Ballistochorie (Grieks balloo = werpen ; chorous = verspreiden) is de verspreiding van de zaden of vruchten doordat deze actief weggeschoten worden door de plant. Deze strategie is onder andere terug te vinden bij de Springkomkommer (Ecballium elaterium, Cucurbitaceae), Viooltjes (Viola sp., Violaceae), de Reuzenbalsemien (Impatiens glandulifera) en Geranium
Ballotin
Een ballotin is een verpakking waarin men pralines verkoopt. De ballotin is uitgevonden in 1915 door Louise Agostini de vrouw van Jean Neuhaus, degene die de chocoladebonbon van een vulling voorzag en zo de orginele praline verkreeg. Sindsdien is men gaan experimenteren met de ballotin. Het doosje heeft als het ware een gedaanteverandering ondergaan en is nu, de dag van vandaag, te vinden in verschillende kleuren en formaten.
ballotin foto : www.chocolatparadis.com/
ballotin rose foto : www.les-dragees.fr/
Balneologie - Raadpleeg bij gezondheidsklachten een arts -
Balneologie is een tak van therapie die gebruik maakt van baden voor verschillende behandelingen. De therapie werd bedacht door Emil Osann.
De baden die worden gebruikt kunnen zowel van natuurlijke als kunstmatige oorsprong zijn. Ze worden gebruikt om hun chemische en/of fysische eigenschappen. De baden worden vandaag de dag vooral in kuuroorden aangeboden.
modderbad (Costa Rica) foto : www.urania.be/
zwavelbad Terme di Satúrnia (Italië) foto : Wietse Smit en Anja Hofmeester
Enkele van de baden zijn: - Bewegingsbad: een bad waarbij water wordt gebruikt om spieren te trainen en de kringloop te bevorderen. - Modderbad: een bad dat niet is gevuld met water maar met een modderachtige substantie. - Koolzuurbad: baden met koolstofdioxidehouden water. Deze bevorderen de doorbloeding. - Zuurstofbad: zuurstof wordt direct in het water toegevoegd. - Zwavelbad: een bad gevuld met diwaterstofsulfidehoudend water. Werkt bij psoriasis en eczeem. - Joodbad: een bad in jodidehoudend water. Jodide wordt door de huid geabsorbeerd. - Inhalatiebad: een bad waarbij water van 37 graden wordt aangevuld met etherische oliën. Wordt ingezet bij mensen die last hebben van hun luchtwegen. - Dennennaaldenbad: de aromatische oliën uit dennennaalden worden bij dit bad toegepast om onder andere slapeloosheid tegen te gaan. - Spanningsbad: hierbij wordt het water, en daarmee de patiënt, onder een kleine elektrische spanning van 0,3 tot 2 Ampère gezet. Deze therapie zou helpen tegen spierproblemen en reuma.
Bron :Wikipedia www.zaagmolen.nl/ www.campersite.nl/
Een balkengat (in Noord-Nederland: balkgat) is een ondiepe watergang, waarin de voorraad boomstammen van een houtzaagmolen of houtzagerij wordt bewaard totdat deze verder kunnen worden verwerkt. Vroeger werd hout langdurig in een balkengat gewaterd en daarna gedroogd. Dankzij dit proces was het uitgewerkt, waardoor de balken en planken die ervan werden gezaagd recht bleven.
Dit proces van wateren kon meerdere jaren duren. Boomstammen van de lichtere houtsoorten bleven drijven, maar zwaardere houtsoorten zoals eiken zonken naar de bodem. Het was dus wel zaak het balkengat niet te diep te maken, of deze boomstammen met een touw of ketting vast te leggen.
Een balkspiraalstelsel is een sterrenstelsel dat net als spiraalstelsels spiraalarmen bezit, maar waarbij deze niet van het centrum lijken te komen, maar vanuit een "balk" die door het centrum gaat. Edwin Hubble onderscheidde ze in type SBa, SBb en SBc. Later werd er nog een vierde type, SBm, toegevoegd, voor sterrenstelsels die voorheen als onregelmatig sterrenstelsel werden gezien, maar balkspiraalstructuren bevatten, zoals de Magelhaense Wolken. Onze "eigen" Melkweg is waarschijnlijk een balkspiraal.
balkspiraalstelsel NGC1300 (type SBbc) foto : NASA & ESA
Hoe balkspiraalstelsels precies ontstaan, is niet geheel duidelijk. Mogelijk is de balk een tijdelijke structuur, die het gevolg is van een instabiliteit in het centrum van het stelsel. De lengte van de balk hangt dan af van de massa in het centrum: hoe meer massa, hoe korter de balk.
Balkenbrij is een oud Nederlands gerecht dat vooral in het najaar en in de winter wordt gegeten, oorspronkelijk in het oostelijke en zuidelijke deel van Nederland. Traditioneel wordt het gemaakt van het slachtafval van het varken (onder meer kop of ribbetjes, spek en lever), en boekweitmeel of tarwebloem, en speciale kruiden (rommelkruid), die een zoete smaak afgeven. Het gerecht wordt verkocht in blokken en gebakken in de koekenpan in plakken van ongeveer 1 cm dik.
Vergelijkbare, van slachtresten gemaakte gerechten in omringende landen zijn het Duitse 'Panhas' en het Engelse 'scrapple'.
balkenbrij foto : achterhoekseboeken.nl
Het koken van lever- en bloedworst was op de boerderij een van de laatste handelingen op de slachtdag. De worsten werden in water gekookt en opgehangen om uit te lekken. Het kookvocht werd bewaard omdat het nog rijk aan voedingstoffen was. Met dat kookvocht, allerlei slachtresten en boekweitmeel werd balkenbrij gemaakt. Oorspronkelijk was dit een koud feestgerecht dat op voorhand werd bereid tot bijvoorbeeld iedereen van de kermis thuis kwam.
Kempense balkenbrij foto : streekproduct.be
Om balkenbrij te bereiden werd aan het kookvocht restjes van de ingewanden, stukjes gesneden lies, stukgekookte worst, resten van de varkenskop, hart, nieren, milt, lever, varkensbloed en kruiden toegevoegd. Onder deze fijngesneden of gemalen slachtresten werd boekweitmeel gemengd. Zo ontstond er tijdens het koken een brij. Als de massa begon te ploffen was ze klaar. De brij werd in een linnen zak of in een doek geknoopt en aan een balk in het huis opgehangen.
Dat zou een van de verklaringen van de naam zijn. Nu zijn er veel streekgebonden recepten voor balkenbrij.
filmpje over balkenbrij Deze video bevat een audiotrack die niet geautoriseerd is door WMG. Deze audio is uitgeschakeld.
De balkanbeekschildpad (Mauremys rivulata) is een schildpad uit de familie Geoemydidae. Lange tijd werd de soort als ondersoort gezien van de Kaspische beekschildpad (Mauremys caspica), maar wordt tegenwoordig beschouwd als volwaardige soort.
balkanbeekschildpad foto : Kiril Kapustin
De balkanbeekschildpad komt voor in zuidoostelijk Europa en noordelijk Afrika, in Bulgarije, Griekenland (inclusief Kreta, de Ionische Eilanden en Cyprus), Israël, Joegoslavië, Libanon, Syrië en Turkije. In veel delen van het verspreidingsgebied is de schildpad het hele jaar door actief, bij droogte graaft deze soort zich in, wachtend op nattere tijden. Exemplaren in noordelijke delen van het verspreidingsgebied houden een winterslaap. Het habitat bestaat uit stilstaande tot traag stromende wateren, zowel tijdelijke als permanente wateren zijn geschikt. Ook in kuststreken in lagunes met brakwater is de soort te vinden.
balkanbeekschildpad
Het voedsel bestaat uit zowel vlees, aas en planten, jongere dieren eten voornamelijk kleine dieren als wormen, slakken en andere ongewervelden als insecten, maar gaan naarmate ze ouder en groter worden meer planten eten. De balkanbeekschildpad is een aquatische soort die wel op het land komt om te zonnen maar bij mogelijk gevaar het water induikt. Omdat de schildpad vaak in groepen leeft duiken alle dieren met luid geplons in het water om pas enige tijd later weer op te duiken. De schildpad wordt bedreigd en gaat in aantal en verspreidingsgebied achteruit, zowel door vernietiging, verdroging en vervuiling van de habitat.
Balistoides viridescens is een grote trekkervis van de familie van trekkervissen (Balistidae), van het geslacht Balistoides. Beschreven door Bloch & Schneider,1801.(Marcus Élieser Bloch, Duits natuuronderzoeker & Johann Gottlob Theaenus Schneider, Duits filoloog en natuurwetenschapper. Deze trekkervis bewoont de koraalriffen van de Rode Zee en Indische Oceaan.
Het mannetje is vaak dominant aanwezig op het koraalrif, als hij het nest bewaakt. Hij lokt eerst het wijfje aan door een ronde plek uit graven in koraalgruis of zand. Dan brengt hij het wijfje ertoe haar eieren in de kuil te deponeren, zodat hij deze kan bevruchten. Daarna bewaakt het mannetje onverschrokken de eieren. Alles, vissen en duikers (!) die te dichtbij komen worden direct aangevallen door het mannetje. De vis heeft sterke tanden waarmee hij stevige beten kan toebrengen.
De Balinese tijger (beschreven door Ernst Schwarz,Duits zoöloog in 1912) is een van de uitgestorven ondersoorten van de tijger (Panthera tigris). Het was de kleinste van alle ondersoorten en de eerste die was uitgestorven, (op 27 sept. 1937 uitgestorven verklaard.) Dit kwam omdat Bali een klein eiland is waardoor de ondersoort een beperkt leefgebied had en kwetsbaar was voor habitatvernietiging. Door de bevolkingsgroei en de opkomst van het toerisme werd hun leefgebied al snel kleiner, waardoor het dier uitstierf.
Panthera tigris balica (gedood in 1925)
- Het gewicht van de mannetjes tijger bedroeg 90-100kg en een lengte van 190-200cm (staart inbegrepen) - De vrouwtjes wogen 65-80kg Er werden nog meldingen gemaakt van levende exemplaren in 1952,1970 en 1972 door parkwachters, echter zonder bewijs. Er werden nooit levende dieren op foto of film vastgelegd of gehouden in gevangenschap.
Balispreeuw
De Balispreeuw (Leucopsar-het Griekse leucos betekent wit en psar betekent spreeuw- rothschildi) 'Jalak Putih Bali' zoals hij in Bali wordt genoemd is een zangvogel uit de spreeuwenfamilie. Beschreven door Erwin Stresemann ,Duits zoöloog in 1912. Deze vogel van Bali in Indonesië is met uitsterven bedreigd. Er zijn in het Bali Barat natuurreservaat nog 20 exemplaren van de 2000 die er waren toen de soort in 1912 beschreven werd. De balispreeuw is in het wild dus zo goed als uitgestorven, echter door een succesvol fokprogramma binnen de dierentuinen wordt hij niet meer met uitsterven bedreigd.
balispreeuw (www.kleurenzangalkmaar.nl)
balispreeuw (koppel) auteur : Frank Wouters CC Quadell (talk).
Er zijn al verschillende malen pogingen ondernomen om weer spreeuwen uit te zetten in Bali, maar doordat het natuurlijke habitat is verstoord en door illegale wildvang is het tot op heden niet gelukt weer een populatie van de grond te krijgen. Ook is er vanuit het vasteland van Java een andere spreeuwensoort die de balispreeuw domineert en verdrijft. Dit alles maakt het de balispreeuw niet gemakkelijk zich op het kleine eiland Bali te handhaven.
Het balhoofd is een onderdeel van een fiets, bromfiets of motorfiets. Het balhoofd bestaat uit twee lagers, waardoor het stuur en de voorvork kunnen draaien ten opzichte van het frame. Het onderste deel van balhoofd bestaat (van links naar rechts op de foto) uit de volgende onderdelen: - conus - naaldlager (dit is bijzonder; bijna altijd wordt echter een kogellager gebruikt). - cup Het bovenste deel van het balhoofd bestaat (van links naar rechts op de foto) uit de volgende onderdelen: - conus - afdichtring - lagerring met kogellager (in het verleden werden losse kogeltjes gebruikt) - cup - borgring - borgmoer
onderdelen balhoofd onder
onderdelen balhoofd boven
Vroeger werden losse kogeltjes voor de lagering gebruikt in plaats van de kant en klare kogelringen. Tegenwoordig worden nog steeds bij racefietsen losse kogeltjes gebruikt. In principe zijn losse kogeltjes degelijker, omdat het er meer zijn. Als je losse kogels "plakt" worden er bijna twee maal zoveel kogels gebruikt als in een kogelring.
Om deze te monteren moet eerst de cup van een dun laagje vet voorzien worden. Daarna worden er rondom zo veel mogelijk kogeltjes in geplakt. Daarna wordt er één kogeltje verwijderd, zodat voldoende ruimt overblijft om te rollen. In de conus wordt ook ruim vet aangebracht.
Als het balhoofd is versleten treedt speling op in het stuur. Dit kan verholpen worden door de schroefconus te verstellen. Dit kan echter maar binnen zekere grenzen, want te strak aandraaien betekent dat je niet meer kan sturen.
Een balgstuw is een type stuw, en wordt ook wel ingezet als keersluis.
Bij dit type stuw wordt een soort rubberen doek bevestigd aan constructies op de bodem van het water en de oevers. Als men wil dat de stuw het water tegenhoudt, pompt men de balg vol met water of lucht, waardoor de stuw omhoog komt. Afhankelijk van het gewenste waterpeil kan men in de stuw meer of minder water/lucht laten stromen.
De grootste balgstuw ter wereld staat bij Ramspol te Ens (Provincie Flevoland) vlakbij de N50. Deze balgstuw staat tussen het Ketelmeer en het Zwarte Meer, en dient ervoor om dorpen en steden langs het Zwarte Water te beschermen tegen opstuwend water van het IJsselmeer bij hevige noordwesterstorm.
Kleinere exemplaren vindt men onder meer in de Dinkel (Duitse deelstaat Noord-Rijnland-Westfalen), de Bornsebeek (Overijssel) en bij Oude Wetering (Zuid-Holland).
balgstuw Ramspol
balgstuw van Ramspol bij storm
De Balgstuw bij Ramspol blaast zich automatisch op indien de stand van het water 0.50 meter boven N.A.P. staat én er sprake is van instroming vanaf het ketelmeer.
Balgooien of Ballengooien, is een oude (Noord-Limburgse) traditie die vrijwel alleen in de regio van Horst (Limburg) voorkomt. Het Balgooien vindt plaats op de eerste zondag na de carnaval. Pasgetrouwde stellen gooien op de eerste zondag van het vasten na de hoogmis (11.00 uur) snoepgoed en fruit uit het raam naar de kinderen, die buiten staan te wachten die hard: bal, bal, bal, staan te roepen. Ook het Boerenbruidspaar (carnaval) doet mee.
Meestal wordt het balgooien gehouden bij de huizen van de pasgetrouwde stellen. In sommige dorpen vind het balgooien plaats op een centraal punt. In Melderslo wordt het gedaan voor de trappen van de kerk en in Horst wordt het gedaan op het Wilhelminaplein bij het gemeentehuis.
Hoe oud het balgooien is, valt niet vast te stellen. Volgens het Dagblad voor Noord-Limburg beklaagde het Horster gemeentebestuur er zich in 1836 over dat de bevolking tijdens het balgooien meer belangstelling had voor alcohol dan voor fruit. Verdere aanwijzingen over de ouderdom van het balgooien zijn niet bekend.
Behalve over de ouderdom is ook weinig bekend over de oorsprong van het balgooien. Verschillende verklaringen doen de ronde, maar van geen enkele kan worden bewezen dat het de juiste is. Sommigen zeggen dat het balgooien diende als compensatie voor de jeugd in de tijd dat Horst nog geen officieel carnaval vierde. Anderen beweren dat jonggehuwden met het balgooien Gods zegen willen afsmeken om hun huwelijk met kinderen te zegenen. In die visie zou balgooien dus een vruchtbaarheidsrite zijn. Dat verklaart het gooien van vruchten symbool van vruchtbaarheid uit het slaapkamerraam naar jonge kinderen. Moeten we deze verklaring geloven dan zou balgooien, net als carnaval, dus een heidense afstamming hebben.
De balenpers is een machine die grote balen van hooi en stro kan maken. Eerst raapt de machine het hooi of stro op met de pick-up. Vervolgens komt het in de perskamer waar het onder hoge druk tot een grote baal wordt geperst. Ten slotte worden er stevige koorden of een net om deze baal gewikkeld. Als de baal tot de gewenste afmetingen is geperst, wordt hij uit de perskamer geworpen. Veelal wordt hij eerst nog omwikkeld met plasticfolie zodat de baal luchtdicht is. Hierdoor kan het gras lang bewaard blijven, er treedt geen rottingsproces op, maar een conserveringsproces vergelijkbaar met kuilgras.
Men onderscheidt 3 types balenpersen: de rondebalenpers, de pers voor grote balen en de vroeger veel gebruikte kleine balenpers.
De baleinwalvissen (Mysticeti of Mystacoceti) of grote walvissen vormen een onderorde van de orde van walvissen (Cetacea). De onderscheidende eigenschap tussen deze onderorde en tandwalvissen is dat de baleinwalvissen baleinplaten in plaats van tanden in de bovenkaak hebben, waarmee ze voedseldeeltjes uit het water kunnen filteren. Ze hebben slechts tanden tijdens de embryonale fase. Fossiele baleinwalvissen hadden wel tanden in plaats van baleinplaten. Baleinwalvissen zijn over het algemeen groter dan tandwalvissen en de wijfjes zijn groter dan de mannetjes.
Tot de baleinwalvissen behoren de grootste levende diersoorten op aarde.
De onderorde bestaat uit vier families en 16 soorten, alsmede meer dan 40 uitgestorven soorten. De wetenschappelijke naam is afgeleid van het Griekse woord mystax, wat "snor" betekent.
Bultrug
Waar de naam walvis vandaan komt, is niet helemaal duidelijk. Sommigen denken dat het woord is afgeleid van het Noorse hval, wat fontein betekent. Wanneer walvissen boven water komen om te ademen, spuiten ze een wolk waterdamp uit hun blaasgaten, wat aan een fontein doet denken. Anderen zijn van oordeel dat walvis van hwael-vis komt. Dit betekent wielvis en verwijst naar de wielachtige manier waarop het dier zich onder water voortbeweegt.
Bultrug (IJmuiden 2007) foto: Wanetta Ayers
De laag-frequente geluiden die vinvissen maken wanneer ze communiceren met soortgenoten die zich op grote afstand bevinden, kunnen tot 188 decibel hard zijn. Het is het hardste geluid dat door een levend wezen gemaakt wordt.
Ondanks hun enorme massa, kunnen baleinwalvissen volledig boven het water uitkomen door te springen. Ze staan bekend om hun acrobatische sprongen. Sommige soorten slaan luid met hun vinnen op het wateroppervlak. Het doel van deze gewoonte is het verwijderen van ectoparasieten die op de huid van de baleinwalvissen leven en ze hun karakteristieke tekening geven.
Bron :Wikipedia Het Laatste Continent (www.hetlaatstecontinent.be)
De balein van een baleinwalvis is een zeefachtige structuur waarmee hij voedsel uit het water kan zeven. Balein bestaat uit keratine en is daarom stijf, maar ook enigszins elastisch. Het woord balein komt van het Latijnse baleana en het Griekse phallaina, woorden die walvis betekenen. Afhankelijk van de walvissoort, kan een balein 0,5 tot 3,5 meter lang zijn. Balein is breder aan de kant van het tandvlees van de walvis.
Baleinhaar is bevestigd aan de baleinplaat
Vroeger, van de 17e tot in de 20e eeuw, werd balein gebruikt in bijvoorbeeld de spaken van een paraplu of parasol en in dameskleding zoals korsetten en hoepelrokken. Ook werd balein in manden gebruikt. De spaak van een paraplu heet echter nog steeds balein, ook al zijn deze tegenwoordig van metaal gemaakt. De term balein wordt ook nog steeds gebruikt voor de plastic of metalen versteviging in korsetten en hoepelrokken. Als balein in water wordt verhit, kan het in allerlei vormen worden geperst. Bekende toepassingen van balein zijn dozen, snuifdozen, mesheften, maatstokken, paraplu's, waaiers, rijzwepen, schilderijlijsten, portretmedaillons, gratentrekkers (om een visgraat uit iemands keel te halen) en medische instrumenten. De functie van balein is tegenwoordig helemaal door kunststoffen en flexibele metalen overgenomen.
De Balegemse steen is een sterk kalkhoudende zandsteen die in de Belgische deelgemeente Balegem wordt gedolven. Men kan hem ook categoriseren als zandige kalksteen. Hij is zeer gevoelig voor zure regen. Balegemse steen is vrijwel identiek aan Ledesteen; deze benamingen worden dan ook wel als synoniemen gebruikt. Een zee bedekte dit gebied, miljoenen jaren geleden. Er ontstond een opeenhoping van (kalkhoudende) stoffelijke overblijfselen van in deze zee levende organismen. Daarmee bestaat kalksteen voornamelijk uit calciumcarbonaat (CaCO3) en vindt men er regelmatig fossielen in terug (schelpen, ammonieten, e.d.).
De steen wordt gevonden in schollen, met een harde kern, tussen zandlagen. De laag waarin de steen wordt gevonden ligt anno 2009 een viertal meter onder de toplaag. De ontginning en bewerking van Balegemse steen is sedert 1976 heropgestart na een eeuw inactiviteit. De Romeinen gebruikten al Balegemse steen voor hun constructies. Enkele gebouwen in de Graslei te Gent zijn opgetrokken in Balegemse steen. Verder is hij onder meer gebruikt in de Brusselpoort te Mechelen, de Sint-Martinuskerk te Gent en de Sint-Walburgakerk te Oudenaarde.
De balearenpad (Alytes muletensis) beschreven door Sanchíz & Adrover, 1977 is een kikker uit de familie Alytidae. De soort wordt ook wel balearenvroedmeesterpad genoemd. Deze kleine, gedrongen kikker heeft een relatief grote kop met uitpuilende ogen, de lengte is net geen 4 centimeter, mannetjes blijven kleiner dan vrouwtjes en de sexen zijn moeilijk uit elkaar te houden. De kleur is beigegroen tot -bruinachtig met vele zeer onregelmatige groene vlekken, sommige exemplaren doen meer groen aan, de buikzijde is wit. De huid is vrij glad, op de flanken zijn knobbel-achtige wratten aanwezig die een rij vormen. Aan de binnenzijde van de voorpoten zitten drie knobbels. De ledematen zijn langer dan bij andere Alytes- soorten, de gifklieren of paratoïden achter de ogen zijn slecht ontwikkeld wat bij andere soorten ook het geval is.
balearenpad auteur : tuurio and wallie
balearenpad auteur : Daniel Escoriza
Het verspreidingsgebied beperkt zich tot de streek Serra Tramuntana in het noorden van Mallorca, een eiland dat deel uitmaakt van de eilandengroep de Balearen. De kikkers zijn te vinden in spleten en onder stenen en worden vaak in kleine groepjes aangetroffen. Op het menu van de balearenpad staan regenwormen, loopkevers en andere kleine ongewervelden. Net zoals alle vroedmeesterpadden dragen de mannetjes de eitjes op de rug nadat deze zijn afgezet door het vrouwtje en bevrucht. De eierdragende mannetjes worden vooral rond mei en juli waargenomen en dragen ongeveer 7 tot 12 eitjes.
De balearenpad is pas in 1977 ontdekt en werd als Baleaphryne muletensis beschreven, pas later werd de kikker tot de vroedmeesterpadden gerekend. De exemplaren die werden gebruikt voor de beschrijving waren echter subfossiel en de soort werd aanvankelijk als uitgestorven beschouwd. In 1979 dook de kikker weer op toen levende larven en jonge kikkers werden aangetroffen.
Inmiddels is de soort beschermd en zijn kweekprogramma's opgestart om de kikker voor uitsterven te behoeden. Het aantal dieren dat in de natuur te vinden is wordt geschat op 300 tot 700 paar.
De balearenhagedis (Podarcis lilfordi) is een klimmende hagedis uit de familie echte hagedissen (Lacertidae). Deze soort is endemisch op de eilandengroep de Balearen. Ze leven op kleine rots-eilandjes voor de kust van Mallorca en Menorca. Ze leven op droge plekken op muren maar vooral rotsen en klippen, waar gejaagd wordt op insecten en kleine ongewervelden. Ook plantendelen worden gegeten zoals bladeren en vruchten, de hagedis is dus omnivoor aangezien er op de kleine rotseilandjes niet veel voedsel te vinden is. Het is een wat forsere hagedis met kleinere schubben en een korte kop. De balearenhagedis is een goede klimmer.
balearenhagedis auteur : Orchi
Podarcis lilfordi foto : Carlos Vega Moreno
Er is een normale kleurvariant en een donkere, bij deze laatste zijn de dieren donkergrijs tot bijna zwart met groene of bruine vlekken op de rug en een blauwe keel bij de mannetjes. De vrouwtjes zijn iets valer van kleur, en hebben soms ook een blauwe keel maar lichter. Er zijn ook geheel zwarte exemplaren aangetroffen, deze worden melanisch genoemd. De normale variant is een bruingroene basiskleur met een groene rug en stippen op de flanken en dijen. De flanken zijn lichtbruin, de maximale lengte is 22 centimeter. De soort is te verwarren met de Pityusenhagedis (Podarcis pityusensis), en is ervan te onderscheiden door de kleinere schubben op de rug. Beschreven door Albert Carl Lewis Gotthilf Günther Brits zoöloog (ichtyoloog,herpetoloog),in1874.
Sinds de veertiende eeuw worden baldakijnen ook in koninklijke wapens opgenomen. In de heraldiek wordt het alleen vorsten toegestaan om een dergelijk wapen te voeren. Uit de met een kroon bekroonde baldakijn komt dan een wapenmantel hangen.
In zijn boek "Tesserae Gentilitiae" deed de 17e eeuwse jezuïet en heraldicus Silvester Petra Sancta een bijzondere suggestie; hij stelde voor om, voortbouwend op de tekening van het wapen van de Franse koning zoals Philippe Moreau dat in 1609 in zijn "Tableau des Armoiries de France" had getekend, de wapenschilden van de keizer en de koningen in een wapentent met afhangende wapenmantel te plaatsen en hertogen en prinsen alleen een, niet opgebonden, wapenmantel te geven die aan een kroon werd bevestigd. Dit is de aanwijsbare bron van het gebruik van baldakijnen in de heraldiek.
De pauselijk baldakijn komt ook in de "burgerlijke", in de zin van niet-kerkelijke, heraldiek voor; leden van de families die een paus hebben voortgebracht voeren een baldakijn op hun schild of als pronkstuk in hun Prinselijke wapen. Het geknoopte koord waarmee de sleutels in het pauselijke wapen met elkaar zijn verbonden is een verwijzing naar de veronderstelde macht van de paus om zowel in de hemel alsook op aarde zaken en personen te verbinden. De "neven" van de Pausen en hun nakomelingen hebben deze pretentie niet en laten het rode koord weg.
Nederlands Rijkswapen.
Het basilicale baldakijn (Latijn: "Conopeum", Italiaans: "ombrellino") is een baldakijn in de vorm van een parasol. Het baldakijn is een oud pauselijk onderscheidingsteken en wordt sinds de 15e eeuw in de heraldiek gebruikt. Het baldakijn heeft desondanks geen plaats gekregen in het Pauselijk wapen. Afwijkend van de regel was het plaatsen van een baldakijn als wapenfiguur op het schild dat wordt getoond in het zegel van Cesare Borgia, zoon van Paus Alexander VI. Behalve in de basilieken waar een baldakijn ook werkelijk aanwezig is wordt zij in de vorm van een "halfopen parasol met gele en rode banen met een geschulpte rand in de tegengestelde schikking en een wereldbol met kruis als bekroning" afgebeeld in de volgende wapenschilden:
- Tijdens het interregnum, de periode tussen het overlijden of aftreden van een paus en het aanvaarden van de troon door de opvolger die in het Vaticaan " Sede vacante" wordt genoemd, voert de camerlengo een bijzonder wapen; hij vermeerdert zijn kardinaalswapen met de sleutels van Sint-Petrus en een baldakijn of "ombrellino". Beiden zijn tekenen van de pauselijke macht. Bijzonder is dat de twee sleutels die in het pauselijke wapen met een rood koord verbonden zijn in het wapen van de camerlengo door de koorden waaraan de kwasten die de rang van kardinaal aangeven worden verbonden. - Op het wapenschild of als heraldisch pronkstuk in een wapen van de leken die lid zijn van het Pauselijk Gerechtshof,de Rota, wordt een baldakijn afgebeeld. - Families die door de paus zijn beloond voor bijzondere diensten mogen een baldakijn als bijzonder privilege op hun schild of als pronkstuk in hun wapen voeren.
Heiligenbeelden aan gotische kerken staan meestal op een console en worden gewoonlijk beschermd door een rijk bewerkt en gebeeldhouwd afdak, dat eveneens, naar analogie van het processiebaldakijn, baldakijn wordt genoemd.
Een baldakijn voor drie heiligenbeelden, kopie, Sint-Janskathedraal 's-Hertogenbosch
Het altaarbaldakijn of altaarciborie is een op zuilen rustende bekapping boven een altaar. Ze kan van stof, hout of steen gemaakt zijn. Tijdens de Kruistochten werd het baldakijn vanuit het oosten ook in het westen geïntroduceerd. Vanaf de 12e eeuw hing men het baldakijn boven het altaar tegen neervallend stof. Al snel werd het slechts nog ter decoratie gebruikt. Baldakijnen zijn in Italië veelvuldig te vinden, onder meer boven het pontificale hoogaltaar in de St. Pieter; in België en Nederland zijn ze een zeldzaamheid.
Het (processie)baldakijn of processiehemel is de vierkante overkapping van rijkversierde, kostbare stof waaronder de priester met de monstrans tijdens een sacramentsprocessie loopt.
processiebaldakijn
De grote en kleine basilieken, kerken die deze door de Pausen verleende eretitel mogen dragen, hebben het recht om een conopeum in het koor te plaatsen. Dit is een fraai versierde baldakijn in de vorm van een parasol. In processies wordt het conopeum ook meegedragen. Wanneer een Paus een basiliek bezoekt wordt het conopeum hem tegemoet gedragen en het conopeum verschijnt ook op zegel en wapen van de basiliek.
Conopeum van de Heilig-Bloedbasiliek in Brugge. auteur : Carolus
Ook de troon van een koning of een lagere regerende vorst staat vaak onder een baldakijn. Het baldakijn is in de etiquette van de koninklijke hoven een hoger rangteken dan een troonzetel. In Nederland bevond zich boven de troonzetel (Nederland heeft geen officiële troon) in een zaal van het Koninklijk Paleis op de Dam tot na de Tweede Wereldoorlog nog een dergelijk baldakijn. Het werd bij een ingrijpende restauratie, die het gebouw weer meer de vorm van een stadhuis moest geven, weggehaald. De Belgische koningen bezitten in hun paleis in Brussel over een reusachtig baldakijn.
Een baldakijn of troonhemel is doorgaans een neerhangend of aan de achtermuur bevestigde overkapping, maar er zijn ook de volgende gebruiken en betekenissen: - Baldakijnen worden geplaatst achter of boven het hoofdaltaar. - Een baldakijn of processiehemel wordt meegedragen in een processie. - Boven het hoofd van een pasgekroonde koning wordt een baldakijn gedragen. - Een baldakijn hangt boven een koninklijke troon. - Een baldakijn is een heraldisch "pronkstuk". - Een baldakijn kan de vorm van een parasol hebben en in een basiliek naast het altaar worden geplaatst. Het baldakijn heet dan een Conopeum. - In het verleden werd een dergelijke ombrellino, soms te paard, voor de pausen uitgedragen. Dit laatste gebruik lijkt op dat van de "palong" die boven de hoofden van de Maleise edelen van hoge rang wordt gedragen om hun rang aan te geven.
baldakijn in de troonzaal van de Hermitage foto : MatthiasKabel
Een baldakijn is een verhemelte (overspanning), origineel bedoeld als beschutting, maar reeds snel als teken van waardigheid. Het dak van een baldakijn kan uit textiel bestaan, maar kan ook hard zijn (van hout of zelfs steen). Een bijzondere vorm was het ciborium. Reeds in de oudheid werden baldakijnen gebruikt als overhuiving van cultusbeelden. In de Middeleeuwen werden altaren, graftombes, doopvaten, beelden, ... op deze manier overspannen. In de 16e en 17e eeuw was het baldakijn boven het bed een belangrijk deel van het interieur, hoewel dat tegen het einde van de 18e eeuw terug kromp tot een verhemelte boven het hoofdeinde van het bed.
baldakijn in lindehout Sint-Bertinuskerk Poperinge
Bron :Wikipedia www.belgiumview.com www.kerknet.be
Balaluwa is een historisch Duits merk van motorfietsen. Balaluwa-Fahrzeug AG, München (1924-1925). Duitse firma die zeer moderne 347- en 500 cc zij- en kopkleppers met JAP-motoren en stevige frames maakte. Inflatie, slechte doorontwikkeling en geldgebrek voorkwamen dat het bedrijf lang bestond.
Bron :Wikipedia
Balanceerklep
Een balanceerklep in de hydraulica is een remklep, die ervoor zorgt dat een "last" (bijvoorbeeld met negatieve belasting) niet sneller beweegt dan de snelheid die deze zou krijgen uitgaande van de oliestroom van de pomp. De klep is ingebouwd in de hoge druk zijde van de hydromotor of de hydraulische cilinder.
Om de last te hijsen, werkt de balanceerklep als terugslagklep en gaat de olie zonder weerstand door de klep.
principe van de balanceerklep
balanceerklep
Als de olie uit de motor of uit de cilinder komt wordt de oliestroom in eerste instantie iets belemmerd. Hierdoor loopt de druk aan de andere zijde van de motor of de cilinder op. Deze druk drukt de balanceerklep nu weer open tegen een veerkracht. Op deze wijze "regelt" deze klep dus via een indirekte methode de druk aan de niet belaste zijde van de motor of de cilinder en remt de last af. Bij motoren en cilinders die in beide richtingen een belasting (kunnen) ondervinden en zouden kunnen voorlopen op de oliestroom, worden balanceerkleppen aan beide zijden toegepast. Veelal staat parallel aan de balanceerklep een veiligheidsklep om te voorkomen dat de druk tussen motor en balanceerklep te hoog wordt.
Een balafoon is een slaginstrument, afkomstig uit West-Afrika. Het instrument lijkt op een xylofoon. Fleskalebassen, hangend onder de houten latten, dienen als klankkasten. In Guinee wordt doorgaans de diatonische balafoon bespeeld (diatoniek), in Burkina Faso de pentatonische (pentatoniek).
In de Malinké (maninka, bambara, etc) talen heet het instrument 'Bala'. De toevoeging '-foon' (van het griekse φωνή, stem) is waarschijnlijk een westerse interferentie, analoog aan de instrumentnamen xylofoon en vibrafoon. In de Malinké talen komt een soortgelijke toevoeging '-fò' voor, wat spreken of spelen betekent. Balafò betekent dus 'bala spelen' en balafòla betekent bala-speler.
balafoon uit Ivoorkust
balafoon auteur Redmedia Licensed under the GFDL by the author.
Bron :Wikipedia http://home.hccnet.nl/rw.verheul/
Balalaika
Een balalaika (Russisch:балала́йка) is een typisch Russisch snaarinstrument met een driehoekige klankkast. De balalaika werd in Rusland al eeuwen bespeeld en dook rond 1700 reeds op, maar werd door Vassili Andrejev, een Russische muzikant-musicoloog, aan het eind van de 19e eeuw 'her'-ontdekt.
Andrejev ontwikkelde de balalaika en, minstens even belangrijk, modificeerde het naar een wat toegankelijker instrument en ontwikkelde nieuwe speelstijlen. Daarnaast ontwierp hij een complete familie van balalaika's, waarvan op dit moment vier leden gebruikt worden.
Elliot Borgman bespeeld de "Rhinestone Cowboy" Een authentieke contrabas balalaika uit 1920
basbalalaika
De balalaikafamilie bestaat uit: - de prime-balalaiaka (sopraan): het 'lead'-instrument van de familie. - de altbalalaika (een octaaf lager). - de basbalalaika (vergelijkbaar met de cello). De basbalalaika steunt op een pin in een van de hoeken en wordt met een groot vetleren plectrum bespeeld. - contrabasbalalaika (vergelijkbaar met de contrabas uit de vioolfamilie). Ook deze steunt met een van zijn hoeken op een pin en wordt met een leren plectrum bespeeld.
prime-balalaika uit de Coleman Collection
tenor balalaika
Minder gebruikelijk zijn de piccolobalalaika (boven de prime) en de secundbalalaika, die tussen prime- en altbalalaika in zit. De tenorbalalaika zit weer lager dan de alt, en hoger dan de bas. Alle balalaika's worden met een plectrum bespeeld, behalve de prime, die wordt met de blote vingers bespeeld. De speler heeft hier een variëteit aan rechterhandtechnieken tot zijn beschikking, waarmee hij aan zijn instrument een scala aan klanken kan ontlokken.
In het westen wordt de balalaika in de eerste plaats als een volksinstrument gezien. In Rusland en Oekraïne denkt men daar anders over: men ziet het daar als een volwaardig instrument dat de concurrentie met de viool aan zou moeten kunnen.