De Bleu des Causses is een Franse kaas, afkomstig uit de departementen Lozère, Aveyron en Lot.
Sinds 1953 heeft de Bleu des Causses zijn eigen AOC-keurmerk, wel een keur die veel minder strikt omschreven is dan die van de Roquefort.
Bleu des Causses
Het ontstaan van de Bleu des Causses is wat minder poëtisch dan dat van andere kazen.
Tot 1925 worden in dit gebied allerlei blauwe kazen geproduceerd die allemaal onder de naam Roquefort verkocht worden.
Allerlei rechtszaken hebben gediend om de namaak door de caves bâtardes te bestrijden.
Met de bescherming van de naam Roquefort, met de strikte omschrijving van de AOC kenmerken in de wet- en regelgeving wordt de namaak onmogelijk.
Een andere kaas moet gemaakt worden, die dan de Bleu dAveyron gedoopt wordt.
Niet meer op basis van de dure schapenmelk, maar op basis van de veel goedkopere koemelk.
De Bleu dAveyron is de voorloper van de Bleu des Causses.
Bleu des Causses
Van origine werd de Bleu des Causses van rauwe melk gemaakt, maar tegenwoordig wordt de volle koemelk eerst tot 68°C verwarmd (ter bestrijding van listerine).
Vervolgens wordt de melk gestremd en wordt de wrongel gesneden.
De schimmel voor de blauwe aderen, de penicillium roqueforti, wordt met de wrongel vermengd en het geheel wordt in vormen gedaan.
De vormen hebben gaten, waardoor de wei nog verder weg kan lopen.
het zouten van de kaas (salage)
De kaas wordt gezouten, geborsteld en gespoeld, vervolgens worden met naalden gaatjes in de kaas geprikt om de schimmel zich goed te kunnen laten ontwikkelen.
Het rijpingsproces in koele ruimtes duurt 3 tot 6 maanden (minimaal 70 dagen).
Het rijpen vindt plaats in de op het noorden uitkijkende natuurlijke grotten bij de Gorges du Tarn.
De ventilatie van de grotten vindt plaats via de fleurines, natuurlijke kanalen in de kalkgrotten, deze wijze van werken draagt bij aan de specifieke smaak van de Bleu des Causses.
De Bleu de Gex is een Franse kaas, geproduceerd in de Haut Jura, in de departementen Jura en Ain. De kaas wordt ook wel de Bleu de Septmoncel of de Bleu du Haut-Jura genoemd.
Volgens de overlevering is de Bleu de Gex rond 1350 de favoriete kaas van Charles Quint, de toenmalige heer van de regio. De productie van de kaas gaat in elk geval terug tot de 13e eeuw, naar de introductie van kaasmaaktechnieken door de monniken van de abdij van Saint Claude in de Jura.
De kaas wordt gemaakt van de melk van de koeien die in de hoge weiden van de Jura lopen. De grote diversiteit van de kruiden daar geeft de melk en dus ook de kaas een typisch eigen smaak.
Bleu de Gex
Na het verzamelen van de melk wordt het stremsel toegevoegd en wordt de melk verwarmd tot 27°C. Dan wordt ook de penicilium glaucum voor de blauwe aders toegevoegd. Na 2 uur stremmen wordt de wrongel gesneden tot stukjes ter grootte van een erwt. De wrongel wordt afgegoten in de vormen. Het afgieten wordt versneld door het regelmatig keren van de vormen.
Het zouten vindt droog plaats gedurende 4-6 dagen. De kaas wordt dan in een ruimte bij 25°C behandeld. Tijdens de rijping van 1-3 maanden wordt de kaas eenmaal per twee dagen gekeerd en wordt de kaas "geprikt" om de blauwschimmel van zuurstof te voorzien.
Rijping vindt plaats in een kelder bij een temperatuur van 12°C en een vochtigheidsgraad van 80%.
Resultaat is een kaas met een vrij zachte smaak. De kaas is wit tot ivoorkleurig, de blauw-groene aders zijn redelijk evenredig verdeeld over de kaasmassa. De korst is wit-geel, iets korrelig.
"Gex" terug te vinden in de kaas
De kaas heeft geen sterke geur, maar een karakteristieke smaak met een vleugje noten er in.
De Bleu de Gex is sinds 1977 een beschermde kaas met het AOC-keurmerk.
Onder in de vorm staat het woord "GEX" in reliëf, wat vervolgens in de kaas terug te vinden is.
De Bleu de Bresse is een Franse kaas, een zachte kaas met een blauwschimmel. Het is de kleinste vertegenwoordiger van de familie van blauwschimmelkazen.
De bleu de Bresse wordt sinds 1951 geproduceerd in de melkfabriek in het dorp Servoz, in de Bresse, een gebied tussen de Bourgogne en de Jura. Het was het plaatselijke antwoord op de invasie van Italiaanse kazen in die tijd.
Bleu de Bresse
De bleu de Bresse is ook de enige blauwschimmelkaas die een witte korst heeft. Het is een zachte blauwschimmel, de smaak is minder pregnant en de kaasmassa is ook zacht. Deze eigenschappen maken het een zeer geliefd kaasje. Daarnaast heeft ook de beslissing destijds om de kaas in meerdere maten te produceren (van 30-500 gram) de markt flink opgeschud: de klant kon altijd de kaas kopen zoals hij dat zelf wilde, zonder dat de kaas versneden moest worden.
Bleu de Bresse
De melk komt van de boerderijen uit de Bresse.
Zelfs al voordat de melk gestremd wordt, de wrongel zich vormt, wordt de penicillum roqueforti toegevoegd, die voor de blauwe aders moet zorgen. De wrongel wordt vervolgens gesneden en in vormen gedaan. Die laat men uitlekken, en vervolgens wordt de kaas gezouten.
Ten slotte wordt de penicillum camemberti op de kaas gestoven, die voor de witte korst moet gaan zorgen. Na twee tot vier weken rijpen is de kaas klaar.
De bleu d'Auvergne is een relatief jonge blauwschimmelkaas, ontwikkeld in het midden van de 19e eeuw. De kaas komt uit Auvergne, oorspronkelijk uit de streek op zo'n 40 kilometer ten westen van Clermont-Ferrand.
De kaas is afkomstig van de koeien die grazen in de streek in het zuiden van Puy-de-Dôme en het noorden van Cantal. De koeien profiteren van het rijke groen op de hellingen van de oude vulkanen daar, van de grond rijk aan fosfor, kalium en magnesium.
De bleu d'Auvergne wordt van koeienmelk gemaakt. Bij de fabricage worden exact omschreven processen gevolgd, wil men de AOC-keur verkrijgen / behouden.
Na opwarming van de melk wordt de schimmel penicillium roqueforti toegevoegd. De melk wordt onder lichte druk gestremd, het stremsel wordt gesneden. In de volgende stap, het mengen, krijgt de kaas een bepaalde structuur, de kaas wordt korrelig. De korrels ontwikkelen een klein beschermlaagje, waardoor het schimmelproces bevorderd wordt.
De wei wordt afgegoten en de wrongel in een vorm gedaan. De vormen worden meermaals gekeerd om de wei goed weg te laten lopen. Twee dagen duurt het proces van afgieten. De volgende stap is het handmatig zouten. De kaas wordt uit de vorm gehaald en aan de bovenkant en zijkant gezouten. De volgende dag wordt de kaas gekeerd en nog de laatste kant gezouten.
Dan volgt het prikken van de kaas. Met een aantal naalden worden gaten in de kaas geprikt, die de schimmel van de lucht moet voorzien die zij nodig heeft om te kunnen ontwikkelen.
In grotten rijpt de kaas verder, bij een temperatuur van 7-9° Celsius, bij een hoge vochtigheidsgraad. Het rijpingsproces duurt minimaal 4 weken.
Als laatste stap van de bereiding wordt de kaas gekeurd. Een proever controleert of de kaas voldoet aan de normen. Voldoet de kaas, dan wordt de kaas in aluminiumfolie verpakt. Op de verpakking staan de naam van de Appellation d'Origine Bleu d'Auvergne en het zegel van de INAO......
Bleu d'Auvergne
Het verhaal gaat dat de schimmelkaas ontdekt is door een boer die beschimmeld roggebrood had liggen naast de kaas die hij maakte. Na wat experimenten bleek er een zeer goed smakende kaas uit te komen. Van de eigenschap dat de betreffende schimmel goed groeide op roggebrood is lang gebruikgemaakt. De entstof voor de kaas werd gemaakt uit de gedroogde gemalen resten van roggebroden die in speciale grotten gebruikt werden voor het kweken van de schimmel.
De schimmel die tegenwoordig voor het kaasmaken gebruikt wordt is een penicillium roqueforti stam. De schimmel wordt speciaal voor het kaasmaken gekweekt, en sinds de kaas in 1975 de AOC-keur heeft, is zowel de productie van de kaas als de productie van de schimmel strikt gecontroleerd.
Bleu d'Auvergne
De bleu d'Auvergne is in 1854 ontwikkeld door Antoine Roussel. Doordat de kaas een hogere toegevoegde waarde had dan de gewone kazen, verbreidde de productie van de kaas zich. Voor de standaard kaas van de streek, de fourme de Cantal was al gauw de melk nodig van 18-20 koeien. Voor de kleine boeren in de streek was dat geen optie, die hadden nu met de Bleu d'Auvergne een alternatief.
In 1891 komt er in Cheylade, in Sartre een eerste melkfabriek voor de bleu d'Auvergne. In 25 jaar breidt dat aantal zich uit tot 20, maar het merendeel van de kazen wordt toch nog bij de boeren gemaakt en via handelaren op de markt gebracht. De crisis van de jaren dertig maakt dat meer boeren hun melk aan de melkfabrieken leveren, waardoor het productieproces beter beheerst wordt.
In de zeventiger jaren verenigen de melkfabrieken zich en in 1975 wordt de AOC-keur voor de bleu d'Auvergne door de INAO ingesteld. Tegenwoordig zijn er nog een zestal melkfabrieken actief die de AOC Bleu d'Auvergne produceren.
De bleke schubwortel (Lathraea squamaria) is een plant uit de bremraapfamilie (Orobanchaceae).
In Nederland is de soort zeer zeldzaam in Zuid-Limburg. In België komt de plant verspreid voor vooral in de kalkstreek. De plant komt voor in Europa en Azië.
De witachtige wortelstokken worden bedekt door dikke, vlezige, schubachtige bladeren, waarin onregelmatige putjes zitten. In deze putjes zitten harde haren, die bij aanraking door een insect als een val werken. Vervolgens worden deze insecten gedood en verteerd. De bladeren zitten net onder de grond en vormen waterdruppels, waardoor de grond om het blad zacht wordt.
De plant woekert op de wortels van verschillende vroegbloeiende loofbomen en struiken, voornamelijk op katjesdragers (Hazelaar, Iep en els), maar ook op Es en beuk.
De kortgesteelde bloemen, die 1,5-2 cm lang zijn, zitten in een dichte eenzijdige tros aan de 8-30 cm lange stengel. De bloem is wit of roze en de bloemstengel bleek rozerood. De vrucht is een doosvrucht met veel fijne zaden.
De soort staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als zeer zeldzaam en stabiel of iets in aantal toegenomen.
Bleke schubwortel - Bois de la Brousse Source de lAchenaud - Montreuil-Bonnin foto : Alain Letient
De waardplant ondervindt weinig last van dit parasitisme omdat de bloei en de vruchtzetting gedurende de lentesapstroom plaatsvinden en het bovengrondse gedeelte van de plant daarna afsterft.
De bleke orchis (Orchis pallens) is een terrestrische orchidee die van nature in Europa voorkomt. Deze zeldzame soort is vooral te vinden in de bergen op kalkrijke bodems.
De bleke orchis is één van de weinige geelbloeiende Orchis-soorten, en ook de vroegstbloeiende. De plant bloeit al in april.
De bleke orchis is een 14-40 cm hoge orchidee, die direct opvalt door zijn groene en gele kleuren. De planten staat meestal alleen of in kleine groepjes bij elkaar. De stengel en de bladeren zijn volledig groen. De bloeiwijze is een dichte, rijkbloemige cilinder- tot eivormige aar.
Het is een overblijvende, niet-winterharde plant (geofyt), die overwintert met twee ronde, ongedeelde wortelknollen.
De plant heeft een grondstandig bladrozet met twee tot vier breed ovaal- tot omgekeerd eivormige bladeren, glanzend lichtgroen en ongevlekt, en nog één of twee gelijkvormige bladeren hoger op de stengel.
De bloemen zijn bleek- tot helgeel, zonder enige tekening. De laterale kelkbladen of sepalen zijn opwaarts en naar buiten gedraaid, het middelste vormt samen met de laterale kroonbladen of petalen een helmpje. De lip is breder dan lang (tot 11 mm lang en 14 mm breed), ongedeeld tot zwak drielobbig, vlak of met licht teruggeslagen zijlobben. Het spoor is tot 14 mm lang, stomp, horizontaal of naar boven gebogen.
De schutblaadjes zijn groen, doorzichtig en even lang als de bloemen.
De bloemen ruiken sterk en onaangenaam, met een geur die tussen vlierbloemen en kattenurine in ligt.
De bleke orchis prefereert vochtige, humusrijke en kalkrijke bodems met lichte beschaduwing. Hij is te vinden in middelgebergtes tot 2000 m, in lichte loofbossen, open plaatsen tussen struiken, bosranden, kalkgraslanden en alpenweiden.
De bleke orchis komt voor in Europa vanaf Noord-Spanje in het westen, over Midden-Europa tot de Kaukasus en Klein-Azië in het oosten, maar overwegend in het Middellandse Zeegebied. De noordgrens van zijn verspreidingsgebied ligt in Midden-Duitsland, maar in Gotland (Zweden) is er nog een relictpopulatie te vinden.
Door zijn habitatvoorkeur en vroege bloeitijd is het echter overal een zeldzame soort die nog steeds achteruitgaat.
Bleke orchis in natuurlijke habitat auteur : Bernd Haynold CC 3.0
De bleke orchis kan door zijn gele kleur en vroege bloei nauwelijks met andere orchideeën verward worden. Zijn verspreidingsgebied en habitat overlapt met dat van de vlierorchis (Dacylorhiza sambucina), maar deze bloeit later en heeft rode vlekjes op de lip. Ook de stippelorchis (O. provincialis) komt in dezelfde streek voor, maar in andere biotopen en ook deze heeft vlekken op de lip, en gevlekte bladeren.
De belangrijkste bedreiging is het verdwijnen van zijn voorkeurshabitats door onder andere het wegvallen van houtkap, waardoor open plaatsen in het bos dichtgroeien, en door sterkere begrazing en vroeger maaien op de alpenweiden.
Verder worden de wortelknollen zeer begeerd door wilde zwijnen en dassen, en koude lentes maken dat de planten bevriezen en niet tot voortplanting komen.
Orchis pallens - overvloed auteur : Marek Fiedor
De bleke orchis is in middelgebergtes de vroegst bloeiende soort. Een week na het verdwijnen van de sneeuw, verschijnt de plant al boven de aarde. Hij bloeit samen met onder andere het maarts viooltje (Viola odorata) en de gulden sleutelbloem (Primula veris).
Een veel voorkomend gevolg van deze vroege bloeiperiode is dat de plant dikwijls last heeft van vorstschade aan de bladeren en bloemen, en dat de ontwikkeling van de vruchten onderbroken wordt.
De bleke novemberspanner (Epirrita christyi) is een nachtvlinder uit de familie Geometridae, de spanners. Het imago is moeilijk te onderscheiden van de herfstspanner en novemberspanner te onderscheiden.
De soort komt verspreid over Europa voor. Hij overwintert als ei.
Engels : Pale November Moth Duits : Buchenwald-Herbstspanner Frans : Phalènes pâles de novembre
De bleke morgenster (Tragopogon dubius) is een kruidachtige, tweejarige plant uit de composietenfamilie (Asteraceae). De soort komt van nature voor van Europa tot West-Azië. De plant is ingevoerd in Noord-Amerika.
Engels : Common Salsify, Goat's Beard, Goats Beard, Goatsbeard, Meadow Goat's-Beard, Showy Yellow Goatsbeard, Western Goat's Beard, Wild Oysterplant, Yellow Goat's Beard, Western Salsify, Yellow Salsify Duits : Große Bocksbart Frans : Grand salsifis, Salsifis douteux
De plant wordt 40-80 cm hoog en heeft een grote penwortel. De plant bevat veel melksap.
De tot 25 cm lange bladeren zijn lancetvormig en op dwarsdoorsnede driehoekig. Aan de basis zijn de bladeren 2,5 cm breed en lopen naar boven spits toe. Bleke morgenster bloeit van mei tot juli met alleenstaande, bleekgele lintbloemen, waarbij de 3 cm lange en 3 mm brede omwindselbladen langer zijn dan de lintbloemen.
De bloemstengel is naar boven sterk verbreed en net onder het bloemhoofd hol. De stijlen zijn paars.
vruchtpluis van de bleke morgenster auteur : Stan Shebs CC 3.0
De vrucht is een tot 3 cm lang nootje met 1 cm lang gesteeld wit vruchtpluis. Als zodanig vormt zich een "pluizenbol".
De bleke morgenster komt voor op open, tamelijk droge zandgrond, op spoordijken en industrieterreinen.
De bleke langsprietmot (Nematopogon swammerdamella) is een nachtvlinder uit de familie Adelidae, de langsprietmotten.
Engels : Nematopogon swammerdamella Duits : ??? Frans : ???
Bleke langsprietmot - wijfje auteur : James Lindsey at Ecology of Commanster CC 3.0
De spanwijdte bedraagt tussen de 18 en 21 millimeter. De soort overwintert tweemaal als rups.
De rups van de bleke langsprietmot leeft van verdord en rottend blad, maar ook van vers blad van allerlei bomen.
Nematopogon swammerdamella auteur : Jan Jurnícek
De bleke langsprietmot is in Nederland en in België een vrij algemene soort, die verspreid over het hele gebied kan worden gezien. De soort kent één generatie die vliegt van april tot juni.
De bleke klaproos (Papaver dubium) is een éénjarige plant uit de papaverfamilie (Papaveraceae).
De verspreiding: In het Middellandse Zeegebied en in het grootste deel van Europa. Ingeburgerd in Noord-Amerika en Australië.
De soort komt voor op zanderig bouwland, graanakkers, bermen, langs spoorwegen, spoorwegterreinen, ruderale plaatsen, puin en op braakliggende grond.
Engels : Long-headed Poppy, Blindeyes, Long-Pod Poppy, Orange Poppy Duits : Saatmohn Frans : Pavot douteux, Petit coquelicot de Lecoq
Bleke klaproos
De plant wordt 20-60 cm hoog. De soort is kleiner dan de grote klaproos en de bloemen zijn meer oranjeachtig van kleur en soms aan de voet zwart gevlekt. De stengels zijn stijfbehaard. Het blad is grijsachtig groen, kortbehaard, de bovenste slip is niet of weinig groter dan de andere (er is geen duidelijke eindlob). Deze bladeren vallen na een week uit elkaar.
De bleke klaproos heeft een langwerpige, meer dan twee maal zo lang als brede, met poriën openspringende doosvrucht met hierop een deksel.
De plant is alleenstaand en bloeit van eind mei tot augustus. De bloem is oranjeachtig rood en heeft een doorsnede van 3-7 cm. Soms is er een donkere vlek aan de voet van het kroonblad. Ze hebben veel purperkleurige meeldraden en een stempelschijf met vijf tot negen groenachtige, bruine of paarsachtige stempelstralen. De stralen overdekken elkaar niet of bijna niet.
vrucht van de bleke klaproos foto : Franco Rossi
Klaprozen zijn, met name in Groot-Brittannië en andere landen van het Gemenebest, het symbool van de Eerste Wereldoorlog, omdat ze op de slagvelden in Vlaanderen uitbundig bloeiden. Bij de Engelse nationale dodenherdenking (Remembrance Day) worden door de vorstin en hoogwaardigheidsbekleders klaprooskransen gelegd (geen echte, omdat klaproosbloembladen snel uitvallen).
In de iconografie is de klaproos het attribuut van Hypnos, de Griekse god van de slaap.
De zaden van de klaproos worden gebruikt in bepaalde (voornamelijk zoete) gerechten zoals de traditionele Poolse Makowiec-cake.
Het sap van de klaproos werd vroeger gebruikt om Edammer kaas mee te kleuren.