De balein van een baleinwalvis is een zeefachtige structuur waarmee hij voedsel uit het water kan zeven. Balein bestaat uit keratine en is daarom stijf, maar ook enigszins elastisch. Het woord balein komt van het Latijnse baleana en het Griekse phallaina, woorden die walvis betekenen. Afhankelijk van de walvissoort, kan een balein 0,5 tot 3,5 meter lang zijn. Balein is breder aan de kant van het tandvlees van de walvis.
Baleinhaar is bevestigd aan de baleinplaat
Vroeger, van de 17e tot in de 20e eeuw, werd balein gebruikt in bijvoorbeeld de spaken van een paraplu of parasol en in dameskleding zoals korsetten en hoepelrokken. Ook werd balein in manden gebruikt. De spaak van een paraplu heet echter nog steeds balein, ook al zijn deze tegenwoordig van metaal gemaakt. De term balein wordt ook nog steeds gebruikt voor de plastic of metalen versteviging in korsetten en hoepelrokken. Als balein in water wordt verhit, kan het in allerlei vormen worden geperst. Bekende toepassingen van balein zijn dozen, snuifdozen, mesheften, maatstokken, paraplu's, waaiers, rijzwepen, schilderijlijsten, portretmedaillons, gratentrekkers (om een visgraat uit iemands keel te halen) en medische instrumenten. De functie van balein is tegenwoordig helemaal door kunststoffen en flexibele metalen overgenomen.
De Balegemse steen is een sterk kalkhoudende zandsteen die in de Belgische deelgemeente Balegem wordt gedolven. Men kan hem ook categoriseren als zandige kalksteen. Hij is zeer gevoelig voor zure regen. Balegemse steen is vrijwel identiek aan Ledesteen; deze benamingen worden dan ook wel als synoniemen gebruikt. Een zee bedekte dit gebied, miljoenen jaren geleden. Er ontstond een opeenhoping van (kalkhoudende) stoffelijke overblijfselen van in deze zee levende organismen. Daarmee bestaat kalksteen voornamelijk uit calciumcarbonaat (CaCO3) en vindt men er regelmatig fossielen in terug (schelpen, ammonieten, e.d.).
De steen wordt gevonden in schollen, met een harde kern, tussen zandlagen. De laag waarin de steen wordt gevonden ligt anno 2009 een viertal meter onder de toplaag. De ontginning en bewerking van Balegemse steen is sedert 1976 heropgestart na een eeuw inactiviteit. De Romeinen gebruikten al Balegemse steen voor hun constructies. Enkele gebouwen in de Graslei te Gent zijn opgetrokken in Balegemse steen. Verder is hij onder meer gebruikt in de Brusselpoort te Mechelen, de Sint-Martinuskerk te Gent en de Sint-Walburgakerk te Oudenaarde.
De balearenpad (Alytes muletensis) beschreven door Sanchíz & Adrover, 1977 is een kikker uit de familie Alytidae. De soort wordt ook wel balearenvroedmeesterpad genoemd. Deze kleine, gedrongen kikker heeft een relatief grote kop met uitpuilende ogen, de lengte is net geen 4 centimeter, mannetjes blijven kleiner dan vrouwtjes en de sexen zijn moeilijk uit elkaar te houden. De kleur is beigegroen tot -bruinachtig met vele zeer onregelmatige groene vlekken, sommige exemplaren doen meer groen aan, de buikzijde is wit. De huid is vrij glad, op de flanken zijn knobbel-achtige wratten aanwezig die een rij vormen. Aan de binnenzijde van de voorpoten zitten drie knobbels. De ledematen zijn langer dan bij andere Alytes- soorten, de gifklieren of paratoïden achter de ogen zijn slecht ontwikkeld wat bij andere soorten ook het geval is.
balearenpad auteur : tuurio and wallie
balearenpad auteur : Daniel Escoriza
Het verspreidingsgebied beperkt zich tot de streek Serra Tramuntana in het noorden van Mallorca, een eiland dat deel uitmaakt van de eilandengroep de Balearen. De kikkers zijn te vinden in spleten en onder stenen en worden vaak in kleine groepjes aangetroffen. Op het menu van de balearenpad staan regenwormen, loopkevers en andere kleine ongewervelden. Net zoals alle vroedmeesterpadden dragen de mannetjes de eitjes op de rug nadat deze zijn afgezet door het vrouwtje en bevrucht. De eierdragende mannetjes worden vooral rond mei en juli waargenomen en dragen ongeveer 7 tot 12 eitjes.
De balearenpad is pas in 1977 ontdekt en werd als Baleaphryne muletensis beschreven, pas later werd de kikker tot de vroedmeesterpadden gerekend. De exemplaren die werden gebruikt voor de beschrijving waren echter subfossiel en de soort werd aanvankelijk als uitgestorven beschouwd. In 1979 dook de kikker weer op toen levende larven en jonge kikkers werden aangetroffen.
Inmiddels is de soort beschermd en zijn kweekprogramma's opgestart om de kikker voor uitsterven te behoeden. Het aantal dieren dat in de natuur te vinden is wordt geschat op 300 tot 700 paar.
De balearenhagedis (Podarcis lilfordi) is een klimmende hagedis uit de familie echte hagedissen (Lacertidae). Deze soort is endemisch op de eilandengroep de Balearen. Ze leven op kleine rots-eilandjes voor de kust van Mallorca en Menorca. Ze leven op droge plekken op muren maar vooral rotsen en klippen, waar gejaagd wordt op insecten en kleine ongewervelden. Ook plantendelen worden gegeten zoals bladeren en vruchten, de hagedis is dus omnivoor aangezien er op de kleine rotseilandjes niet veel voedsel te vinden is. Het is een wat forsere hagedis met kleinere schubben en een korte kop. De balearenhagedis is een goede klimmer.
balearenhagedis auteur : Orchi
Podarcis lilfordi foto : Carlos Vega Moreno
Er is een normale kleurvariant en een donkere, bij deze laatste zijn de dieren donkergrijs tot bijna zwart met groene of bruine vlekken op de rug en een blauwe keel bij de mannetjes. De vrouwtjes zijn iets valer van kleur, en hebben soms ook een blauwe keel maar lichter. Er zijn ook geheel zwarte exemplaren aangetroffen, deze worden melanisch genoemd. De normale variant is een bruingroene basiskleur met een groene rug en stippen op de flanken en dijen. De flanken zijn lichtbruin, de maximale lengte is 22 centimeter. De soort is te verwarren met de Pityusenhagedis (Podarcis pityusensis), en is ervan te onderscheiden door de kleinere schubben op de rug. Beschreven door Albert Carl Lewis Gotthilf Günther Brits zoöloog (ichtyoloog,herpetoloog),in1874.
Sinds de veertiende eeuw worden baldakijnen ook in koninklijke wapens opgenomen. In de heraldiek wordt het alleen vorsten toegestaan om een dergelijk wapen te voeren. Uit de met een kroon bekroonde baldakijn komt dan een wapenmantel hangen.
In zijn boek "Tesserae Gentilitiae" deed de 17e eeuwse jezuïet en heraldicus Silvester Petra Sancta een bijzondere suggestie; hij stelde voor om, voortbouwend op de tekening van het wapen van de Franse koning zoals Philippe Moreau dat in 1609 in zijn "Tableau des Armoiries de France" had getekend, de wapenschilden van de keizer en de koningen in een wapentent met afhangende wapenmantel te plaatsen en hertogen en prinsen alleen een, niet opgebonden, wapenmantel te geven die aan een kroon werd bevestigd. Dit is de aanwijsbare bron van het gebruik van baldakijnen in de heraldiek.
De pauselijk baldakijn komt ook in de "burgerlijke", in de zin van niet-kerkelijke, heraldiek voor; leden van de families die een paus hebben voortgebracht voeren een baldakijn op hun schild of als pronkstuk in hun Prinselijke wapen. Het geknoopte koord waarmee de sleutels in het pauselijke wapen met elkaar zijn verbonden is een verwijzing naar de veronderstelde macht van de paus om zowel in de hemel alsook op aarde zaken en personen te verbinden. De "neven" van de Pausen en hun nakomelingen hebben deze pretentie niet en laten het rode koord weg.
Nederlands Rijkswapen.
Het basilicale baldakijn (Latijn: "Conopeum", Italiaans: "ombrellino") is een baldakijn in de vorm van een parasol. Het baldakijn is een oud pauselijk onderscheidingsteken en wordt sinds de 15e eeuw in de heraldiek gebruikt. Het baldakijn heeft desondanks geen plaats gekregen in het Pauselijk wapen. Afwijkend van de regel was het plaatsen van een baldakijn als wapenfiguur op het schild dat wordt getoond in het zegel van Cesare Borgia, zoon van Paus Alexander VI. Behalve in de basilieken waar een baldakijn ook werkelijk aanwezig is wordt zij in de vorm van een "halfopen parasol met gele en rode banen met een geschulpte rand in de tegengestelde schikking en een wereldbol met kruis als bekroning" afgebeeld in de volgende wapenschilden:
- Tijdens het interregnum, de periode tussen het overlijden of aftreden van een paus en het aanvaarden van de troon door de opvolger die in het Vaticaan " Sede vacante" wordt genoemd, voert de camerlengo een bijzonder wapen; hij vermeerdert zijn kardinaalswapen met de sleutels van Sint-Petrus en een baldakijn of "ombrellino". Beiden zijn tekenen van de pauselijke macht. Bijzonder is dat de twee sleutels die in het pauselijke wapen met een rood koord verbonden zijn in het wapen van de camerlengo door de koorden waaraan de kwasten die de rang van kardinaal aangeven worden verbonden. - Op het wapenschild of als heraldisch pronkstuk in een wapen van de leken die lid zijn van het Pauselijk Gerechtshof,de Rota, wordt een baldakijn afgebeeld. - Families die door de paus zijn beloond voor bijzondere diensten mogen een baldakijn als bijzonder privilege op hun schild of als pronkstuk in hun wapen voeren.
Heiligenbeelden aan gotische kerken staan meestal op een console en worden gewoonlijk beschermd door een rijk bewerkt en gebeeldhouwd afdak, dat eveneens, naar analogie van het processiebaldakijn, baldakijn wordt genoemd.
Een baldakijn voor drie heiligenbeelden, kopie, Sint-Janskathedraal 's-Hertogenbosch
Het altaarbaldakijn of altaarciborie is een op zuilen rustende bekapping boven een altaar. Ze kan van stof, hout of steen gemaakt zijn. Tijdens de Kruistochten werd het baldakijn vanuit het oosten ook in het westen geïntroduceerd. Vanaf de 12e eeuw hing men het baldakijn boven het altaar tegen neervallend stof. Al snel werd het slechts nog ter decoratie gebruikt. Baldakijnen zijn in Italië veelvuldig te vinden, onder meer boven het pontificale hoogaltaar in de St. Pieter; in België en Nederland zijn ze een zeldzaamheid.
Het (processie)baldakijn of processiehemel is de vierkante overkapping van rijkversierde, kostbare stof waaronder de priester met de monstrans tijdens een sacramentsprocessie loopt.
processiebaldakijn
De grote en kleine basilieken, kerken die deze door de Pausen verleende eretitel mogen dragen, hebben het recht om een conopeum in het koor te plaatsen. Dit is een fraai versierde baldakijn in de vorm van een parasol. In processies wordt het conopeum ook meegedragen. Wanneer een Paus een basiliek bezoekt wordt het conopeum hem tegemoet gedragen en het conopeum verschijnt ook op zegel en wapen van de basiliek.
Conopeum van de Heilig-Bloedbasiliek in Brugge. auteur : Carolus
Ook de troon van een koning of een lagere regerende vorst staat vaak onder een baldakijn. Het baldakijn is in de etiquette van de koninklijke hoven een hoger rangteken dan een troonzetel. In Nederland bevond zich boven de troonzetel (Nederland heeft geen officiële troon) in een zaal van het Koninklijk Paleis op de Dam tot na de Tweede Wereldoorlog nog een dergelijk baldakijn. Het werd bij een ingrijpende restauratie, die het gebouw weer meer de vorm van een stadhuis moest geven, weggehaald. De Belgische koningen bezitten in hun paleis in Brussel over een reusachtig baldakijn.
Een baldakijn of troonhemel is doorgaans een neerhangend of aan de achtermuur bevestigde overkapping, maar er zijn ook de volgende gebruiken en betekenissen: - Baldakijnen worden geplaatst achter of boven het hoofdaltaar. - Een baldakijn of processiehemel wordt meegedragen in een processie. - Boven het hoofd van een pasgekroonde koning wordt een baldakijn gedragen. - Een baldakijn hangt boven een koninklijke troon. - Een baldakijn is een heraldisch "pronkstuk". - Een baldakijn kan de vorm van een parasol hebben en in een basiliek naast het altaar worden geplaatst. Het baldakijn heet dan een Conopeum. - In het verleden werd een dergelijke ombrellino, soms te paard, voor de pausen uitgedragen. Dit laatste gebruik lijkt op dat van de "palong" die boven de hoofden van de Maleise edelen van hoge rang wordt gedragen om hun rang aan te geven.
baldakijn in de troonzaal van de Hermitage foto : MatthiasKabel
Een baldakijn is een verhemelte (overspanning), origineel bedoeld als beschutting, maar reeds snel als teken van waardigheid. Het dak van een baldakijn kan uit textiel bestaan, maar kan ook hard zijn (van hout of zelfs steen). Een bijzondere vorm was het ciborium. Reeds in de oudheid werden baldakijnen gebruikt als overhuiving van cultusbeelden. In de Middeleeuwen werden altaren, graftombes, doopvaten, beelden, ... op deze manier overspannen. In de 16e en 17e eeuw was het baldakijn boven het bed een belangrijk deel van het interieur, hoewel dat tegen het einde van de 18e eeuw terug kromp tot een verhemelte boven het hoofdeinde van het bed.
baldakijn in lindehout Sint-Bertinuskerk Poperinge
Bron :Wikipedia www.belgiumview.com www.kerknet.be
Balaluwa is een historisch Duits merk van motorfietsen. Balaluwa-Fahrzeug AG, München (1924-1925). Duitse firma die zeer moderne 347- en 500 cc zij- en kopkleppers met JAP-motoren en stevige frames maakte. Inflatie, slechte doorontwikkeling en geldgebrek voorkwamen dat het bedrijf lang bestond.
Bron :Wikipedia
Balanceerklep
Een balanceerklep in de hydraulica is een remklep, die ervoor zorgt dat een "last" (bijvoorbeeld met negatieve belasting) niet sneller beweegt dan de snelheid die deze zou krijgen uitgaande van de oliestroom van de pomp. De klep is ingebouwd in de hoge druk zijde van de hydromotor of de hydraulische cilinder.
Om de last te hijsen, werkt de balanceerklep als terugslagklep en gaat de olie zonder weerstand door de klep.
principe van de balanceerklep
balanceerklep
Als de olie uit de motor of uit de cilinder komt wordt de oliestroom in eerste instantie iets belemmerd. Hierdoor loopt de druk aan de andere zijde van de motor of de cilinder op. Deze druk drukt de balanceerklep nu weer open tegen een veerkracht. Op deze wijze "regelt" deze klep dus via een indirekte methode de druk aan de niet belaste zijde van de motor of de cilinder en remt de last af. Bij motoren en cilinders die in beide richtingen een belasting (kunnen) ondervinden en zouden kunnen voorlopen op de oliestroom, worden balanceerkleppen aan beide zijden toegepast. Veelal staat parallel aan de balanceerklep een veiligheidsklep om te voorkomen dat de druk tussen motor en balanceerklep te hoog wordt.
Een balafoon is een slaginstrument, afkomstig uit West-Afrika. Het instrument lijkt op een xylofoon. Fleskalebassen, hangend onder de houten latten, dienen als klankkasten. In Guinee wordt doorgaans de diatonische balafoon bespeeld (diatoniek), in Burkina Faso de pentatonische (pentatoniek).
In de Malinké (maninka, bambara, etc) talen heet het instrument 'Bala'. De toevoeging '-foon' (van het griekse φωνή, stem) is waarschijnlijk een westerse interferentie, analoog aan de instrumentnamen xylofoon en vibrafoon. In de Malinké talen komt een soortgelijke toevoeging '-fò' voor, wat spreken of spelen betekent. Balafò betekent dus 'bala spelen' en balafòla betekent bala-speler.
balafoon uit Ivoorkust
balafoon auteur Redmedia Licensed under the GFDL by the author.
Bron :Wikipedia http://home.hccnet.nl/rw.verheul/
Balalaika
Een balalaika (Russisch:балала́йка) is een typisch Russisch snaarinstrument met een driehoekige klankkast. De balalaika werd in Rusland al eeuwen bespeeld en dook rond 1700 reeds op, maar werd door Vassili Andrejev, een Russische muzikant-musicoloog, aan het eind van de 19e eeuw 'her'-ontdekt.
Andrejev ontwikkelde de balalaika en, minstens even belangrijk, modificeerde het naar een wat toegankelijker instrument en ontwikkelde nieuwe speelstijlen. Daarnaast ontwierp hij een complete familie van balalaika's, waarvan op dit moment vier leden gebruikt worden.
Elliot Borgman bespeeld de "Rhinestone Cowboy" Een authentieke contrabas balalaika uit 1920
basbalalaika
De balalaikafamilie bestaat uit: - de prime-balalaiaka (sopraan): het 'lead'-instrument van de familie. - de altbalalaika (een octaaf lager). - de basbalalaika (vergelijkbaar met de cello). De basbalalaika steunt op een pin in een van de hoeken en wordt met een groot vetleren plectrum bespeeld. - contrabasbalalaika (vergelijkbaar met de contrabas uit de vioolfamilie). Ook deze steunt met een van zijn hoeken op een pin en wordt met een leren plectrum bespeeld.
prime-balalaika uit de Coleman Collection
tenor balalaika
Minder gebruikelijk zijn de piccolobalalaika (boven de prime) en de secundbalalaika, die tussen prime- en altbalalaika in zit. De tenorbalalaika zit weer lager dan de alt, en hoger dan de bas. Alle balalaika's worden met een plectrum bespeeld, behalve de prime, die wordt met de blote vingers bespeeld. De speler heeft hier een variëteit aan rechterhandtechnieken tot zijn beschikking, waarmee hij aan zijn instrument een scala aan klanken kan ontlokken.
In het westen wordt de balalaika in de eerste plaats als een volksinstrument gezien. In Rusland en Oekraïne denkt men daar anders over: men ziet het daar als een volwaardig instrument dat de concurrentie met de viool aan zou moeten kunnen.
Bakker is een Nederlands merk van motorfietsen. Bakker Framebouw, Heerhugowaard. Dit is een Nederlands bedrijf van Nico Bakker, die in 1972 zijn eerste frame voor zijn eigen Yamaha 250 cc wegracemotor maakte. Al snel vroegen collega-coureurs om voor hen ook frames te bouwen. Later ging Bakker op basis van bestaande motorblokken eigen motorfietsen produceren. Tegenwoordig levert het merk verschillende typen motorfietsen met motorblokken van BMW, Yamaha en Suzuki.
Bron :Wikipedia
Bakkersdozijn
Een bakkersdozijn telt 13 stuks. Het woord verwijst naar het (voormalige) gebruik bij bakkers om 13 exemplaren (gebakjes, broodjes) te bakken in plaats van 12 (een dozijn), met als als bijgedachte dat als er eentje mislukt, men er altijd nog 12 kan verkopen (en als de 13e lukt is dat mooi meegenomen). Feitelijk heeft het ermee te maken dat 13 het grootste aantal exemplaren op een bakplaat is met zo weinig mogelijk tussenruimte.
Dertien stuks op een rechthoekige bakplaat (verhouding lengte : breedte ~ 3 : 2)
Dertien stuks op een rechthoekige bakplaat (verhouding lengte : breedte ~ 11 : 6)
Het bakkersdozijn zou zijn oorsprong vinden in het Engeland van de 13e eeuw, gedurende de regering van koning Hendrik III van Engeland (1216 - 1272). Het verhaal wil dat bakkers nog wel eens met het gewicht wilden knoeiden en er zodoende strenge straffen werden ingesteld. Om te voorkomen dat een bakker bij eventueel bedrog een hand zou kwijtraken, verkocht hij dertien stuks voor de prijs van twaalf. Mocht het gebeuren dat een uit het dozijn verloren, opgegeten, aangebrand of op wat voor manier dan ook beschadigd raakte, dan had de bakker in ieder geval nog het originele dozijn over.
Deze verklaring is een mooi verhaal, maar lijkt wat uit de lucht te zijn gegrepen, want waarom zou men een bakker een hand afhakken voor het leveren van iets minder waar een zware straf voor een licht vergrijp, met de kans dat er geen werkende bakkers overblijven. En waarom zou men juist een bakker bestraffen en niet een slager die iets te weinig afsnijdt.
Het bakkersdozijn zou ook de oorsprong zijn voor het gezegde dertien in een dozijn, met de betekenis: dat is niets bijzonders (het valt niet op hoeveel het er zijn).
Brits merk (1927-1930) waar motorfietsen werden gebouwd die ontworpen waren door F.E. Baker. Baker had aanvankelijk voor Cleveland in Ohio gewerkt, daarna zette hij het merk Precision in Birmingham op. Dit werd overgenomen door Beardmore. In 1927 begon Baker toch weer voor zichzelf. De motorfietsen die hij onder zijn eigen naam maakte hadden 147 -, 173-, 198- en 246 cc motorblokken van Villiers. Eind 1930 verkocht hij zijn bedrijf aan James (The James Cycle Co. Ltd.).
Baker uit 1927 (auteur :Thruxton)
baker 198cc (1927)
Bron :Wikipedia www.motorbike-search-engine.co.uk
Baker (2)
Een baker is een soort kraamverzorgster. Ze begeleidde de vroedvrouw en was al een paar dagen vóór de bevalling in huis. Ieder dorp had tot in de twintigste eeuw verschillende bakers.
Een baker moest iemand zijn met veel ervaring, liefst met eigen kinderen en met een lekker zacht lijf. Het waren toegewijde vrouwen, gehecht aan oude beproefde methodes. De baker was de rots, waaraan de onervaren jonge ouders zich konden vastklampen. Er werd met open mond naar haar verhalen uit de praktijk geluisterd. De baker was alleen overdag aanwezig en nam de baby 's avonds mee naar huis, of zij woonde tijdelijk bij het gezin in.
De baker was ongeschoold. Pas rond 1900 werden er bakercursussen opgezet. Deze waren niet meteen succesvol, omdat bijgeloof bleef bestaan. Zo vond men dat een kind spruw (schimmelinfectie) moest krijgen, omdat deze aandoening zich anders rond het 50e levensjaar zou voordoen, met dodelijke afloop. In 1911 werd door kruisverenigingen de cursus kraamvrouwenverpleging opgezet. Na de professionalisering van het beroep kregen bakers echter een slechte naam.
De naam 'baker' komt van de term bakeren: na de bevalling werd de baby strak in doeken gewikkeld waarbij de armpjes stijf tegen het lichaam werden gedrukt.
Een belangrijke taak van de baker was het inbakeren van het kind. Kinderen werden de eerste drie maanden van hun leven zo in lappen gewikkeld, dat ze een stijf popje waren. Dit werd gedaan om scheefgroeien te voorkomen. Dat was overigens niet zon gek idee want de kindjes lagen in een krappe bedstee of in een lade.
Omdat bakers ongeschoold waren vertelden zij soms dingen die medisch gezien niet klopten, de zogenaamde bakerpraatjes.
Een bake (baken, of bagge) was een varken, varkens, die vanwege het voedsel, eikels en beukennootjes, in bossen werden gehoed of gehouden, waarschijnlijk in de nabijheid van vermogende lieden. Omdat de bomen in zo'n bakenbos (eik en beuk) geen overstromingen verdragen, en varkens het liefst daarbij ook nog in de modder baggeren, is het waarschijnlijk dat deze bossen op een verhoging lagen in de nabijheid van water. Het toponiem bake- komt haast alleen voor in samenstelling met bos (Bakenbos). In de plaats Bakel, waarvan de oudste notatie (8e eeuw) Baclaos en Bagolos(o) is,wordt bos (=loo) 1x en in Bakelbos 2x genoemd.
Het toponiem wordt gevonden in Zuid Nederland en België, hetgeen consistent is met het exclusieve voorkomen van de achternaam (van de) Biggelaar (in N. Brabant), en het overwegende voorkomen van de achternaam van/verBakel in deze provincie. Volgens de historicus J.G. Kikkert werden "Deze Brabanders, door Caesar enigszins denigrerend (al) aangeduid als 'varkensmesters'". Het woord baken treft men nog in een middeleeuws gedicht uit West Brabant: "Deensche baken, deensche ulecken, Die harde dicke waren van specken, Rentvleesch ende scapen, mede, Dat herde wit was in den snede."
In het Duits is Bagge een zeug, terwijl men in het Oud Hoogduitse woordenboek "baco* 6?, bacho*, lat.-ahd.?, M.: nhd. Schinken; ne. bacon" vindt. Dit is het Engelse (pig) bacon, het Nederlandse big welk vandaag nog in Zuid-oost Brabant wordt uitgesproken als 'nen baag'.
Bron :Wikipedia J.G. Kikkert De Brabanders Oorsprong en geschiedenis van De Brabanders MCMLXXX Elsevier Nederland B.V., Amsterdam / Brussel D/MCMLXXX/0199/812 ISBN 9010031993: pagina 32
Een bakdekker of bakdekkruiser is een boot waarbij het voordek verhoogd is tot een zogenaamd bakdek. Hieronder bevindt zich meestal het woongedeelte (een kleine salon met slaapbanken en kombuis) met voorin het toilet. Het achtergedeelte is dan open en voorzien van een zonnetent of vaste overkapping over de kuip. Voorin de kuip staat de motor.
bakdekker uit 1922
De schoonheid van deze schepen is gelegen in het feit dat er in het ontwerp bijzondere aandacht voor de zeeglijn is.
Dit is de bovenlijn van het dek, die naar voren en achteren op hoort te loopen, naar den voorsteven toe het meeste. Onze oude scheepsbouwers waren daar zoo van overtuigd dat het opzetten van die zeeglijn een zaak van groot gewicht was. Ik heb me laten vertellen dat zelfs bij een eenvoudige zolderschuit die lijn van alle kanten werd bekeken en hoe de werfbaas zich liet roeien naar verschillende punten om maar een goed zicht te krijgen op die zeeglijn, voordat zij vast stond. De zeeg moet harmoniëren met de lijn van den dekomtrek en bovendien is een goede zeeg van belang voor de zeewaardigheid Aldus J. Loeff in de waterkampioen van 1927.
kofferdekkruiser uit 1939
Van voren gezien heeft een bakdekkruiser een sterke V-vorm. Dit is noodzakelijk omdat de verhouding tussen de lengte en de breedte bij bakdekkers ook karakteristiek is. Bakdekkruisers van 8 à 9 meter lang zijn doorgaans slechts zon 2 meter 30 breed. In de huidige scheepsbouw zijn de schepen met zon lengte een stuk breder. Deze scherpte zorgt ervoor dat het schip gemakkelijk door de golven snijdt. De waaiersteven zorgt dan voor de noodzakelijke opwaartse lift.
bakdekkruiser uit 1934 (foto: Henk Brunt )
Er bestaan vele varianten. Bakdekkers met kofferdek, salonbakdekkruisers, bakdekkruisers met achterkajuit. Een zolderschuit is een dekschuit die gebruikt wordt in de bagger- en waterbouw. Het aantal patrijspoorten varieert maar een mooie zeeglijn is wat deze schepen allen hebben.
Een bakbromfiets, ook wel bakbrommer genaamd, is een driewielig voertuig - een bakfiets - aangedreven door een hulpmotor, meestal tweetakt. De juridische beschrijving is: bromfiets op drie symmetrisch geplaatste wielen, met twee voorwielen met een diameter van meer dan 0,60 m, uitsluitend ingericht voor het vervoer van de bestuurder en van goederen en eventueel van een achter de bestuurder gezeten passagier. Er zijn twee typen bekend: - zwenkbak Het zwenkbakmodel is te vergelijken met een ouderwetse bakfiets met een hulpmotor. - stuurbak Het stuurbakmodel (meestal van het merk Apollo, daarom ook wel gewoon een Apollo genoemd) zo is geconstructueerd dat het voertuig een stuurinrichting heeft als van een auto, de bak zelf hoeft dus niet te worden gedraaid om te kunnen sturen.
Bekende merken bakbromfietsen, behalve de al genoemde Apollo, zijn Lely, CargoBee, Huisman, Monark en Gazelle.
Van een bajonetsluiting wordt gesproken, wanneer twee voorwerpen op elkaar worden bevestigd door middel van (verende) pennen of nokken op het ene voorwerp, welke in speciale gleuven in het andere voorwerp vallen. Bevestigen gebeurt door het ene object ten opzichte van het andere object over een beperkte hoek te verdraaien. Een vergrendelingsmechanisme fixeert beide objecten. Losmaken gebeurt door tegengesteld te draaien en daarna los te trekken. Hierbij dient soms een ontgrendelknop ingedrukt te worden, een lichte mechanische weerstand overwonnen te worden of het ene voorwerp ingedrukt te worden om de vergrendeling te verbreken.
het principe
buis - plaat verbinding
Bajonetsluitingen komen voor in allerlei vormen, materialen en afmetingen, zowel voor industrieel als huishoudelijk gebruik. Eén van de bekendste is wel de tankdop van uw auto,moto of bromfiets. Maar ook het deksel van een hogedrukpan,allerlei lampen,lucht-en waterslangen en elektrische kopellingen. Of een BNC connector van bijvoorbeeld een netwerkkaart en de spindel van cd en dvd disks. En nog veel meer toepassingen zoals hieronder, objectief en camera.
bajonet op camera
bajonet op objectief
Bron :Wikipedia www.lac-online.nl
Bajuwaren
De Bajuwaren of Bavarii vormden een Germaanse volksstam die leefde in de Duitse streek Beieren, die zijn naam nog steeds aan hen te danken heeft en waar de Bajuwaren het hertogdom Beieren stichtten. Tevens is bewezen dat de Bajuwaren grote delen van Oostenrijk bevolkten en invloeden hadden in Bohemen. De oorsprong van de Bavarii is niet geheel duidelijk. Veelal wordt aangenomen dat de Bavarii verwant zijn met de Keltische stam der Boii, alhoewel dit nog steeds bediscussieerd wordt. De Boii zouden zich rond 200 v.Chr. in Beieren hebben gevestigd, terwijl zij waarschijnlijk ook hun naam verbonden aan Bohemen. De naam zelf beschrijft misschien een conglomeraat van grotere en kleinere delen van vele volkeren, zowel van Keltische, Germaanse, Slavische als Romaanse oorsprong. Volgens een andere theorie zouden de Bajuwaren, die zich in vijfde eeuw in Zuid-Beieren en Oostenrijk vestigden, afstammen van de Marcomannen.
Sinds de tweede helft van de 20e eeuw hebben historisch en archeologisch onderzoek namelijk in toenemende mate bewijs geleverd voor de theorie, dat de Keltische Boii zijn opgenomen in het Romeinse Rijk en zich vervolgens vermengden met Germaanse volkeren die ervoor kozen in het gebied te blijven of door de Romeinen werden gedwongen hier hun verblijf te nemen. Rond de 6e eeuw is er sprake van een echte stam der Bajuwaren, waarvan de leiders verwant zijn aan de Frankische en mogelijk ook de Alemannische en Zwabische vorstenhuizen. Regensburg geldt als de hoofdstad van de Bajuwaren en werd in de Karolingische tijd het centrum van het Oost-Frankische Rijk.
Buurvolkeren van de Bavarii waren de Alemannen in het westen, de Franken in het noorden, de Langobarden in het zuiden (over de Alpen), de Avaren in het zuidoosten en de Slaven in het oosten. De rivier de Lech vormde de grens tussen de Bajuwaren en de Alemannen en geldt ook tegenwoordig nog als denkbeeldige taalgrens tussen de Zwabische en Beierse dialecten.
Huidige namen die eindigen op het suffix -ing, zoals Flaurling, Freising, Straubing, Germering, Erding, Leonding en Stommelling, zijn van Bajuwaarse oorsprong en zijn waarschijnlijk reeds rond 550 ontstaan. En zeker de laatste!.
Bajaj Auto is de grootste Indiase fabrikant (nr4 in de wereld) van scooters, motorfietsen en driewielers (auto rickshaw). Het bedrijf is opgericht op 29 nov. 1945 als M/s Bachraj Trading Corporation Private Limited. Ze begonnen met de verkoop van geimporteerde twee-en driewielvoertuigen in India. In 1959 kregen ze een vergunning van de Indiase overheid om zelf twee-en driewielers te bouwen. Hiermee werd gestart in 1960 en in 1970 rolde het 100.000 ste voetuig van de band. Voor 1971 werden er Piaggio-scooters in licentie gebouwd, de driewielversie is hier beter bekend onder de naam 'Vespacar'. Bajaj levert ze nu onder eigen naam in Taiwan en Indonesië maar ook in Mexico is er een levendige Bajaj markt.
Bajaj chetak origineel 125cc geproduceerd van 1972-2006
dezelfde na het nodige werk
In 1995 rolde het 10.000.000ste voertuig uit de fabriek Sinds dat jaar worden er 1.000.000 voertuigen per jaar geproduceerd in de verschillende fabrieken. Bajaj is wereldwijd actief in 50 landen.
Bajaj CT100 (2004)
Bajaj Pulsar 220 DTS-Fi (2007)
Er is o.a. een samenwerkingsakkoord met KTM, momenteel bezit Bajaj Auto meer dan 31% aandeel in KTM. KTM heeft aangekondigd haar 125cc motorfiets, het resultaat van de samenwerking met het Indiase Bajaj Auto, in 2010 in productie zal worden genomen voor modeljaar 2011. Het eerste model uit de 125cc serie, bedoeld voor de Europese markt, zal tijdens de komende EICMA in Milaan worden gepresenteerd, het 125cc voor de Indiase en andere Aziatische markten zal bekend worden gemaakt tijdens de Delhi Motor Show in januari 2010.
bajaj rickshaw
bajaj rickshaw anno 2005
De nieuwe 125cc motorfietsen zijn het resultaat van de samenwerking tussen KTM en Bajaj, waarbij KTM de know-how leverde voor de gezamenlijke ontwikkeling van de 125cc en 250cc motorblokken, die bij Bajaj zullen worden geproduceerd en als basis zullen dienen voor zowel de KTM (Europese) als Bajaj (Aziatische) modellen. Daarnaast zal Bajaj de verkoop van KTM motorfietsen in India en Zuid-Oost Azië voor zijn rekening gaan nemen.
Bajaj Lite
Bajaj Lite foto : Nikkei Business Publications, Inc.
Er wordt ook overgegaan tot de bouw van goedkope auto's als konkurent van Tata Motors. Deze auto's worden ontwikkeld in samenwerking met Nissan en Renault. Renault-Nissan Alliance and Bajaj Auto heeft de plannen aangekondigd om over te gaan tot de productie van de Renault Bajaj ULC(ultra low cost). Deze nieuwe maatschappij waarvan 50% in handen van Bajaj,25% Renault en 25% Nissan gaat deze 2500 US$ kostende wagen bouwen in een nieuwe fabriek in Chakan in India. Ze beginnen op basis van 400.000 voertuigen per jaar en de verkoop start vanaf 2011 in India. Als verbruik wordt 30km/l vooropgesteld en een emissieuitstoot van 100gm/km.
Bainiet is een vorm van staal, die ontstaat door heet austeniet (05) snel af te koelen (afschrikken) tot een temperatuur tussen 550 °C en de temperatuur waarbij martensiet begint te vormen en daarna een omzetting bij gelijk blijvende temperatuur te voorzien. Veel hangt af van legeringselementen zoals chroom. Door die speciale behandeling ontstaat dus niet het gewone perliet (01 - 03). bainiet dus net als martensiet ook metastabiel is, heeft het geen vlak in het ijzer-koolstof-diagram. Wanneer bainiet ontstaat blijkt uit het TTT-diagram. Het is genoemd naar Edgar Bain (Edgar C. Bain was een Amerikaans metaalkundige.).
Bairds strandloper
De Bairds strandloper (Calidris bairdii) beschreven door Elliott Coues (Amerikaans legerarts,historicus en ornitoloog) in 1861. Genoemd naar Spencer Fullerton Baird ,een 19e eeuws Amerikaans natuuronderzoeker. Deze steltloper is ongeveer zo groot als de bonte strandloper, met lange vleugels die - in zithouding - uitsteken voorbij de staart. De onderrug en middelste staartpennen zijn zwart. De snavel is licht gebogen, de poten zijn zwartachtig. Een volwassen exemplaar in zomerkleed lijkt op de drieteenstrandloper, maar dan met een minder opvallende streep op de vleugels.
bairds strandlopers Fairbanks,Alaska foto U.S. Fish and Wildlife Service
broedende bairds strandloper (bron: Jeroen Reneerkens)
In de winter hebben Bairds strandlopers donkere 'geschubde' bovendelen en witte onderdelen met isabelkleurige borstvlekken. Het geluid dat deze vogel maakt klinkt als tsjurrut of kriep. Hun broedgebied gaat van oost Siberië tot west Groenland. Overwinterren doen ze in Zuid-Amerika, ze worden zeer zelden in West-Europa gesignaleerd. De Bairds strandloper wordt nogal eens verward met de Amerikaanse kleine strandloper, de kleine grijze strandloper en de Alaskastrandloper.
De torpedobootjagers van de Bainbridgeklasse waren de eerste torpedobootjagers van de Amerikaanse marine, gebouwd tussen 1899 en 1900. De 13 schepen werden goedgekeurd na de Spaans-Amerikaanse oorlog, en werden in 1920 uit dienst genomen. Eén schip ging verloren, de Chauncey botste met de SS Rose in 1917.
USS Bainbridge
USS Barry
Na de buitendienststelling werden de 12 overgebleven schepen verkocht aan Joseph G. Hitner, behalve de Hopkins. Hopkins werd verkocht aan de Denton Shore Lumber Company in Tampa, Florida. Een torpedobootjager van de Brainbridgeklasse zou een dwerg lijken door haar opvolger, 100 jaar later. De Arleigh Burkeklasse destroyer USS Bainbridge(DDG - 96) is meer dan twee keer zo lang en heeft een 20 keer grotere waterverplaatsing als de naamsgenoot en is dodelijker dan de gehele vloot van slagschepen die de eerste USS Bainbridge(DD - 1) moest verdedigen.
USS Chauncey (gezonken 19 nov.1917)
USS Dale
Sommige bronnen delen de Bainbridgeklasse op in andere subklasses: - Hopkins en Hull waren oliegestookt in plaats van kolengestookt, hadden een schildpaddek voorop en kunnen beschouwd worden als de Hopkinsklasse. - Lawrence en Macdonough hadden twee extra 6-ponder kanonnen, een schildpaddek voorop, hadden de schoorstenen in één groep van vier staan en kunnen beschouwd worden als de Lawrenceklasse. - Paul Jones, Perry en Preble hadden een dubbele torpedobuis in plaats van twee enkele. - Stewart was uitgerust met Seabury boilers en was de snelste en kleinste van de 400-tonners.
USS Lawrence
USS Steward
De eerste bainbridge had een lengte van 76,2m een breedte van 7,04m en een waterverplaatsing van 592ton(voledig beladen). 2 Motoren leverden 8.000pk en haalde een snelheid van 52,6km/h. Er was een 75 koppige bemanning aan boord. De bewapening bestond uit twee 76mm kannonnen,twee 6ponder kannonnen en twee 457mm torpedobuizen. Eerste tewaterlating was 27 aug. 1901.
Een Baileybrug is een brug die bestaat uit standaardsegmenten en als zodanig zeer snel opgebouwd kan worden. De basis van het ontwerp is een vakwerkbrug. Dit type brug is in eerste instantie ontworpen voor toepassing door genietroepen van het leger en kan maximaal 60 meter overspannen en zware voertuigen dragen. Dit type brug is nog steeds in gebruik voor militaire en civiele toepassingen en wordt wereldwijd beschouwd als een knap staaltje militaire techniek.
Baileybrug over de Meurthe,Franrijk
De brug is ontworpen door de Brit Donald Bailey, die als burger werkzaam was voor het Britse ministerie van Defensie. Hij bouwde modellen van bruggen als hobby. Nadat hij het model aan zijn superieuren toonde werd het ontwerp in 1943 in gebruik genomen in Italië. Hierna werd de productie drastisch opgevoerd in zowel Groot-Brittannië als de Verenigde Staten. Donald Bailey is voor dit ontwerp geridderd.
Baileybrug N136,Mol
Een complete Baileybrug telt maximaal 20 panelen (frames of velden) die in maximaal 24 uur door een geniepeloton (35 militairen) zijn te construeren. De panelen zijn elk 1 meter 52 hoog, 3 meter 05 lang, wegen 272 kg en worden gedragen door 6 personen. De maximale lengte van één brug-basis-oeververbinding (overspanning) - is dus 61 meter. Meerdere bruggen kunnen worden gekoppeld.
baileybrug over het Maas-Scheldekanaal te Sint-Huibrechts-Lille, 20 september 1944.
Er zijn legendarische verhalen bekend over het gebruik van Baileybruggen. De eerste brug werd onder vuur bij Leonforte(Italië) gebouwd. Toen deze brug de overkant bereikt had, was hij door beschietingen door tanks en artillerie niet meer in staat om zware belastingen te dragen. Omdat het vervangen van de beschadigde zijpanelen betekende dat de brug afgebroken moest worden werd besloten om nieuwe zijpanelen tegen de beschadigde te bevestigen. Dit werd later een standaardmethode. In de tweede wereldoorlog werden alleen al in Italië ruim 3000 Baileybruggen gebouwd met een totale lengte van 90 km om de door de Duitsers en Italianen vernietigde bruggen te vervangen. De langste brug werd over de Sangro gebouwd met een lengte van 343 meter.
Bron :Wikipedia www.boekje-pienter.nl www.oorlogsmusea.nl
De Baikalrob of Nerpa (Pusa sibirica, verouderd Phoca sibirica) is een soort zeehond, die enkel voorkomt in het Zuid-Siberische Baikalmeer. Samen met twee ondersoorten van de ringelrob (Pusa hispida) is het de enige zeehond die enkel in zoetwater leeft. Zoölogen vermoeden dat deze soort afstamt van een groep ringelrobben die enkele miljoenen jaren geleden de Yenisej en de Angara opgezwommen zijn en in het meer terechtgekomen. Daar hebben ze zich tot een nieuwe soort ontwikkeld, de enige zoetwaterrob ter wereld. De robben, ongeveer zo'n 60.000 tot 100.000, zijn over het hele meer verspreid, maar komen in juli in grote aantallen voor bij de Uskeny-eilanden waar ze hun wintervacht afschuren langs de rotsen. De Uskeny-eilanden zijn daarom streng beschermd.
Baikalrob
De Baikalrob wordt 100 tot 140 centimeter lang (gemiddeld 122 centimeter) en 50 tot 130 kilogram zwaar. De Baikalrob heeft een ongevlekte, donker- tot zilvergrijze vacht met een lichtere buik en zijden. De Baikalrob lijkt qua uiterlijk veel op de verwante ringelrob. De schedel is echter veel korter en ronder, waardoor de oogkassen nog groter lijken. Ook zijn de voorpoten en klauwen groter en sterker.
zonnende baikalrob
De Baikalrob leeft voornamelijk solitair. 's Winters trekken de dieren naar het koudere noordelijke gedeelte van het meer. Vrouwtjes klimmen 's winters op het ijs om hun jongen te werpen, terwijl de volwassen mannetjes in het water blijven, onder het ijs. Door middel van ademgaten in het ijs komen de dieren weer naar het oppervlak. Het aantal ademgaten verschilt per individu, geslacht en leeftijd. Zomers houden de robben zich op in het zuidelijke gedeelte van het meer. Als de zon schijnt, liggen de robben te zonnen op kleine rotseilandjes.
baikalrob jong
Op een diepte van 50 tot 200 meter (soms tot 300 meter) jaagt hij voornamelijk op vis als donderpadden en olievissen (Comephoridae), maar ook op kreeftachtigen. Ze blijven gemiddeld 10 tot 20 minuten onder water. De rob is monogaam: vrouwtjes paren ieder jaar met hetzelfde mannetje. De draagtijd bedraagt zo'n elf maanden. Tussen februari en maart wordt het ene jong geboren in een leger in het ijs. De jongen wegen bij de geboorte ongeveer vier kilogram en zijn 64 tot 66 centimeter lang. Bij de geboorte heeft het jong een wollige, witte vacht, die na zes tot acht weken wordt verwisseld voor een zilvergrijze vacht. De Baikalrob kan 50 tot 56 jaar oud worden, waarmee het dier van alle zeehonden de langste levensverwachting heeft. Slecht nieuws voor de Baikalrob is de afname van het aantal dagen dat het meer is dichtgevroren. Deze periode duurt nu al 18 dagen korter dan een eeuw geleden
Bron :Wikipedia www.zeehondencreche.nl www.hier.nu/klimaatnieuws