Boekweit (Fagopyrum esculentum) is een plant uit de duizendknoopfamilie (Polygonaceae). Polen en in mindere mate Frankrijk zijn nog belangrijke Europese productielanden van boekweit.
De botanische naam Fagopyrum betekent beuktarwe (fagus = beuk (de boom) en puros = tarwe). In gewestelijk Nederlands staat boek voor beuk en weit voor tarwe.
Het is een eenjarige plant met een holle rechtopgaande, zich meermalen vertakkende, rode stengel. De bladeren zijn driehoekig tot hartvormig. Het wortelstelsel omvat een zich sterk vertakkende penwortel.
Engels : Buckwheat, beech wheat, Tartary buckwheat (F. tataricum Gaertn.), "bitter buckwheat" Duits : Echte Buchweizen, Gemeiner Buchweizen Frans : sarrasin, blé noir, blé de barbarie, bucail
De bloei begint al in een jong stadium, soms al na zes weken, en gaat dan vijfentwintig tot dertig dagen door. De bloemen zijn in langstelige pluimen gegroepeerd, wit tot roze van kleur, en bevatten veel nectar. Op arme gronden bereikt boekweit een hoogte van 50 cm. Voordat de bloei ten einde is zijn er al rijpe vruchten.
Het eetbare zaad zit aan dunne steeltjes die in rijpe toestand makkelijk loslaten. Het heeft een meel- en eiwitrijke inhoud, overeenkomend met die van klaver. Er waren vroeger twee rassen bekend: op de veengronden de Staphorster bruinzwarte en op de zandgronden de Brabantse grijze boekweit. De huidige rassen produceren minder nectar dan de oude rassen. Bij het bewaren moet het zaad droog zijn want het schimmelt gemakkelijk.
Eén kilo zaad bevat ± 45.000 zaden.
boekweit tussen gele lupine auteur : Sten Porse CC 3.0
De vorm van het boekweitzaad komt sterk overeen met die van beukennootjes, al zijn ze beduidend kleiner, ongeveer 6 mm lang. Het zaad werd tot meel gemalen, hoewel boekweit beslist geen graan is. Boekweit is een 'pseudograan': de zaden, het meel en alle andere afgeleide producten van boekweit bevatten geen gluten.
Boekweitmeel bevat veel magnesium, kalium en fosfor. Het is voedzaam en licht verteerbaar. Tegenwoordig wordt het ook geteeld voor de geneeskunde.
Boekweit lijkt een graanproduct, maar is het dus niet. Het meel ervan kan goed worden gemengd met dat van granen, bijvoorbeeld als basis voor pannenkoeken.
Geroosterde boekweitkorrels heten ook wel 'kasha' en zijn bekend uit de Oost-Europese keuken.
Boekweit werd gedurende enkele eeuwen in Europa op vrij grote schaal verbouwd, maar wordt thans nauwelijks nog geteeld wegens de bewerkelijkheid en kwetsbaarheid van de cultuur en wegens de geringe opbrengst per oppervlakte-eenheid.
Boekweitmeel en boekweitgrutten bevatten evenveel eiwit (10 g per 100 g) als tarwe- en roggemeel, en meer koolhydraten. Ze bevatten minder vet, minder mineralen en minder vitamines uit de B-groep dan tarwemeel.
Boekweit is een goed bijengewas, bijen voeden zich er graag mee. Het levert een aromatische honing op die zeer geliefd is.
Boekweit was een uitkomst voor "arme boeren" die geen mogelijkheden hadden om te investeren. Zij konden door boekweit te verbouwen boer zijn zonder vee of kapitaal. Het was makkelijk te verbouwen, maar boekweit was zeer gevoelig voor weersinvloeden waardoor oogsten toch vaak tegenvielen en de armoede groot bleef.
Er waren lucratieve jaren in de boekweitteelt, maar als er nachtvorst voorkwam kon de hele oogst van dat jaar verloren gaan. Niet voor niets stond boekweit ook bekend als 'jammerkoren'.
In de veengebieden rond Emmen lagen de beste boekweitjaren zo tussen 1870 en 1890 toen de opbrengst groeide van 20.000 mud (een mud (ook mudde) is een oude inhoudsmaat) naar 22.000 mud. In 1838 had Emmen 1353 hectare veenboekweit en dat groeide uit tot 2200 hectare in 1851. Rond 1889 was dit alweer geslonken tot 1400 hectare en na 1927 werd er in Emmen helemaal geen boekweit meer verbouwd.
In het midden van de negentiende eeuw besloeg boekweit in heel Nederland nog acht procent van het landbouwareaal (65.000 ha), na de Tweede Wereldoorlog is het praktisch verdwenen.
Boekverbranding, biblioclasme of libricide is een verschijnsel van alle tijden, waarbij de verbranders onwelvallige boeken, geschreven teksten en mediadragers meestal publiekelijk en ritueel verbranden.
Het motief voor boekverbranding komt neer op censuur op morele, religieuze en politieke gronden. Boeken door de papierversnipperaar halen is een alternatieve vorm van verbranding.
Een zeer modern alternatief voor boekverbranding zou het onherroepelijk wissen van een E-boek kunnen zijn.
Engels : Book burning, biblioclasm, libricide Duits : Bücherverbrennung Frans : autodafé
♦ Qin Shi Huangdi, de eerste keizer van het verenigde China, liet boeken en geschriften van vorige regimes verbranden om zijn regering te legitimeren. ♦ De boeken van Arius en zijn navolgers, na het Concilie van Nicaea (325) vanwege ketterij. ♦ In 642 werden de boekrollen, uitgezonderd van het werk van Aristoteles, van de Bibliotheek van Alexandrië door de Arabieren onder kalief Omar toen hij Egypte veroverde aangewend als brandstof voor de badhuizen. ♦ In 1233 werd het boek van Maimonides verbrand in Montpellier. ♦ In 1242 werden er op bevel van Lodewijk IX van Frankrijk, ook bekend als Lodewijk de Heilige, vele exemplaren van de Talmoed verbrand in Parijs. ♦ Boeken van Luther werden verbrand op bevel van de toenmalige paus. De boeken van Luther gingen in tegen het gezag van de paus, en zouden dus ook 'tegen Gods wil' ingaan. ♦ Na de Spaanse verovering van Mexico werden vele inheemse codices van de Precolumiaanse cultuur verbrand door Spaanse missionarissen. Bekend in deze context is vooral Diego de Landa. Zijn tijdgenoot benoemd in het Allerheiligste Officie van de Inquisitie, Juan de Zumárraga, deed hetzelfde met de boeken van de Azteken. Deze inquisiteur liet de nationale archieven van Anahuac op de markt van Tlaltelolco publiekelijk verbranden. De brand duurde verschillende dagen en nachten lang. ♦ In 1526 staken Ottomaanse soldaten onder leiding van sultan Suleiman II in Buda de Bibliotheca Corviniana in brand. Deze bibliotheek in 1471 gesticht door Koning Matthias Corvinus was een van de parels aan de Hongaarse kroon. Het was een poging om de cultuur van het veroverde volk uit te wissen. ♦ In 1806 legden de nakomelingen van Suleiman de Fatimid Bibliotheek in Caïro in de as. De bibliotheek bevatte ruim 100 000 zeldzame boekwerken. ♦ In 1817 verbrandden Duitse studenten onwelgevallige boeken en voorwerpen die in verband werden gebracht met de Duitse verdeeldheid en de Napoleontische bezetting op het Eerste Wartburgfest; overigens betrof dit wat de boeken betrof een symbolische verbranding waarbij "Makulaturballen" (gebruikte exemplaren en onbruikbare misdrukken) het moesten ontgelden. ♦ In de jaren voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog moesten in Duitsland alle boeken die niet aan de eisen van de Cultuurkamer voldeden verbrand worden. Dit gebeurde onder andere op 10 mei 1933 in Berlijn op de Opernplatz. In meerdere Duitse steden gebeurde dit ook. Het ging om boeken van onder andere Thomas Mann, Erich Maria Remarque, Karl Marx en H.G. Wells. In Berlijn staat nu een monument aan de boekenverbranding, namelijk een boekenkast zonder boeken waar je van bovenaf in kan kijken. ♦ Het boek De Duivelsverzen van Salman Rushdie werd door moslims verbrand. ♦ Generaal Pinochet liet na de militaire staatsgreep uit alle bibliotheken van Chili het boek Don Quichot van Cervantes verwijderen en vernietigen. Hij meende in de roman een reden van burgerlijke ongehoorzaamheid te zijn tegengekomen. ♦ Harry Potter-boeken van de schrijfster J.K. Rowling werden verbrand door Amerikaanse christenen die de boeken als satanisch beschouwden. ♦ De Da Vinci Code werd verbrand door katholieken, vooral omdat belangrijke figuren uit de Bijbel werden bespot en er beweerd werd dat Jezus Christus niet de Zoon van God zou zijn. ♦ Het kerkgenootschap Dove World Outreach Center in de Amerikaanse staat Florida was van plan om op 11 september 2010 korans te verbranden. Het gemeentebestuur had de actie verboden omdat het openbaar in brand steken van boeken in het plaatsje Gainesville niet is toegestaan. De kerk ging ondanks het verbod toch door met de actie die zij zag als een herdenking van 9/11. Uiteindelijk zag men van de verbranding af.
Beroemde uitspraak over boekverbranding
De 19e eeuwse Duitse dichter Heinrich Heine heeft ooit eens de beroemd geworden uitspraak gedaan dat "wo man Bücher verbrennt, verbrennt man auch am Ende Menschen".
Men plakte een reeks papyrusvellen of ook wel perkamentvellen, tegenwoordig ook wel papiervellen, aan elkaar tot men een strook van soms vele meters lengte had. Deze kon dan opgerold worden op een stokje om opgeborgen te worden. Een goed hedendaags voorbeeld om een idee van het uiterlijk te krijgen van een vroeger gangbare maat boekrol is een dikke rol behangpapier met een hoogte van ongeveer een A3-vel (± 40 cm). Meestal werd de rol aan een kant beschreven maar soms ook dubbelzijdig om papyrus te sparen. Bij werken die uit meerdere boekrollen bestonden zat meestal een label aan een uiteinde van de boekrol met daarop kort vermeld de titel van het werk en het hoofdstuk nummer. In opgerolde toestand stak dit uit de boekrol zodat dit het vlug opzoeken van een bepaald werk vergemakkelijkte.
De moeilijk hanteerbare boekrol had als nadeel slechts telkens een beperkt oppervlak zichtbaar te maken voor de lezer. Hetzelfde nadelige effect heeft het lezen van teksten nu op de computerscherm als wij van boven naar beneden dwalen door de tekst via het zogenoemde scrollen. De cirkel is als het ware gesloten.
Engels : Scroll Duits : Schriftrolle Frans : Le volumen, Volumen
De Joshua Rol ± 10e eeuw bevindt zich in de bibliotheek van het Vaticaan
Een 'standaardrol' - als je daarvan kunt spreken - had een lengte van een meter of vier. Langere teksten konden worden verspreid over meerdere rollen. Rollen konden ook aan elkaar geplakt worden, in uitzonderlijke gevallen tot een lengte van wel dertig meter.
De tekst op een klassieke rol werd geschreven in kolommen die haaks stonden op de lengterichting. Om kolom - pagina - voor kolom te kunnen lezen moest je het boek dus rechts afrollen terwijl je links weer oprolde.
Rollen werden in de Middeleeuwen ook in de lengterichting beschreven.
Een boekrol zonder stok
Rond het begin van onze jaartelling werd de boekrol langzamerhand verdrongen door de codex, de boekvorm met ingenaaide katernen die tegenwoordig gebruikt wordt. Dit was waarschijnlijk een Romeinse uitvinding.
De codex vond redelijk snel ingang want deze is immers veel handiger om een bepaald hoofdstuk snel op te zoeken door te bladeren en daarbij een idee te behouden van het geheel. Een boekrol moet meestal een heel stuk worden afgerold om hetzelfde te doen. En ook is de boekrol veel kwetsbaarder dan een codex.
Door de stevige kaft (vroeger vaak van hout of zeer dik leer gemaakt) doorstond de codex goed een ruwe behandeling waarbij een boekrol al snel gescheurd zou zijn. De codex bood ook door zijn afmetingen het voordeel om makkelijker te vervoeren en daarbij een grotere opslagcapaciteit te bezitten.
Een gebedsrol wordt gelezen
De boeken die zo ontstonden waren niet zo lang. Overgezet naar boeken van nu bevatte een gemiddelde boekrol twintig tot veertig pagina's van een gemiddeld modern boek. De zeven boeken van Caesar over de Gallische oorlog, beslaan bij elkaar nog geen tweehonderd pagina's. Een gemiddeld modern boek van tweehonderd tot driehonderd pagina's zou dan ongeveer tien antieke boekrollen vergen.
Vaak worden de hoofdstukken van boeken die uit de oudheid komen nog steeds 'boeken' genoemd zoals de boeken van de Bijbel of de boeken van Herodotos. Oorspronkelijk waren dit inderdaad aparte boekrollen.
Dit impliceert wel dat de bibliotheken uit de oudheid naar hedendaagse maatstaven eerder bescheiden waren. De grootste was de bibliotheek van Alexandrië met tussen de 400.000 en 700.000 boekrollen. Dit zouden dan tegenwoordig tussen de 40.000 en 70.000 boeken zijn geweest. Een gemiddelde openbare bibliotheek heeft ook al snel zoveel boeken in haar bestand.
De Esther rol - heeft slchts één stok
In de joodse eredienst wordt uit traditie nog altijd gelezen uit boekrollen; de thorarollen. Deze worden ook nu, nog steeds volgens eeuwenoude traditie met de hand gekopieerd.
De boekmaag (Latijn: omasum) is de derde van de vier magen van een herkauwer.
Engels : omasum, fardel, manyplies, psalterium Duits : Blättermagen, Buch, Psalter, Kalender Frans : le feuillet, omasum
spijsverteringssysteem van een koe
Herkauwers hebben vier magen: de pens, de netmaag, de boekmaag en de lebmaag. De eerste drie zijn voormagen, de lebmaag is de echte maag. Een herkauwer kauwt het eten eerst oppervlakkig, waarna het in de netmaag en de pens terechtkomt. Dit vertraagt de passage van het voedsel door het maagdarmkanaal, waardoor het voedsel in de netmaag/pens tijd krijgt om langer voor te verteren.
de magen van een koe
De boekmaag heeft bij een volwassen rund de grootte van een basketbal. De boekmaag wordt zo genoemd omdat de binnenwand van deze maag sterk is geplooid. Deze plooien lijken op de bladen van een boek. Door deze plooien is de binnenoppervlakte van deze maag sterk vergroot. In de boekmaag vindt absorptie plaats van water. Een grote oppervlakte bevordert deze absorptie. Naast het water worden ook mineralen onttrokken aan de voedselbrij. Door het onttrekken van water en mineralen kan de vierde maag, de lebmaag beter haar werk doen, namelijk de voedselbrij aanzuren en beginnen met het splitsen van eiwitten en koolhydraten.
Wordt veel gebruikt in de Chinese keuken ("Ngau Pak Yip"), maar ook in de Franse traditionele keuken (tripperies) kunnen we het terugvinden.
Boekdrukkunst is de kunst geschriften te vermenigvuldigen door middel van een drukpers. Meer in het bijzonder door middel van het combineren van verschillende (herbruikbare) delen een gedrukte tekst (en/of afbeelding) in oplage produceren. Voorheen werden boeken en andere geschriften met de hand overgeschreven als men meerdere exemplaren wilde maken. Een typische oplage van een handgeschrift was vaak maar enkele honderden exemplaren. Met de introductie van de mechanische drukkunst werd dit al snel enkele duizenden exemplaren. Hiermee werd de verspreiding van kennis en nieuwe inzichten geweldig versneld. De betekenis van de boekdrukkunst is dan ook moeilijk te overschatten.
De laatste jaren wordt mechanisch drukken meer en meer vervangen door digitaal boekdrukken. Hierdoor is het nu mogelijk om boeken concurrerend te drukken tot aan oplage één. ierdoor is het mogelijk om b.v. de long tail (begrip dat wordt gebruikt om een groot aanbod te beschrijven dat slechts een klein publiek of een niche dient, maar gezamenlijk een groter marktpotentieel heeft dan de marktleider op zich) te exploiteren.
Engels : Printing Duits : Buchdruck Frans : L'imprimerie
Gedrukte afbeelding - 9e eeuw
Het is onmogelijk te bepalen wanneer of door wie de boekdrukkunst is uitgevonden. De vinding wordt aan een aantal personen toegeschreven. Van dezen is de enige die historisch gezien inderdaad voor de eer in aanmerking zou kunnen komen de Chinees Pi Chang, die al in de elfde eeuw Chinese karakters zou hebben gedrukt. In de oudheid was het principe van drukken van afbeeldingen al bekend zoals de vondsten bewijzen van rolcilinders in Mesopotamië. Deze waren gegraveerd met afbeeldingen en spijkerschrift in spiegelschrift. Ook zijn kleitabletten gevonden met afbeeldingen die met behulp van de cilinders zijn gedrukt. Eveneens gebruikten hooggeplaatste personen zegelringen om hun persoonlijke zegel of 'handtekening' op belangrijke berichten te drukken.
Jikji de "Selected Teachings of Buddhist Sages and Seon Masters", gepubliceerd in 1377 in Korea tijdens de Goryeo Dynasty
Vanaf het jaar 1000 zijn in Europa al boeken gedrukt met blokdruk. Hiervoor werd iedere pagina van een boek uitgesneden in een houtblok. Dit was een zeer arbeidsintensief proces. De productie van omvangrijke geschriften was hierdoor een tijdrovende bezigheid. Iets later werd wel de 'massaproductie' van bidprenten, heiligenafbeeldingen en vlugschriften door middel van blokdruk populair omdat hiervoor maar een paar blokken nodig waren.
Typeset met verwisselbare letters - Korea 1447 auteur : Uploadmo CC 3.0
De grote verbetering voor het drukken van teksten kwam toen men op het idee kwam om losse loden letters samen te voegen om zo een drukvorm voor een complete pagina samen te stellen. Ook kon men dan eenvoudig een losse afbeelding uitgesneden in hout of metaal plaatsen tussen de letters in de drukvorm. De letters werden verdeeld in kapitalen ('bovenkast') die in het bovenste deel van de zetkast lagen, en kleine letters ('onderkast') die in het onderste deel van de kast werden bewaard. Kasten werden opgeslagen in een zetbok. Later werd de productiesnelheid verder verhoogd, omdat men losse letters in lood ging gieten (monotype) met behulp van matrijzen. Dit was goedkoper dan blokdruk.
Tot aan de industriële revolutie bleef het drukproces in wezen onveranderd in deze vorm bestaan.
zetkast van een drukker
De regelzetmachine deed zijn intrede rond 1890 vanuit Amerika (Intertype) en Europa (Linotype). Deze regelzetmachines konden complete regels gieten. Dat was in die tijd een enorme versnelling van het drukproces, mede omdat het gebruikte zetwerk niet weer hoefde te worden teruggelegd (gedistribueerd) in de letterkasten. Voor krantenkoppen gebruikte men de Ludlow. Vanaf begin jaren 70 van de 20e eeuw maakte de boekdrukkunst steeds meer plaats voor vlakdruk (offset- en rotatiedruk), omdat lood het af moest leggen tegen fotozetmachines en Desktop publishing (DTP) aan haar opmars begon.
Boekdruk (hoogdruk) wordt nog slechts zelden toegepast. Het is nu een liefhebberij van hobbyisten, toegepast voor gelegenheids-, grafiek- of bibliofiele producties.
werkplaats van een traditionele drukker
Europese uitvinders
In de Westerse wereld wordt de Mainzer Johannes Gutenberg algemeen, hoewel zonder aanwijsbare grond, gezien als een waarschijnlijker uitvinder dan de Nederlander Laurens Janszoon Coster of de Vlaming Dirk Martens. Maar het lijkt wel vast te staan dat men in die tijd, rond 1450, in het Oosten al bekend was met zowel blokdruk als letterdruk. Hoewel het daarmee in theorie mogelijk is dat door de Europese "uitvinders" de techniek uit het Oosten is overgenomen, is dat onmogelijk meer te bepalen. Het kan zeker ook zo zijn dat men, ongeveer gelijktijdig, onafhankelijk van elkaar en anderen, de uitvinding opnieuw gedaan heeft. Hoe het ook zij, in het Westen was het drukken met losse letters direct een enorm succes en verspreidde zich razendsnel over het continent. Dit in tegenstelling tot het Oosten. Een van de belangrijkste oorzaken van dit succes was dat het westerse alfabet maar een beperkte hoeveelheid lettertekens heeft. Het Chinees heeft een enorm aantal karakters (voor bijna ieder woord een apart teken) en dus was het samenstellen van een tekst nog steeds een zeer arbeidsintensief proces. Economisch gezien had hier de mechanisatie van boekproductie dus aanvankelijk weinig zin. Ook had de staat een monopolie op de druktechniek, zodat iemand die iets wilde drukken hiervoor toestemming van de overheid moest verkrijgen. In Europa was door de lappendeken aan staten geen monopolie te handhaven en bij moeilijkheden verhuisden drukkers gewoon naar een vrijer ander land in de buurt. In Engeland werd de boekdrukkunst geïntroduceerd door William Caxton.
De vroegste drukwerken van vóór 1501 noemt men incunabelen of wiegedrukken; drukwerken van 1501 tot 1520 (soms tot 1540 of 1550, afhankelijk van de bron) worden postincunabelen genoemd.
drukkerij - beginjaren 1900
Lage Landen
In de Lage Landen vond de grootste bloei van de boekdrukkunst plaats in de 17e eeuw. In die tijd werden de producten van drukkers, zoals de in Antwerpen en Leiden werkende Christoffel Plantijn, algemeen als superieur beschouwd. In de 18e eeuw werd het eigene van de Nederlandse boekdrukkunst bewaard, maar de industrie ging mee in de algemene neergang van die tijd. In de 19e eeuw was er in Nederland niet langer sprake van een toonaangevende boekdrukkunst, en de eigen kenmerken gingen verloren tot er aan het eind van de eeuw een bewuste poging gedaan werd om ze te herscheppen. In deze vernieuwing waren de bijdragen van drukkerij Enschedé en lettergieterij Tetterode van veel belang. Maar naast deze vernieuwing was ook de mechanisatie in die tijd van grote invloed op de boekdrukkunst.
moderne drukwerkplaats
Digitaal boekdrukken
De laatste 5 jaar hebben digitale druksystemen een dusdanige kwaliteit, productiviteit en kostprijs bereikt, dat het mogelijk is geworden om concurrerend digitaal boeken te drukken in oplages vanaf één tot ongeveer 500. Hiervoor worden voor het binnenwerk hoog-productieve laserprinters ingezet. De omslag wordt gemaakt met een digitale kleurenprinter.
Digitaal boekdrukken kan voor uitgevers en auteurs grote voordelen hebben:
Bij kleine oplages zijn de productiekosten lager. Het is mogelijk om eenvoudig een voorloopserie te produceren om zo het boek in de markt te testen. Voorraadkosten en afschrijving van winkeldochters kan voorkomen worden door b.v. meerdere malen een kleine oplage te drukken in plaats van één keer een grote oplage. Het is mogelijk om boeken permanent in de verkoop te houden, zelfs als de vraag heel klein is (De beroemde Long Tail). Een boekwinkel als Amazon is hier al heel ver mee. Iedereen kan nu zijn boeken professioneel laten produceren, zonder dat men daarvoor via een uitgever moet werken. Hiervoor zijn op Internet zelfs speciale sites beschikbaar, zoals Blurb.com, Lulu.com en jouwboek.nl.
Boekbinden is het fysiek samenstellen van een boek uit een aantal aparte vellen papier of ander materiaal zoals dierenhuid. Dit gebeurt door een boekbinder Het ambacht moet ontstaan zijn in de laatantieke tijd, toen men geschriften niet meer op rollen maar op losse vellen papier ging bewaren. Pas met de komst van de boekdrukkunst is dit ambacht een belangrijke rol gaan vervullen in het bewaren van intellectuele eigendom. De elite ging prat op een eigen bibliotheek waarvan de waardevolste boeken door de boekbinder werden gebonden in leder, met goud op (de) snee en gouden letters op de rug.
Engels : Bookbinding Duits : Buchbinden Frans : la reliure
boekbinder aan het werk
Handboekbinden was de oorspronkelijke manier van boekbinden. Al vroeg hebben allerhande materieel en niet elektrisch aangedreven machines het werk voor de boekbinder verlicht: de kartonschaar, de verticale en horizontale pers en de rondzetmachine. De boekbinder in zijn huisambacht gebruikt vandaag als elektrisch aangedreven machines de papiersnijmachine en de goudzetmachine.
het samenbinden van de rug
Bij het machinaal boekbinden worden katernen in een bindstraat verzameld tot een boekblok, waaromheen een omslag wordt gelijmd. Als de lijm droog is wordt het boek afgewerkt in een driesnijder. Hier wordt een stukje van de voorzijde en boven- en onderzijde van het boek gesneden om een recht boek te krijgen.
ook naald en draad komt eraan te pas
Soorten binding
Gebonden (harde band)
Dit is de oorspronkelijke wijze om boeken te binden. Bij deze binding heeft het boek een harde `band', die bestaat uit een voorplat, een achterplat en een rug. De rug is niet rechtstreeks aan het boekblok vastgemaakt, waardoor je de ruimte tussen boekblok en rug ziet als het boek opengeslagen ligt. Een gebonden boek kan juist opengeslagen blijven liggen door die afstand te creëren.
detail van het naaiwerk
Ingenaaid (paperback)
Hierbij krijgen de boeken een 'slappe', buigzame omslag waaraan de bladzijden zijn vastgelijmd. Deze manier van boekbinden is aanzienlijk goedkoper en wordt dan ook veel gebruikt bij boeken die in grote oplage worden geproduceerd. Hoewel er een adequaat Nederlands woord is voor deze manier van binden wordt vaak de Engelse term paperback gebruikt.
Gehecht gebrocheerd
In elkaar gestoken vellen voorzien van twee of meerdere nietjes. Ook is het mogelijk om producten te voorzien van twee of vier oognietjes.
(Brocheren: Het vervaardigen van boeken en tijdschriften.)
het afgewerkte boek
Garenloos gebrocheerd
Vellen / katerns worden vergaard, vervolgens in de rug gefreesd, gelijmd en met omslag omtrokken.
Garenlas gebrocheerd
Katernen worden stuk voor stuk in de rug geperforeerd en daarna in het omslag gelijmd. De lijm loopt in de perforatie, dit zorgt voor de hechting.
Genaaid gebrocheerd
Katerns worden met garen aan elkaar genaaid en vormen zo een boekblok, daar omheen wordt een omslag aangebracht.
Boeganda is een koninkrijk in het huidige Oeganda. De koningen van Boeganda noemen zich Dorres (de jongen). Van de 18e eeuw tot de 20e eeuw was het Boegandarijk het overheersende rijk in Centraal-Afrika. Het is vandaag een gedeeltelijk onafhankelijke provincie van Oeganda.
Boeganda ligt rond de evenaar. Het omvat de noordwest- en noordkust van het Victoriameer en loopt naar het noorden door tot ongeveer halverwege Oeganda. In Boeganda begint de Victorianijl als wateraftakking van het Victoriameer, algemeen gezien als de bron van de Nijl. Verder bevinden zich in Boeganda zowel de oude hoofdstad Entebbe als de nieuwe hoofdstad Kampala. De inwoners van Boeganda noemen zich de Baganda. Hun taal wordt het Luganda genoemd. Boeganda is verder bekend om de tombes van Kasubi, de graftombes van de koningen van het koninkrijk. Deze tombes werden tot het wereldcultuurerfgoed van de UNESCO gerekend. Deze tombes zijn tijdens ongeregeldheden op 17 maart 2010 afgebrand.
het roodgekleurde deel is Boeganda auteur : AndrewRT CC 3.0
In 1894 werd Oeganda, en daarmee Boeganda, een Brits protectoraat. Desalniettemin nam Boeganda het overwicht, naast de merendeels onafhankelijk regerende stamhoofden van de Banjoro- Ankole- en Torovolken. Op 9 oktober 1963 werd de toenmalige Kabaka Sir Edward Fredrick Walugembe Mutesa II de president van de onafhankelijke federatieve republiek Oeganda. In 1966 werd de koning verdreven door minister-president Milton Obote welke zichzelf tot staatshoofd verhief. Er volgde een tijd van onderdrukking door Milton Obote en Idi Amin.
graftombe van de koningen van Boeganda
De koninklijke familie moest vluchten. Op 31 juli 1993 keerde de zoon van de laatste Kababa, Roland Muwenda Mutebi II terug naar Oeganda en als 37e Kababa gekroond, dit keer weer van alleen Boeganda. Op 19 december 1997 werd het voormalig koninklijk paleis Lubiri in Mmengo (Kampala) door de centrale regering teruggegeven aan Boeganda. Vandaag bevindt zich er de deelregering en het parlement van Boeganda. De teruggave van Lubiri was onderdeel van een tienpuntenplan om de rust naar het door onlusten geplaagde Boeganda te doen terugkeren.
"Zichzelf overwonnen te hebben, is beter dan alle anderen te overwinnen."
Boeddha (Dhammapada vers 104)
Het Drievoudig Juweel
Een centraal begrip in het boeddhisme is het Drievoudig Juweel (Pali: tiratana) of de Drie Juwelen. Dit Drievoudig Juweel bestaat uit de Boeddha, de leer (Dhamma) en de geestelijke gemeenschap (Sangha).
De Boeddha is de ontdekker van het principe van de Dhamma (Sanskriet:Dharma) oftewel 'de Leer'. De Dhamma wordt beschreven als doodloos, en bestaat onafhankelijk van de Boeddha. De Dhamma is altijd aanwezig, of er nu een Boeddha is of niet. De Boeddha is ontwaakt aan de Dhamma, verlicht door de superieure kennis van de realiteit in het hier en nu. Dit Dhamma is wat de Boeddha zijn discipelen onderwijst. Als de discipelen de instructies van de Boeddha begrijpen en ernaar handelen en het uitvoeren, kunnen zij zelf ook de Dhamma zien. Dan zijn zij ook verlicht om hetzelfde einde van lijden en ontevredenheid te bereiken als de Boeddha. De Sangha is de gemeenschap van personen die deze staat van verlichting trachten te bereiken.
Boeddha verwijst zowel naar de historische Boeddha in de persoon van Boeddha Gautama, als naar het "boeddhaschap". Het boeddhaschap is een titel die gegeven wordt aan personen die door hun eigen inspanning en zonder leraar de Dhamma hebben gezien.
Licht nu als lamp voor uzelf; ontbrandt snel en wees wijs.
Boeddha (Dhammapada vers 236)
De drie karakteristieken
Alle dingen die bestaan (zowel materieel als geestelijk) hebben de volgende drie karakteristieken:
1. Ze zijn vergankelijk en onderhevig aan verandering (Pali: anicca) 2. Doordat dingen veranderlijk zijn, kunnen onze wensen met betrekking tot deze dingen nooit compleet vervuld worden. Ze zullen blijven veranderen en dat is pijnlijk (Pali: dukkha). 3. Daarom zijn deze dingen ook niemands werkelijk bezit, niemand heeft er complete controle over. Er bestaat dan ook geen echte onveranderlijke essentie, zelf of ziel, waarvan je kunt zeggen: Dat ben ik. Alle dingen zijn zelfloos (Pali: anatta).
De enige uitzondering hierop is het nirwana, het hoogste dhamma, dat onvergankelijk en niet pijnlijk is, en ook zelfloos.
De vijf khandhas (groepen)
De vijf khandhas zijn de vijf groepen van ervaring. Alles wat een mens ervaart behoort in een van deze groepen. Alleen het nirwana ligt erbuiten. De mens bestaat uit vijf vormen: vorm (materie en energie), gevoel, perceptie, mentale formaties (gedachten en intenties) en het bewustzijn. Deze vijf vormen zijn niet van iemands zelf, het boeddhisme heeft dan ook de opvatting dat mensen geen ziel hebben.
De dorst van de gedachteloze groeit als een woekerplant.
Boeddha (Dhammapada vers 334)
De zes zintuigen
Er zijn zes zintuigen: oog, oor, neus, tong, lichaam en geest. Wanneer er bewustzijn opkomt bij een van deze zintuigen, zijn er noodzakelijkerwijs drie dingen aanwezig: het zintuigorgaan zelf, het zintuigobject dat ermee in contact komt en het specifieke zintuigbewustzijn. Het samenvallen van deze drie wordt contact (phassa) genoemd. De eerste vijf zintuigen hebben stoffelijkheid rupa als object. Respectievelijk vorm, geluid, geur, smaak en aanraking (het voelt hard/zacht, warm/koud of bewegen/druk). De geest heeft geen fysieke objecten maar kan een zintuigbewustzijn als object hebben, ook herinneringen, concepten, fantasieën en ideeën zijn mogelijke objecten van de geest.
Het bestaan van een onafhankelijk, centraal bewustzijn of "ik" dat alles ervaart wordt ontkend.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen:
1. een relatieve werkelijkheid waarin alles en iedereen in onderlinge afhankelijkheid van elkaar bestaat (het 'ik' of 'ego', de zintuigen en de 'gewone', alledaagse geest) en .2. een absolute, onveranderlijke (reïncarnerende) werkelijkheid van de oorspronkelijke, zuivere 'natuur van de geest', ook wel de Boeddhanatuur genoemd. Iedereen heeft de Boeddhanatuur in zich, maar bij niet-verlichte mensen is deze verduisterd door 'wolken van onwetendheid'. Toch kan deze zuivere zon-achtige natuur nooit 'besmet' of vervuild worden door de wolken. Deze zon geeft warmte (liefde) en licht (wijsheid) en zal altijd aanwezig blijven achter de wolken. Zolang de wolken van negatieve emoties de zon verduisteren blijft de mens lijden en reïncarneren. Zodra ze voorgoed oplossen ontstaat verlichting en kan de mens kiezen om niet meer geboren te worden na het overlijden.
Het hoogste doel echter is, bij verlossing, de eigen volledige verlichting uit te stellen en telkens opnieuw op aarde terug te keren om hen te helpen, tot alle wezens verlicht zijn. Zo iemand noemt men een bodhisattva. De dalai lama, leider van het Tibetaanse volk, als veertiende lama levend in ballingschap in Dharamsala, wordt gezien als de Bodhisattva van Mededogen. Hij keert telkens terug op aarde om mensen te helpen op hun pad naar verlichting.
Afhankelijk ontstaan en oorzakelijkheid
Het afhankelijk ontstaan (Pali: paticca-samuppada) komt overeen met het principe van oorzakelijkheid. Alle dingen zijn geconditioneerd en zijn ontstaan als gevolg van directe oorzaken en omstandigheden. Indien bepaalde condities veranderen of nieuwe condities ontstaan, kan dit leiden tot het vergaan of verdere groei van een (fysiek of mentaal) object of ding.
In haar meer specifieke vorm is het principe van het afhankelijk ontstaan gericht op het begrijpen van de oorzaak van het lijden en de ontevredenheid die mensen ervaren. Het afhankelijk ontstaan bestaat uit twaalf stappen. In het kort is de grondoorzaak van het lijden onwetendheid. Als er onwetendheid is, worden de gevoelens die ervaren worden in de zes zintuigen verkeerd gezien en ontstaat er verlangen. Als er verlangen is ontstaat er gehechtheid. Als er gehechtheid is ontstaat er pijn, spijt, ontevredenheid, geboorte, ouderdom, ziekte en dood. Op deze manier leidt de aanwezigheid van onwetendheid tot het lijden.
Het principe van nu-causaliteit (Pali: idapaccayata) verwijst naar de observatie dat oorzaak en gevolg constant plaatsvinden in het hier en nu. Het is een belangrijke realisatie, die leidt tot het zien van de Dhamma en het bereiken van het nirwana.
Binnen in u is wildernis, de buitenkant maakt gij schoon.
Boeddha (Dhammapada vers 394)
Middenweg
De middenweg is een centraal aspect van de praktijk van het boeddhisme. De leer van de middenweg benadrukt het vermijden van de twee extremen van 'het nastreven van sensueel geluk in sensueel plezier' en 'het nastreven van zelfkwelling of zelfkastijding'. Deze twee extremen zijn volgens de leer van de middenweg onvoordelig, en leiden niet tot verlichting. De middenweg bestaat uit het achtvoudige pad, en heeft betrekking op de vier nobele waarheden. Wie de middenweg tot het einde volgt, bereikt het nirwana.
"Haat eindigt niet door haat. Haat eindigt door liefde. Dit is een eeuwige wet."
Boeddha (Dhammapada vers 5)
Basisconcepten in het boeddhisme
De Boeddha moedigde een gezonde verhouding tussen geloof en directe empirische waarneming aan. Hij zei dat geloof gebalanceerd dient te worden met wijsheid. De wijsheid in het boeddhisme is gericht op het correct begrijpen van het leven, en uit zich in een leven dat correct geleefd wordt. Geloof alléén is blind, het gelooft alles wat gezegd wordt en maakt geen onderscheid tussen waarheid en onwaarheid.
De Boeddha zette verschillende concepten uiteen, die essentieel zijn voor een correct begrip van de werkelijkheid hier en nu. Zonder een correct begrip van deze concepten is verlichting niet mogelijk. De basis van het boeddhisme handelt over het lijden (dukkha in het Sanskriet), en hoe we er definitief vanaf kunnen komen. De Vier Nobele Waarheden beschrijven het principe waardoor dit mogelijk is. Een juist begrip van hoe de werkelijkheid bestaat (wijsheid van de leegte) is essentieel in het boeddhisme om een einde te kunnen maken aan de cyclus van wedergeboorte en het lijden dat daarbij hoort. In principe worden al onze schadelijke gedachten (hechting, woede, trots enz.) veroorzaakt door een onjuist begrip van deze werkelijkheid. Hiernaast is het begrip van karma essentieel, wat ook leidt tot inzicht in de boeddhistische ethiek, zoals de Vijf Voorschriften, de Vier verheven geestestoestanden en de zes (of tien) perfecties. Boeddha zei dat als een persoon naar deze principes handelt en ze in zichzelf ontwikkelt, hij gelukkiger zal worden en beter in staat zal zijn ook de hogere leringen beter te begrijpen en toe te passen.
Die bezonnen zijn, sterven niet, die onbezonnen zijn, zijn reeds gestorven.
Boeddha (Dhammapada vers 21)
De vier edele of nobele waarheden
De vier nobele waarheden hebben tot doel het verkrijgen van inzicht in de aanwezigheid, oorzaak, oplossing en het overkomen van lijden en ontevredenheid. Deze waarheden worden soms ook geformuleerd in termen van de aanwezigheid van geluk, haar oorzaak, de afwezigheid ervan en de oorzaak van deze afwezigheid. De vier nobele waarheden in haar klassieke definitie zijn:
1. Er is lijden en ontevredenheid in het leven 2. Er is een oorzaak voor dit lijden: verlangens 3. Er is een einde aan het lijden wanneer er een permanent einde komt aan het ontstaan van verlangens door het behalen van de bevrijding/verlichting 4. En er is een weg die hier naartoe leidt: Het Achtvoudige Pad.
Het achtvoudige pad
Het edele achtvoudige pad bestaat uit: juist begrijpen, juiste intenties, juist spreken, juiste handelingen, juist levensonderhoud (beroep), juiste aandacht, juiste inspanning en juiste mentale absorptie. Het achtvoudige pad wordt vaak ook kort omschreven als moraliteit (of ethisch goed gedrag), samadhi (meditatie) en wijsheid. Het achtvoudige pad wordt gezien als een pad naar de verlichting, maar veroorzaakt niet de verlichting, net zoals een pad naar de berg kan leiden, maar deze berg niet veroorzaakt.
Dwazen zonder begrip hebben zichzelf tot ergste vijand.
Boeddha (Dhammapada vers 66)
De vijf voorschriften
De vijf voorschriften zijn het basisniveau van moraliteit voor een praktiserende boeddhist: niet doden, stelen, liegen, seksueel wangedrag of bedwelmende middelen gebruiken. Indien gewenst, kan iemand ervoor kiezen om in plaats van de vijf voorschriften vrijwillig de acht voorschriften, de tien voorschriften of de geloften (patimokkha) voor monniken of nonnen na te leven. Deze regels zijn er voor de leken. De boeddhistische monniken houden zich aan meer regels.
De vier verheven geestestoestanden
De Vier verheven toestanden zijn: liefdevolle vriendelijkheid, compassie (mededogen), vreugdevolle appreciatie en gelijkmoedigheid. Het zijn de vier 'goddelijke' geestestoestanden, omdat gezegd wordt dat de goden deze vier geestestoestanden in ruime mate bezitten.
Die het ongeschapene kent en het geschapene te niet doet, die alle banden heeft verscheurd en alle begeerten terzijde gesteld, die is de grootste onder de mensen.
Boeddha (Dhammapada vers 97)
De paramita's
De tien paramita's van het Theravada zijn: vrijgevigheid, moreel gedrag, verzaking (afstand doen), wijsheid, energieke inspanning, geduld, oprechtheid, vastberadenheid, vriendelijkheid en evenwichtigheid.
In het Mahayana-boeddhisme worden zes (of soms tien) paramita's beschreven. Deze perfecties zijn karaktereigenschappen, die door oefening kunnen groeien in het karakter van het individu. De zes perfecties van het Mahayana zijn: vrijgevigheid, moreel gedrag, geduld, vreugdevolle inspanning, concentratie en wijsheid de vier extra zijn: methode, wensen, kracht en hoogste wijsheid.
Karma, wedergeboorte, hemel en hel
De Boeddha onderwees ook de wet van karma (kamma): 'goede' acties leiden tot resultaten zoals geluk, en 'slechte' acties hebben slechte gevolgen van lijden en problemen. De resultaten van acties (karma) komen echter vaak pas lang nadien, zoals in volgende levens. Boeddha zei dat karma vooral bestaat uit de intentie die de actie motiveert. Door de motivatie te controleren kan men dus in feite de eigen toekomst bepalen in termen van geluk of lijden. Boeddha verzon karma niet, maar vormde het om vanuit de brahmanistische traditie en legde daarbij de nadruk op de intentie achter de actie.
Het beginsel van wedergeboorte is een fundamenteel boeddhistisch concept, direct verbonden met karma, omdat de wereld waarin men herboren wordt, alles te maken heeft met de acties (karma) uit het verleden.
In de boeddhistische kosmos bestaan meerdere bestaansniveaus van voelende/bewuste wezens: van goden (een bestaan met bijna uitsluitend geluk) tot hellewezens (een bestaan met bijna uitsluitend lijden); mensen bevinden zich in de middenmoot met levens waarin geluk en lijden elkaar afwisselen. Goede acties leiden tot een wedergeboorte als een deva, een halfgod, of als een mens in een relatief comfortabele situatie. Slechte acties veroorzaken een wedergeboorte als een mens in een slechte situatie, als dier, als zogenaamde hongerige geest, of zelfs in een hel. Deze levens zijn echter allemaal slechts tijdelijk. Hoewel het boeddhisme deze goden kent, zijn deze niet onsterfelijk en kunnen ook niet gezien worden als scheppingsgoden. Als men verlicht wil raken zal dat als mens moeten, want goden lijden te weinig.
Het huidige leven wordt volgens het boeddhisme voorafgegaan door een bijna beginloze reeks vorige levens. Alleen het bereiken van verlichting brengt dit alsmaar doorgaand rad (samsara) van doodgaan en geboren worden tot een einde. Dan is er ook een einde aan ouderdom en ziekte, zorgen, spijt, pijn en wanhoop.