonseilanden en een paar eilanden van de Molukken.
De vogel is vernoemd naar de Nederlandse natuuronderzoeker Antonie Augustus Bruijn.
Voor het eerst beschreven door Salvadori in 1875.
Er zijn vijf ondersoorten gekend :
Micropsitta bruijnii bruijnii (Salvadori) 1875
Micropsitta bruijnii buruensis Arndt 1999
Micropsitta bruijnii necopinata Hartert 1925
Micropsitta bruijnii pileata Mayr 1940
Micropsitta bruijnii rosea Mayr 1940
Engels : Red-breasted Pygmy-Parrot, Bruijn's Pygmy-Parrot Duits : Rotbrust-Spechtpapagei, Braunstirn-Spechtpapagei Frans : la Micropsitte de Bruijn
Bruijns spechtpapegaai
auteur : mehdhalaouate op ibc.lynxeds.com
De Bruijns spechtpapegaai is 9 cm lang.
Het is de enige spechtpapegaai die voorkomt in bergbossen boven de 1000 m.
Het mannetje is onmiskenbaar door zijn rode borst en buik, blauwe halsband en achterhals en het gezicht is helder, licht okergeel.
Onvolwassen vogels en vrouwtjes missen het rood en zijn bleekgeel tot groen op de borst en buik.
Micropsitta bruijnii
foto copyright Elaine123 op elaine123.redbubble.com
De Bruijns spechtpapegaai komt voor in bossen en aan bosranden in de bergen van Nieuw-Guinea op een hoogte van 1600 tot 2300 m boven de zeespiegel, soms lager, maar zelden onder de 500 m.
De totale populatie is niet gekwantificeerd maar door de grootte van het verspreidingsgebied wordt de vogel als niet bedreigd beschouwd.
De Bruijns sikkelsnavel (Drepanornis bruijnii) is een middelgrote paradijsvogel (Paradisaeidae) uit de orde zangvogels en de superfamilie Corvoidea.
Het is een endemische vogelsoort uit Nieuw-Guinea.
Bruijns sikkelsnavel
auteur : mehdhalaouate op ibc.lynxeds.com
De Bruijns sikkelsnavel is een middelgrote olijfbruin gekleurde, paradijsvogel, ongeveer 35 cm lang.
Het mannetje heeft een naakte grijzig paarse huid rond de ogen met een bruine iris en een lichte sikkelvormige snavel.
Boven het oog zijn kleine hoornachtige wenkbrauwveren.
De Bruijns sikkelsnavel heeft sierveren voor op de borst met iriserend rode en paarse uiteinden en lager op de borst sierveren met blauw- en groengekleurde uiteinden.
Het vrouwtje mist al deze sierveren, ze is kleiner en bleker gekleurd dan het mannetje.
De soort is vernoemd naar de Nederlandse natuuronderzoeker en handelaar in exotische dieren Antonie Augustus Bruijn.
Bruijn is de schoonzoon van dhr. Duivenboden op Ternate die in van 1858 tot 1862 Alfred Russel Wallace hielp bij zijn expedities door de Molukken en naar Vogelkop (een schiereiland in het westen van Nieuw-Guinea).
Een deel van de vogelcollectie van Bruijn en zijn schoonvader is in het bezit van het Zoölogisch Museum Amsterdam.
Drepanornis bruijnii
foto op www.darwin.museum.ru
De Bruijns sikkelsnavel is een niet zo bekende soort van de laaglandbossen langs de noordkust Nieuw-Guinea van de Geelvinkbaai in Papoea tot iets voorbij Vanimo in Papoea-Nieuw-Guinea.
De Bruijns sikkelsnavel is vrij algemeen binnen dit habitat van laaglandbos (lager dan 175 m boven de zeespiegel) en selectief gekapt oerwoud.
Maar dit type leefgebied wordt bedreigd door ontbossing.
Omdat de vogel voorkomt in alleen dit gebied, staat hij als Gevoelig op de rode lijst van de IUCN.
Handel (levend, dood of in onderdelen) in deze vogelsoort (en alle andere paradijsvogels) is volgens de overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde soorten wilde dieren en planten (het CITES-verdrag) verboden.
Bruijns boskalkoen (Aepypodius bruijnii) is een boskalkoen uit de familie van de grootpoothoenders.
De vogel is endemisch voor de bergwouden van het eiland Waigeo van West-Papoea (Indonesië).
De vogel is vernoemd naar de Nederlandse natuuronderzoeker Antonie Augustus Bruijn.
Engels : Waigeo Brushturkey, Bruijn's Brushturkey, Aepypodius bruijnii Duits : Braunbrust-Talegalla Frans : Le Talégalle de Bruijn
Bruijns boskalkoen is een vrij groot, zwartbruin boskalkoen van ongeveer 43 cm lengte.
De kleur is overwegend bruinachtig zwart met rond het oog een rood gekleurde naakte huid, een rode hanenkam en 3 (2 aan de zijkant en één van voren) langgerekte, rode lellen aan de nek.
Verder heeft de vogel een kastanjekleurige stuit, borst en buik.
Tot 1938 was deze boskalkoen alleen bekend van 21 verzamelde exemplaren in musea.
Onderzoek in de jaren 1990 leverde geen nieuwe waarnemingen en ook de plaatselijke bevolking kende de vogel niet (meer).
Echter, in 2002 werd de Bruijns boskalkoen waargenomen in een strook bos op een bergrichel bij de Majalibitbaai op meer dan 600 m hoogte.
Bij nader onderzoek in 2005 werd de populatie geschat op 595 tot 1227 vogels.
Gezien het grote aantal verzamelde exemplaren uit de periode voor 1938, moet de vogel enorm in aantal zijn achteruitgegaan.
Daarom staat de Bruijns boskalkoen als bedreigde vogelsoort op de internationale rode lijst van de IUCN.
De bruidsmot (Sitochroa palealis) is een microvlinder uit de familie van de grasmotten, de Crambidae.
De spanwijdte bedraagt tussen de 26 en 34 millimeter, waarmee het een forse micro is.
Deze vlinder werd beschreven door Denis & Schiffermüller in 1775.
De rups is groen-, geel-, roodachtig met fraaie zwarte vlekken, een donkere ruglijn, donkere kant randlijnen en een geel-wit gekleurde kop.
Bruidsmot
auteur : Engeser aus der deutschsprachigen Wikipedia CC 3.0
De vliegtijd is van half juni tot eind september.
Waardplanten zijn Wilde peen, Peucedanum oreoselinum en planten uit het geslacht Berenklauw, Foeniculum en Silaum.
Het komt vooral voor in warme plaatsen van het open landschap, bijvoorbeeld op gazons, klavervelden en weiden, en akkerranden komen ze relatief vaak voor.
Sitochroa palealis
foto daanritter op vroegevogels.vara.nl
De vlinder komt voor in heel Europa.
De laatste jaren is er een toename van waarnemingen in België en het zuiden van Nederland.
In 2004 werd de bruidsmot voor het eerst waargenomen in de Verenigde Staten van Amerika.
Het bewijs, dat meer dan zes jaar na elkaar is aangegeven in vier staten van de VS, wijzen erop dat de soort er al is gevestigd.
Brugse mokken gelden als specialiteit uit Brugge.
Het zijn ronde koekjes die nog steeds op ambachtelijke wijze worden gemaakt volgens het recept van Stefanie Vervarcke, die de apotheekbakkerij, vandaag de zaak Oud Huis Deman, oprichtte in 1880.
De ingrediënten zijn tarwebloem, roggebloem, kaneel, zout, kandijsuiker, boter, margarine, kruiden en bicarbonaat (rijsmiddel).
De etymologie van het woord is niet helemaal duidelijk.
Het is mogelijk dat mokken slaat op het Brugs voor een "jong meisje", maar het kan ook komen van het Franse motte, wat zoveel betekent als "kluit" of "klont (boter)".
Recept (www.kriskookt.be): ingrediënten :
220 gr boter, op kamertemperatuur
270 gr bloem
60 gr suiker
1 ei
snuifje zout
3.5 gr bakpoeder
1/2 vanillestok
werkwijze :
Schraap de vanille uit de vanillestok
Maak van alle ingrediënten een mooi egaal deeg
Maak van het deeg een rol van 4 cm diameter
Wikkel deze rol in plasticfolie en laat 20 minuten rusten in de koelkast
Strooi een laagje suiker op het werkblad en rol het deeg door de suiker
Snijd koekjes van 0.5 cm dikte
Bak de koekjes 20 minuten in een warme oven van 160 graden
Brugse kletskoppen gelden als specialiteit uit Brugge.
Het zijn flinterdunne koekjes die nog steeds op ambachtelijke wijze worden gemaakt volgens het recept van Stefanie Vervarcke, die de apotheekbakkerij, vandaag de zaak Oud Huis Deman, oprichtte in 1880.
Engels : Dentelles de Bruges Duits : Brügger Kletskop", Mandelkeks Frans : Les dentelles de Bruges
Brugse kletskoppen
De ingrediënten zijn boter, bloem, amandelen en kandijsuiker.
Met behulp van een spuitzak wordt het beslag in toefjes op de bakplaat gespoten.
Als de koekjes uit de oven komen, blinken ze als het ware als opgepoetste kletskoppen (kale hoofden).
Pas als de kletskoppen afkoelen worden ze knapperig hard : eigenlijk is het de karamel die het koekje zo knapperig maakt als de koekjes koud zijn.
Lekker bij de koffie, thee of als knapperige afwerking in nagerechten.
Brugse kletskoppen (variatie)
foto op www.koekjesbakken.com
Recept (www.koekjesbakken.com): ingrediënten :
90 gram bloem
90 gram kristalsuiker
90 gram ongezouten boter op kamertemperatuur
90 gram amandelsnippers (of amandelen fijngestampt in de vijzel)
120 ml stroop
werkwijze :
Oven voorverwarmen op 180 graden.
Klop de boter met de suiker tot room.
Klop nu de bloem onder de room.
Klop dan de stroop onder het deeg.
Klop als laatste de amandelen onder het koekjes deeg.
Rol het deeg op in een dikke rol en laat afkoelen in de ijskast of diepvries.
Als het deeg goed handelbaar is, snijdt u koekjes van minimum 3 millimeter. Snijdt u koekjes van bijvoorbeeld 1 centimeter, dan zullen ze nog steeds uitvloeien tot flinterdunne koekjes met een veel grotere diameter.
Plaats de koekjes op een bakpapier op een ovenplaat en bak tot de koekjes volledig goudbruin gekleurd zijn (6 tot 10 minuten: de kletskoppen zijn gebakken als de kleur van het lichte deeg is volledig veranderd tot donkerbruin).
Neem de kletskoppen uit de oven en laat een beetje afkoelen vooraleer u ze wil vormgeven (of laat ze gewoon rond!).
U kan met uitsteekvormpjes werken (wat overblijft is lekker voor op roomijs) of rolletjes en hoorntjes maken. Dit vraagt wel enige oefening wat de koekjes zijn nog steeds heet.
Brugse Zot is een Belgisch bier gebrouwen door Brouwerij De Halve Maan in Brugge.
Na een grondige renovatie en modernisering van de brouwinstallatie werd Brouwerij De Halve Maan in 2005 heropgestart en werd het bier Brugse Zot gelanceerd, een goudblond bier met een alcoholgehalte van 6%.
Het bier wordt gebrouwen met 4 verschillende moutsoorten en 2 aromatische hopvariëteiten en viel onmiddellijk in de smaak, zowel in Brugge als ver daarbuiten.
Brugse Zot
Naast de blonde werd later ook een bruine variant van de Brugse Zot gecreëerd : Brugse Zot Dubbel, met een alcoholgehalte van 7,5%.
Het wordt gebrouwen met 6 speciale moutsoorten.
Men koos ook voor de Tsjechische Saaz-hop uit atec.
Het winnen van verschillende kwaliteitsprijzen voor het bier en de stijgende populariteit ervan zorgden ervoor dat de brouwerij haar capaciteit meerdere keren diende uit te breiden.
Brugse Zot
foto : buddhabar op buddhabar.deviantart.com
De bijnaam van de Bruggelingen is "(Brugse) zotten".
Deze bijnaam danken ze aan volgende legende : nadat ze Maximiliaan I van Oostenrijk, in hun strijd om autonomie, voor een tijd gevangen hadden gehouden, verbood deze het houden van een jaarmarkt en andere festiviteiten.
In een poging om hem te sussen, hield Brugge voor hem een groot feest en vroeg daarna de toelating opnieuw een jaarmarkt te mogen houden, belastingen te mogen innen én ... het bouwen van een nieuw zothuis.
Hij antwoordde : "Sluit alle poorten van Brugge en je hebt een zothuis!".
Brugse Zot blond
Brugse Zot dubbel
Gewonnen prijzen :
Australian International Beer Awards 2012 - Zilveren medaille voor Brugse Zot Blond in de categorie Belgian & French Style Ale - Abbey Blonde
Australian International Beer Awards 2012 - Bronzen medaille voor Brugse Zot Dubbel in de categorie Belgian & French Style Ale - Abbey Dubbel
World Beer Cup 2010 - Zilver voor Brugse Zot Blond in de categorie Best Belgian-Style Blonde Ale or Pale Ale
In 1278 werd Gwijde van Dampierre graaf van Vlaanderen.
Hij had het graafschap in leen van de koning van Frankrijk, maar die bemoeide zich weinig met Vlaanderen.
Maar dat veranderde nu.
Gwijde vond dat niet prettig, hij was liever zelf de baas.
Hij zocht daarom steun bij Engeland, het land waar de wol vandaan kwam die zo belangrijk was voor de lakennijverheid in Vlaanderen.
Hierdoor ontstond er een openlijke strijd tussen Van Dampierre, de schoonvader van Floris V, en zijn leenheer, koning Filips IV, de Schone.
En in 1300 lijfde Filips IV heel Vlaanderen met geweld weer in bij zijn kroondomein.
Engels : Bruges Matins Duits : Brügger Frühmette Frans : Les matines de Bruges
Gwijde van Dampierre, zijn oudste zoon Robrecht van Bethune en verscheidene andere Vlaamse ridders verdwenen in Franse gevangenschap.
Filips IV benoemde de hoge edelman Jacques de Châtillon tot landvoogd van Vlaanderen.
Dat had hij beter niet kunnen doen.
In Vlaanderen stonden namelijk niet alleen de aanhangers van de graaf (de Liebaards) en die van de koning (de Leliaards) tegenover elkaar, maar in de steden stonden ook de patriciërs, die het bestuur in handen hadden, en het gewone volk tegenover elkaar.
Het volk wilde de landvoogd wel aanvaarden, maar dan moest het wel invloed krijgen op het bestuur.
De Châtillon steunde echter tot woede van het volk de patriciërs.
De ambachtslieden kozen daarop massaal partij voor de Liebaards.
De situatie werd er in mei 1301 niet beter op toen Filips IV een blijde intrede hield in Vlaanderen.
In Gent, de grootste stad ten noorden van Parijs, was de bevolking zeer ontevreden.
Het bestuur van de stad had namelijk een nieuwe belasting ingevoerd op verbruiksgoederen zoals bier en mede (een honingdrank) om de schulden van de stad te verminderen.
Bij de intrede van de koning vroeg het volk de afschaffing van dit 'ongeld'.
Filips stemde hierin toe.
De patriciërs In Brugge waren bang dat hetzelfde ook in hun stad zou gebeuren.
Zij verboden het volk - op straffe des doods - daarom ook maar één verzoek te doen aan de koning.
Het gevolg was dat het volk de verbaasde Filips met een ijselijke stilte ontving : een blamage voor de patriciërs - meestal Leliaards - die kosten noch moeite hadden gespaard voor de ontvangst.
De bom barstte toen de leden van het Brugse stadsbestuur de kosten van hun peperdure feestkleding uit de stadskas wilden betalen.
Wever Pieter de Coninc, een begaafd redenaar, en Jan Breydel werden de leiders van de woedende massa.
In juni 1301 sloot het stadsbestuur De Coninc op, maar zijn aanhangers bevrijdden hem uit de cel en de Liebaards namen het bestuur van de stad over.
Landvoogd De Châtillon had niet veel gevoel voor de situatie.
Hij legde Brugge namelijk zware straffen op : 486 opstandelingen, De Coninc op kop, werden verbannen.
Bovendien maakte hij tot ieders woede een einde aan de oude stadsprivileges (voorrechten) van de stad.
Intussen zaten de zonen van Gwijde van Dampierre, die nog op vrije voeten waren, niet stil. Jan en Gwijde van Namen riepen de opstandelingen op de strijd niet te staken.
Op hun aandringen keerde De Coninc in februari 1302 terug naar Brugge.
Toen even later het bericht kwam dat de hoogste Franse rechtbank het Brugse beroep tegen het verlies van zijn privileges verwierp, kon een opstand niet uitblijven.
Pieter de Coninck begon samen met Willem van Gullik, een kleinzoon van Gwijde van Dampierre, een succesvolle aanval op de kastelen van Sijsele en Male, die beide in Franse handen waren.
De landvoogd verzamelde als reactie een legertje van 1.100 man, onder wie 120 ridders, om Brugge te straffen.
Gwijde van Namen en Willem van Gullik vluchtten uit Brugge, terwijl Pieter de Coninc en zijn Liebaarts door de angstige bevolking verdreven werden.
Op 17 mei 1302 arriveerde de woedende landvoogd met veel machtsvertoon in Brugge.
Veel Bruggelingen vreesden een bloedbad en zij riepen 's nachts de verbannen Liebaards terug om dit te voorkomen.
In de vroege ochtend van 18 mei 1302 vielen de Vlaamse opstandelingen de Fransen aan.
Om de Fransen en de leliaards (Fransgezinde Vlamingen) van de liebaards te onderscheiden werd elk verdacht persoon gevraagd om scilt ende vriend te zeggen.
Franstaligen hadden hier veel moeite mee, en zodoende was het meteen duidelijk wie men mocht vermoorden.
Minstens 120 van hen kwamen om, ongeveer 90 anderen werden gevangen genomen.
De landvoogd zelf kon op het nippertje ontsnappen.
Nu was er geen weg meer terug.
Naar middeleeuwse maatstaven hadden de Vlamingen een verschrikkelijke misdaad gepleegd.
De laffe nachtelijke aanval op zijn soldaten was voor Filips IV een nog veel zwaardere belediging dan de opstand tegen zijn gezag.
De koning moest zich wreken, de Bruggelingen - die nu niets meer te verliezen hadden - kozen voor de totale mobilisatie.
Op 11 juli 1302 begon in de buurt van Kortrijk de veldslag.
Het Franse leger bestond uit 2500 man adellijke cavalerie, 1000 kruisboogschutters, 2000 piekeniers en 3000 andere soldaten.
In totaal zo'n 8500 man.
Het Vlaamse leger bestond uit soldaten uit Brugge (3000), van het Brugse ommeland (2500), uit Ieper (500) en uit Oost-Vlaanderen (2500).
In totaal 9000 man, van wie slechts 400 edelen.
De Vlamingen wonnen de strijd.
Zij achtervolgden het vluchtende Franse voetvolk en de overgebleven ridders en maakten hen af.
De volgende dag vonden de Vlamingen 500 vergulde sporen.
Aan deze sporen dankt de slag zijn (moderne) naam, de Guldensporenslag.
Bron : - Stichting Leerplanontwikkeling SLO, Enschede CC 3.0
- tinternet
Tijdens de Brugse Metten, op vrijdag 18 mei 1302, doodden de Bruggelingen leden van het Franse garnizoen in hun stad tijdens een nachtelijke verrassingsaanval.
Jacques de Châtillon, landvoogd voor de Franse koning die leenheer van het graafschap Vlaanderen was, had de stad kort tevoren bezet.
Hij kon ternauwernood ontsnappen.
Engels : Bruges Matins Duits : Brügger Frühmette Frans : Les matines de Bruges
Om de Fransen en de leliaards (Fransgezinde Vlamingen, meestal patriciërs) van de liebaards te onderscheiden werd elke verdachte persoon gevraagd om het sjibbolet scilt ende vrient uit te spreken.
Dit was moeilijk voor de Fransen, en zodoende was het duidelijk wie men mocht doden en wie niet.
Een alternatieve uitleg is dat het niet om scilt ende vrient zou gaan, maar om des gilden vrient.
Lodewijk van Velthem, een eigentijdse Brabantse schrijver, noemde deze gebeurtenis "Goede Vrijdag" en beschreef het als volgt in enkele zinnen (ernaast een vrije vertaling) :
Dese dach heet men binnen Brucge
'goet vridach' om dese daet
Hieraf es comen menich quaet
Daer worden verslagen inder stede
wel 24 baenroetse mede
ende ridderskinder ende serjande
van Vranckrike, ende van andre lande
menicheen daer ict tgetal
niet wel af en can genoemen al.
Deze dag noemt men in Brugge
'Goede Vrijdag' wegens deze daad.
Hieruit kwam veel kwaad
Er werden in de stad gedood
wel 24 banierheren (edelen) en
kinderen van ridders en sergeanten
uit Frankrijk, en uit andere landen
waarvan ik het aantal
niet precies kan noemen.
Omdat deze gebeurtenissen zich hadden afgespeeld op een vrijdag, noemden de Bruggelingen deze dag "Goede Vrijdag", al was Pasen reeds lang voorbij.
Pas veel later werd de naam "Brugse Metten" gegeven aan deze gebeurtenissen, in analogie met de "Siciliaanse Vespers", een gelijkaardige opstand op Sicilië in 1282.
Enkele dagen na de Brugse Metten deed Pieter de Coninck, samen met Willem van Gulik op 23 mei 1302 triomfantelijk zijn intrede in Brugge.
Twee weken voordien had hij moeten vluchten uit Brugge naar Zeeland omdat hij met de dood werd bedreigd en de publieke opinie volledig tegen zich had.
Jan Breydel nam waarschijnlijk geen deel aan de Brugse Metten en wordt in de kronieken in dit verband niet vermeld.
Lodewijk van Velthem beschrijft de terugkeer van Pieter de Conick aldus :
Doen quam in Peter die Coninc
metten andren die uut waren
doe haer viande lagen in baren
diese wilden hebben doen hangen
Met groter bliscap waren si ontfangen.
Toen kwam Pieter de Coninck terug
met anderen die vertrokken waren
toen hun vijanden opgebaard lagen
die hen hadden willen doen hangen.
Met grote vreugde werden ze ontvangen.
Filips IV van Frankrijk was hierover vreselijk woedend en beval dat de Bruggelingen en hun handlangers geen genade mochten kennen.
Hij stuurde een leger, onder leiding van zijn beste krijgsheer Robert van Artois om het opstandige gewest te straffen, maar dat werd op 11 juli 1302 verslagen in de Guldensporenslag.
Het standbeeld van Jan Breydel en Pieter de Coninck, gemaakt door Paul de Vigne en ingehuldigd in 1887, staat in het centrum van de Grote Markt in Brugge.
Een brugrestaurant is een wegrestaurant dat is gebouwd als brug over de weg, meestal een autosnelweg.
Het restaurant is daardoor toegankelijk voor bezoekers uit beide richtingen zonder dat ze hoeven over te steken, al dan niet via een tunneltje of loopbrug.
Engels : Bridge-restaurant Duits : Brückenrestaurant Frans : Un pont-restaurant
's werelds eerste brugrestaurant
auteur : TheWhitePelican CC 3.0
Het eerste brugrestaurant is in 1957 gebouwd in Oklahoma (VS) over de Will Rogers Turnpike.
In 1958 startte de bouw van nog vijf brugrestaurants over de North Illinois Toll Highway, deze werden tegelijk met de opening van de snelweg in 1959 in gebruik genomen.
Brückengasthaus "Frankenwald"
auteur : FritzG CC 3.0
In 1959 bracht Angelo Bianchetti, de huisarchitect van de Italiaanse restaurantketen Pavesi, het idee naar Europa.
Hij zag kans om het eerste brugrestaurant in Europa in iets meer dan een half jaar de realiseren.
Daarna zijn in Italië nog 13 brugrestaurants gerealiseerd en is het idee ook elders overgenomen.
Het brugrestaurant in Alfaterna was zelfs voorzien van een tweede laag met hotel accommodatie, de brugconstructie is inmiddels gesloopt en de pleisterplaats heet tegenwoordig Nocera Inferiore.
eerste wegrestaurant in Europa, Fiorenzuola dArda, Italië
Copyright Italia - Brevetti/Marchi/Prodotti 1948-1970
In Nederland is er de verzorgingsplaats Den Ruygen Hoek, gelegen aan de A4 Amsterdam Delft.
In België wordt een nieuw wegrestaurant gebouwd over de E42 in Verlaine, er is een wegrestaurant over de E411 in Wanlin(Aire de Wanlin) en over de E429(A8) in Opzullik(Silly) Henegouwen.