De bonte bandspanner (Epirrhoe tristata) is een nachtvlinder uit de familie Geometridae, de spanners.
Epirrhoe: epirrhoe = een rivier, een overstroming. Dit verwijst naar de golflijnen op de vleugels.
tristata: tristis = somber, triest; dit wijst op de zwart/wit tekening die droefheid uitstraalt.
De vlinders vliegen zowel in de schemering als overdag.
De voorvleugellengte bedraagt tussen de 11 en 13 millimeter.
Engels : Small Argent and Sable Duits : Fleckleib-Labkrautspanner Frans : la Mélanippe triste
De bontbekplevier (Charadrius hiaticula) is een vogel uit de familie van plevieren (Charadriidae).
De bontbekplevier lijkt veel op twee andere in Nederland voorkomende plevieren, de kleine plevier en de strandplevier.
De bontbekplevier is te herkennen aan de oranje snavel met de zwarte punt.
In de vlucht is duidelijk een witte vleugelstreep te zien.
Engels : Ringed Plover Duits : Sandregenpfeifer Frans : Pluvier grand-gravelot, Grand Gravelot
Het voedsel bestaat voornamelijk uit insecten, weekdieren en kreeftachtigen, die meestal gevangen worden na een korte achtervolging.
Het foerageergedrag bestaat uit een afwisseling van stilstaan en rennen.
Het nest van de bontbekplevier bestaat uit een onopvallend kuiltje, waarin ongeveer vier uitstekend gecamoufleerde eieren gelegd worden.
Bij verstoring van het nest doen de vogels alsof ze gewond zijn om op deze manier de aandacht van de verstoorder te trekken en deze weg te leiden bij het nest.
eieren van de bontbekplevier
auteur: M.Buschmann CC 3.0
In Nederland en België kunnen bontbekplevieren het hele jaar door gezien worden.
Als broedvogels zijn ze schaars, als trekvoegels komen ze in vrij grote aantallen voor, vooral langs de kust tijdens de najaarstrek in de nazomer en herfst (augsutus september) en de voorjaarstrek (april-mei).
Er zijn ook overwinteraars, maar die trekken weg bij te strenge vorst.
het aantal broedparen in Nederland tussen de 430 en 470.
Dit is erg weinig, daarom staat de bontbekplevier als kwetsbaar op de Nederlandse rode lijst en als zeldzaam op de Vlaamse rode lijst.
Het bont zandoogje (Pararge aegeria) is een dagvlinder uit de subfamilie Satyrinae, de zandoogjes en erebia's.
Het bont zandoogje komt in een groot deel van het Palearctisch gebied voor, maar niet in Midden- en Noord-Scandinavië.
Engels : Speckled Wood Duits : Waldbrettspiel Frans : Le Tircis
Pararge aegeria tircis - mannetje
auteur: sannse CC 3.0
Het bont zandoogje kan in heel Vlaanderen waargenomen worden.
In Wallonië, Nederland en Duitsland is het Bont zandoogje een algemene standvlinder, die in de laatste twee landen schaarser wordt naar het noorden toe.
Men onderscheidt twee ondersoorten
Pararge aegeria aegeria, met oranje vlekken, voorkomend in Zuid-Europa, Noord-Afrika en Libanon, Pararge aegeria tircis, met flets-gele vlekken.
Pararge aegeria tircis - vrouwtje
auteur: sannse CC 3.0
Het Bont zandoogje is vooral te vinden in open loof- en naaldbossen of aan bosranden, maar wordt ook waargenomen in tuinen in bosrijke omgevingen en tuinen met een bosaspect, in holle wegen en beschutte houtkanten.
De vlinder vliegt meestal in twee generaties per jaar waarvan de eerste vliegt van midden april tot midden juni (met een piek tussen 20 april en 20 mei) en de tweede van eind juni tot begin oktober (met een piek tussen 10 juli en 20 augustus).
In warme jaren kan een kleine derde generatie vliegen.
Pararge aegeria tircis - onderzijde vleugel
auteur: Luis Miguel Bugallo Sánchez CC 3.0
De eerste vlinders van de tweede generatie kunnen samen vliegen met de laatste van de eerste generatie, terwijl de laatste vlinders van de tweede generatie kunnen samenvliegen met de eerste van een partiële derde generatie.
De vliegactiviteit is afhankelijk van zonneschijn en beide geslachten gebruiken zonbeschenen delen van de vegetatie om hun lichaamstemperatuur tussen 32-34,5°C te houden.
Het vrouwtje legt haar eitjes op half in de schaduw staand gras.
De rups leeft van gras, zoals roodzwenkgras, kortsteel, straatgras, veldbeemdgras, kropaar, pijpenstrootje en witbol.
Bron : Wikipedia CC 3.0
Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek
tinternet
Het bont schaapje (Acronicta aceris) is een nachtvlinder uit de familie Noctuidae, de uilen.
De voorvleugellengte bedraagt tussen de 18 en 22 millimeter.
De soort komt voor in heel Europa.
De soort overwintert als pop, blijft soms meerdere jaren overliggen.
Engels : Sycamore Duits : Ahorn-Rindeneule, Ahorneule, Rosskastanieneule Frans : noctuelle de l'érable
Het bont schaapje heeft als waardplanten allerlei loofbomen, zoals eik, paardenkastanje, Spaanse aak (Acer campestre) en berk.
Overdag worden ze soms rustend aangetroffen op een boomstam of een paaltje.
Rups van de Acronicta aceris
auteur: A. Abrahami CC 2.5
Het bont schaapje is in Nederland en België een algemene soort, die verspreid over het hele gebied kan worden gezien.
De vlinder kent één generatie die vliegt van begin mei tot halverwege augustus.
Bont kroonkruid of kroonwikke (Securigera varia, synoniem: Coronilla varia) is een vaste plant die behoort tot de vlinderbloemenfamilie (Leguminosae).
De plant komt van nature voor in Midden- en Zuid-Europa en is van daaruit verbreid naar West- en Noord-Europa.
Inmiddels is de plant een geaccepteerde inheemse soort.
Hij heeft een voorkeur voor matig vochtige, kalkrijke grond op dijkhellingen, spoordijken, in bermen en duinen.
Dat de Haarlemmermeerse grond genoeg kalk bevat en dat het klimaat ook steeds gunstiger wordt voor deze soort blijkt uit het feit dat hij op steeds meer plaatsen gemeld wordt.
De plant is giftig voor paarden door de aanwezigheid van nitroglycosiden.
Thee gezet van de plant schijnt verlichting te bieden bij astma en nerveuze hartklachten.
Bont kroonkruid komt in het wild voor, maar wordt ook geteeld voor bodemverbetering omdat hij veel organisch materiaal en stikstof in de bodem brengt.
Verder is de plant heel geschikt voor het tegengaan van erosie op hellingen en als fraai bloeiende bermbeplanting.
De plant wordt 30-120 cm hoog en heeft een liggende tot opstijgende, kantige stengel.
De bladeren zijn oneven geveerd met zeven tot twaalf paar deelblaadjes en een topblaadje.
De ovale blaadjes zijn 6-16 mm lang.
De vrucht is een 25-50 mm lange, vierkantige peul met drie tot zes insnoeringen en een hakig gebogen snavel.
De rijpe peul breekt op de insnoeringen in stukjes.
Bont kroonkruid bloeit van juni tot september.
De bloemsteel is anderhalf tot drie keer zo lang als de kelkbuis.
De kroonbladen zijn 10-15 mm lang.
De vlag van de bloem is roze en de zwaarden zijn vaak wit.
De kiel is roze of wit en heeft een paarsrode snavel.
Soms komen ook geheel witte bloemen voor.
De bloeiwijze is een scherm met vijf tot twintig bloemen.
De plant komt voor op matig vochtige, kalkrijke grond op dijkhellingen, spoordijken, in bermen en duinen.
Het bont halmuiltje gebruikt diverse grassen als waardplanten.
De rups is te vinden van augustus tot mei en overwintert.
De vlinder kent één generatie die vliegt van halverwege mei tot halverwege augustus.
Doordat met deze soort veel determinatiefouten worden gemaakt (vooral verwarring met het gelobd halmuiltje (O. strigilis) en het donker halmuiltje (O. latruncula)) is de verspreiding niet goed bekend;
waarschijnlijk een zeldzame soort die vooral in Noordoost- en Zuidoost-Nederland voorkomt.
In het zuidoosten lijkt de soort zich de laatste jaren uit te breiden.
Het bont dikkopje (Carterocephalus palaemon) is een dagvlinder uit de familie Hesperiidae, de dikkopjes.
In België meest voorkomend in de Kempen. In Nederland is het Bont dikkopje een vrij zeldzame standvlinder die in twee gescheiden gebieden leeft: de Achterhoek aan de grens met Duitsland en de Kempen.
Engels : Chequered Skipper, Arctic Skipper Duits : Gelbwürfelige Dickkopffalter, Bunter Dickkopffalter Frans : Léchiquier, hespérie du brome
Het bont dikkopje komt voor in grote delen van Europa voor, waaronder in Nederland en België Daarnaast strekt zijn areaal zich uit tot Japan en Noord-Amerika. In Groot-Brittannië tenslotte komt hij zeer lokaal voor. De vlinder geeft de voorkeur aan bossen en vochtige graslanden als leefgebied.
Op de Vlaamse en Belgische Rode Lijst staat het Bont dikkopje in de categorie Kwetsbaar.
De vliegtijd is van april tot en met juli. Hoewel de rups in het najaar reeds volwassen is, verpopt hij pas in het volgende voorjaar. De waardplanten en voornaamste voedselbronnen van het Bont dikkopje zijn grassen zoals dravik en kortsteel. Het wijfje legt elk eitje afzonderlijk.
De Senegalpapegaai (Poicephalus senegalus senegalus), ook wel Bont boertje genoemd, komt oorspronkelijk uit Senegal, maar komt verspreid over een groot deel van Afrika voor.
Engels : Senegal Parrot Duits : Mohrenkopfpapagei Frans : Perroquet youyou, Youyou du Sénégal
Bont boertje(+2jaar, zie gele ring rond de ogen) auteur: Arne MüselerCC 3.0
Het Bont boertje heeft een gele buik (gele vest). Het hoofd is grijs en loopt over naar groen. Het Bonte boertje heeft een korte staart. De vogel is dan ook maar zo rond de 25 cm groot. Als de vogel jong is zijn de ogen zwart. Bij het ouder worden krijgt het een zwarte pupil met een lichtgrijze ring eromheen. Als het zo rond 1,5 à 2 jaar is krijgt het een oranje/geelachtige ring in plaats van de grijze ring om zijn ogen.
Jonge bont boertje(zie grijze ring rond de ogen) auteur: Brian Holsclaw CC 2.0
Het bont boertje (Senegalpapegaai) zijn zeer populair om te worden gehouden als huisdier, omdat ze niet zo luidruchtig zijn als andere papegaaisoorten.
Nochtans is de handel, import en export van alle in het wild gevangen papegaaien illegaal.
Er is dan ook een kleine industrie opgebouwd rond het kweken van deze papegaaisoort.
Het bont boertje kan behoorlijk agressief zijn en is behoorlijk jaloers, het is een éénpersoons-papegaai.
Het verhaal over de Bonsaikittens is een broodjeaapverhaal dat op het internet de ronde deed. In feite is het een grap van een aantal studenten.
Het verhaal
Katten zijn schattig maar ze kosten zoveel geld, tijd en energie! Je moet de bak verschonen, je moet ze eten geven, je moet ruimte hebben, je moet ze als ze klein zijn zindelijk maken en je staat duizend angsten uit dat ze op een dag overreden zijn! Maar daar is iets op gevonden. Een Amerikaans bedrijf fokt katjes, die in flesjes passen. Hun botjes zijn nog zacht als ze jong zijn, en ze krijgen middelen die de botten soepel houden. Ze worden als ze klein zijn in een flesje gestopt met een slangetje om ze te voeden, een slangetje om ze te ontlasten en een slangetje voor de lucht. Door de zachte botten groeien de katjes in de vorm van de flesjes. Je hoeft ze slechts ergens neer te zetten en speciale zakjes voeding te kopen bij je dierenspeciaalzaak! Ideaal voor kleinbehuisde mensen!
Wie wil er nu niet zo'n schattig poesje in-a-bottle?
Het verhaal is (uiteraard) niet waar: het is bedacht door Amerikaanse studenten die wilden aantonen hoe makkelijk het is om mensen wat wijs te maken. Slimmeriken zouden de grap doorhebben en erom lachen, en anderen zouden er de les uit trekken niet alles te geloven dat je toegestuurd krijgt via de e-mail.
Zelfs de Amerikaanse FBI liet zich in de luren leggen en stelde een onderzoek in naar de site. Ze moesten al snel concluderen dat ook zij zich hadden laten beetnemen.
De provider heeft de site na een stortvloed van klachten van verontruste internetters enige tijd geleden afgesloten. Pas nadat de studenten verklaarden dat het niet meer was dan een grap, verscheen de site weer in de lucht.
De (engelstalige) website is te vinden op http://www.ding.net/bonsaikitten/
De opkomst van de tokonama zorgde voor een nieuw inzicht in het begrip bonsai. Het werd steeds belangrijker om het aanzicht van een boom terug te brengen tot de meest wezenlijke delen. Datgene wat wezenlijk was werd destijds ingegeven door godsdienst. Het zenboeddhisme, dat destijds in Japan populair was, hing sterk aan natuur en stelde de mens als ontvankelijke macht ondergeschikt aan de essentie van de natuur. Om dit gegeven zichtbaar te maken, waren bonsai zeer geschikt, mits ze in een sobere opstelling werden ondergebracht. Uitsluitend dan zouden ze de aanschouwer de essentie van Boeddha kunnen tonen. Bovendien ontwikkelde zich toen het inzicht dat het innerlijke van de plantensoort leidend moest zijn voor de gehele compositie. Van circa 1700 tot 1849 ontwikkelden zich tal van bonsai-stijlen die toegeschreven werden aan hoofdlijnen van 'plantengeesten'; bonsaimeesters hadden destijds nauwkeurig naar wilde bomen en planten gekeken en hun bevindingen genoteerd. Dit leidde tot het optekenen van 15 hoofdstijlen.
Cascade stijl bonsai(conifeer) op de "Foire du Valais", Martigny, Zwitserland auteur: Dake CC 3.0
- Chokkan (Rechtopgaande stijl): deze stijl is een veel voorkomende Bonsai vorm. Ook in de natuur komt deze stijl veel voor, vooral op lichte plekken waar de boom geen concurrentie heeft van andere bomen. In de recht lopende stam moet een duidelijke verjonging te zien zijn, de stam moet dus onder dikker zijn dan aan de top. Op ongeveer 1/4 van de stamlengte groeien de eerste zijtakken. De top wordt gevormd door een tak, de stam loopt dus niet helemaal tot het einde door.
- Shakkan (hellende stijl): hierbij staat de boom schuin naar één kant. Vaak wordt een hoek van 70 tot 90 graden beschreven. De wortels onder de hellende stam lijken in de grond te worden gedrukt, terwijl de wortels zich aan de andere zijde krachtig tonen. Asymmetrische verdeling van takken en taps toelopende stam. Zichtbaar bij alle boomsoorten.
- Moyogi (gebogen opgaande stijl): onderaan beschrijft de stam een goed zichtbare bocht, waarna in de hogere delen van de stam het evenwicht gezocht wordt. De takken zijn asymmetrisch verdeeld en de stam loopt taps toe. Zichtbaar bij vrijwel alle boomsoorten.
- Kengai (cascadestijl): in deze stijl wordt een door natuurkrachten naar beneden groeiende boom afgebeeld. In de natuur treedt dit fenomeen onder andere op in rotsachtige omgeving, waar bomen onder meer door vallende rotsblokken en hevige sneeuwval, vaak gedwongen worden om krom naar beneden te groeien. Niet zichtbaar bij snel groeiende boomsoorten.
- Han-Kengai (half-cascadestijl): de kruin is aanwezig, doch laag. een der takken helt over en doet denken aan Kengai. Niet zichtbaar bij snel groeiende boomsoorten.
- Bunjingi (literati- of wijsgerenstijl): deze stijl is gebaseerd op het principe van de vrijgestelde boom in een bos op voedselarme grond. Deze bosbomen hebben namelijk een hoge, sierlijke kroon die op een matig gekronkelde stam staat. Zichtbaar bij met name naaldbomen.
- Hokidachi (bezemstijl): de naam geeft al aan dat de boom qua uiterlijk gelijkt op een bezem. Een rechte stam eindigt in een ronde, dicht vertakte kroon. Zichtbaar bij iep en haagbeuk.
- Yose-ue (bosstijl): een groep bomen die als geheel een natuurlijk element van een landschap vertegenwoordigen. Zichtbaar bij alle boomsoorten.
- Seki Joju (wortels-over-steenstijl): deze stijl is gebaseerd op bomen die op rotsen hun wortels naar beneden sturen ten einde daar meer voedingsstoffen en water te vinden. Wortel en stam krijgen daardoor hetzelfde uiterlijk. Zichtbaar bij vrijwel alle boomsoorten.
- Ishisuki (hangend-aan-een-rotsstijl): de boom groeit in een spleet van een rots. Wortels zijn niet zichtbaar buiten de rots, wel de wortelaanzet. Alle voedingsstoffen en water worden uit het diepe van de rots gehaald. Zichtbaar bij vrijwel alle boomsoorten.
- Sokan (dubbelstammige stijl): twee stammen komen uit dezelfde wortelhals, waarbij de één dikker is dan de ander. Zichtbaar bij alle boomsoorten.
- Ikadabuki (vlotstijl): een omgeworpen boom richt de zijtakken op, waaruit schijnbaar nieuwe boomindividuen omhoogkomen. De stam(-loop) blijft zichtbaar. Zichtbaar bij alle boomsoorten.
- Fukinagachi (windgestriemde/verwaaide stijl): Bij deze stijl helt de boom over en alle levende takken wijze in een richting. Deze stijl is geschikt voor naaldbomen en voor loofbomen en struiken.In Nederland met zijn winderig klimaat kun je mooie voorbeelden zien in de kuststreek (duinen) en ook in de polders. Door de wind neigt de boom van de wind af en de takken neigen allen in dezelfde richting.
- Sharimiki (drijfhoutstijl): uitsluitend vertegenwoordigd door jeneverbes. De stammen van jeneverbessen die in rotsachtige gebieden groeien, worden door steenslag vaak ontschorst en gedeeltelijk geschild. Door de zon bleken deze wonden vaak uit tot witte lijnen in de stam. Dit worden Shari's genoemd.
- Saikei (natuurlijk landschap): een natuurlijk landschap dat in zijn aanzicht vrij is van menselijke invloeden. Per definitie niet gebonden aan de aanwezigheid van bomen, wel vaak gewenst in het kader van bonsai.
Naast de klassieke, Japanse bonsaivormen met de specifieke, esthetische regels, doen nieuwe termen zoals potensai, mallsai en snobsai de ronde. Potensai wordt vaak gebruikt als men een bonsai in wording wil aanduiden. Mallsai is een massabonsai die met weinig toewijding en esthetische criteria heel goedkoop wordt aangeboden in de supermarkten of tuincentra. Snobsai is een aanduiding voor een dure bonsai die door rijke mensen zonder enige kennis van bonsai wordt gekocht en puur als decoratie en/of statussymbool wordt gebruikt.