Het Zwitsers Eedgenootschap of de Bondsbrief was een overeenkomst tussen de drie Zwitserse staatjes Uri, Schwyz en Unterwalden - ook wel de oerkantons genoemd - om elkaar bij te staan in hun verzet tegen buitenstaanders, waaronder de Habsburgers. De overeenkomst werd gesloten op 1 augustus 1291.
Deze alliantie zou uitgroeien tot een echt staatsverband, dat als zodanig definitief erkend werd bij de Vrede van Westfalen in 1648. In de loop van de jaren werden de drie staten uitgebreid met verschillende andere staatjes, zoals Bern (1353) en Appenzell (1513).
Engels : Federal Charter of 1291, Federal Charter, Letter of Alliance Duits : Bundesbrief von 1291 Frans : Pacte fédéral suisse, Pacte de 1291
Bondsbrief van 1291 het zegel van Schwyz is verloren gegaan
Deze staatjes namen deel aan de confederatie, maar behielden een groot deel van hun zelfstandigheid. Zo kwamen er ook gebieden als Wallis als vazalstaat van Bern bij de confederatie, ook al hadden die niet veel te zeggen. Na het Eerste Franse Keizerrijk werd deze toestand afgeschaft en werden de vazalstaten volwaardige leden van het Zwitsers Eedverbond.
De Bondsbrief van 1291 bevindt zich in het Bondsbriefmuseum in de gemeente Schwyz en heeft een grootte van 320 × 200 mm waarop 17 regels in het Latijn zijn geschreven. Oorspronkelijk was ze voorzien van drie zegels, maar het zegel van Schwyz is verloren gegaan.
Nederlandse vertaling door: Drs. Jan Vinke, Amersfoort, april 2009
In de naam van de HEER, amen
De eer en het algemeen belang worden bevorderd als voor het behoud van rust en vrede deugdelijke verdragen worden gesloten. Laat dus bij allen bekend zijn dat de mensen van Uri, de inwoners van Schwyz en de gemeenschap van Unterwalden met het oog op de verdorvenheid van deze tijd zichzelf en hun bezit beter willen verdedigen en op passende wijze beschermen. Daarom hebben zij in goed vertrouwen beloofd elkaar met raad en daad en met persoon en zaak terzijde te staan, zowel in de valleien als daarbuiten. Verder hebben zij beloofd met man en macht weerstand te bieden aan allen en ieder die tegen hen of een van hen geweld gebruiken, hun last bezorgen of onrecht doen en die aan persoon of bezit schade willen toebrengen. Met het oog op alles wat gebeuren kan, heeft elke gemeenschap beloofd de andere zo nodig te hulp te komen en indien vereist op eigen kosten zich teweer te stellen tegen agressie van kwaadwillende lieden en onrecht te wreken. Om dit daadwerkelijk en zonder slinkse bedoelingen na te leven hebben ze een plechtige eed afgelegd. Met de huidige overeenkomst bekrachtigen ze opnieuw het al bestaande, onder ede bezegelde bondgenootschap met dien verstande echter dat ieder naargelang van rang of stand verplicht is zijn meerdere onderdanig te zijn en te dienen.
In gemeenschappelijk overleg en unaniem hebben wij beloofd, besloten en verordend dat wij in bovengenoemde valleien geen enkele rechter accepteren die dit ambt op een of andere wijze tegen geld of beloning heeft verkregen of niet in onze regio woont of geen deel uitmaakt van onze gemeenschap.
In geval van onenigheid tussen leden van de bond moeten de verstandigsten onder hen naar voren komen en naar hun goeddunken het onderlinge geschil beslechten, en als een partij de uitspraak afwijst, moeten de andere leden van de bond tegen haar optreden.
Bovenal geldt voor hen dat wie een ander op slinkse wijze en zonder aanleiding doodt, het met zijn leven moet bekopen, als hij betrapt wordt, tenzij hij kan bewijzen dat hij onschuldig is aan genoemde wandaad. De afschuwelijke aard van zijn misdrijf vereist dit. En mocht hij aan het gerecht ontkomen zijn, dan mag hij nooit meer terugkeren. Wie de betreffende dader onderdak biedt en beschermt, moet uit de valleien geweerd worden, totdat hij uitdrukkelijk door de leden van de bond teruggeroepen wordt.
Wie een van de leden overdag of in de stilte van de nacht op slinkse wijze schade berokkent door brandstichting, zal nooit meer als lid van de gemeenschap beschouwd worden. Wie genoemde dader beschermt en verdedigt, moet schadevergoeding betalen aan de gedupeerde.
Als een van de leden een ander van zijn bezittingen berooft of hem anderszins schade toebrengt, moeten de bezittingen van de schuldige, indien aangetroffen binnen de valleien, conform het recht apart gehouden worden als genoegdoening voor de gedupeerden.
Bovendien mag niemand andermans bezit in onderpand nemen, behalve als hij onmiskenbaar zijn schuldeiser is of borg voor hem gestaan heeft, en dit is slechts geoorloofd met speciale toestemming van de rechter in zijn zaak.
Verder moet ieder zijn rechter gehoorzamen en zo nodig zelf de rechter aanwijzen onder wiens gezag hij het liefst voor het gerecht verschijnt. Als iemand zich tegen de uitspraak verzet en als ten gevolge van zijn halsstarrigheid een van de leden van de bond schade lijdt, zijn allen verplicht deze stijfkoppige persoon een schadevergoeding op te leggen.
In geval van oorlog of onenigheid tussen leden van de bond en als een van de partijen weigert de uitspraak of de vergoeding te aanvaarden, zijn de leden verplicht de andere partij te verdedigen.
Deze besluiten zijn in het algemeen belang genomen en zullen, zo God wil, voor altijd geldig blijven.
Als bewijs is het huidige document op verzoek van bovengenoemde partijen opgesteld en bekrachtigd met de zegels van de drie bovengenoemde gemeenschappen en valleien.
Vastgelegd in het jaar 1291 aan het begin van de maand augustus.
De Bondon is een Franse kaas uit het Pays de Bray in Normandië.
De Bondon is een op de Neufchâtel AOC lijkende kaas. Het is de oudste vorm waarin deze kaas geproduceerd wordt.
bondon kazen
De melk wordt langzaam gestremd, na toevoeging van stremsel wordt pas na 24-36 uur de wrongel verzameld. In 12 uur wordt onder lichte druk het laatste vocht afgevoerd. Aan de wrongel worden of schimmelcultures of korrels oudere kaas toegevoegd. De wrongel wordt gekneed, gezouten en in vormen gedaan. De vormen rijpen bij een temperatuur van 12 14°C zon tien dagen.
bondon
De kaas heeft een droge, fluweelzachte korst, de kaasmassa er onder is stevig en zeer soepel is. Over de korst ligt een fijne, witte donsachtige schimmel.
Bonding is een tandheelkundig proces waarbij de tand of kies wordt voorbereid op het plaatsen van een (plastische) restauratie of in de volksmond een witte vulling. Na het weghalen van cariës wordt de caviteit, het 'gaatje', voorbereid op het aanbrengen van de bonding.
- De oppervlaktes moeten schoon zijn, dus vrij van bloed en geïnfecteerd dentine. - Het te behandelen oppervlak moet bij de meeste bondingsystemen droog worden gehouden, maar ook niet té droog.
Bloed en speeksel zijn funest voor een goede hechting, omdat eiwitten een goede penetratie van de kunststof hars belemmeren.
De tandarts brengt een bandje of stripje aan. Hierdoor kan aan bovenstaande voorwaarden worden voldaan. Daarnaast wordt een rubberdam aangebracht of een of meerdere watjes. Dit moet voorkomen dat het te behandelen oppervlak tijdens de behandeling met bloed of speeksel in aanraking komt.
Het oppervlak wordt chemisch opgeruwd met een zuur. Het meest gebruikte zuur is een fosforzuuroplossing van 35 tot 50%. Zwakkere zuren, zoals citroenzuur of melkzuur worden ook gebruikt. Het middel moet minimaal 15 seconden inwerken, maximaal 60 seconden. Het zuur wordt weggespoeld met water en het overmaat aan water wordt weggehaald (zodat het oppervlak nog wel vochtig blijft).
Het glazuuroppervlak is na het etsen ruwer, groter van oppervlak en heeft een hogere oppervlakte-energie. Dat laatste is belangrijk, omdat de kunsthars dan beter in het oppervlak penetreert. Het onderliggende dentine heeft meer organisch materiaal, dat neerslaat na het etsen.
Met een primer wordt de organische laag die neerslaat na het etsen van het dentine geïmpregneerd. Hierdoor kan de kunststofhars beter deze laag binnendringen. De primer maakt van het hydrofiel (waterminnend) oppervlak een hydrofoob (waterafstotend) oppervlak. De organische laag veert dan weer op én laat de kunststoflaag makkelijker door, tot in de kanaaltjes van het dentine: de tubili.
De kunststofhars wordt op het oppervlak aangebracht. Dit zijn meestal stoffen op basis van acrylaten. De bonding verspreidt zich vrij snel en zeer gemakkelijk over de behandelde delen. De uitharding is chemisch of wordt door licht geïnitieerd.
Het is belangrijk dat de hechting sterk is. Kunststoffen krimpen immers als ze uitharden. De druk die door het krimpen van composiet (de witte vulling), op het oppervlak en het materiaal wordt uitgeoefend is niet groter dan 18 MPa(18 megapascal). Deze druk wordt ook wel krimpspanning genoemd. Een te grote krimpspanning kan pijn veroorzaken bij de patiënt. Indien de bonding goed is uitgevoerd kan de hechtlaag een druk van maximaal 20 tot 22 MPa verdragen.
De oppervlaktelaag van de bonding hardt niet uit, ook niet na het belichten. Deze laag noemt men de door zuurstof geïnhibeerde laag. Deze laag is erg handig, omdat het vulmateriaal uiteraard ook moet hechten. Na het aanbrengen van de vulling hardt ook deze laag uit, zodat de hechting van het vulmateriaal aan het tandmateriaal compleet is.
Bomen is een manier van voortstuwen van een boot in ondiep water. Een lange staak of (vaar)boom wordt hiertoe in het water in de bodem gestoken, en het schip wordt vooruitgeduwd.
Deze vorm van voortbewegen werd vooral gebruikt op de kleinere scheepjes die niet de beschikking hadden over een zeil of motor, op smalle wateren waar niet geroeid kon worden, of als er staande over een hoge last moest worden gekeken. Dit wordt ook vaak punteren genoemd, om dat deze manier veel gebruikt wordt voor de punter en aanverwante scheepjes. Op deze scheepjes gebeurde het bomen staande op een klein achterplechtje (stuurbank) of bij het ontbreken hiervan op een plank die over het boeisel was gelegd. De persoon die de boom hanteeerde stond stil en met zijn gelaat in de vaarrichting. Omdat bij deze manier van voortbewegen een roer overbodig is waren veel kleine scheepjes daar ook niet mee uitgerust.
Bomen - foto uit de oude doos
Op de traditionele zeilschepen van de Zuiderzee werd er geboomd als er geen wind stond. Daartoe werd vaak het zwaard afgenomen en op de plecht en de deken (bovenzijde van de bun) gelegd, de man die moest bomen kon zodoende de boom op de plecht insteken en lopend tot op de deken het schip duwen. Bij zeilschepen werd de boom bewaard door hem langs een van de stagen op te hangen.
Op de vrachtschepen werd alleen geboomd als er niet kon worden gejaagd of met een vastgezette boom vanaf de kant worden geduwd (wegen of truilen). Omdat deze schepen vaak een gangboord hadden kon de persoon die moest bomen een groot deel van de scheepslengte gebruiken. Dit gebeurde met de rug naar de boeg en het schip werd als het ware met de voeten vooruit geduwd. Hierbij was het dus wel noodzakelijk dat er iemand anders aan het roer stond.
bomen met z'n tweeën
De onderkant van de vaarboom, de voet, bestaat uit de hak (het uiteinde van de hoofdstok) en de iets kortere teen, een aan de hoofdstok bevestigd iets gekromd stukje hout van ongeveer twintig centimeter, dat het bomen vergemakkelijkt in een modderige bodem. Als de bodem hard of steenachtig is, kan de teen beschadigd worden of zelfs los raken en moet de hak worden gebruikt om het schip voort te stuwen.
Het woord Bombrood is, met name in voormalige vissersdorpen en -steden, een nog herkenbaar, zij het verouderd, begrip. Het betreft een vorm van beloning die werd verstrekt aan die man of jongen die een echtgenote of een moeder op de hoogte bracht van de thuiskomst van haar man of zoon die visser was.
Vooral destijds, vóór 1940, toen aan boord van vissersschepen nog geen sprake was van communicatiemiddelen, had het thuisfront er geen notie van, wanneer een op zee vissend gezinslid terug zou keren. Nu hadden bepaalde mannen en jongens die op strategische plaatsen konden uitzien naar vanuit zee naderende vissersschepen voldoende kennis van zaken om een dergelijk schip te identificeren. Elk schip had nu eenmaal bepaalde eigen kenmerken zoals een eigen vorm of bouw, dan wel opmerkelijke zeilen of tuigages of twee door kleur opvallende masttoppen wat dit vaartuig onderscheidde van andere schepen; een verrekijker verrichtte daarbij goede diensten. En zodra nu duidelijk was om welk schip het ging, haastte de boodschapper zich allereerst naar het huis van de schipper - de gezagvoerder van het desbetreffende vissersschip - om de schippersvrouw op de hoogte te brengen van de komst van haar man. Tegenover het brengen van zo'n blijde boodschap stond een beloning, die 'bombrood' werd genoemd.
Met name de kustdorpen aan de Noordzee kenden nog tot aan het eind van de 19de eeuw een zogeheten bomschuit als gangbaar vissersschip. Deze platboomde schepen konden bij terugkeer aanlanden op het strand en ook in hun geval zagen kenners al van verre welke bomschuit naderde. Omdat het hier om bomschuiten of, zo men ze ook vaak noemde, om bommen ging, werd het woord bombrood door velen gerelateerd aan een dergelijke bom. Men kende echter in visserssteden als Vlaardingen en Maassluis eveneens het bombrood, terwijl de bom of bomschuit daar als gangbaar vissersschip in het geheel niet in gebruik was.
Overigens kende Vlaardingen, en wellicht ook Maassluis, destijds een zogenaamde torenkijker, een man die in de toren van de plaatselijke kerk uitkeek naar vissersschepen die de Waterweg in kwamen varen. Bij signalering ervan hees hij in de toren op de torentrans een bal, stelde daarna vast welk schip en schipper het betrof en ging vervolgens snel op weg voor het brengen van de goede tijding en het incasseren van het bombrood.
Men kende in vroeger jaren zogenaamde boden, in feite berichtgevers, die door opdrachtgevers over kortere of langere afstanden op pad werden gestuurd om schriftelijke berichten of mondelinge boodschappen over te brengen. Hun reizen ging te voet, per paard, per koets of per beurtschip, afhankelijk van af te leggen afstanden en begaanbare wegen. De opdrachtgever betaalde een bode, maar daarnaast was het regel dat de ontvanger van een bericht of boodschap zo'n bode bij aankomst enkele boterhammen verstrekte, zogenaamd bodenbrood. In de loop der jaren is het geven van brood overgegaan in het schenken van een gift of een fooi, terwijl het woord zelf door samentrekking en klinker- en medeklinkerwisselingen is gewijzigd van het vroegere bodenbrood naar het woord bombrood zoals men dat nu nog kent.
Een bombe is een elektromechanisch gereedschap gebruikt door Britse cryptologen tijdens de Tweede Wereldoorlog als hulpmiddel voor het breken van de Enigma-codeermachines van de Duitsers. De bombe werd ontworpen door Alan Turing met belangrijke aanvullingen van Gordon Welchman.
Britse bombe (Bletchley Park museum) auteur : Sarah Hartwell CC 3.0
Het ontwerp is gebaseerd op de door de Pools cryptoloog Marian Rejewski omstreeks oktober 1938 ontwikkelde bomba kryptologiczna (cryptologische bom) of kortweg bomba. De ontwerpen voor deze machine werden door het Poolse Biuro Szyfrów op de Pools-Frans-Britse conferentie van 24 juli tot 27 juli 1939 in Pyry, ten zuiden van Warschau overgedragen aan de geallieerden.
De standaard Enigma-machine gebruikte drie rotoren welke elk op 26 verschillende posities gezet konden worden. De bombe probeerde elk van deze posities en voerde daarop een test uit. Vrijwel alle 17.576 (26x26x26) posities konden door de test uitgeprobeerd worden waarna de overgebleven mogelijke oplossingen met de hand onderzocht werden. Voor het gebruik van de bombe had de cryptoanalist echter wel een zogenaamde crib nodig, een stukje versleutelde tekst waarvan het klaarschrift geraden kon worden.
replica van een bombe in het Bletchley Park museum auteur : Matt Crypto / Tom Yates CC 3.0
De eerste bombe werd in maart 1940 op Bletchley Park geïnstalleerd. Vanaf 1943 werden ook in de Verenigde Staten bombes geïnstalleerd. De laatste alhier geassembleerde bombe wordt heden ten dage tentoongesteld in het National Cryptologic Museum.
De Britse bombes werden meestal bediend door de dames van het Women's Royal Naval Service (WR(e)NS). De Amerikaanse meestal door de dames van het Women's Army Corps (WACs) en het Women Accepted for Volunteer Emergency Service (WAVES).
De bombay is een kattenras met een glanzende zwarte vacht en grote, goudkleurige ogen. Omdat de Indiase zwarte luipaard net zo'n zwart glanzende vacht had als deze kat, is de Bombay naar een Indiase stad genoemd.
Vachtkleur : Altijd zwart met af en toe wat witte haartjes op de onderbuik of op de pootjes.
Engels : Bombay cat Duits : Bombay-Katze Frans : Le Bombay
De bombay ontstond in de jaren 1950 in de Verenigde Staten, toen geprobeerd werd een zuiver zwarte burmees te fokken. De bruine burmees werd gekruist met een zwarte Amerikaanse korthaar, waarna de Bombay in 1976 als een variëteit op tentoonstellingen werd aanvaard. Het Amerikaanse paartje Opium en Bagheera werd in 1989 naar Frankrijk gestuurd om de Europese lijn op te zetten en daarom is het ras aan beide kanten van de Atlantische Oceaan identiek. In Engeland werd de zwarte Britse korthaar echter gekruist met de burmees (hoewel er later een werd gekoppeld aan een Amerikaanse bombay). Het resultaat ging deel uitmaken van het fokprogramma van de Aziatische groep.
De bombay heeft het opvallende karakter van de burmees, snort voortdurend en is sterk en gezond. De kat is middelgroot en zijn ronde kop lijkt te groot voor zijn lijf. Hij heeft een korte stompneus, stevige kin en grote oren met ronde punten. Alles aan de bombay zwart: van de vachtharen, die van wortel tot punt gitzwart moet zijn, tot aan de neus en voetkussentjes.
Een bombarde (van het Grieks bombos: gedreun, geraas) of pothond is een belegeringswapen dat voor het eerst, in het Westen, in de 14e eeuw wordt gebruikt. Het heeft de vorm van een holle cilinder die erg op een langwerpige ton verstevigd met ijzeren hoepels lijkt; de bombarde wordt geladen via de loop. Later worden dergelijke wapens kanon genoemd.
bombarde aan het kasteel van Malbork - (Polen) auteur : Palladinus CC 3.0
Het wapen wordt op een massief houten blok geplaatst en vuurt projectielen van ijzer of steen af die worden voortgestuwd door de kracht van het ontploffend buskruit. Het laden van een bombarde neemt heel wat tijd in beslag en is niet zonder gevaar voor zijn bedieners.
Het oudste bewijs voor het gebruik van dit wapen is een reliëf, gemaakt door Boeddhistische monniken in China in 1128. In het Westen verschenen ze onder meer bij het beleg van Metz in 1324 en bij de strijd tussen de Engelsen en de Schotten in 1327 op de slagvelden.
bombarde in het Musee de l'Armee (Parijs) auteur : PHGCOM CC 3.0
In maart 1375 kreeg Jehan le Mercier, een van de raadslieden van de Franse koning Karel V de opdracht om een grand canon de fer te fabriceren. Op het marktplein van Caen liet hij drie smederijen bouwen. Men gebruikte 2.300 pond ijzer. De loop van de bombarde bestaat uit langwerpige ijzeren banen die aan elkaar worden gesmeed; het geheel wordt versterkt met ijzeren banden. Het wapen wordt met 90 pond touw stevig vastgebonden en ingepakt in aan elkaar genaaide huiden ter bescherming tegen regen en vocht.
Het woord bombardement herinnert aan dit middeleeuws wapen.
Een wapen dat hier erg op lijkt is de carronade, dat werd ontwikkeld door de Schotten in de 18e eeuw.
Een bombarde is een blaasinstrument uit de familie van de schalmei dat tegenwoordig nog in Bretagne in de volksmuziek gebruikt wordt, meestal in combinatie met een lokale vorm van de doedelzak, de biniou. Beide instrumenten zijn bijzonder luid en vooral geschikt voor het begeleiden van volksdansen in de open lucht.
Engels : Bombard, Talabard Duits : Bombarde Frans : Bombarde
Een bolschip of boltjalk is een type vissersschip van de voormalige Zuiderzee, behorende tot de familie van rond- en platbodemschepen. Het zogenaamde Groninger bolschip werd gebruikt voor het vervoer van turf, stro, mest, schuimaarde en aardappelen op de ondiepe kanalen van de Groninger Veenkoloniën.
De naam bol of bolle (oud Nederlands) komt zeer waarschijnlijk van het voormalige eiland Urk waar alle schepen met een ronde kop zo werden genoemd. In Friesland werden deze ronde schepen aken genoemd.
omgebouwd bolschip
Bolschepen werden rond 1900 gebouwd in Friesland, Groningen en Noord-Holland; op werven in Hindeloopen, Workum, Makkum, Enkhuizen en in Groningen bijvoorbeeld in Veendam.
Als type is de bolle een kleine blazer, van ongeveer 10 bij 3 meter. Het is gebouwd in de beste Friese traditie met een mooie ronde kop en een geveegd achterschip, even als de andere Friese aken. In tegenstelling tot de blazer die een doorlopend dek bezat, heeft de bol alleen een voordek en is ze minder hoog opgeboeid. Ze werden alleen in hout gebouwd.
De schepen werden gebruikt voor het vangen van platvis rond de diepere geulen van de Zuiderzee en de Waddenzee. Het meest gebruikte tuig hiervoor was het hoekwant.
bolschip in onderhoud
De schepen waren uitgerust met een bun om de vis levend te kunnen bewaren, dode bot was niets waard aan de afslag en werd meestal door de vissers en hun familieleden zelf opgegeten, net als de bijvangst van andere vissoorten die niet verkoopbaar waren. Na de afsluiting van de Zuiderzee viel het doek voor de bol. De weinige die over waren, werden voor de recreatievaart gebruikt, vaak met een onooglijk getimmerde kajuit. De laatste jaren zijn er echter weer werven die stalen bolschepen bouwen voor de recreatievaart. Die hebben ook een kajuit, en tonen door de aandacht voor de verhoudingen van dit soort schepen toch goed.
Het Fries Scheepvaartmuseum in Sneek heeft een model van een bolschip.