Bosnië en Herzegovina is een republiek in het zuidoosten van Europa.
Het land bestaat uit de landstreken Bosnië en Herzegovina en is ontstaan bij het uiteenvallen van het voormalige Joegoslavië (sinds 5 april 1992).
Het bevindt zich op het Balkanschiereiland en grenst aan Kroatië, Servië en Montenegro.
Bosnië en Herzegovina telt ± 4.700.000 inwoners (2010) en heeft een oppervlakte van 51.129 km².
Het land wordt bijna geheel door land omgeven, behalve bij Neum, waar er circa 21 kilometer kustlijn is met de Adriatische Zee.
Officieel : Republika Bosna i Hercegovina Engels : Bosnia and Herzegovina Duits : Bosnien und Herzegowina Frans : La Bosnie-Herzégovine, Bosnie-et-Herzégovine
Bosnië en Herzegovina op de kaart
auteur : TUBS CC 3.0
Geschiedenis :
Lang vóór onze huidige jaartelling werd de westelijke Balkan (waaronder Bosnië en Herzegovina) bewoond door Illyrische volkeren en Kelten.
Deze stammen zouden gemengd onder elkaar geleefd hebben.
Ze zouden voorafgegaan zijn door Grieken alhoewel dit niet helemaal zeker is.
Later werd de westelijke Balkan ook bewoond door Romeinen, Goten en Germaanse volkeren.
De oostelijke Balkan werd een tijdje onder de voet gelopen door de Hunnen.
Dit gebeurde allemaal vóór de Slavische expansie naar de Balkan.
Na het eerste millennium hebben een aantal volkeren op de Balkan een eigen staat gesticht.
Na een aantal eeuwen van christendom (de westelijke Balkan bestond veelal uit Katholieken en de Oostelijke uit Orthodoxe volkeren) kwamen - eind veertiende, begin de vijftiende eeuw - de Turken.
Zij kwamen via Bulgarije naar het noordwesten en rukten razendsnel op.
Een gevolg hiervan was de slag bij Kosovo Polje in 1389.
Het Koninkrijk Bosnië werd pas in 1463 door de Turken veroverd.
De eeuwen daarna, tot 1913 werd de Balkan overheerst door de Turken.
Zij lieten een enorme invloed achter op de Balkan, van taal, religie, klederdracht, Balkan-keuken en architectuur.
Bosnië in de veertiende eeuw
auteur : Bratislav CC 3.0
In de meeste landen die ze veroverden, Servië, Bosnië, Montenegro, Kroatië, Macedonië, Albanië, Bulgarije, e.a., nam geleidelijk een deel van de lokale bevolking islam over.
In 19e eeuw werden deze, veelal autochtone moslims, verdreven uit de meeste van de genoemde landen.
In Bosnië en Herzegovina, waar zich sinds de middeleeuwen vele godsdiensten ontwikkelden (katholicisme, orthodoxe christendom, jodendom en 'de Bosnische kerk') en met de komst van de Turken, ook de islam, leefde men echter vredig naast elkaar.
De wederzijdse tolerantie was één van de kenmerken van de Bosnische bevolking die ook wel 'de goede Bosniërs' werden genoemd (dobri Bonjani).
Een van de meest bekende personen uit de Bosnische geschiedenis was Husein Gradacevic, of Draak van Bosnië.
Deze landheer uit Gradacac in Noord Bosnië probeerde met zijn leger van Bosnische christenen en Bosnische moslims in 1831 gezamenlijk de Turken te verdrijven en het land te bevrijden.
In juli 1831 lukte het Husein om het Turkse leger te verslaan op Kosovo en op 12 september 1831 riep hij in Sarajevo Bosnische autonomie uit.
Echter, in mei 1832 zijn de Bosniërs alsnog verslagen in een slag bij Sarajevo.
Husein Gradacevic is gevangengenomen en overleed onder verdachte omstandigheden in augustus 1834 in een gevangenis in Istanboel.
In 1878, tijdens Congres van Berlijn werd Bosnië en Herzegovina toebedeeld aan het Habsburgse Rijk.
Bosnië en Herzegovina behoorde vanaf 1918 tot het Koninkrijk van Serven, Kroaten en Slovenen, dat in 1929 zijn naam veranderde in Koninkrijk Joegoslavië.
De Ottomaanse provincie Bosnië (1463 - 1878)
Courtesy of the University of Texas Libraries, The University of Texas at Austin - vrije foto
Vanaf 1945 tot 1992 was Bosnië en Herzegovina één van de zes republieken, die samen de Socialistische Federatieve Republiek Joegoslavië vormden.
Tot 1980 stond Joegoslavië onder leiding van Tito.
In die periode werd de nadruk gelegd op eenheid en broederschap tussen de verschillende religieuze en etnische groepen waaruit Joegoslavië bestond.
Na zijn dood in 1980 kwam het leiderschap van Joegoslavië in handen van een collectief staatspresidium.
In de praktijk echter werkte dit systeem niet en mede door een diepe economische crisis gedurende de jaren 80 en de val van de Berlijnse muur, waardoor Joegoslavië in politieke zin zijn bijzondere positie tussen Oost en West verloor, kwam er met de eenzijdige afscheiding van Slovenië en Kroatië in 1991 een eind aan de Federatieve Republiek Joegoslavië.
Deze stap werd door de Servische regering in Belgrado echter niet geaccepteerd en leidde er tot het begin van de oorlog tussen Kroatië en Servië.
De beroemde brug in Mostar anno 1930
Deze ontwikkelingen leidden er toe dat oorlog ook onvermijdelijk was in Bosnië en Herzegovina, van oudsher de meest etnisch gemengde republiek binnen Joegoslavië.
Terwijl de Bosnische Kroaten en Bosnische Serviërs aansluiting zochten bij respectievelijk Zagreb en Belgrado, riep de door Bosniakken gedomineerde regering in Sarajevo in april 1992 de onafhankelijkheid uit van Bosnië en Herzegovina als zelfstandige staat. Pas met het zogenaamde akkoorden van Dayton kwam er formeel in november 1995 een einde aan de bloedige oorlog in Bosnië en Herzegovina, die naar schatting aan 100 à 150-duizend mensen het leven heeft gekost.
Kenmerk van deze oorlog was het etnisch zuiveren van dorpen en steden, waardoor honderdduizenden inwoners meestal met achterlating van alle bezittingen op de vlucht sloegen.
Bij deze etnische zuiveringen, van voornamelijk Bosnische moslims door Bosnische-Serven, zijn vele duizenden mensen vermoord, zoals in het meest beruchte voorbeeld van Srebrenica (juli 1995).
Daarnaast werd in grote delen van het land de complete infrastructuur vernietigd zoals in Sarajevo en Mostar.
Bosmuur (Stellaria nemorum) is een kruidachtige, vaste plant uit de anjerfamilie (Caryophyllaceae).
Deze overblijvende plant komt voor in West-Azië en Oost- en Midden-Europa.
In Noord-Europa tot bij de Noordkaap.
Vooral in bergstreken.
Wel op de Britse eilanden, maar de soort ontbreekt in grote delen van het Atlantische kustgebied.
Engels : Wood Stitchwort Duits : Hain-Sternmiere, Wald-Sternmiere Frans : La Stellaire des bois
De plant wordt 30-60 cm hoog en bloeit van mei tot juli.
De vijf kroonbladen zijn wit, twee keer zo lang als de kelkblaadjes en tussen de 1 en 3 cm groot. Ze zijn tot het midden gespleten.
De ronde stengel is rondom of met twee rijen behaard. Bovenaan de stengel zitten enkele klierharen.
De langgesteelde bladeren hebben een zwak hartvormige voet en zijn tot 7 cm lang en 4 cm breed.
De bladeren aan de knoop onder de eerste vertakking van de bloeiwijze zijn meestal zittend of hebben een zeer korte bladsteel.
Stellaria nemorum
foto : Daniela Longo
Muursoorten worden nog wel eens verkeerd gedetermineerd omdat men denkt dat er tien kroonblaadjes zijn (vijf tot het midden gespleten).
Bosmuur komt voor op natte, enigszins rijke grond in loofbossen en heggen in Drenthe en langs beekoevers in Zuid-Limburg.
Bosmuur staat op de Belgische Rode lijst van planten als zeldzaam tot zeer zeldzaam.
De bosmuis (Apodemus sylvaticus) is een knaagdier uit het geslacht bosmuizen (Apodemus) van de onderfamilie van muizen en ratten van de Oude Wereld (Murinae) van de familie Muridae.
Hij behoort tot het ondergeslacht Apodemus en is daarbinnen het nauwste verwant aan Chevriers bosmuis (Apodemus chevrieri).
De bosmuis komt in vrijwel geheel Europa voor, met uitzondering van het noorden van Scandinavië en het overgrote deel van Rusland en de Baltische staten.
De oostgrens loopt door Oost-Oekraïne, Centraal-Wit-Rusland en de grens met Rusland.
De soort komt ook voor op IJsland, enkele eilanden in de Middellandse Zee, waaronder Sardinië en Corsica, in Noordwest-Turkije en in Noordwest-Afrika, in Marokko, Tunesië en Noord-Algerije.
Ze leven over het algemeen in bossen, tuinen, braakliggend terrein, graanvelden, struikgewas en zandduinen, soms ook in gebouwen.
In berggebieden komen de dieren niet boven de boomgrens voor.
Engels : Wood mouse, long-tailed field mouse, field mouse, common field mouse, European wood mouse Duits : Waldmaus Frans : Mulot sylvestre, Souris de terre, Rat sauteur
De rug is donkerbruin, de flanken geelbruin en de buik zilverachtig grijs van kleur.
Er is geen duidelijke grens tussen de zijden.
Jonge dieren zijn grijsbruin op de rug en donkergrijs tot wit op de buik.
De staart is donker van boven en licht van onder. Over de staart lopen 130 tot 180 ringen.
Vaak heeft de bosmuis een gele borstvlek.
Over de nek loopt een kleine gele band, kleiner dan die van de grotere geelhalsbosmuis.
De oren, ogen en achterpoten zijn groot, groter dan die van de huismuis.
De bosmuis wordt 97 tot 110 millimeter lang en 13 tot 27 gram zwaar.
De staart is 69 tot 115 millimeter lang.
Mannetjes worden iets groter dan vrouwtjes.
De bosmuis is een opportunist.
Hij heeft een gevarieerd dieet: hij leeft van graan, noten, vruchten, bessen, eikels, beukennootjes, hazelnoten, zaden, knoppen, paddenstoelen, mossen en galappels, maar ook van insecten, duizendpoten, spinnen, regenwormen en slakken.
's Zomers eet hij voornamelijk boomzaden en noten, 's winters voornamelijk scheuten, knoppen en rupsen.
In de winter leeft hij o.a. van de vruchtbare delen van varens, wat zeldzaam gedrag is onder de gewervelden.
De bosmuis is meestal 's nachts actief, 's zomers ook in de schemering.
De grootte van het woongebied verschilt per geslacht en habitat: mannetjes hebben grotere woongebieden dan vrouwtjes, en dieren uit landbouwgebieden hebben grotere woongebieden dan dieren in bossen.
De woongebieden overlappen over het algemeen.
's Zomers heeft een dominant mannetje een groot woongebied, waarin verscheidene onderdanige mannetjes en vrouwtjes leven.
Vrouwtjes zijn territoriaal, en dulden geen andere vrouwtjes op hun woongebied.
Het woongebied van mannetjes overlapt meestal.
's Winters leven de dieren in gemengde gezamenlijke nesten.
De bosmuis woont in een zelfgegraven ondergronds hol, meestal met één ingang, een nestkamer en een voorraadkamer.
Het nest bestaat uit bladeren, mos en reepjes gras.
In een nacht kan een bosmuis grote afstanden afleggen.
Op nachten met een heldere maan is de bosmuis minder actief.
De bosmuis is zeer beweeglijk en is in staat flinke sprongen te maken.
Het voortplantingsseizoen duurt van maart tot oktober, met een piek in juli en augustus.
Een vrouwtje krijgt één à twee, soms tot vier worpen per jaar. Jongen worden geboren na een draagtijd van 19 à 20 dagen.
Per worp krijgt een vrouwtje 2 tot 9 (gemiddeld 4 tot 7) jongen. De jongen worden blind en naakt geboren.
Later ontwikkelen ze een grijze vacht. Ze wegen bij de geboorte één à twee gram.
Enkel het vrouwtje zorgt voor de jongen.
Zogende vrouwtjes keren vaak terug naar het nest om de jongen te laten zogen. De zoogtijd duurt 18 tot 22 dagen.
Jongen die vroeg in het jaar geboren zijn, zijn later dat jaar al geslachtsrijp, jongen die later in het jaar geboren zijn het daaropvolgende jaar.
Mannetjes zijn meestal geslachtsrijp als ze zo'n twaalf gram wegen, vrouwtjes als ze vijftien gram wegen.
De bosmuis wordt maximaal achttien tot twintig maanden oud, hoewel hij in gevangenschap meer dan vier jaar kan worden.
Natuurlijke vijanden zijn onder andere wezel, hermelijn, das, marter, vos, kat, steenuil, bosuil, velduil, kerkuil en torenvalk.
De bosmuis maakt zachte piepende geluiden en bij angst slaakt hij een korte hoge gil.
Tijdens diverse sociale contacten en als de dieren in het nest zijn, maken ze ultrasone geluiden tot 70 kHz.
De bosmuis laat vraatsporen achter op sparren- en dennenkegels, paddenstoelen, beukennootjes, walnoten, bramen, maïskorrels, aronskelken, bloeiwijzen van bomen en twijgen.
Uitwerpselen van de bosmuis zijn cilindervormig en hebben stompe polen.
De lengte is 4-6,5 mm en ze zijn 2-3,5 mm in doorsnede.
De pootafdrukken van de voorvoet van de bosmuis zijn 12 mm lang en 15 mm breed en die van de achtervoet 20 mm lang en 15 mm breed.
De voorvoet heeft 4 tenen en de achtervoet 5 waarvan er 2 naar buiten en 2/3 naar voren wijzen.
Het staartspoor is vaak ook te zien.
De bosmuis beweegt zich voornamelijk voort in sprongengalop.
In Nederland komt hij overal talrijk en algemeen voor, ook op de Waddeneilanden.
De bosmuis wordt soms voor een huismuis aangezien, maar is hiervan direct te onderscheiden door het ontbreken van de karakteristieke muffe lucht die huismuizen verspreiden.
Ook is verwarring met de grote bosmuis mogelijk.
Deze komt in Nederland echter alleen in Zuid-Limburg en bij Winterswijk voor terwijl de bosmuis wijd verspreid door heel Nederland voorkomt.
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- Zoogdiervereniging 2009
- tinternet
De bosmeester (Lachesis muta) is een slang uit de familie adders (Viperidae), onderfamilie groefkopadders (Crotalinae).
De bosmeester leeft in de Amazone-streek in Zuid-Amerika, in Brazilië, Panama, Ecuador, Trinidad, Costa Rica en Nicaragua, in oerwouden.
Engels : South American bushmaster Duits : Südamerikanische Buschmeister, Shushupe, Surucucu Frans : Grage grands carreaux, Maître de la brousse
Bosmeester
auteur : Christopher Murray - vrije foto
De maximale lengte is 3,7 meter maar de meeste exemplaren blijven daar ver onder, veel dieren zijn tussen de 2 en 3 meter.
Hiermee is het op twee na de langste gifslang ter wereld, en de langste groefkopadder.
Het lichaam heeft een lichtbruine basiskleur, met ruit-vormige bruine vlekken op de rug, de ruiten eindigen in een dorsale streep over de flanken.
Er zijn enige kleurvariaties en de slang is ook wel te herkennen aan de zeer ruwe, bijna regelmatig wrattige schubben.
De kop is enigszins afgeplat en ei-vormig, en heeft geen uitsteeksels.
Op het menu staan voornamelijk knaagdieren, de bosmeester is geen klimmer en loert verscholen tussen de bladeren op de bodem op prooidieren, meestal bij een boomstronk.
Het zeer sterk verdunde gif van de Lachesis muta wordt in de homeopathie beschouwd als een heilzame stof, omdat men ervan uitgaat dat kleine hoeveelheden gif gezondheidsbevorderend kunnen zijn.
Lachesis muta
foto : Walter Silva (Peru)
De bosmeester is zo giftig dat een mens na een beet zonder medische hulp kan sterven.
Een geïrriteerde bosmeester waarschuwt de verstoorder door met de staartpunt tegen de bodem te 'ratelen', net als een ratelslang.
De gifslang jaagt 's nachts en komt nooit in dichte populaties voor, dus de kans op een treffen is niet zo groot als bij de meeste adders.
Ook herten en andere grote zoogdieren die bij verstoring gebeten worden, overleven dit vaak niet.
Omdat deze soort veelal in dunbevolkte diepe oerwouden leeft in de afwezigheid van steden, zijn de weinige beten die worden toegebracht altijd zeer ernstig.
De slangen hebben zogenaamd hemotoxisch gif, dat het bloed van gewervelden aantast.
Hierdoor ontstaan inwendige bloedingen en orgaanschade.
Door de lange giftanden van de slang wordt het gif diep geïnjecteerd, wat de effectiviteit sterk bevordert.
Ook de wetenschappelijke naam refereert aan de giftige beet en refereert aan een van de drie schikgodinnen uit de Griekse mythologie.
Lachesis was de godin die bepaalde hoe lang men nog te leven had.
De bosmarmot (Marmota monax) is een algemene marmottensoort uit de bossen en graslanden van Noord-Amerika.
De bosmarmot komt algemeen voor in open plekken in bossen, recentelijk ontboste gebieden, weiden en grasvelden van Oostcentraal-Alaska en Brits-Columbia, Canada zuidwaarts langs de Rocky Mountains tot Noord-Idaho, en oostwaarts via Zuid-Canada tot het oosten van de Verenigde Staten, waar hij de zuidgrens van zijn verspreidingsgebied vindt in Oost-Kansas, Noord-Alabama en Virginia.
Ondanks dat hij voornamelijk op de bodem leeft, kan hij goed klimmen en zwemmen.
Engels : groundhog, woodchuck, whistle-pig, land-beaver Duits : Waldmurmeltier Frans : La marmotte commune, siffleux, bonhomme couèche
De bosmarmot is een fors bodembewonend knaagdier.
Hij heeft vrij korte poten, kleine oren en een bossige staart.
De vacht is over het algemeen grijzig bruin van kleur, maar kan variëren van gelig tot roodbruin en zwart.
De dekharen op de rug hebben witte punten.
Het neusveld is wit. De snijtanden zijn wit van kleur.
Aan iedere poot zitten vier tenen. Het vrouwtje heeft vier melkklieren.
De bosmarmot wordt 32 tot 52 centimeter lang en 2 tot 6,4 kilogram zwaar.
Hij heeft een staartlengte van 7,5 tot 15,5 centimeter en een achtervoetlengte van 7,5 tot 10 centimeter.
De bosmarmot is overdag actief, voornamelijk in de vroege ochtend en de namiddag.
Hij voedt zich voornamelijk met groene planten als gras, klaver, luzerne en weegbree, aangevuld met zaden, vruchten, ongewervelde dieren als sprinkhanen en slakken en de eieren en kuikens van grondbroedende vogels.
Ook eet hij landbouwgewassen als maïs. Hij kan dan grote schade aanrichten aan akkers.
De bosmarmot leeft, in tegenstelling tot de andere marmotten, voornamelijk solitair.
Hij kan zelfs vrij agressief zijn. Vooral mannetjes gedragen zich in de paartijd zeer agressief tegen andere mannetjes.
Het territorium is ongeveer 0,3 tot 4 hectare groot.
Het territorium van het mannetje overlapt vaak met die van een of meer vrouwtjes.
's Nachts slaapt de marmot alleen in een groot ondergronds hol, tot anderhalve meter diep en negen meter lang, met minstens één hoofdgang en vaak enkele zijgangen, die uitlopen in één grote slaapkamer, bekleed met een nest van gras.
In een andere kamer, gelegen nabij de slaapkamer, laat de marmot zijn uitwerpselen achter.
De zijgangen dienen voornamelijk om te ontsnappen aan roofdieren.
Bij de hoofdingang liggen vaak meerdere heuvels uitgegraven grond, die ontbreken bij de ontsnappingsuitgangen.
Een verlaten hol van een bosmarmot wordt vaak gebruikt door andere dieren, als katoenstaartkonijnen, opossums, wasberen, stinkdieren en vossen.
De bosmarmot ontwikkelt aan het eind van de zomer of het begin van de herfst een dikke vetlaag voor de winterslaap.
In de herfst graaft hij een diep winterhol met een slaapkamer.
Hier brengt hij de gehele winter door, opgerold op een bedje van gras.
Tijdens de winterslaap daalt zijn lichaamstemperatuur tot 4°C, de ademhalingsfrequentie tot één keer in de zes minuten en de hartslag van honderd naar vier hartslagen per minuut.
Hij ontwaakt weer in het vroege voorjaar, in het noorden van zijn verspreidingsgebied later dan in het zuiden.
Direct na de winterslaap breekt de paartijd aan.
Het mannetje gaat op zoek naar een vrouwtje.
Als hij een ontvankelijk vrouwtje heeft gevonden, zal hij enkele dagen met haar in hetzelfde hol slapen, de enige keer dat dit voornamelijk solitaire dier zijn hol deelt met een ander volwassen dier.
De bosmarmot heeft één worp per jaar.
Na een draagtijd van 28 dagen worden in april of begin mei vier of vijf jongen geboren.
De jongen zijn bij de geboorte kaal en blind.
Enkel het vrouwtje zorgt voor de jongen.
Na een maand openen ze hun ogen en kruipen ze al rond. Na twee maanden zijn ze zelfstandig.
De bosmarmot is de enige marmottensoort waarvan de jongen binnen een jaar al volgroeid zijn en zich kunnen voortplanten.
Marmota monax
De belangrijkste vijanden van de bosmarmot zijn de vos en de mens.
Ook worden veel dieren gedood door andere roofdieren en door auto's.
Regelmatig zit de bosmarmot rechtop om de omgeving in de gaten te houden.
Bij gevaar stoot de bosmarmot een hard, scherp, fluitend geluid uit, gevolgd door enkele zachtere tonen.
Hij zal dan rennen naar zijn hol, vanwaar hij naar buiten gluurt.
Mocht hij niet in de buurt van zijn hol zijn, zoekt hij een andere schuilplaats op, zoals een boom.
Als hij niet naar zijn hol of een andere schuilplek kan rennen, verdedigt hij zich fel.
Hij kromt dan zijn rug, springt, zwiept met een stijfrechte staart en klappert met ontblote tanden.
Ook kan hij blazen, grommen en gillen.
In de Verenigde Staten en Canada wordt ieder jaar op 2 februari Groundhog Day gevierd.
Op deze dag zou de bosmarmot (Engels: groundhog) ontwaken uit zijn winterslaap en zich buiten zijn hol wagen, waarna men aan het feit of hij wel of niet terugkeert in zijn hol kan zien of de winter nog voort zal duren of niet.
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- Natural History Notebooks
- tinternet
Het Bosman-molentje is een kleine poldermolen die in 1929 door Bas Bosman in de Nederlandse plaats Piershil is ontwikkeld en daarna overal in de wereld toegepast.
Ze worden nog steeds gemaakt in Piershil.
De molen wordt voornamelijk toegepast voor het verpompen van grote hoeveelheden water met slechts een kleine opvoerhoogte.
De startwindsnelheid is ongeveer 3 m/s bij een opvoerhoogte van circa 0,3 meter.
Het molentje is geschikt voor het bemalen van een gebied van 20 tot 25 ha in vlakke, open polders.
Opvoerhoogte
Windsnelheid
Capaciteit
0,5 m
4 m/s
0,7 m3/min
0,5 m
7 m/s
1,8 m3/min
Behalve voor het ontwateren van een gebied kan de molen ook worden toegepast voor het rondpompen (t.b.v. verversing) en bevloeiing van natuurgebieden.
Het is een milieuvriendelijke manier, omdat er geen elektriciteit aan te pas komt en bovendien is de wind gratis.
Bosman-molentje - eerste type met alleen een hoofdvaan
auteur : Havang(nl) - vrije foto
Bij de eerste types windmolens werd de haakse overbrenging vervaardigd uit de cardan van een T-Ford.
Deze molen werkte maar half automatisch.
Hij draaide zich automatisch op de wind door middel van het staartblad als windvaan, maar moest handmatig in en uit de wind worden gezet door deze vaan met de hand een kwart slag te draaien, tot hij plat lag en geen wind meer ving.
De werking is daarna geautomatiseerd t.o.v. van het waterpeil in de sloot door de toevoeging van de vlotter en de hulp- of bijvaan, die haaks op de hoofdvaan staat.
Latere types werkten met een cardan uit de A-Ford (tot ca. 1960) en weer later die uit de Ford V8 (tot 1977).
Na de oorlog werden de cardanassen uit legerdumps verkregen.
Vanaf 1977 maakt Bosman de overbrengingen zelf.
In 2006 is het nieuwste model op de markt gebracht.
Hierin zijn vele verbeteringen doorgevoerd.
Bosman-molentje - latere type met bijvaaan
auteur : S.J. de Waard CC 3.0
Aan de werking ervan komt geen mens te pas.
Er drijft een vlotter op het water, die via een stang de stand van beide vanen instelt.
Van de hoofdvaan, die recht achter de wieken zit en van de hulp- of bijvaan, die opzij staat.
Als het water hoog in de sloot staat, staat de hoofdvaan verticaal en de hulpvaan ligt plat.
Daarmee draait de molen vanzelf in de wind.
Zakt het water, dan verstelt de vlotter de vanen, totdat in de laagste stand de hoofdvaan plat ligt en de hulpvaan verticaal staat.
Daarmee draait de molen uit de wind.
De draaiende wieken drijven een centrifugaalpomp aan, die het water uit de sloot maalt.
Als het water genoeg is gezakt, heeft de vlotter inmiddels de vanen zover gedraaid, dat de wieken uit de wind draaien en de bemaling stopt.
De pomp biedt voldoende weerstand om bij storm het op hol slaan van de molen te voorkomen.
Het grootste gevaar is vuil, dat in de pomp wordt gezogen of de vlotterbeweging blokkeert.
Daarom staan er altijd vuilroosters in de sloot, vlak voor de molen.
Werkplaats en woonhuis van Bosman (1937)
met pet links onderaan - Bas Bosman
De windmolens zijn altijd geleverd met prefab putten.
De eerste van Bottenberg, daarna van Bodegom, totdat Bosman deze zelf is gaan produceren.
Doordat de molens compleet met fundering werden geleverd konden ze snel worden geplaatst.
Tot 1977 kon de firma Bosman de Ford assen niet aangesleept krijgen.
Het was op een gegeven moment zo dat de achterassen vanuit de Scandinavische landen naar Nederland kwamen.
Slopers uit die landen verzamelden de assen en kwamen met vrachtwagenladingen naar Piershil.
De reden van het uitsluitend gebruik van Ford overbrengingen lag in het feit dat deze verticaal deelbaar waren, (z.g. splitas) en dus het meest geschikt.
De Bosman molens zijn wereldwijd verkocht, op veel plaatsen in Nederland zijn de molens met de A-Ford overbrenging nog in gebruik.
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- www.piershil.com
- tinternet
December is de twaalfde en laatste maand van het jaar op de gregoriaanse kalender en telt 31 dagen.
De naam komt van het Latijnse woord voor 'tien', decem.
December was oorspronkelijk de tiende maand van het jaar, omdat tot 153 v.Chr. het Romeinse kalenderjaar in maart begon.
December wordt ook wel wintermaand, kerstmaand of donkeremaand genoemd.
Weerspreuken
♥ December zacht en dikwijls regen, geeft weinig hoop op rijke zegen.
♥ December mist, goud in de kist.
♥ Donder in de decembermaand, belooft veel wind in `t jaar aanstaand.
♥ December veranderlijk en zacht een hele winter zonder kracht.
♥ Heeft men in december slechts vocht en slijk dan worden de dokters rijk.
♥ Decemberregen is geen zegen.
♥ Als Sint Eligius (1/12) met ijs begint, wil hij drie maanden dat tot vrind.
♥ Sint Elooi (2/12), brengt geen dooi.
♥ Als Sinte Barbara (4/12) wil, staat de vriezeman stil.
♥ Sint Nicolaas (6/12), lapt 't weer aan zijn laars.
♥ Sint Ambroos (7/12), patroon van de bijen, en de spreeuwen, houdt van waaien en van sneeuwen.
♥ Sinte Leocadie (9/12) houdt heur water nie.
♥ Als St.Lucia (13/12) komt, lengen de dagen een vlooiensprong.⇒
Deze spreuk stamt van omstreeks het jaar 1500 van de Juliaanse kalender toen de langste dag op/rond deze datum viel.
♥ Half december en 't wil niet vriezen, koning Winter kan maar moeilijk kiezen.
♥ Als met St. Thomas (21/12) de dagen gaan lengen, beginnen de nachten te strengen.
♥ Is 't op Kerstmis nog niet koud, dan vraagt de winter niet veel hout.
♥ Vliegen met Kerstmis de muggen rond, dan dekt op Pasen het ijs de grond.
♥ Geeft Kerstmis warme zonneschijn, dan zal er met Pasen nog houtvuur zijn.
♥ Kerstmis in groen kleed, houdt voor Pasen sneeuw gereed.
♥ Op St. Stefaan, sneeuw op de baan, vuil om te gaan, koud om te staan..
♥ Is de wind stil met Sint Steven (26/12), dan zal 't jaar een goede oogst geven.
♥ Veel sneeuw op oudejaar, veel hooi in 't nieuwe jaar.
♥ St. Silvesterwind (31/12) met zonneschijn, geeft zelden goede wijn.
♣ Oudnederlandse/puristische naam: wintermaand of sneeuwmaand
♣ Romeinse naam: December
♣ Joodse naam: Tebel
♣ De sterrenbeelden van deze maand zijn Boogschutter en Steenbok
♣ December begint ieder jaar op dezelfde dag van de week als september
♣ December valt in het noordelijk halfrond voor twee derde in de herfst en voor een derde in de winter, op het zuidelijk halfrond zijn dat respectievelijk lente en zomer
♣ Vanaf de eerste week tot de vierde week is het advent
♣ Vanwege de vele feestdagen in december wordt deze maand in Nederland ook wel de feestmaand genoemd.
Weerextremen in België sinds begin van de metingen in Ukkel
- vanaf 1833 voor gemiddelde temperatuur en neerslaghoeveelheid
- vanaf 1887 voor zonneschijnduur in Ukkel. 1833 - Met 30 neerslagdagen is het een kletsnatte decembermaand. 1840 - Het is de droogste maand december ooit met slechts 6,8 mm neerslag, (normaal 69,2mm). 1879 - Met gemiddeld -5,6°C is het de koudste maand december sinds het begin van de metingen (normaal 3,3°C). 1890 - Er zijn maar 6 neerslagdagen deze maand december (normaal 20 dagen). 1934 - Deze maand december schijnt de zon slechts 12 uur. 1934 - De gemiddelde temperatuur van deze maand december bedraagt voor Ukkel 7,5 °C, (normaal 3,3°C). 1948 - De zonnigste maand december, met 125 uur zonneschijn (normaal 52 uur). 1999 - Met 171,9 mm neerslag is het een bijzonder natte maand (normaal 69,2 mm). 2010 - Er waren 21 sneeuwdagen in december. Gemiddeld is dat 4,6 in december. Dit is de hoogste waarde sinds 1901, het vorige record bedroeg 15 dagen en dateerde uit 1950.
Weerextremen in Nederland gemeten op het KNMI-station in De Bilt vanaf 1901
1933 - De koudste maand december met slechts -2,1 °C gemiddeld. 1933 - Een uitzonderlijk droge maand december met slechts 6,2 mm neerslag. 1937 - Een somberre maand december, slechts 12,4 uur zonneschijn. 1965 - Een kletsnatte decembermaand met 190.3 mm neerslag. 1974 - De warmste maand december tot nu toe, met een gemiddelde van 7,3 °C. 2008 - Tijdens de maand december schijnt de zon 84,9 uur in De Bilt.
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- www.meteo.be
- www.knmi.nl
De boslemming (Myopus schisticolor) is een soort lemming uit de naaldbossen in het noorden van Europa en Azië.
Het is de enige soort uit het geslacht Myopus.
Hij komt voor in naaldbossen in Oost-Scandinavië, Noord-Rusland, Noord-China en Mongolië.
Hij heeft een voorkeur voor vochtige naaldwouden, die een rijke moslaag hebben.
Engels : Wood Lemming Duits : Waldlemming Frans : Lemming des bois, Lemming des forêts
Boslemming
auteur : Pyntsi - vrije foto
De boslemming heeft een donker leigrijze vacht.
Volwassen dieren hebben een roestbruine vlek op de achterzijde, die ontbreekt bij jongere dieren.
's Winters is de vacht lichter van kleur. De staart is vrij kort.
De boslemming is kleiner dan de bekendere berglemming.
Hij wordt 80 tot 115 millimeter lang en 20 tot 45 gram zwaar. De staart is 10 tot 20 millimeter lang.
De boslemming is 's nachts actief.
Hij graaft gangen en legt vluchtroutes aan in het mos.
Mos vormt ook zijn belangrijkste voedselbron.
's Winters graaft hij gangen onder de sneeuw. Hier legt hij ook zijn nesten aan.
Bij dooi komen deze gangen en nesten bloot te liggen.
Myopus schisticolor
foto : Raimo Holappa
De voortplantingstijd valt in Oost-Finland van mei tot augustus.
In Zuid-Noorwegen plant hij zich ook 's winters nog voort.
Een vrouwtje krijgt één tot zes jongen per worp. De jongen zijn na een maand geslachtsrijp.
Tussen worpen zit gemiddeld zo'n vijfentwintig dagen.
De boslemming kent een populatiecyclus van zo'n vier jaar.
Anders dan de berglemming groeit het aantal dieren in een succesvol jaar nooit tot zulke proporties dat over een plaag kan worden gesproken.
Opvallend genoeg is de geslachtsverhouding zeer scheef, slechts 25% van alle dieren is mannelijk.
Sommige vrouwtjes krijgen enkel vrouwelijke nakomelingen door een mutatie in de geslachtschromosomen.
De boslathyrus (Lathyrus sylvestris) is een vaste klimplant die behoort tot de vlinderbloemenfamilie (Leguminosae).
De plant komt van nature voor in Eurazië.
Deze overblijvende plant komt voor bij bosranden en op hellingen op vochtige, kalkrijke grond.
Engels : Flat Pea, Narrow-leaved Everlasting-pea, Flat Peavine, Wild Pea Duits : Wilde Platterbse, Wald-Platterbse Frans : La gesse des bois, gesse sauvage
De plant wordt 100-200 cm hoog en heeft houtige, gevleugelde stengels.
De vleugels zijn 1,5-4 mm breed.
De samengestelde bladeren hebben en gevleugelde steel.
Deze vleugels zijn 0,5-1,5 mm lang en 2-4 mm breed.
Aan een blad zit één paar, lancetvormige tot lijnvormige blaadjes, die 5-14 cm lang en 5-15 mm breed zijn.
De geoorde steunblaadjes zijn smal halfspiesvormig en 1-2 cm lang en 0,5-2,5 mm breed.
De houtige uitlopers kunnen tot 15 m lang worden.
De verspreiding over de wereld :
In Europa, behalve in de meest noordelijke, westelijke en zuidelijke delen. Ook in de Kaukasus. Ingeburgerd in Noord-Amerika.
Nederland: Zeldzaam in Zuid-Limburg en bij Nijmegen. Elders zeer zeldzaam. Niet in Zeeland en Flevoland.
Vlaanderen: Vrij zeldzaam, verspreid over het land.
Wallonië: Vrij zeldzaam. Het meest in het gebied tussen de Samber en de Maas en in Lotharingen.
vruchten van de boslathyrus
foto : U.S. federal government vrije foto
De boslathyrus bloeit van juni tot augustus met 13-20 mm grote bloemen.
De vlag van de bloem is aan de binnenkant roze en aan de buitenkant groenachtig.
De zwaarden van de bloem zijn roodpaars.
De bloeiwijze is een tros met drie tot zes bloemen en korte schutbladen.
De kale, bruine peul is 4 tot 7 cm lang, met zes tot veertien zaden.
De bruin- tot roodachtige zaden zijn 5,5 mm groot en vaak wat hoekig.