Een blimp is een slap luchtschip. In tegenstelling tot de (stijve) zeppelin heeft een blimp geen skelet. De vorm van een blimp ontstaat door overdruk van het gas waarmee hij is gevuld (meestal helium).
Naast dit slappe type bestaat er ook een halfstijf type, dat geen volledig skelet heeft, maar wel een verstevigde kiel over een groot deel van de onderzijde van de ballon, waaraan de gondel is bevestigd.
De term blimp komt waarschijnlijk van Lt. A.D. Conningham van de Britse Royal Navy in 1915.
Er bestaat een vaak terugkerend maar vals verhaal over de afkomst van de naam. Het zou afkomstig zijn geweest van de Amerikaanse luchtmacht die twee types luchtschepen had, de A-rigid and B-limp.
De blimp zou van dit laatste militaire type zijn afgeleid.
aandrijfproppelers van een blimp auteur : Hadhuey CC 3.0
De grootste fabrikant tot op heden is Goodyear.
"Stijve" luchtschepen worden over het algemeen zeppelin genoemd, doch enkel luchtschepen van de firma Luftschiffbau Zeppelin of met Zeppelin Luchtschiptechniek mogen deze naam dragen.
De blimp wordt meestal gebruikt voor promotiedoeleinden en reklame campagnes.
De blimbing (Averrhoa bilimbi) wordt ook wel blimbing asem of zure blimbing genoemd ter onderscheid van de blimbing manis, de zoete blimbing of carambola (Averrhoa carambola).
Het exacte oorsprongsgebied van de blimbing is onbekend, mogelijk komt de soort van oorsprong van de Molukken.
Tegenwoordig wordt de soort wereldwijd in tropische gebieden gekweekt, onder andere in Indonesië en de Filipijnen, Singapore, India, Zanzibar, Queensland, Jamaica, Cuba, Puerto Rico, Trinidad, de laaglanden van Centraal-Amerika, Venezuela, Colombia, Ecuador, Suriname, Guyana, Brazilië en het noorden van Argentinië. Ook komt de soort voor op meerdere eilanden in de Grote Oceaan.
Engels : bilimbi, cucumber tree, tree sorrel Duits : Gurkenbaum Frans : bilimbi, arbre à cornichons
Blimbing
Het is een 5-10 m hoge, groenblijvende boom met een korte stam en steil oplopende takken. De bladstelen zijn tot 5 cm lang.
De bladeren lijken op die van de grosella (Phyllantus acidus) en zitten geclusterd aan de uiteinden van de takken. Ze zijn afwisselend geplaatst, 30-60 cm lang, oneven geveerd en bestaan uit 11 tot 37 deelblaadjes. De deelblaadjes zijn afwisselend geplaatst of bijna tegenoverstaand, lancetvormig, gaafrandig, lang toegespitst, afgerond aan de basis en 2-12 x 1,2-3,5 cm groot. Aan de bovenzijde zijn ze donkergroen, glad en dof en aan de onderzijde zijn ze bleekgroen en donzig behaard.
rijpe vrucht van de blimbing auteur : hariadhi CC 3.0
De bloemen zijn klein, geurig, geelachtig groen of paarsachtig, bestaan uit vijf kroonblaadjes en groeien in 20 cm lange, harige pluimen die direct uit de stam en de dikkere takken ontspringen (cauliflorie). De vruchten zijn elliptische tot bijna cilindrische, stomp vijfkantige, 4-10 cm lange bessen.
Tijdens de rijping verkleuren de vruchten van heldergroen tot geelachtig groen of (crème)wit. De schil is glanzend, dun en zacht. Het vruchtvlees is groen, geleiachtig, sappig en zeer zuur door het hoge gehalte aan oxaalzuur. De vruchten bevatten tot 10 afgeplatte, circa 8 mm lange, gladde, bruinige zaden.
blimbing vruchten
Over het algemeen worden de vruchten niet rauw gegeten, maar verwerkt in andere gerechten. Ze worden met suiker gekookt, gekonfijt of tot chutney, jam of siroop verwerkt. Ook worden de vruchten aan rijst- en visgerechten toegevoegd.
De blimbing wordt in Nederland voornamelijk verkocht door Surinaamse Nederlanders.
Zij verkopen de vruchten doorgaans onder de naam birambi, wat echter ook de naam is die door hen wordt gegeven aan de grosella.
Een blikvanger is een type afvalbak dat men tegenkomt in de openbare ruimte, veelal naast fietspaden, om zwerfafval te voorkomen.
Blikvanger
Door het ontwerp van deze afvalbak kan een fietser zijn of haar afval erin kwijt zonder snelheid te hoeven minderen. De ervaring leerde dat afval steeds vaker rondom een afvalbak lag in plaats van erin.
Onderzoek wees uit dat men het prettiger vond om niet extra van de fiets af te hoeven stappen om het afval in de bak te deponeren.
Blikvanger
De naam blikvanger werd toegekend omdat vooral blikjes frisdrank geschikt zijn om in deze afvalbak te belanden.
De Bleu du Vercors-Sassenage is een Franse kaas van het massief van de Vercors, in de regio Rhône-Alpes.
De kaas werd initieel ontwikkeld door monniken, maar verspreidde zich al snel naar de boerderijen in het gebied. Al in de 14e eeuw werd er een kaas gemaakt onder de naam Fromage de Sassenage.
De kaas is heeft een natuurlijke korst met een lichte witte schimmel, eventueel met rode marmering. De kaasmassa is zacht en glad. Voor een blauwe kaas is de smaak zacht te noemen.
Bleu du Vercors-Sassenage
De naam is bepaald door het feit dat het gebied van de Vercors toebehoorde aan de seigneur de Sassenage, Sassenage was een kasteel bij de belangrijkste toegang tot het gebied.
De boeren betaalden hun belastingen aan de heren in de vorm van deze kaas. In 1338 werd door baron Albert de Sassenage bepaald dat de boeren hun kaas ook vrijelijk buiten het gebied mochten verkopen. De kaas wordt dan ook in meerdere documenten van het Franse hof en de Franse adel vermeld.
Bleu du Vercors-Sassenage
De bereidingswijze is oud, door de geïsoleerde ligging van de boerderijen in het gebied zijn de tradities bewaard gebleven. De melk van de vorige avond wordt gekookt, licht afgeroomd, waarna deze bij de verse melk van de ochtend gevoegd wordt. Na de stremming wordt de wrongel in de vormen gedaan.
Eenmaal uit de vorm wordt de kaas gezouten. Daarna volgt een rijpingsproces van twee maanden, waarin de kaas ook meerdere malen gekeerd wordt.
Bleu du Vercors-Sassenage
De kaas heeft het AOC-keurmerk, maar pas sinds 1998. Het gebied waar de kaas geproduceerd kan worden is beperkt tot een 27-tal gemeenten binnen een regionaal natuurpark in de Drôme en de Isère. De boerderijen die het betreft (zon 165) zijn over het algemeen klein (20 koeien). Op dit moment is de vrij kleine productie (die ook nauwelijks kan groeien door de AOC eisen) de belangrijkste beperkende factor voor het bekender worden van de kaas.
80% van de afzet van de kaas vindt plaats in de regio, inclusief de grotere plaatsen daar (Grenoble, Valence, Lyon).
Maar 16 producenten zijn er van de kaas, waarvan 14 boerenbedrijven zijn. Het produceren van de kaas in kaasfabriekjes kent ook nog maar een zeer korte geschiedenis.
De Bleu des Causses is een Franse kaas, afkomstig uit de departementen Lozère, Aveyron en Lot.
Sinds 1953 heeft de Bleu des Causses zijn eigen AOC-keurmerk, wel een keur die veel minder strikt omschreven is dan die van de Roquefort.
Bleu des Causses
Het ontstaan van de Bleu des Causses is wat minder poëtisch dan dat van andere kazen.
Tot 1925 worden in dit gebied allerlei blauwe kazen geproduceerd die allemaal onder de naam Roquefort verkocht worden.
Allerlei rechtszaken hebben gediend om de namaak door de caves bâtardes te bestrijden.
Met de bescherming van de naam Roquefort, met de strikte omschrijving van de AOC kenmerken in de wet- en regelgeving wordt de namaak onmogelijk.
Een andere kaas moet gemaakt worden, die dan de Bleu dAveyron gedoopt wordt.
Niet meer op basis van de dure schapenmelk, maar op basis van de veel goedkopere koemelk.
De Bleu dAveyron is de voorloper van de Bleu des Causses.
Bleu des Causses
Van origine werd de Bleu des Causses van rauwe melk gemaakt, maar tegenwoordig wordt de volle koemelk eerst tot 68°C verwarmd (ter bestrijding van listerine).
Vervolgens wordt de melk gestremd en wordt de wrongel gesneden.
De schimmel voor de blauwe aderen, de penicillium roqueforti, wordt met de wrongel vermengd en het geheel wordt in vormen gedaan.
De vormen hebben gaten, waardoor de wei nog verder weg kan lopen.
het zouten van de kaas (salage)
De kaas wordt gezouten, geborsteld en gespoeld, vervolgens worden met naalden gaatjes in de kaas geprikt om de schimmel zich goed te kunnen laten ontwikkelen.
Het rijpingsproces in koele ruimtes duurt 3 tot 6 maanden (minimaal 70 dagen).
Het rijpen vindt plaats in de op het noorden uitkijkende natuurlijke grotten bij de Gorges du Tarn.
De ventilatie van de grotten vindt plaats via de fleurines, natuurlijke kanalen in de kalkgrotten, deze wijze van werken draagt bij aan de specifieke smaak van de Bleu des Causses.
De Bleu de Gex is een Franse kaas, geproduceerd in de Haut Jura, in de departementen Jura en Ain. De kaas wordt ook wel de Bleu de Septmoncel of de Bleu du Haut-Jura genoemd.
Volgens de overlevering is de Bleu de Gex rond 1350 de favoriete kaas van Charles Quint, de toenmalige heer van de regio. De productie van de kaas gaat in elk geval terug tot de 13e eeuw, naar de introductie van kaasmaaktechnieken door de monniken van de abdij van Saint Claude in de Jura.
De kaas wordt gemaakt van de melk van de koeien die in de hoge weiden van de Jura lopen. De grote diversiteit van de kruiden daar geeft de melk en dus ook de kaas een typisch eigen smaak.
Bleu de Gex
Na het verzamelen van de melk wordt het stremsel toegevoegd en wordt de melk verwarmd tot 27°C. Dan wordt ook de penicilium glaucum voor de blauwe aders toegevoegd. Na 2 uur stremmen wordt de wrongel gesneden tot stukjes ter grootte van een erwt. De wrongel wordt afgegoten in de vormen. Het afgieten wordt versneld door het regelmatig keren van de vormen.
Het zouten vindt droog plaats gedurende 4-6 dagen. De kaas wordt dan in een ruimte bij 25°C behandeld. Tijdens de rijping van 1-3 maanden wordt de kaas eenmaal per twee dagen gekeerd en wordt de kaas "geprikt" om de blauwschimmel van zuurstof te voorzien.
Rijping vindt plaats in een kelder bij een temperatuur van 12°C en een vochtigheidsgraad van 80%.
Resultaat is een kaas met een vrij zachte smaak. De kaas is wit tot ivoorkleurig, de blauw-groene aders zijn redelijk evenredig verdeeld over de kaasmassa. De korst is wit-geel, iets korrelig.
"Gex" terug te vinden in de kaas
De kaas heeft geen sterke geur, maar een karakteristieke smaak met een vleugje noten er in.
De Bleu de Gex is sinds 1977 een beschermde kaas met het AOC-keurmerk.
Onder in de vorm staat het woord "GEX" in reliëf, wat vervolgens in de kaas terug te vinden is.
De Bleu de Bresse is een Franse kaas, een zachte kaas met een blauwschimmel. Het is de kleinste vertegenwoordiger van de familie van blauwschimmelkazen.
De bleu de Bresse wordt sinds 1951 geproduceerd in de melkfabriek in het dorp Servoz, in de Bresse, een gebied tussen de Bourgogne en de Jura. Het was het plaatselijke antwoord op de invasie van Italiaanse kazen in die tijd.
Bleu de Bresse
De bleu de Bresse is ook de enige blauwschimmelkaas die een witte korst heeft. Het is een zachte blauwschimmel, de smaak is minder pregnant en de kaasmassa is ook zacht. Deze eigenschappen maken het een zeer geliefd kaasje. Daarnaast heeft ook de beslissing destijds om de kaas in meerdere maten te produceren (van 30-500 gram) de markt flink opgeschud: de klant kon altijd de kaas kopen zoals hij dat zelf wilde, zonder dat de kaas versneden moest worden.
Bleu de Bresse
De melk komt van de boerderijen uit de Bresse.
Zelfs al voordat de melk gestremd wordt, de wrongel zich vormt, wordt de penicillum roqueforti toegevoegd, die voor de blauwe aders moet zorgen. De wrongel wordt vervolgens gesneden en in vormen gedaan. Die laat men uitlekken, en vervolgens wordt de kaas gezouten.
Ten slotte wordt de penicillum camemberti op de kaas gestoven, die voor de witte korst moet gaan zorgen. Na twee tot vier weken rijpen is de kaas klaar.
De bleu d'Auvergne is een relatief jonge blauwschimmelkaas, ontwikkeld in het midden van de 19e eeuw. De kaas komt uit Auvergne, oorspronkelijk uit de streek op zo'n 40 kilometer ten westen van Clermont-Ferrand.
De kaas is afkomstig van de koeien die grazen in de streek in het zuiden van Puy-de-Dôme en het noorden van Cantal. De koeien profiteren van het rijke groen op de hellingen van de oude vulkanen daar, van de grond rijk aan fosfor, kalium en magnesium.
De bleu d'Auvergne wordt van koeienmelk gemaakt. Bij de fabricage worden exact omschreven processen gevolgd, wil men de AOC-keur verkrijgen / behouden.
Na opwarming van de melk wordt de schimmel penicillium roqueforti toegevoegd. De melk wordt onder lichte druk gestremd, het stremsel wordt gesneden. In de volgende stap, het mengen, krijgt de kaas een bepaalde structuur, de kaas wordt korrelig. De korrels ontwikkelen een klein beschermlaagje, waardoor het schimmelproces bevorderd wordt.
De wei wordt afgegoten en de wrongel in een vorm gedaan. De vormen worden meermaals gekeerd om de wei goed weg te laten lopen. Twee dagen duurt het proces van afgieten. De volgende stap is het handmatig zouten. De kaas wordt uit de vorm gehaald en aan de bovenkant en zijkant gezouten. De volgende dag wordt de kaas gekeerd en nog de laatste kant gezouten.
Dan volgt het prikken van de kaas. Met een aantal naalden worden gaten in de kaas geprikt, die de schimmel van de lucht moet voorzien die zij nodig heeft om te kunnen ontwikkelen.
In grotten rijpt de kaas verder, bij een temperatuur van 7-9° Celsius, bij een hoge vochtigheidsgraad. Het rijpingsproces duurt minimaal 4 weken.
Als laatste stap van de bereiding wordt de kaas gekeurd. Een proever controleert of de kaas voldoet aan de normen. Voldoet de kaas, dan wordt de kaas in aluminiumfolie verpakt. Op de verpakking staan de naam van de Appellation d'Origine Bleu d'Auvergne en het zegel van de INAO......
Bleu d'Auvergne
Het verhaal gaat dat de schimmelkaas ontdekt is door een boer die beschimmeld roggebrood had liggen naast de kaas die hij maakte. Na wat experimenten bleek er een zeer goed smakende kaas uit te komen. Van de eigenschap dat de betreffende schimmel goed groeide op roggebrood is lang gebruikgemaakt. De entstof voor de kaas werd gemaakt uit de gedroogde gemalen resten van roggebroden die in speciale grotten gebruikt werden voor het kweken van de schimmel.
De schimmel die tegenwoordig voor het kaasmaken gebruikt wordt is een penicillium roqueforti stam. De schimmel wordt speciaal voor het kaasmaken gekweekt, en sinds de kaas in 1975 de AOC-keur heeft, is zowel de productie van de kaas als de productie van de schimmel strikt gecontroleerd.
Bleu d'Auvergne
De bleu d'Auvergne is in 1854 ontwikkeld door Antoine Roussel. Doordat de kaas een hogere toegevoegde waarde had dan de gewone kazen, verbreidde de productie van de kaas zich. Voor de standaard kaas van de streek, de fourme de Cantal was al gauw de melk nodig van 18-20 koeien. Voor de kleine boeren in de streek was dat geen optie, die hadden nu met de Bleu d'Auvergne een alternatief.
In 1891 komt er in Cheylade, in Sartre een eerste melkfabriek voor de bleu d'Auvergne. In 25 jaar breidt dat aantal zich uit tot 20, maar het merendeel van de kazen wordt toch nog bij de boeren gemaakt en via handelaren op de markt gebracht. De crisis van de jaren dertig maakt dat meer boeren hun melk aan de melkfabrieken leveren, waardoor het productieproces beter beheerst wordt.
In de zeventiger jaren verenigen de melkfabrieken zich en in 1975 wordt de AOC-keur voor de bleu d'Auvergne door de INAO ingesteld. Tegenwoordig zijn er nog een zestal melkfabrieken actief die de AOC Bleu d'Auvergne produceren.
De bleke schubwortel (Lathraea squamaria) is een plant uit de bremraapfamilie (Orobanchaceae).
In Nederland is de soort zeer zeldzaam in Zuid-Limburg. In België komt de plant verspreid voor vooral in de kalkstreek. De plant komt voor in Europa en Azië.
De witachtige wortelstokken worden bedekt door dikke, vlezige, schubachtige bladeren, waarin onregelmatige putjes zitten. In deze putjes zitten harde haren, die bij aanraking door een insect als een val werken. Vervolgens worden deze insecten gedood en verteerd. De bladeren zitten net onder de grond en vormen waterdruppels, waardoor de grond om het blad zacht wordt.
De plant woekert op de wortels van verschillende vroegbloeiende loofbomen en struiken, voornamelijk op katjesdragers (Hazelaar, Iep en els), maar ook op Es en beuk.
De kortgesteelde bloemen, die 1,5-2 cm lang zijn, zitten in een dichte eenzijdige tros aan de 8-30 cm lange stengel. De bloem is wit of roze en de bloemstengel bleek rozerood. De vrucht is een doosvrucht met veel fijne zaden.
De soort staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als zeer zeldzaam en stabiel of iets in aantal toegenomen.
Bleke schubwortel - Bois de la Brousse Source de lAchenaud - Montreuil-Bonnin foto : Alain Letient
De waardplant ondervindt weinig last van dit parasitisme omdat de bloei en de vruchtzetting gedurende de lentesapstroom plaatsvinden en het bovengrondse gedeelte van de plant daarna afsterft.
De bleke orchis (Orchis pallens) is een terrestrische orchidee die van nature in Europa voorkomt. Deze zeldzame soort is vooral te vinden in de bergen op kalkrijke bodems.
De bleke orchis is één van de weinige geelbloeiende Orchis-soorten, en ook de vroegstbloeiende. De plant bloeit al in april.
De bleke orchis is een 14-40 cm hoge orchidee, die direct opvalt door zijn groene en gele kleuren. De planten staat meestal alleen of in kleine groepjes bij elkaar. De stengel en de bladeren zijn volledig groen. De bloeiwijze is een dichte, rijkbloemige cilinder- tot eivormige aar.
Het is een overblijvende, niet-winterharde plant (geofyt), die overwintert met twee ronde, ongedeelde wortelknollen.
De plant heeft een grondstandig bladrozet met twee tot vier breed ovaal- tot omgekeerd eivormige bladeren, glanzend lichtgroen en ongevlekt, en nog één of twee gelijkvormige bladeren hoger op de stengel.
De bloemen zijn bleek- tot helgeel, zonder enige tekening. De laterale kelkbladen of sepalen zijn opwaarts en naar buiten gedraaid, het middelste vormt samen met de laterale kroonbladen of petalen een helmpje. De lip is breder dan lang (tot 11 mm lang en 14 mm breed), ongedeeld tot zwak drielobbig, vlak of met licht teruggeslagen zijlobben. Het spoor is tot 14 mm lang, stomp, horizontaal of naar boven gebogen.
De schutblaadjes zijn groen, doorzichtig en even lang als de bloemen.
De bloemen ruiken sterk en onaangenaam, met een geur die tussen vlierbloemen en kattenurine in ligt.
De bleke orchis prefereert vochtige, humusrijke en kalkrijke bodems met lichte beschaduwing. Hij is te vinden in middelgebergtes tot 2000 m, in lichte loofbossen, open plaatsen tussen struiken, bosranden, kalkgraslanden en alpenweiden.
De bleke orchis komt voor in Europa vanaf Noord-Spanje in het westen, over Midden-Europa tot de Kaukasus en Klein-Azië in het oosten, maar overwegend in het Middellandse Zeegebied. De noordgrens van zijn verspreidingsgebied ligt in Midden-Duitsland, maar in Gotland (Zweden) is er nog een relictpopulatie te vinden.
Door zijn habitatvoorkeur en vroege bloeitijd is het echter overal een zeldzame soort die nog steeds achteruitgaat.
Bleke orchis in natuurlijke habitat auteur : Bernd Haynold CC 3.0
De bleke orchis kan door zijn gele kleur en vroege bloei nauwelijks met andere orchideeën verward worden. Zijn verspreidingsgebied en habitat overlapt met dat van de vlierorchis (Dacylorhiza sambucina), maar deze bloeit later en heeft rode vlekjes op de lip. Ook de stippelorchis (O. provincialis) komt in dezelfde streek voor, maar in andere biotopen en ook deze heeft vlekken op de lip, en gevlekte bladeren.
De belangrijkste bedreiging is het verdwijnen van zijn voorkeurshabitats door onder andere het wegvallen van houtkap, waardoor open plaatsen in het bos dichtgroeien, en door sterkere begrazing en vroeger maaien op de alpenweiden.
Verder worden de wortelknollen zeer begeerd door wilde zwijnen en dassen, en koude lentes maken dat de planten bevriezen en niet tot voortplanting komen.
Orchis pallens - overvloed auteur : Marek Fiedor
De bleke orchis is in middelgebergtes de vroegst bloeiende soort. Een week na het verdwijnen van de sneeuw, verschijnt de plant al boven de aarde. Hij bloeit samen met onder andere het maarts viooltje (Viola odorata) en de gulden sleutelbloem (Primula veris).
Een veel voorkomend gevolg van deze vroege bloeiperiode is dat de plant dikwijls last heeft van vorstschade aan de bladeren en bloemen, en dat de ontwikkeling van de vruchten onderbroken wordt.