De Elektrische locomotieven van de Klasse 101 voor de Deutsche Bahn AG (DBAG) zijn Hoog--Universal locomotieven met Drie-fase tractie. Zij waren in het midden van de jaren 1990 als vervanging voor de toen ongeveer 30 jaar oude locomotieven Klasse 103 aangekocht. Adtranz ontving een order voor 145 locomotieven. Ondertussen heeft de klasse 101 locomotieven de taak van de klasse 103 locomotieven overgenomen als boegbeeld van het IC reizigerstransport op de DB.
In de vroege jaren 1990 werd steeds duidelijker dat de positie in de zware en snelle IC-dienst van elektrische treinen de Klasse 103 aan vervanging toe waren. Met een jaarlijkse kilometrage van 350.000 kilometer, de locomotieven geladen tot het uiterste, hogere snelheden waarvoor deze locs niet waren gebouwd, betekende dit steeds meer vertragingen op het net, meer slijtage en schade. Als deel van Project 90 om de kosten te verlagen werd de theorie van "Drive to Deterioration" opzij gezet. Alzo werden de verouderde en on-rendabele locs van de 103 klasse vervangen door de 101.
de 101 067-7 met de vlaggen van de 32 deelnemende landen aan het WM 2006 alexander_johmann CC 2.0
Fabrikant : Adtranz Lengte over buffers : 19.100mm Topsnelheid : 220 km/h Aslast : 21,7t Gewicht : 83t Trekkracht : 300 kN Vermogen : 6.400 Kw In dienst : 1996 tot heden
Baureihe 66-001 foto op www.drehscheibe-foren.de(door 03 1008
Baureihe 66 (bouwserie 66) is een serie van 2 locomotieven die gebouwd zijn door de Deutsche Bundesbahn in 1955.
Ze werden gebouwd om de verouderde locomotieven van de respectievelijke bouwseries 38.10; 78 en 93 te vervangen.
Met hun maximum snelheid van 100 km/h en een aslast van slechts 15 ton waren ze zeer goed voor de job waarvoor ze
gebouwd waren: het trekken van passagierstreinen en lichte goederentreinen.
Baureihe 66-002 auteur : MPW57
Hoewel deze locomotieven zeer goed werk leverden bleef het door de opkomst van de dieseltractie bij de 2 prototypen.
Lok 66 001 is in 1967 na schade aan het drijfwerk afgevoerd, lok 66 002 is in 1968 afgevoerd en bevindt zich in het
spoorwegmuseum te Bochum-Dahlhausen.
Op 1 juli 2006 is men met de restauratie van de 66 002 is begonnen.
Deze zal waarschijnlijk duren tot 2010.
Baul zijn rondtrekkende muzikanten uit Bangladesh. Ze vormen een sociaal en religieus afgezonderde groep. Baul stamt uit het sanskriet en betekent zoiets als goddelijk geïnspireerd of gek, hetgeen duidt op de geïnspireerde mensen met een extatische ijver voor een geestelijk leven.
Het was een klein Engels bedrijf dat goede motorfietsen maakte, vooral voor trial, met 247-, 347- en 498 cc Blackburne-zij- en kopklepmotoren. De eerste -zeer bijzondere - zijspancombinatie werd in 1928 gepresenteerd. Ze werd aangedreven door een Blackburne-blok. Het zijspanwiel werd via een cardanas vanaf het achterwiel aangedreven. Daarna werden nog tot 1936 motorfietsen geproduceerd.
Bauer is een historisch Duits fietsen en motorfietsmerk.
Het werd opgericht als L. Bauer & Co. en werd later Bauer Werke GmbH, Klein-Auheim am Main (1936-1954).
Bauer maakte tot 1939 fietsen met 75- en 98 cc Sachs-hulpmotoren.
Na 1945 kwamen er ook lichte motorfietsen met 123- tot 173 cc ILO- en Sachs-motoren. In 1952 bouwde Bauer een eigen 248 cc kopklep-eencilinder die echter volledig mislukte en de ondergang van het bedrijf inluidde.
De Baudotcode is een door Émile Baudot ontworpen codering, die wordt gebruikt om informatie op een automatische wijze via een lijnverbinding over te dragen, aanvankelijk met de hand op een toetsenbord met vijf toetsen en naderhand door middel van een op de typemachine gebaseerd toetsenbord op telexmachines. Het systeem was een opvolger van de morsecode en maakte het mogelijk om tot vier berichten gelijktijdig over 1 lijn te verzenden. De allereerste apparatuur waarmee berichten volgens het systeem van Baudot konden worden verzonden werkte als volgt: Vier operators stonden rond een tafel waaroverheen een arm mechanisch ronddraaide over een aantal contacten. Alle vier de operators hadden een toetsenbord waarop met de vingers van de linkerhand twee en met de vingers van de rechterhand drie toetsen konden worden bediend. Deze toetsen waren verbonden met de contacten op de tafel waarover de arm bewoog. Iedere operator kon de toetsencombinatie voor 1 letter instellen zo lang de arm niet over zijn kant van de tafel bewoog. Op deze manier werd een tijdwinst geboekt, waardoor de berichten sneller konden worden verzonden dan met de gangbare morsecode. De Baudotcode was geoptimaliseerd naar het gebruik van het toetsenbord, zodat de meest voorkomende letters konden worden ingesteld met zo eenvoudig mogelijke bewegingen van de vingers. Later gingen de ontwikkelingen verder.
Voor het overbrengen van morseberichten waren getrainde marconisten nodig en was de snelheid beperkt. In eerste instantie werden morseschrijvers ingezet, waarmee men de ontvangen code op een smalle papierstrook liet schrijven. Toch was nog steeds een persoon nodig om de punten en strepen om te zetten naar leesbare tekst.
Men ging op zoek naar mogelijkheden om dit proces te automatiseren. Tegelijk met de ontwikkeling van de typemachine werd een systeem bedacht om automatisch de toetsaanslagen in een code om te zetten, die vervolgens via de bestaande telegrafie-bedrading naar een ander telegrafie-station overgebracht kon worden. De aangepaste typemachines werden telex genoemd, of in het Engels teletype, om aan te geven dat op afstand werd getypt. Op dit moment was de grond voor de indeling van de originele Baudotcode niet meer relevant. De code werd aangepast om een zo goed mogelijk gebruik te kunnen maken van de bandbreedte van de lijnverbinding. De nieuwe code werd Murraycode genoemd.
Cruciaal was het gebruik van de telegrafie-bekabeling, omdat dit netwerk reeds zeer uitgebreid voorhanden was. Om de letters van het alfabet om te zetten, maakte men gebruik van een 5-bits code. Elke letter kreeg een eigen 5-bits code, zodat met de 26 letters ook 26 codes in gebruik waren, waarbij er dus 6 codes overbleven (25=32). Om ook cijfers over te kunnen sturen, moest men een truc bedenken: twee extra codes werden toegewezen om van letters naar cijfers om te schakelen en terug. Bovendien kon men zo meer lettertekens overbrengen.
Er bestaan verschillende varianten van de Baudotcode, onder andere voor cyrillisch schrift. Door het grotere aantal letters in het cyrillisch alfabet moesten meerdere shifts worden gebruikt dan de twee die in de Baudot- of Murraycode bestaan.
5-Bits Baudotcode auteurs : Clive (Max) Maxfield and Alvin Brown
De oorspronkelijke Baudotcode (later bekend onder de naam International Telegraph Alphabet No. 1 (ITA1), CCITT-1) werd door Émile Baudot in 1870 ontworpen voor gebruik in combinatie met een toetsenbord met vijf toetsen, waarbij de linker wijsvinger en middelvinger en de rechter wijs- middel- en ringvinger werden gebruikt om de combinaties te maken. De snelheid van deze vorm van communicatie kon tot 180 tekens per minuut bedragen.
Baudots telegraafsysteem werd in 1875 door de Franse overheid aangenomen. Na de eerste geslaagde proeven op de lijn Parijs-Bordeaux in november 1877 breidde het succes ervan zich over Oost- en Middeneuropa uit. De bijzondere tekens in de tekentabel sloten niet aan op de behoeften van andere telegraafdiensten, waardoor nationale varianten ontstonden. De letters en cijfers behielden echter in alle varianten hun positie.
Tegenover de handmatige codering met behulp van een toetsenbord stond een automatische decodering, waarbij de ontvangen tekens op een strook papier werden afgedrukt. Dit was met de indertijd ter beschikking staande techniek mogelijk omdat alle tekens dezelfde lengte (vijf bits) hebben. Voor morsetekens was zoiets veel complexer, omdat morsetekens een variabele lengte hebben.
De nummering van de toetsen op het toetsenbord was 4 5 1 2 3. Ingedrukte toetsen zijn aangegeven met "o", niet-ingedrukte toetsen met "."
Batomys is een geslacht van knaagdieren uit de Murinae dat voorkomt op de eilanden Luzon, Mindanao, Leyte, Biliran en Dinagat in de Filipijnen. Het geslacht is het nauwste verwant aan Carpomys, Crateromys en Phloeomys, waarmee het een aparte groep vormt die niet bijzonder nauw verwant is aan de andere Murinae. Uiterlijk lijken ze het meeste op Crateromys.
Batomys granti
Het zijn middelgrote muizen met een korte staart en een korte, dikke, bruine vacht. De kop-romplengte bedraagt 18 tot 20 cm, de staartlengte 14 tot 18 cm. De rug kan allerlei bruinachtige kleuren hebben. Ze hebben een vrij korte staart en een spitse schedel.
hamiguitan
Het geslacht omvat de volgende soorten:
- Batomys dentatus (Luzon) - Batomys granti (Luzon) - Batomys hamiguitan (Mount Hamiguitan op Mindanao) - Batomys russatus (Dinagat) - Batomys salomonseni (Kitangladgebergte op Mindanao, Leyte, Dinagat, Biliran) Alle Batomys-soorten komen voor in regenwoud; de meesten komen voor op grote hoogte (behalve B. russatus). Alle soorten zijn slecht bekend.
Batist is een fijn weefsel dat gemaakt kan zijn van linnen, wol, katoen, zijde of zelfs kunstzijde. Het weefsel is min of meer doorschijnend en het wordt gebruikt voor zakdoeken, blouses, mutsjes en dergelijke. De naam komt van de linnenwever Baptiste de Cambrai, die in de 13e eeuw in Kamerijk werkzaam was. Een oude naam voor batist is dan ook kamerdoek.
Batikken is een manier om lappen textiel met verf van een decoratie te voorzien, waarna deze lappen als kleding kunnen dienen. Batik kan echter ook een kunstvorm zijn voor wandkleden. Batikken is een heel oude kunstvorm. Er zijn doeken gevonden in het Midden-Oosten, in India en Centraal-Azië van meer dan 2000 jaar oud.
modern batik op doek auteur : Marcia Baldwin
Om te batikken wordt de stof eerst gedeeltelijk met een waterafstotende was behandeld. De behandelde gedeelten blijven na het verven wit. De was wordt vervolgens weer verwijderd. Geavanceerde batik bestaat uit verschillende kleurgangen, waarbij telkens de was op een andere manier wordt aangebracht. Doordat er kleine barstjes in de was komen, treedt er vaak een soort craquelé effect op.
batik motief uit Indonesië auteur : onbekend
Het batikken werd vooral gedaan in Indonesië. Daar komen de Batikken ook oorspronkelijk vandaan, vooral Java. De prachtige gebatikte stoffen hebben vervolgens de Nederlandse katoenindustrie geïnspireerd tot innovatieve en kleurrijke druktechnieken. Deze stoffen werden vervolgens geëxporteerd naar Indonesië. Na de onafhankelijkheid van Indonesië en de teloorgang van de Nederlandse textielindustrie is deze productiewijze verloren gegaan. Het Haags Gemeentemuseum heeft een fraaie collectie van deze stoffen.
Batia lunaris is een nachtvlinder uit de familie van de Oecophoridae. Het heeft een spanwijdte van 7 tot 10 mm. Het imago lijkt veel op Batia lambdella, maar die is behoorlijk groter.
Batia lunaris is in Nederland en in België een vrij algemene soort. In het noorden van Nederland is de soort schaarser. De vliegtijd is in juni en juli.
Bron : Wikipedia CC 3.0 Mississippi State University
Een bathyscaaf is een speciaal voor diepzeeonderzoek gebouwde onderzeeboot. Het vaartuig is bestand tegen de extreem grote hydrostatische druk die op grote diepte heerst, tot meer dan duizend keer de normale atmosferische druk. De bathyscaaf is een verbeterde bathysfeer: een bathyscaaf kan zelfstandig stijgen en dalen, terwijl een bathysfeer aan een kabel neergelaten wordt.
Bathyscaaf Triëste wordt opgehaalt, omstreeks 1958
De eerste bathyscaaf werd in België gebouwd, gefinancierd door het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek en in opdracht van Auguste Piccard, die ook het (Franse) woord (bathyscaphe) zelf uitvond: van het Grieks bathos (diep) en skafè (sloep). Zijn zoon Jacques Piccard vestigde in 1960 met een tweede model bathyscaaf, de Trieste, een diepte-record door in de Marianentrog naar een diepte van 11 521 meter te duiken. Later bleken de interne dieptemeters een afwijking te hebben en werd de behaalde diepte eerst bijgesteld naar 10 916 en nog later naar 10 911 meter, het record blijft tot op heden echter geldig.
Bathyscaaf Triëste voor zijn recordduik op 23 jan 1960
De bathyscaaf bestaat uit een zware stalen bol voor de bemanning, opgehangen aan een drijflichaam dat gevuld is met een drijfvloeistof lichter dan water, zoals kerosine (vliegtuigbrandstof). Een met lucht of gas gevuld drijflichaam zou vereisen dat dit even sterk is als de bemanningsbol, om door de hoge druk in de diepte niet samengeperst te worden en daarmee zijn drijfvermogen te verliezen. Onder water wordt de bathyscaaf bestuurd zoals een luchtballon, hij daalt door zijn eigen gewicht en door wat drijfvloeistof te laten ontsnappen, en hij stijgt door het loslaten van ballast. De ballast bestaat uit ijzer (schroot), dat door elektromagneten vastgehouden wordt. Op die manier komt het vaartuig vanzelf naar de oppervlakte bij een storing in de energievoorziening.
Later werden er ook lichtere types gebouwd met een eigen aandrijving.
Bron : Wikipedia CC 3.0 U.S. Naval Historical Center
Op initiatief van scheepsbouwer Willem Vos is op de Bataviawerf in Lelystad een replica gebouwd, of beter gezegd een reconstructie op basis van de uit archieven bekende hoofdmaten van het oorspronkelijke schip. Ten tijde van de bouw van de Batavia werkten scheepsbouwers nog niet met bouwtekeningen, maar op basis van een systeem van afgeleide maten dat van vader op zoon werd doorgegeven. De meeste informatie over 17de-eeuwse schepen komt uit geschreven bestekken, de bekende boeken van Nicolaas Witsen en Cornelis van IJk, schilderijen en tekeningen. Van de Batavia zijn geen afbeeldingen bekend. Details zijn door de bouwers van de replica daarom zelf ingevuld op basis van onderzoek van verwante schepen uit deze periode. Het schip is zo veel mogelijk voorzien van alle details uit die tijd, van het beeldhouwwerk op de spiegel tot het allemansend op de plaats waar de manschappen hun behoefte deden.
De bouw van de replica begon op 4 oktober 1985 en werd afgesloten met de tewaterlating en doop door Koningin Beatrix op 7 april 1995.
- Scheepstype: spiegelretourschip - Lengte over alles: 56,60 m - Wijdte: 10,50 m - Maximale diepgang: 5,10 m - Hoogte grote mast vanaf kiel: 55 m - Leeg gewicht: 650 ton - Waterverplaatsing (volledig geballast): circa 1200 ton - Totale lengte tuigage: 21 km - Zeiloppervlak: 1180 m2 - Geschut: 24 gietijzeren kanonnen - Aantal opvarenden in 1628: 341 personen - Lijfspreuk van Willem van Oranje (aangebracht in de kajuit): Point n'est besoin d'espérer pour entreprendre, ni de réussir pour perséverer. (Het is niet nodig verwachtingen te koesteren om te ondernemen, noch te slagen om te volharden.) - Scheepsbouwmeester reconstructie: Willem Vos - Totaal aantal mensen dat tussen 1985 en 1995 op enige wijze aan de Batavia heeft gewerkt: 1140 - Datum kiellegging: 4 oktober 1985 - Datum doop en tewaterlating: 7 april 1995
Na zo veel mogelijk mensen veiliggesteld te hebben op de eilanden van de archipel, zeilden opperkoopman Pelsaert en schipper Jakobsz met de grote sloep van het schip naar Batavia om hulp te halen. Jeronimus Cornelisz, die achterbleef, was zich er van bewust dat Pelsaert in Batavia de vermeende kaping zou rapporteren en dat hij door zijn medemuiter, schipper Adriaan Jakobsz, in een kwaad daglicht zou worden gesteld en misschien wel de volledige schuld in de schoenen zou krijgen geschoven. Hij zette dus het plan van de muiterij door: hij wilde proberen het hulpschip, dat wellicht zou terugkomen uit Batavia, te kapen, om daarmee alsnog een veilig heenkomen te zoeken. Daarvoor was het echter nodig om een overwicht op de eilanden te verkrijgen. Hij deed dit enerzijds door groepen krachtige schipbreukelingen onder valse voorwendselen naar afgelegen eilanden te verplaatsen, en daarna moordpartijen onder verwachte tegenstanders te organiseren. Zijn kapersgroepje voerde een waar schrikbewind onder de reizigers: ca. 120 mensen werden door hen vermoord.
replica van de Batavia op de werf gebruiker : Quistnix CC 1.0
De laatste slag die hij moest leveren, het uitschakelen van de soldaten die hij naar een ander eiland had verplaatst, werd echter onderbroken door de komst van het reddingsschip Saerdam. De leider van de soldaten, Wiebe Hayes, kon Pelsaert, die het schip aanvoerde, tijdig waarschuwen voor de ophanden zijnde kaping. Pelsaert en zijn mannen waren daardoor snel in staat de opstand de kop in te drukken. Vrijwel alle deelnemers aan de muiterij kregen ter plaatse, of later in Batavia, de doodstraf. Alleen schipper Adriaan Jakobsz weigerde ook na martelingen te bekennen en het bewijs tegen hem kon niet sluitend gemaakt worden. Het is onbekend wat zijn lot uiteindelijk was. Hoewel Pelsaert geen rol speelde in de muiterij werd hem door de VOC wel aangerekend dat hij te weinig gezag had getoond. Wiebe Hayes werd voor zijn verdediging beloond en bevorderd. Opmerkelijk is verder dat Jeronimus Cornelis, de leider van het schrikbewind op de eilanden, zelf geen moorden had gepleegd. Zijn intelligentie, overtuigende praat en lage moraal waren voldoende om anderen daartoe te brengen.
Van de 341 opvarenden van de Batavia kwamen er uiteindelijk slechts 68 in Batavia aan.
In 1647 werd het relaas onder de titel Ongeluckige Voyagie, van't Schip Batavia, Nae de Oost-Indien uitgegeven. Dit boek werd waarschijnlijk samengesteld op basis van François Pelsaerts journaal.
replica v/d poort die door de Batavia werd vervoert auteur : Gnangarra CC 2.5
De lading van de Batavia bestond uit 12 kisten zilveren muntgeld en goud ter waarde van 260.000 gulden, luxe gebruiksgoederen, zilverwerk voor Mogol-keizer Janghir, laken, wijnen, kaas, schitterende kleding, handelswaar en een kistje met zeer kostbare juwelen (o.a. een grote camee van agaat (21x30 cm) die in het jaar 312 voor de Romeinse keizer Constantijn was gesneden en te koop was aangeboden door de Antwerpse schilder Rubens). Een andere schat was de "Rubens Vaas" met afbeeldingen van Pan, gesneden uit een enkele agaat. Bovendien waren aan boord 130 grote blokken bewerkt zandsteen, die een poort moesten gaan vormen in de nieuwbouw van het Kasteel van Batavia; tijdens de reis fungeerden ze als ballast.
De Batavia is een zeventiende-eeuws zeilschip, waarvan in de jaren 1985-1995 een replica is gemaakt. De replica is te bezichtigen op de Bataviawerf te Lelystad.
Het VOC-schip de Batavia werd tussen 1627 en 1628 op de Peperwerf in Amsterdam gebouwd. Het schip vertrok voor het eerst op 29 oktober 1628, onder bevel van schipper Adriaan Jakobsz. Eigenlijk was de leider van de expeditie opperkoopman François Pelsaert. De schipper was verantwoordelijk voor de goede vaart, maar hij moest wel bevelen aanvaarden van de opperkoopman.
Op 14 april 1629 kwam het schip aan op Kaap de Goede Hoop om te foerageren. Na 8 dagen vertrok het weer. Op 4 juni 1629 sloeg het schip lek op een rif van de Wallabi-groep voor de Australische westkust. Het wrak bevindt zich momenteel in een museum in Fremantle, Australië.
replica van de Batavia auteur : Malis
De dramatische geschiedenis van het retourschip de Batavia spreekt tot op de dag van vandaag tot de verbeelding. De hoofdrolspelers waren de opperkoopman François Pelsaert, de schipper Adriaan Jakobsz en de onderkoopman Jeronimus Cornelisz. Opperkoopman Pelsaert en schipper Adriaan Jakobsz hadden elkaar op de vorige thuisreis al ontmoet. Pelsaert had Jakobsz toen terechtgewezen en Jakobsz had daardoor een hekel aan Pelsaert gekregen. Het toeval wilde dat ze op deze reis naar Batavia weer samen moesten werken. Onderkoopman Jeronimus Cornelisz was eigenlijk een failliete apotheker uit Haarlem met ketterse denkbeelden die daarvoor moest vluchten uit de Republiek.
de Batavia
Tijdens de reis naar Batavia ontstond, door weerzin tegen Pelsaert, bij schipper Jakobsz het idee de Batavia te kapen. Destijds vervoerden de VOC-schepen op de heenreis veel goud en zilver om het Oosten handel te kunnen drijven. Waarschijnlijk hadden de kapers daaraan voldoende gehad om een goed leven in een onbekende haven te leiden. Adriaan Jakobsz en Jeronimus Cornelisz verzamelden daarom een groep gelijkgestemden om hen heen en hadden al een incident gearrangeerd waaruit de muiterij moest ontstaan, maar het plan kon niet worden uitgevoerd door de schipbreuk van de Houtman Abrolhos, op de Wallabi-koraalriffen voor de westkust van Australië.
Het Bataljon van Sint-Patrick (Engels: Saint Patrick's Battalion, Spaans: Batallòn de San Patricio) was een bataljon van het Amerikaanse leger dat uit Europese katholieken, voornamelijk Ieren, bestond. Het bataljon is vooral bekend omdat het tijdens de Mexicaans-Amerikaanse Oorlog deserteerde en meevocht aan de zijde van Mexico.
De desertie was vooral ingegeven door de sterke anti-katholieke sentimenten in de Verenigde Staten tijdens het midden van de 19e eeuw. Na het uitbreken van de oorlog tegen Mexico realiseerden de Ierse Amerikanen van het Bataljon van Sint-Patrick zich dat ze liever niet voor een protestants land een katholiek land bevochten. In september 1846, onder leiding van Jon Riley, liepen ze over naar het Mexicaanse leger. Tijdens de Slag om Monterrey bevochten ze aan Mexicaanse zijde voor het eerst de Amerikanen. In de maanden die volgden groeide het bataljon uit tot 800 man, waaronder andere Amerikaanse deserteurs maar ook Europese katholieken die al in Mexico woonden.
De San Patricios vochten vaak vastberadener dan de rest van het Mexicaanse leger, wetende dat ze waarschijnlijk gefusilleerd zouden worden als ze in handen zouden vallen van de Amerikanen. In de Slag bij Cerro Gordo dreigden zij zelfs de Mexicanen te beschieten wanneer zij het slagveld zouden ontvluchten. In deze veldslag, evenals bij de eerdere Slag bij Buena Vista leidde het bataljon van Sint-Patrick zware verliezen. Het overgebleven deel vocht tijdens de Slag bij Churubusco (20 augustus 1847) nabij Mexico-stad. Wegens een gebrek aan ammunitie zagen zij, evenals de andere onderdelen van het Mexicaanse leger, zich gedwongen over te geven. Een klein deel wist te vluchten en nam later nog deel aan de verdediging van Mexico-stad. Nadat de Amerikanen het fort Chapultepec hadden ingenomen gaf generaal Winfield Scott de opdracht de gevangengenomen San Patricios op te hangen; zij werden gehangen precies op het moment dat de Mexicaanse vlag in Chapultepec werd gestreken en vervangen door de Amerikaanse. 36 San Patricios vonden op deze manier de dood.
De overlevenden kregen na de oorlog door de Mexicaanse regering land toebedeeld, het bataljon werd opgeheven in 1850. De mening over het Bataljon van Sint-Patrick is sterk verschillend in de Verenigde Staten en in Mexico: in de Verenigde Staten gelden ze als verraders, terwijl zij in Mexico als helden beschouwd worden. De straat voor het convent van Churubusco waar zij zich overgaven is naar hen Martires Irlandeses (Ierse Martelaren) genoemd, en tijdens Saint Patrick's Day wordt in Mexico extra aandacht besteed aan de daden van de San Patricios.
Het Bataljon Infanterie van Linie nr. 7 was een bataljon infanterie onder leiding van luitenant-kolonel F.C. van den Sande, voortgekomen uit het 2e Regiment "Vlaanderen" van het Belgisch Legioen. Het bataljon was gelegerd in Gent. Veel officieren hadden ervaring opgedaan in het Franse leger in de voorgande jaren. Het Bataljon Infanterie van Linie nr. 7 speelde een belangrijke rol op de slagvelden van Quatre Bras en Waterloo, waar Napoleon definitief werd verslagen. Als onderdeel van de Brigade Bijlandt werd ze bij Quatre Bras op 16 juni 1815 ingezet om de opmars van de Franse troepen te stoppen. Twee dagen later, op 18 juni 1815, kreeg de brigade de eerste grote Franse infanterie-aanval te verduren van het Franse I Corps (d'Erlon) in de Slag bij Waterloo. De Brigade moest langzaam terugwijken voor de 2 infanteriedivisies, maar nam deel aan de tegenaanval van Britse infanterie en cavalerie. Het bataljon leed zware verliezen, evenals de rest van de Brigade Bijlandt.
Na de slag trok het Bataljon met het Geallieerde leger op richting Parijs; na de bezetting van Parijs keerde het bataljon terug om met 3 bataljons Infanterie Nationale Militie te worden samengevoegd tot de "7e Afdeeling Infanterie".
De batagurschildpad (Batagur baska) is een schildpad uit de familie Geoemydidae. Het is één van de sterkst bedreigde schildpadden.
De schildpad komt van nature voor in Birma, Thailand, Maleisië, Indonesië, Vietnam, India en Bangladesh. De batagurschildpad leeft in riviermondingen en kustbossen waar getijdenstroming plaatsvindt. Ook in brak en zelfs zout water wordt deze soort aangetroffen, maar niet op open zee. Diepere wateren hebben de voorkeur, maar de nesten worden gegraven in zandbanken dus enige ondiepe plekken zijn ook gewenst.
Drie exemplaren van verschillende leeftijden auteur : Pelf
De gemiddelde carapaxlengte ligt tussen de 50 en 60 centimeter, het schild is groot en rond, zacht en goed gestroomlijnd, om sneller te kunnen zwemmen. De tenen zijn verbonden met grote zwemvliezen, de snuitpunt is verlengd en spits, en de kleine ogen hebben een witomrande pupil. Aan iedere poot zitten vier tenen en verder zijn de neusgaten opvallend groot, bijna varkensachtig. De schildkleur is donkerbruin tot zwart, de buik geel en de huid is meestal grijs en bevat geen grote schubben. Het voedsel is volledig vegetarisch bij oudere dieren die alleen waterplanten, fruit en sla-achtige soorten eten. Van de juvenielen wordt echter vermoed dat ze omnivoor zijn en soms vlees of aas eten. De batagurschildpad is meer aan water gebonden dan andere soorten en komt er zelden uit.
batagurschildpad
Sinds korte tijd is de batagurschildpad sterk in aantal achteruit gegaan. Dat komt omdat veel schildpadden gewild zijn; in sommige landen wordt het vlees gebruikt voor gerechten, vooral soep. Ook wordt het schild vermalen tot 'medicijn'. In eerste instantie werd deze soort met rust gelaten, maar nadat een aantal andere soorten ernstig bedreigd en zeldzaam werden, werd deze soort daar het slachtoffer van. De beschermde soorten mochten namelijk niet meer worden gevangen en geëxporteerd naar landen als bijvoorbeeld China.
De Bataafse stroommossel (Unio crassus ) is een zoetwatermossel ("Najade") behorende tot de tweekleppige weekdieren. In Nederland en België is de ondersoort Unio crassus nanus (syn. Unio crassus batavus) bekend.
Deze soort heeft een ovale schelp waarvan voor- en achterrand beide afgerond zijn. Bij de umbo is een verticale zigzagsculptuur aanwezig (chevron-sculptuur), voor het overige vertoont de buitenzijde geen sculptuur, er zijn alleen onregelmatige groeilijnen aanwezig. Het oppervlak is bedekt met een dikke uit conchyoline bestaande opperhuid. Deze opperhuid is bij de umbo vaak verdwenen en ter plaatse kan de vrijgekomen kalkige schelp oplossingsverschijnselen vertonen. Als bij dode exemplaren de schelp uitdroogt dan kan de opperhuid (gedeeltelijk) van de schelp loskomen. Er is een heterodont slot met krachtige cardinale tanden en lijstvormige laterale tanden.
Bataafse stroommossel auteur : Emma Versteegh CC 2.5
De opperhuid heeft een groenbruine kleur, de schelp zelf is wit parelmoerachtig. De binnenzijde van de schelp heeft een witte parelmoerglans en heeft blauwe groene en roze irriserende kleuren. Door anoxysche omstandigheden in de bodem kunnen schelpen vaak blauw tot blauwzwart verkleurd zijn.
Grootte van de schelp :
- Lengte: tot 70 mm - hoogte: tot 40 mm - diameter: tot 30 mm
bataafse stroommossel
De opperhuid heeft een groenbruine kleur, de schelp zelf is wit parelmoerachtig. De binnenzijde van de schelp heeft een witte parelmoerglans en heeft blauwe groene en roze irriserende kleuren. Door anoxysche omstandigheden in de bodem kunnen schelpen vaak blauw tot blauwzwart verkleurd zijn.
De mossel houdt van helder, zuurstofrijk, stromend water en is zeer gevoelig voor verandering van waterkwaliteit (o.a. door vervuiling). De soort is daarom ernstig bedreigd in heel Europa.
Het verspreidingsgebied omvat heel Europa. Door waterverontreiniging staat de soort sterk onder druk en is reeds op vele plaatsen verdwenen.
In Nederland is de soort voor het laatst in 1968 waargenomen en is mogelijk uitgestorven. In Duitsland is de mossel verdwenen uit 90% van zijn voormalige verspreidingsgebied.
De Bataafse revolutie is het brandpunt van politieke, sociale en culturele omwentelingen in de noordelijke Nederlanden aan het eind van de 18e eeuw. Deze periode wordt samen met de Napoleontische tijd de Frans-Bataafse tijd genoemd (1795-1815).
In Nederland groeide aan het eind van de 18e eeuw net als in andere delen van West Europa de roep om meer sociale en economische gelijkheid. Onder invloed van denkers als John Locke (1632-1704), Jean Jacques Rousseau (1712-1778) en Francois Marie Arouet (Voltaire) (1694-1778) groeit het zelfbewustzijn van een steeds mondig wordende burger.
Door de wens naar een eerlijker bestuur groeide echter eveneens de verdeeldheid in Nederland. De lagere volksklasse die de stadhouder Willem V meer macht wilden geven stond tegenover de patriotten die een democratische regering wilde. Na de Franse revolutie (1789) was het deze groep die de Franse legers uitnodigden om Nederland binnen te vallen om daar ook een democratisch systeem te installeren.
Toen de Fransen de macht in Nederland overnamen, vluchtte Stadhouder Willem V naar Engeland. Hierdoor konden de patriotten, die een democratische regering wilde, veel van hun Verlichte ideeën tot realiteit maken. In navolging van Frankrijk richtten de patriotten overal vrijheidsbomen op om het einde van de regenten en de standensamenleving te symboliseren.
In 1795 werd de voormalige Republiek der zeven verenigde Nederlanden officieel uitgeroepen tot Bataafse Republiek. In 1796 werd de eerste Nationale Vergadering gehouden. De belangrijkste besluiten op deze vergadering waren: scheiding tussen kerk en staat en gelijkstelling van minderheden met de Bataafse burgers. In 1798 werd door de vergadering de eerste Grondwet vastgesteld.
Een groep van radicale democraten ging dit echter niet ver genoeg. Onder leiding van Jan van Lidth de Jeude vernielde deze groep aristocratische symbolen rond de Domkerk in Utrecht. Het verstoren van de orde evenals het eindeloze gediscussieer ging de Franse bezetter te ver. Grootste twistpunt tussen de patriotten was of de Republiek een eenheidsstaat dan wel een federatie moet zijn. Ook de relatie met de Fransen werd hoe langer hoe meer problematisch. De Fransen wilden rust en orde in de door hen veroverde gebieden vanwege de constante oorlogen met Groot-Brittannië en Oostenrijk-Hongarije en vervingen de leiding van de Republiek enkele keren.
Als in 1799 Napoleon aan de macht komt in Frankrijk, worden veel van de beslissingen die in Nederland door de Bataafse patriotten waren gemaakt teruggedraaid. In 1801 ruimt Napoleon tenslotte de laatste resten van de Republiek op. In 1805 benoemt hij Rutger Jan Schimmelpenninck tot raadspensionaris. In 1806 wordt deze opgevolgd door de broer van Napoleon. Deze Louis Napoleon maakt van Nederland een koninkrijk en eenheidsstaat en hiermee een einde aan de Bataafse republiek.