Men plakte een reeks papyrusvellen of ook wel perkamentvellen, tegenwoordig ook wel papiervellen, aan elkaar tot men een strook van soms vele meters lengte had. Deze kon dan opgerold worden op een stokje om opgeborgen te worden. Een goed hedendaags voorbeeld om een idee van het uiterlijk te krijgen van een vroeger gangbare maat boekrol is een dikke rol behangpapier met een hoogte van ongeveer een A3-vel (± 40 cm). Meestal werd de rol aan een kant beschreven maar soms ook dubbelzijdig om papyrus te sparen. Bij werken die uit meerdere boekrollen bestonden zat meestal een label aan een uiteinde van de boekrol met daarop kort vermeld de titel van het werk en het hoofdstuk nummer. In opgerolde toestand stak dit uit de boekrol zodat dit het vlug opzoeken van een bepaald werk vergemakkelijkte.
De moeilijk hanteerbare boekrol had als nadeel slechts telkens een beperkt oppervlak zichtbaar te maken voor de lezer. Hetzelfde nadelige effect heeft het lezen van teksten nu op de computerscherm als wij van boven naar beneden dwalen door de tekst via het zogenoemde scrollen. De cirkel is als het ware gesloten.
Engels : Scroll Duits : Schriftrolle Frans : Le volumen, Volumen
De Joshua Rol ± 10e eeuw bevindt zich in de bibliotheek van het Vaticaan
Een 'standaardrol' - als je daarvan kunt spreken - had een lengte van een meter of vier. Langere teksten konden worden verspreid over meerdere rollen. Rollen konden ook aan elkaar geplakt worden, in uitzonderlijke gevallen tot een lengte van wel dertig meter.
De tekst op een klassieke rol werd geschreven in kolommen die haaks stonden op de lengterichting. Om kolom - pagina - voor kolom te kunnen lezen moest je het boek dus rechts afrollen terwijl je links weer oprolde.
Rollen werden in de Middeleeuwen ook in de lengterichting beschreven.
Een boekrol zonder stok
Rond het begin van onze jaartelling werd de boekrol langzamerhand verdrongen door de codex, de boekvorm met ingenaaide katernen die tegenwoordig gebruikt wordt. Dit was waarschijnlijk een Romeinse uitvinding.
De codex vond redelijk snel ingang want deze is immers veel handiger om een bepaald hoofdstuk snel op te zoeken door te bladeren en daarbij een idee te behouden van het geheel. Een boekrol moet meestal een heel stuk worden afgerold om hetzelfde te doen. En ook is de boekrol veel kwetsbaarder dan een codex.
Door de stevige kaft (vroeger vaak van hout of zeer dik leer gemaakt) doorstond de codex goed een ruwe behandeling waarbij een boekrol al snel gescheurd zou zijn. De codex bood ook door zijn afmetingen het voordeel om makkelijker te vervoeren en daarbij een grotere opslagcapaciteit te bezitten.
Een gebedsrol wordt gelezen
De boeken die zo ontstonden waren niet zo lang. Overgezet naar boeken van nu bevatte een gemiddelde boekrol twintig tot veertig pagina's van een gemiddeld modern boek. De zeven boeken van Caesar over de Gallische oorlog, beslaan bij elkaar nog geen tweehonderd pagina's. Een gemiddeld modern boek van tweehonderd tot driehonderd pagina's zou dan ongeveer tien antieke boekrollen vergen.
Vaak worden de hoofdstukken van boeken die uit de oudheid komen nog steeds 'boeken' genoemd zoals de boeken van de Bijbel of de boeken van Herodotos. Oorspronkelijk waren dit inderdaad aparte boekrollen.
Dit impliceert wel dat de bibliotheken uit de oudheid naar hedendaagse maatstaven eerder bescheiden waren. De grootste was de bibliotheek van Alexandrië met tussen de 400.000 en 700.000 boekrollen. Dit zouden dan tegenwoordig tussen de 40.000 en 70.000 boeken zijn geweest. Een gemiddelde openbare bibliotheek heeft ook al snel zoveel boeken in haar bestand.
De Esther rol - heeft slchts één stok
In de joodse eredienst wordt uit traditie nog altijd gelezen uit boekrollen; de thorarollen. Deze worden ook nu, nog steeds volgens eeuwenoude traditie met de hand gekopieerd.
De boekmaag (Latijn: omasum) is de derde van de vier magen van een herkauwer.
Engels : omasum, fardel, manyplies, psalterium Duits : Blättermagen, Buch, Psalter, Kalender Frans : le feuillet, omasum
spijsverteringssysteem van een koe
Herkauwers hebben vier magen: de pens, de netmaag, de boekmaag en de lebmaag. De eerste drie zijn voormagen, de lebmaag is de echte maag. Een herkauwer kauwt het eten eerst oppervlakkig, waarna het in de netmaag en de pens terechtkomt. Dit vertraagt de passage van het voedsel door het maagdarmkanaal, waardoor het voedsel in de netmaag/pens tijd krijgt om langer voor te verteren.
de magen van een koe
De boekmaag heeft bij een volwassen rund de grootte van een basketbal. De boekmaag wordt zo genoemd omdat de binnenwand van deze maag sterk is geplooid. Deze plooien lijken op de bladen van een boek. Door deze plooien is de binnenoppervlakte van deze maag sterk vergroot. In de boekmaag vindt absorptie plaats van water. Een grote oppervlakte bevordert deze absorptie. Naast het water worden ook mineralen onttrokken aan de voedselbrij. Door het onttrekken van water en mineralen kan de vierde maag, de lebmaag beter haar werk doen, namelijk de voedselbrij aanzuren en beginnen met het splitsen van eiwitten en koolhydraten.
Wordt veel gebruikt in de Chinese keuken ("Ngau Pak Yip"), maar ook in de Franse traditionele keuken (tripperies) kunnen we het terugvinden.
Boekdrukkunst is de kunst geschriften te vermenigvuldigen door middel van een drukpers. Meer in het bijzonder door middel van het combineren van verschillende (herbruikbare) delen een gedrukte tekst (en/of afbeelding) in oplage produceren. Voorheen werden boeken en andere geschriften met de hand overgeschreven als men meerdere exemplaren wilde maken. Een typische oplage van een handgeschrift was vaak maar enkele honderden exemplaren. Met de introductie van de mechanische drukkunst werd dit al snel enkele duizenden exemplaren. Hiermee werd de verspreiding van kennis en nieuwe inzichten geweldig versneld. De betekenis van de boekdrukkunst is dan ook moeilijk te overschatten.
De laatste jaren wordt mechanisch drukken meer en meer vervangen door digitaal boekdrukken. Hierdoor is het nu mogelijk om boeken concurrerend te drukken tot aan oplage één. ierdoor is het mogelijk om b.v. de long tail (begrip dat wordt gebruikt om een groot aanbod te beschrijven dat slechts een klein publiek of een niche dient, maar gezamenlijk een groter marktpotentieel heeft dan de marktleider op zich) te exploiteren.
Engels : Printing Duits : Buchdruck Frans : L'imprimerie
Gedrukte afbeelding - 9e eeuw
Het is onmogelijk te bepalen wanneer of door wie de boekdrukkunst is uitgevonden. De vinding wordt aan een aantal personen toegeschreven. Van dezen is de enige die historisch gezien inderdaad voor de eer in aanmerking zou kunnen komen de Chinees Pi Chang, die al in de elfde eeuw Chinese karakters zou hebben gedrukt. In de oudheid was het principe van drukken van afbeeldingen al bekend zoals de vondsten bewijzen van rolcilinders in Mesopotamië. Deze waren gegraveerd met afbeeldingen en spijkerschrift in spiegelschrift. Ook zijn kleitabletten gevonden met afbeeldingen die met behulp van de cilinders zijn gedrukt. Eveneens gebruikten hooggeplaatste personen zegelringen om hun persoonlijke zegel of 'handtekening' op belangrijke berichten te drukken.
Jikji de "Selected Teachings of Buddhist Sages and Seon Masters", gepubliceerd in 1377 in Korea tijdens de Goryeo Dynasty
Vanaf het jaar 1000 zijn in Europa al boeken gedrukt met blokdruk. Hiervoor werd iedere pagina van een boek uitgesneden in een houtblok. Dit was een zeer arbeidsintensief proces. De productie van omvangrijke geschriften was hierdoor een tijdrovende bezigheid. Iets later werd wel de 'massaproductie' van bidprenten, heiligenafbeeldingen en vlugschriften door middel van blokdruk populair omdat hiervoor maar een paar blokken nodig waren.
Typeset met verwisselbare letters - Korea 1447 auteur : Uploadmo CC 3.0
De grote verbetering voor het drukken van teksten kwam toen men op het idee kwam om losse loden letters samen te voegen om zo een drukvorm voor een complete pagina samen te stellen. Ook kon men dan eenvoudig een losse afbeelding uitgesneden in hout of metaal plaatsen tussen de letters in de drukvorm. De letters werden verdeeld in kapitalen ('bovenkast') die in het bovenste deel van de zetkast lagen, en kleine letters ('onderkast') die in het onderste deel van de kast werden bewaard. Kasten werden opgeslagen in een zetbok. Later werd de productiesnelheid verder verhoogd, omdat men losse letters in lood ging gieten (monotype) met behulp van matrijzen. Dit was goedkoper dan blokdruk.
Tot aan de industriële revolutie bleef het drukproces in wezen onveranderd in deze vorm bestaan.
zetkast van een drukker
De regelzetmachine deed zijn intrede rond 1890 vanuit Amerika (Intertype) en Europa (Linotype). Deze regelzetmachines konden complete regels gieten. Dat was in die tijd een enorme versnelling van het drukproces, mede omdat het gebruikte zetwerk niet weer hoefde te worden teruggelegd (gedistribueerd) in de letterkasten. Voor krantenkoppen gebruikte men de Ludlow. Vanaf begin jaren 70 van de 20e eeuw maakte de boekdrukkunst steeds meer plaats voor vlakdruk (offset- en rotatiedruk), omdat lood het af moest leggen tegen fotozetmachines en Desktop publishing (DTP) aan haar opmars begon.
Boekdruk (hoogdruk) wordt nog slechts zelden toegepast. Het is nu een liefhebberij van hobbyisten, toegepast voor gelegenheids-, grafiek- of bibliofiele producties.
werkplaats van een traditionele drukker
Europese uitvinders
In de Westerse wereld wordt de Mainzer Johannes Gutenberg algemeen, hoewel zonder aanwijsbare grond, gezien als een waarschijnlijker uitvinder dan de Nederlander Laurens Janszoon Coster of de Vlaming Dirk Martens. Maar het lijkt wel vast te staan dat men in die tijd, rond 1450, in het Oosten al bekend was met zowel blokdruk als letterdruk. Hoewel het daarmee in theorie mogelijk is dat door de Europese "uitvinders" de techniek uit het Oosten is overgenomen, is dat onmogelijk meer te bepalen. Het kan zeker ook zo zijn dat men, ongeveer gelijktijdig, onafhankelijk van elkaar en anderen, de uitvinding opnieuw gedaan heeft. Hoe het ook zij, in het Westen was het drukken met losse letters direct een enorm succes en verspreidde zich razendsnel over het continent. Dit in tegenstelling tot het Oosten. Een van de belangrijkste oorzaken van dit succes was dat het westerse alfabet maar een beperkte hoeveelheid lettertekens heeft. Het Chinees heeft een enorm aantal karakters (voor bijna ieder woord een apart teken) en dus was het samenstellen van een tekst nog steeds een zeer arbeidsintensief proces. Economisch gezien had hier de mechanisatie van boekproductie dus aanvankelijk weinig zin. Ook had de staat een monopolie op de druktechniek, zodat iemand die iets wilde drukken hiervoor toestemming van de overheid moest verkrijgen. In Europa was door de lappendeken aan staten geen monopolie te handhaven en bij moeilijkheden verhuisden drukkers gewoon naar een vrijer ander land in de buurt. In Engeland werd de boekdrukkunst geïntroduceerd door William Caxton.
De vroegste drukwerken van vóór 1501 noemt men incunabelen of wiegedrukken; drukwerken van 1501 tot 1520 (soms tot 1540 of 1550, afhankelijk van de bron) worden postincunabelen genoemd.
drukkerij - beginjaren 1900
Lage Landen
In de Lage Landen vond de grootste bloei van de boekdrukkunst plaats in de 17e eeuw. In die tijd werden de producten van drukkers, zoals de in Antwerpen en Leiden werkende Christoffel Plantijn, algemeen als superieur beschouwd. In de 18e eeuw werd het eigene van de Nederlandse boekdrukkunst bewaard, maar de industrie ging mee in de algemene neergang van die tijd. In de 19e eeuw was er in Nederland niet langer sprake van een toonaangevende boekdrukkunst, en de eigen kenmerken gingen verloren tot er aan het eind van de eeuw een bewuste poging gedaan werd om ze te herscheppen. In deze vernieuwing waren de bijdragen van drukkerij Enschedé en lettergieterij Tetterode van veel belang. Maar naast deze vernieuwing was ook de mechanisatie in die tijd van grote invloed op de boekdrukkunst.
moderne drukwerkplaats
Digitaal boekdrukken
De laatste 5 jaar hebben digitale druksystemen een dusdanige kwaliteit, productiviteit en kostprijs bereikt, dat het mogelijk is geworden om concurrerend digitaal boeken te drukken in oplages vanaf één tot ongeveer 500. Hiervoor worden voor het binnenwerk hoog-productieve laserprinters ingezet. De omslag wordt gemaakt met een digitale kleurenprinter.
Digitaal boekdrukken kan voor uitgevers en auteurs grote voordelen hebben:
Bij kleine oplages zijn de productiekosten lager. Het is mogelijk om eenvoudig een voorloopserie te produceren om zo het boek in de markt te testen. Voorraadkosten en afschrijving van winkeldochters kan voorkomen worden door b.v. meerdere malen een kleine oplage te drukken in plaats van één keer een grote oplage. Het is mogelijk om boeken permanent in de verkoop te houden, zelfs als de vraag heel klein is (De beroemde Long Tail). Een boekwinkel als Amazon is hier al heel ver mee. Iedereen kan nu zijn boeken professioneel laten produceren, zonder dat men daarvoor via een uitgever moet werken. Hiervoor zijn op Internet zelfs speciale sites beschikbaar, zoals Blurb.com, Lulu.com en jouwboek.nl.
Boekbinden is het fysiek samenstellen van een boek uit een aantal aparte vellen papier of ander materiaal zoals dierenhuid. Dit gebeurt door een boekbinder Het ambacht moet ontstaan zijn in de laatantieke tijd, toen men geschriften niet meer op rollen maar op losse vellen papier ging bewaren. Pas met de komst van de boekdrukkunst is dit ambacht een belangrijke rol gaan vervullen in het bewaren van intellectuele eigendom. De elite ging prat op een eigen bibliotheek waarvan de waardevolste boeken door de boekbinder werden gebonden in leder, met goud op (de) snee en gouden letters op de rug.
Engels : Bookbinding Duits : Buchbinden Frans : la reliure
boekbinder aan het werk
Handboekbinden was de oorspronkelijke manier van boekbinden. Al vroeg hebben allerhande materieel en niet elektrisch aangedreven machines het werk voor de boekbinder verlicht: de kartonschaar, de verticale en horizontale pers en de rondzetmachine. De boekbinder in zijn huisambacht gebruikt vandaag als elektrisch aangedreven machines de papiersnijmachine en de goudzetmachine.
het samenbinden van de rug
Bij het machinaal boekbinden worden katernen in een bindstraat verzameld tot een boekblok, waaromheen een omslag wordt gelijmd. Als de lijm droog is wordt het boek afgewerkt in een driesnijder. Hier wordt een stukje van de voorzijde en boven- en onderzijde van het boek gesneden om een recht boek te krijgen.
ook naald en draad komt eraan te pas
Soorten binding
Gebonden (harde band)
Dit is de oorspronkelijke wijze om boeken te binden. Bij deze binding heeft het boek een harde `band', die bestaat uit een voorplat, een achterplat en een rug. De rug is niet rechtstreeks aan het boekblok vastgemaakt, waardoor je de ruimte tussen boekblok en rug ziet als het boek opengeslagen ligt. Een gebonden boek kan juist opengeslagen blijven liggen door die afstand te creëren.
detail van het naaiwerk
Ingenaaid (paperback)
Hierbij krijgen de boeken een 'slappe', buigzame omslag waaraan de bladzijden zijn vastgelijmd. Deze manier van boekbinden is aanzienlijk goedkoper en wordt dan ook veel gebruikt bij boeken die in grote oplage worden geproduceerd. Hoewel er een adequaat Nederlands woord is voor deze manier van binden wordt vaak de Engelse term paperback gebruikt.
Gehecht gebrocheerd
In elkaar gestoken vellen voorzien van twee of meerdere nietjes. Ook is het mogelijk om producten te voorzien van twee of vier oognietjes.
(Brocheren: Het vervaardigen van boeken en tijdschriften.)
het afgewerkte boek
Garenloos gebrocheerd
Vellen / katerns worden vergaard, vervolgens in de rug gefreesd, gelijmd en met omslag omtrokken.
Garenlas gebrocheerd
Katernen worden stuk voor stuk in de rug geperforeerd en daarna in het omslag gelijmd. De lijm loopt in de perforatie, dit zorgt voor de hechting.
Genaaid gebrocheerd
Katerns worden met garen aan elkaar genaaid en vormen zo een boekblok, daar omheen wordt een omslag aangebracht.
Boeganda is een koninkrijk in het huidige Oeganda. De koningen van Boeganda noemen zich Dorres (de jongen). Van de 18e eeuw tot de 20e eeuw was het Boegandarijk het overheersende rijk in Centraal-Afrika. Het is vandaag een gedeeltelijk onafhankelijke provincie van Oeganda.
Boeganda ligt rond de evenaar. Het omvat de noordwest- en noordkust van het Victoriameer en loopt naar het noorden door tot ongeveer halverwege Oeganda. In Boeganda begint de Victorianijl als wateraftakking van het Victoriameer, algemeen gezien als de bron van de Nijl. Verder bevinden zich in Boeganda zowel de oude hoofdstad Entebbe als de nieuwe hoofdstad Kampala. De inwoners van Boeganda noemen zich de Baganda. Hun taal wordt het Luganda genoemd. Boeganda is verder bekend om de tombes van Kasubi, de graftombes van de koningen van het koninkrijk. Deze tombes werden tot het wereldcultuurerfgoed van de UNESCO gerekend. Deze tombes zijn tijdens ongeregeldheden op 17 maart 2010 afgebrand.
het roodgekleurde deel is Boeganda auteur : AndrewRT CC 3.0
In 1894 werd Oeganda, en daarmee Boeganda, een Brits protectoraat. Desalniettemin nam Boeganda het overwicht, naast de merendeels onafhankelijk regerende stamhoofden van de Banjoro- Ankole- en Torovolken. Op 9 oktober 1963 werd de toenmalige Kabaka Sir Edward Fredrick Walugembe Mutesa II de president van de onafhankelijke federatieve republiek Oeganda. In 1966 werd de koning verdreven door minister-president Milton Obote welke zichzelf tot staatshoofd verhief. Er volgde een tijd van onderdrukking door Milton Obote en Idi Amin.
graftombe van de koningen van Boeganda
De koninklijke familie moest vluchten. Op 31 juli 1993 keerde de zoon van de laatste Kababa, Roland Muwenda Mutebi II terug naar Oeganda en als 37e Kababa gekroond, dit keer weer van alleen Boeganda. Op 19 december 1997 werd het voormalig koninklijk paleis Lubiri in Mmengo (Kampala) door de centrale regering teruggegeven aan Boeganda. Vandaag bevindt zich er de deelregering en het parlement van Boeganda. De teruggave van Lubiri was onderdeel van een tienpuntenplan om de rust naar het door onlusten geplaagde Boeganda te doen terugkeren.
"Zichzelf overwonnen te hebben, is beter dan alle anderen te overwinnen."
Boeddha (Dhammapada vers 104)
Het Drievoudig Juweel
Een centraal begrip in het boeddhisme is het Drievoudig Juweel (Pali: tiratana) of de Drie Juwelen. Dit Drievoudig Juweel bestaat uit de Boeddha, de leer (Dhamma) en de geestelijke gemeenschap (Sangha).
De Boeddha is de ontdekker van het principe van de Dhamma (Sanskriet:Dharma) oftewel 'de Leer'. De Dhamma wordt beschreven als doodloos, en bestaat onafhankelijk van de Boeddha. De Dhamma is altijd aanwezig, of er nu een Boeddha is of niet. De Boeddha is ontwaakt aan de Dhamma, verlicht door de superieure kennis van de realiteit in het hier en nu. Dit Dhamma is wat de Boeddha zijn discipelen onderwijst. Als de discipelen de instructies van de Boeddha begrijpen en ernaar handelen en het uitvoeren, kunnen zij zelf ook de Dhamma zien. Dan zijn zij ook verlicht om hetzelfde einde van lijden en ontevredenheid te bereiken als de Boeddha. De Sangha is de gemeenschap van personen die deze staat van verlichting trachten te bereiken.
Boeddha verwijst zowel naar de historische Boeddha in de persoon van Boeddha Gautama, als naar het "boeddhaschap". Het boeddhaschap is een titel die gegeven wordt aan personen die door hun eigen inspanning en zonder leraar de Dhamma hebben gezien.
Licht nu als lamp voor uzelf; ontbrandt snel en wees wijs.
Boeddha (Dhammapada vers 236)
De drie karakteristieken
Alle dingen die bestaan (zowel materieel als geestelijk) hebben de volgende drie karakteristieken:
1. Ze zijn vergankelijk en onderhevig aan verandering (Pali: anicca) 2. Doordat dingen veranderlijk zijn, kunnen onze wensen met betrekking tot deze dingen nooit compleet vervuld worden. Ze zullen blijven veranderen en dat is pijnlijk (Pali: dukkha). 3. Daarom zijn deze dingen ook niemands werkelijk bezit, niemand heeft er complete controle over. Er bestaat dan ook geen echte onveranderlijke essentie, zelf of ziel, waarvan je kunt zeggen: Dat ben ik. Alle dingen zijn zelfloos (Pali: anatta).
De enige uitzondering hierop is het nirwana, het hoogste dhamma, dat onvergankelijk en niet pijnlijk is, en ook zelfloos.
De vijf khandhas (groepen)
De vijf khandhas zijn de vijf groepen van ervaring. Alles wat een mens ervaart behoort in een van deze groepen. Alleen het nirwana ligt erbuiten. De mens bestaat uit vijf vormen: vorm (materie en energie), gevoel, perceptie, mentale formaties (gedachten en intenties) en het bewustzijn. Deze vijf vormen zijn niet van iemands zelf, het boeddhisme heeft dan ook de opvatting dat mensen geen ziel hebben.
De dorst van de gedachteloze groeit als een woekerplant.
Boeddha (Dhammapada vers 334)
De zes zintuigen
Er zijn zes zintuigen: oog, oor, neus, tong, lichaam en geest. Wanneer er bewustzijn opkomt bij een van deze zintuigen, zijn er noodzakelijkerwijs drie dingen aanwezig: het zintuigorgaan zelf, het zintuigobject dat ermee in contact komt en het specifieke zintuigbewustzijn. Het samenvallen van deze drie wordt contact (phassa) genoemd. De eerste vijf zintuigen hebben stoffelijkheid rupa als object. Respectievelijk vorm, geluid, geur, smaak en aanraking (het voelt hard/zacht, warm/koud of bewegen/druk). De geest heeft geen fysieke objecten maar kan een zintuigbewustzijn als object hebben, ook herinneringen, concepten, fantasieën en ideeën zijn mogelijke objecten van de geest.
Het bestaan van een onafhankelijk, centraal bewustzijn of "ik" dat alles ervaart wordt ontkend.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen:
1. een relatieve werkelijkheid waarin alles en iedereen in onderlinge afhankelijkheid van elkaar bestaat (het 'ik' of 'ego', de zintuigen en de 'gewone', alledaagse geest) en .2. een absolute, onveranderlijke (reïncarnerende) werkelijkheid van de oorspronkelijke, zuivere 'natuur van de geest', ook wel de Boeddhanatuur genoemd. Iedereen heeft de Boeddhanatuur in zich, maar bij niet-verlichte mensen is deze verduisterd door 'wolken van onwetendheid'. Toch kan deze zuivere zon-achtige natuur nooit 'besmet' of vervuild worden door de wolken. Deze zon geeft warmte (liefde) en licht (wijsheid) en zal altijd aanwezig blijven achter de wolken. Zolang de wolken van negatieve emoties de zon verduisteren blijft de mens lijden en reïncarneren. Zodra ze voorgoed oplossen ontstaat verlichting en kan de mens kiezen om niet meer geboren te worden na het overlijden.
Het hoogste doel echter is, bij verlossing, de eigen volledige verlichting uit te stellen en telkens opnieuw op aarde terug te keren om hen te helpen, tot alle wezens verlicht zijn. Zo iemand noemt men een bodhisattva. De dalai lama, leider van het Tibetaanse volk, als veertiende lama levend in ballingschap in Dharamsala, wordt gezien als de Bodhisattva van Mededogen. Hij keert telkens terug op aarde om mensen te helpen op hun pad naar verlichting.
Afhankelijk ontstaan en oorzakelijkheid
Het afhankelijk ontstaan (Pali: paticca-samuppada) komt overeen met het principe van oorzakelijkheid. Alle dingen zijn geconditioneerd en zijn ontstaan als gevolg van directe oorzaken en omstandigheden. Indien bepaalde condities veranderen of nieuwe condities ontstaan, kan dit leiden tot het vergaan of verdere groei van een (fysiek of mentaal) object of ding.
In haar meer specifieke vorm is het principe van het afhankelijk ontstaan gericht op het begrijpen van de oorzaak van het lijden en de ontevredenheid die mensen ervaren. Het afhankelijk ontstaan bestaat uit twaalf stappen. In het kort is de grondoorzaak van het lijden onwetendheid. Als er onwetendheid is, worden de gevoelens die ervaren worden in de zes zintuigen verkeerd gezien en ontstaat er verlangen. Als er verlangen is ontstaat er gehechtheid. Als er gehechtheid is ontstaat er pijn, spijt, ontevredenheid, geboorte, ouderdom, ziekte en dood. Op deze manier leidt de aanwezigheid van onwetendheid tot het lijden.
Het principe van nu-causaliteit (Pali: idapaccayata) verwijst naar de observatie dat oorzaak en gevolg constant plaatsvinden in het hier en nu. Het is een belangrijke realisatie, die leidt tot het zien van de Dhamma en het bereiken van het nirwana.
Binnen in u is wildernis, de buitenkant maakt gij schoon.
Boeddha (Dhammapada vers 394)
Middenweg
De middenweg is een centraal aspect van de praktijk van het boeddhisme. De leer van de middenweg benadrukt het vermijden van de twee extremen van 'het nastreven van sensueel geluk in sensueel plezier' en 'het nastreven van zelfkwelling of zelfkastijding'. Deze twee extremen zijn volgens de leer van de middenweg onvoordelig, en leiden niet tot verlichting. De middenweg bestaat uit het achtvoudige pad, en heeft betrekking op de vier nobele waarheden. Wie de middenweg tot het einde volgt, bereikt het nirwana.
"Haat eindigt niet door haat. Haat eindigt door liefde. Dit is een eeuwige wet."
Boeddha (Dhammapada vers 5)
Basisconcepten in het boeddhisme
De Boeddha moedigde een gezonde verhouding tussen geloof en directe empirische waarneming aan. Hij zei dat geloof gebalanceerd dient te worden met wijsheid. De wijsheid in het boeddhisme is gericht op het correct begrijpen van het leven, en uit zich in een leven dat correct geleefd wordt. Geloof alléén is blind, het gelooft alles wat gezegd wordt en maakt geen onderscheid tussen waarheid en onwaarheid.
De Boeddha zette verschillende concepten uiteen, die essentieel zijn voor een correct begrip van de werkelijkheid hier en nu. Zonder een correct begrip van deze concepten is verlichting niet mogelijk. De basis van het boeddhisme handelt over het lijden (dukkha in het Sanskriet), en hoe we er definitief vanaf kunnen komen. De Vier Nobele Waarheden beschrijven het principe waardoor dit mogelijk is. Een juist begrip van hoe de werkelijkheid bestaat (wijsheid van de leegte) is essentieel in het boeddhisme om een einde te kunnen maken aan de cyclus van wedergeboorte en het lijden dat daarbij hoort. In principe worden al onze schadelijke gedachten (hechting, woede, trots enz.) veroorzaakt door een onjuist begrip van deze werkelijkheid. Hiernaast is het begrip van karma essentieel, wat ook leidt tot inzicht in de boeddhistische ethiek, zoals de Vijf Voorschriften, de Vier verheven geestestoestanden en de zes (of tien) perfecties. Boeddha zei dat als een persoon naar deze principes handelt en ze in zichzelf ontwikkelt, hij gelukkiger zal worden en beter in staat zal zijn ook de hogere leringen beter te begrijpen en toe te passen.
Die bezonnen zijn, sterven niet, die onbezonnen zijn, zijn reeds gestorven.
Boeddha (Dhammapada vers 21)
De vier edele of nobele waarheden
De vier nobele waarheden hebben tot doel het verkrijgen van inzicht in de aanwezigheid, oorzaak, oplossing en het overkomen van lijden en ontevredenheid. Deze waarheden worden soms ook geformuleerd in termen van de aanwezigheid van geluk, haar oorzaak, de afwezigheid ervan en de oorzaak van deze afwezigheid. De vier nobele waarheden in haar klassieke definitie zijn:
1. Er is lijden en ontevredenheid in het leven 2. Er is een oorzaak voor dit lijden: verlangens 3. Er is een einde aan het lijden wanneer er een permanent einde komt aan het ontstaan van verlangens door het behalen van de bevrijding/verlichting 4. En er is een weg die hier naartoe leidt: Het Achtvoudige Pad.
Het achtvoudige pad
Het edele achtvoudige pad bestaat uit: juist begrijpen, juiste intenties, juist spreken, juiste handelingen, juist levensonderhoud (beroep), juiste aandacht, juiste inspanning en juiste mentale absorptie. Het achtvoudige pad wordt vaak ook kort omschreven als moraliteit (of ethisch goed gedrag), samadhi (meditatie) en wijsheid. Het achtvoudige pad wordt gezien als een pad naar de verlichting, maar veroorzaakt niet de verlichting, net zoals een pad naar de berg kan leiden, maar deze berg niet veroorzaakt.
Dwazen zonder begrip hebben zichzelf tot ergste vijand.
Boeddha (Dhammapada vers 66)
De vijf voorschriften
De vijf voorschriften zijn het basisniveau van moraliteit voor een praktiserende boeddhist: niet doden, stelen, liegen, seksueel wangedrag of bedwelmende middelen gebruiken. Indien gewenst, kan iemand ervoor kiezen om in plaats van de vijf voorschriften vrijwillig de acht voorschriften, de tien voorschriften of de geloften (patimokkha) voor monniken of nonnen na te leven. Deze regels zijn er voor de leken. De boeddhistische monniken houden zich aan meer regels.
De vier verheven geestestoestanden
De Vier verheven toestanden zijn: liefdevolle vriendelijkheid, compassie (mededogen), vreugdevolle appreciatie en gelijkmoedigheid. Het zijn de vier 'goddelijke' geestestoestanden, omdat gezegd wordt dat de goden deze vier geestestoestanden in ruime mate bezitten.
Die het ongeschapene kent en het geschapene te niet doet, die alle banden heeft verscheurd en alle begeerten terzijde gesteld, die is de grootste onder de mensen.
Boeddha (Dhammapada vers 97)
De paramita's
De tien paramita's van het Theravada zijn: vrijgevigheid, moreel gedrag, verzaking (afstand doen), wijsheid, energieke inspanning, geduld, oprechtheid, vastberadenheid, vriendelijkheid en evenwichtigheid.
In het Mahayana-boeddhisme worden zes (of soms tien) paramita's beschreven. Deze perfecties zijn karaktereigenschappen, die door oefening kunnen groeien in het karakter van het individu. De zes perfecties van het Mahayana zijn: vrijgevigheid, moreel gedrag, geduld, vreugdevolle inspanning, concentratie en wijsheid de vier extra zijn: methode, wensen, kracht en hoogste wijsheid.
Karma, wedergeboorte, hemel en hel
De Boeddha onderwees ook de wet van karma (kamma): 'goede' acties leiden tot resultaten zoals geluk, en 'slechte' acties hebben slechte gevolgen van lijden en problemen. De resultaten van acties (karma) komen echter vaak pas lang nadien, zoals in volgende levens. Boeddha zei dat karma vooral bestaat uit de intentie die de actie motiveert. Door de motivatie te controleren kan men dus in feite de eigen toekomst bepalen in termen van geluk of lijden. Boeddha verzon karma niet, maar vormde het om vanuit de brahmanistische traditie en legde daarbij de nadruk op de intentie achter de actie.
Het beginsel van wedergeboorte is een fundamenteel boeddhistisch concept, direct verbonden met karma, omdat de wereld waarin men herboren wordt, alles te maken heeft met de acties (karma) uit het verleden.
In de boeddhistische kosmos bestaan meerdere bestaansniveaus van voelende/bewuste wezens: van goden (een bestaan met bijna uitsluitend geluk) tot hellewezens (een bestaan met bijna uitsluitend lijden); mensen bevinden zich in de middenmoot met levens waarin geluk en lijden elkaar afwisselen. Goede acties leiden tot een wedergeboorte als een deva, een halfgod, of als een mens in een relatief comfortabele situatie. Slechte acties veroorzaken een wedergeboorte als een mens in een slechte situatie, als dier, als zogenaamde hongerige geest, of zelfs in een hel. Deze levens zijn echter allemaal slechts tijdelijk. Hoewel het boeddhisme deze goden kent, zijn deze niet onsterfelijk en kunnen ook niet gezien worden als scheppingsgoden. Als men verlicht wil raken zal dat als mens moeten, want goden lijden te weinig.
Het huidige leven wordt volgens het boeddhisme voorafgegaan door een bijna beginloze reeks vorige levens. Alleen het bereiken van verlichting brengt dit alsmaar doorgaand rad (samsara) van doodgaan en geboren worden tot een einde. Dan is er ook een einde aan ouderdom en ziekte, zorgen, spijt, pijn en wanhoop.
Het vermijden van al het foute gedrag, Het ondernemen van het goede, En het ontwikkelen van je eigen geest; Dit is de leer van de Boeddha's.
Boeddha (Dhammapada vers 183)
Het boeddhisme is een dharmistische non-theïstische wereldreligie. Het is een levensbeschouwelijke en religieuze stroming die werd gestart door Gautama Boeddha.
Het boeddhisme heeft zich geleidelijk over andere delen van Azië verspreid en heeft een centrale rol gespeeld in de spirituele, culturele en sociale ontwikkeling van de oosterse wereld. Tegenwoordig telt het boeddhisme wereldwijd ongeveer 415 miljoen aanhangers.
De oorspronkelijke naam van het boeddhisme is "Boeddhasasana" (in het Pali), wat 'de leer van de Boeddha' betekent. De kern van deze leer is het natuurlijke principe dat de Boeddha ontdekte als resultaat van zijn zoektocht naar een einde van het lijden en de ontevredenheid. "Boeddhisme" is in de loop der tijden een verzamelnaam geworden voor de vele tradities die gebaseerd zijn op de oorspronkelijke leringen van de Boeddha. De wetenschappelijke studie van het boeddhisme wordt boeddhologie genoemd.
Groot belang wordt gehecht aan ascese (het streven naar of het beoefenen van een reine levenswandel door de eigen hartstochten en begeerten te beteugelen en zelftucht toe te passen. Ascese kan gepaard gaan met zelfkastijding.) en boeddhistische monniken richten zich volledig op het bereiken van het nirwana. Tegelijkertijd zijn de verplichtingen voor leken relatief beperkt, wat het boeddhisme tot de succesvolste missionaire religie maakte tot deze rol rond 1000 door de islam werd overgenomen. Belangrijk bij deze verspreiding was ook het monasticisme waarbij monniken bij elkaar leven in kloosters.
Engels : Buddhism Duits : Buddhismus Frans : Le bouddhisme
verspreidingskaart
De ontstaansgeschiedenis van het boeddhisme dateert uit de vijfde eeuw voor Christus en is in grote lijnen als volgt overgeleverd: Wijze mannen bezochten de toenmalige koningin Maya en vertelden haar dat ze zwanger was van een goddelijke zoon die een groot heerser of leraar, Boeddha, zou worden. Maya stierf een week na de geboorte van die zoon, Siddhartha Gautama, in het kraambed. Haar echtgenoot, koning Suddhodhana, was vastbesloten dat zijn zoon hem ooit zou opvolgen. Daarom voedde hij de jonge prins op in de beschermde omgeving van het koninklijk paleis en zag hij erop toe dat hij niet met de buitenwereld in contact kwam. Siddhartha leidde zodoende weliswaar een leven van luxe en plezier, maar hij was niet gelukkig. Het is wetenschappelijk gezien ook mogelijk dat Gautama zich voordeed als iemand van de Kshatriya's, de kaste van de heersers, om zo iets in te kunnen brengen tegen de brahmanen. Dit gebeurde wel vaker met religieuze leiders destijds..
Hij trouwde met zijn nicht en werd vader van een zoon. Op een dag verliet Siddhartha het paleis om een tochtje te gaan maken. Tijdens dat uitstapje zag hij vier mannen: een oude man, een zieke man, een dode man en een asceet, die zelf niets bezat, maar leefde van voedsel en geld dat hem geschonken werd. Niettemin zag hij er gelukkig uit. Siddhartha besloot het voorbeeld te volgen en vertrok diezelfde avond nog uit het paleis. Hiermee wilde hij het antwoord vinden op de vraag waarom mensen zo moesten lijden.
Hij sloot zich aan bij vijf asceten die zich in de wildernis hadden afgezonderd. Ze leefden vrijwillig zonder voedsel en slaap. Zes jaar later, toen hij bijna doodging van de honger besloot hij dat dit niet de juiste manier was om wijsheid te bereiken. Hij trok daarom verder, richting de stad. Toen hij weer op kracht was besloot hij onder een boom te mediteren, en er niet onder vandaan te komen zonder dat hij het antwoord op zijn vraag had. Zijn vraag was waarom mensen moesten lijden. Op de negenenveertigste dag kreeg hij inzicht in de oorzaken van het lijden van de mens en hoe dat lijden moest worden weggenomen. Door deze antwoorden was hij een verlicht persoon, Boeddha. Hij bereikte een staat van vreugde en vrede, dit wordt nirwana genoemd.
De rest van zijn leven trok hij door India, onderwijzend wat hij had geleerd. Zijn eerste volgelingen waren de vijf asceten. Ook zijn familie nam zijn leer aan en zijn tante werd de eerste boeddhistische non. Zijn volgelingen werden shanghas genoemd. Op tachtigjarige leeftijd wist hij dat hij zou sterven. Ook zou hij niet opnieuw worden geboren, zelfs niet in de hemel, omdat hij nu verlicht was, en nu voor altijd in het nirwana opging. Toen men hem vroeg wie hem op moest volgen vertelde hij dat er geen opvolger moest komen, maar dat zijn lessen bewaard moesten blijven.
hangend boeddhistisch klooster van Xuan Kong Si
Het boeddhisme is vanaf het begin af aan gecentreerd rond de monastieke Sangha. Boeddha was zelf een monnik en de grote meerderheid van zijn verlichte discipelen waren ook monnik (Pali: bhikkhu) of non (bhikkhuni). Er waren daarnaast echter ook genoeg verlichte leken.
De Boeddha legde een code van discipline neer, genaamd de patimokkha (Pali). De patimokkha voor bhikkhu's (of monniken) bestaat uit ongeveer 227 regels. Naast de patimokkha zijn er nog meer dan duizend andere regels en richtlijnen waar de monniken en nonnen zich aan moeten houden. Het totaal aan gedragsregels en discipline wordt de Vinaya genoemd.
De vier meest fundamentele regels (de vier parajikas, uitsluitingsgronden) voor de bhikkhu's zijn:
1. Wanneer een bhikkhu aan geslachtsverkeer doet, is hij parajika. 2. Wanneer een bhikkhu intentioneel een mens doodt, is hij parajika. 3. Wanneer een bhikkhu iets van significante waarde steelt, is hij parajika. 4. Wanneer een bhikkhu liegt over zijn eigen spirituele realisaties, is hij parajika.
Indien een monnik een van deze acties toch doet, is hij geen bhikkhu meer en kan in zijn huidige leven geen bhikkhu meer worden.
Een andere belangrijke regel is dat bhikkhu's en bhikkhuni's geen geld mogen gebruiken en ontvangen, en zich niet mogen inlaten met directe ruil van goederen met leken. Monniken en nonnen leven in kloosters of tempels.
Na de dood (het parinibbana) van de Boeddha breidde het boeddhisme zich uit van Noord-India tot de gebieden die beslagen worden door de volgende hedendaagse landen: India, Nepal, Pakistan, Bangladesh, Sri Lanka, Myanmar, Afghanistan, Tadzjikistan, Oezbekistan, Turkmenistan, Kirgizië, Kazachstan, Thailand, Laos, Cambodja, Vietnam, Maleisië, Indonesië, China,Bhutan, Mongolië, Taiwan, Japan, Noord-Korea en Zuid-Korea.
Via de zijderoute was het boeddhisme in de periode van 300 v.Chr. tot ongeveer 600 n.Chr. ook in beperkte mate aanwezig in Egypte (Alexandrië) en het huidige Griekenland, Turkije, Israël, Jordanië, Syrië, Irak en Iran. De invloed van de Grieken is ook terug te vinden in het boeddhisme: zij maakten de eerste Boeddhabeelden in de toenmalige Griekse staat Bactrië in het huidige Afghanistan. Tegenwoordig is het boeddhisme ook bekend, geaccepteerd en aanwezig in het Westen.
In de 12e eeuw is het boeddhisme verdwenen uit India als gevolg van de vervolging door de moslims en de invallen van de Mogols die India veroverden. Het was vooral in het noorden gebleven, in tegenstelling tot het hindoeïsme dat vroeg tot in het zuiden is doorgedrongen. Ook in Afghanistan, Pakistan en het Midden-Oosten verdween het boeddhisme mede door de opkomst van de islam. Vanaf 1950 is het boeddhisme onderdrukt in de landen China, Vietnam, Noord-Korea, Laos en Cambodja. In elk van deze landen is dit gebeurd gedurende een communistisch dictatoriaal bewind.
De gegevens in dit artikel zijn louter speculatief en berusten op overlevering. De data zijn niet controleerbaar en staan ter discussie bij allerlei wetenschappers.
Siddhartha Gautama of Boeddha was een spiritueel leider die (volgens de historische wetenschap) waarschijnlijk leefde rond 6 eeuwen voor Christus, van 563 tot ca. 483 v.Chr. in Nepal. Door moderne geleerden wordt ook ca. 480-400 gesuggereerd. Er zijn ook alternatieve data die gangbaar zijn vanuit de geloofstradities zelf. Volgens religieuze overleveringen bereikte Gautama Boeddha complete en volledige verlichting (het Boeddhaschap). Gautama Boeddha wordt ook wel de Sakjamoeni (sakyamuni) Boeddha genoemd en werd geboren als Siddhartha Gautama. De naam Siddhartha betekent: hij, wiens doel is volbracht of van wie elke wens vervuld is. Vaak wordt hij kortweg "de Boeddha" of "Boeddha" genoemd. Boeddha betekent 'hij die ontwaakt (verlicht) is'. De titel Boeddha wordt gegeven aan iemand die op eigen kracht, zonder leraar, de Dhamma (de waarheid, de natuurlijke ordening der dingen) ontdekt heeft en verlichting heeft bereikt. Volgens overlevering zijn er voor Gautama Boeddha nog een aantal andere boeddha's geweest (een beroemde lijst noemt 28 Boeddha's). Boeddha werd geboren in een hindoe-familie.
Engels : Gautama Buddha, Siddhattha Gotama Duits : Buddha Frans : Bouddha
Siddhattha Gotama Buddha
Het levensverhaal van de Boeddha is in het boeddhisme een voorbeeld en inspiratiebron voor het bereiken van verlichting. Siddharta Gautama werd geboren te Lumbini in het zuiden van Nepal. Zijn moeder zou Mayadevi hebben geheten, wat in het Sanskriet tevens verlichting betekent. Boeddha kwam in een tuin in Lumbini ter wereld, na tien maanden in de buik van zijn moeder te hebben gezeten. Hij wees met de wijsvinger van zijn ene hand naar de hemel en met de wijsvinger van zijn andere hand naar de grond. Boeddha's geboorteland was het land van de Sakya's. Zijn vader, Suddhodana, was de koning van dat land. De naam Sakyamuni is een verwijzing naar de Sakya's: letterlijk betekent het de wijze van de Sakya's.
Volgens de traditie was Siddhartha Gautama een prins, wiens ouders van diverse wijzen te horen hadden gekregen dat hun kind óf een onovertrefbaar groot heerser zou worden, óf alle aardse goederen zou verwerpen en de verlichting zou bereiken. Aangezien zijn vader de eerste voorspelling prefereerde werd hij omringd met de beste aardse goederen, zodat hij in zijn leven geen ontevredenheid of nare dingen zou ervaren. Hij zou dan geen afstand hoeven te doen van zijn bezittingen. Zijn vader bouwde drie paleizen en Siddhartha Gautama bracht al zijn tijd door binnen de hoge muren van het paleis. Zo gingen de eerste 29 jaar van zijn leven voorbij. Toen Boeddha zeven jaar was, overleed zijn moeder. Zijn tante, de zus van zijn moeder, ontfermde zich over haar neefje. Op de leeftijd van zestien jaar trouwde Boeddha met de eveneens zestienjarige Yasodhara. Samen kregen ze een zoon die de naam Rahula kreeg.
een liggende Boeddha auteur : Surya Thonawanik CC 3.0
Na 29 jaar ging hij echter diep nadenken over het leven en wilde zien hoe het 'echte' leven buiten het paleis was. Stiekem ging hij 's nachts de stad in, samen met zijn bediende. Tot zijn grote schrik zag hij een oude man, een zieke man en een dode man. Omdat hij door zijn beschermde opvoeding nog nooit een oude, zieke of dode man had gezien, vroeg hij zijn bediende om uitleg. Hij kreeg te horen dat alle mensen oud worden, ziekten oplopen en doodgaan. Dat dit een normaal iets is. Ook zag Siddhartha Gautama een kalme en beheerste monnik voorbijlopen. Hij vroeg zijn bediende wat dit voor man was, en kreeg te horen dat het een monnik was die vrijwillig zijn bezittingen had opgegeven en een leven van eenvoud leidde, gericht op spirituele ontwikkeling. Kort daarna verliet Siddhartha het paleis en zijn familie (waaronder zijn jonge vrouw en kind) en ging hij leven als een monnik in de bossen van India.
In Benarès studeerde hij met twee zeer bekende en gerespecteerde meesters en bekwaamde zich snel in hun leer. Hij vond echter dat deze geen oplossing bood voor het lijden dat hij nog steeds ervoer. Daarom ging hij zijn eigen weg en begon een 6 jaar lange periode van zelfkastijding en zelfpijniging. Hij leefde ver van de samenleving, alleen in de bossen, at zeer weinig en werd zo mager dat hij bijna overleed.
Na zes jaar kwam hij tot het inzicht dat zelfpijniging niet leidt tot verlichting en het einde van het lijden. Hij vond een middenweg tussen het bereiken van sensueel plezier en de zelfkastijding, en besloot te gaan mediteren onder een Bodhiboom in Bodhgaya totdat hij volledige verlichting zou bereiken óf zou sterven. De volgende ochtend rond zonsopgang bereikte hij de verlichting. Vanaf toen was hij Siddhartha Gautama, de Boeddha. Hij was toen 35 jaar.
Boedhha met zijn volgelingen
Hij begon zijn nieuw gevonden inzicht (de Dhamma) aan anderen te onderwijzen. Het onderwijs dat hij gaf bevatte onder meer Vipassana wat betekent: inzicht, de dingen zien zoals ze werkelijk zijn. Vipassana is een proces van zelfobservatie met als doel de geest tot in de diepste lagen te zuiveren van negativiteit en onzuiverheden als woede, haat, hebzucht en angst. Naarmate de invloed hiervan zwakker wordt, komen positieve eigenschappen zoals liefde, mededogen, vreugde en gelijkmoedigheid vanzelf tot ontwikkeling. Tegenwoordig kan deze meditatietechniek worden geleerd in een tiendaagse cursus. Zo'n cursus vormt een mentale training met een diepgaande waarde voor het dagelijks leven.
Zijn eerste toespraak hield hij in Sarnath. Gedurende de 45 volgende jaren reisde hij door de toenmalige staten van Noord-India. Hij werd een zeer gerespecteerde spirituele leider. De koningen van de twee grootste staten (Kosala en Magadha) werden zijn discipelen, net als vele anderen uit alle lagen van de bevolking. Veel mensen besloten monnik (bhikkhu) of non (bhikkhuni) te worden in de monastieke orde (de Sangha) van de Boeddha. Op 80-jarige leeftijd overleed hij te Kushinagar. Zijn toespraken en leringen werden gereciteerd en onthouden door zijn volgelingen en na zijn dood in twee congressen die door zijn volgelingen voor dit doel werden georganiseerd opgeschreven in de Pali-canon, de in de taal Pali gestelde aanvankelijk mondeling overgeleverde woorden van de Boeddha. De oudste bekende nog bestaande exemplaren van deze teksten kunnen aan de Boeddha toegeschreven worden.
De boeboekuil (Ninox novaeseelandiae), in het Engels ook wel mopoke of morepork genoemd, is een kleine bruine uil die vooral in Nieuw-Zeeland en Australië voorkomt.
Engels : Southern Boobook, Mopoke, Morepork, Ruru Duits : Neuseeland-Kuckuckskauz Frans : Ninoxe boubouk
Er komen verschillende ondersoorten van deze kleine uil voor in Azië en Australië. Alle vormen roepen op dezelfde wijze: een hoog, twee- delig "boeboek" , waar ze hun naam aan te danken hebben.
Ze eten vooral insecten en vogels, die ze vangen in de volle vlucht. Waar ze ook leven, ze rusten en slapen altijd overdag en gaan in de schemering op jacht.
Ondanks zijn kleine formaat is deze uil een dapper en agressief roofdier.
De 28 tot 36 cm lange morepork Nieuw-Zeeland is op de top gekleurd donkerbruin. De roodbruine onderzijde, stippen en linten op wit. De grote ogen zijn geel.
Hij woont in verschillende habitats, zoals tropische bossen, verspreid staande bomen, woestijnen, kreupelhout en nederzettingen.