De bastaardarend (Aquila clanga) is een middelgrote arend die broedt in Oost-Europa en Midden- en Noord-Azië.
De bastaardarend heeft als volwassen vogel een donkerbruin verenkleed. Het kleed van mannetjes en wijfjes is gelijk. Op de stuit zit een wittige vlek in de vorm van een halve maan. Juveniele dieren hebben duidelijke witte vlekken op de vleugels. Er komen ook licht geelbruine dieren voor. Deze kleurvariëteit is echter vrij zeldzaam. Juveniele dieren van deze kleurvariëteit zijn zeer licht bruinig geel. In de vlucht toont hij zeer brede, stompe vleugels met duidelijk uitstekende armpennen. Het patroon van de ondervleugel toont dekveren die donkerder zijn dan de armpennen, die meer grijzig van kleur zijn.
Deze vogel wordt ongeveer 66 tot 74 centimeter groot, groter dan de schreeuwarend (Aquila pomarina), waar hij voor de rest lastig van te onderscheiden is. De staart is vrij kort. De lichaamslengte is slechts een derde van de spanwijdte, die tussen de 155 tot 180 centimeter lang is. Één vleugel is ongeveer 477 tot 542 millimeter lang. De snavellengte bedraagt ongeveer 31 tot 40 millimeter. Deze vogel weegt ongeveer 1540 tot 3200 gram.
groen, zomerhabitat blauw, winterhabitat leefgebied van de bastaardarend auteur : The Engineer CC
De bastaardarend eet kleine zoogdieren (ratten, muizen, mollen, hazen en konijnen), aas van kadavers, hazelwormen, slangen, kikkers en vogels, waaronder veel watervogels, maar ook korhoenders en kraaien. De bastaardarend jaagt veelvuldig nabij en boven het water. Kleine zoogdieren en reptielen worden gegrepen door met een glijvlucht vanaf honderd meter op het dier te duiken. Jonge reigers worden uit het nest gegrepen. Op eenden en meerkoeten jaagt hij door één dier af te zonderen van de rest van de groep en er regelmatig op te stoten, waardoor de watervogel steeds moet onderduiken. Op een gegeven moment raakt het dier zo vermoeid, dat hij zonder verzet van het wateroppervlak kan worden geplukt.
bastaardarend auteur : onbekend
Het is een trekvogel. Als zomergast verblijft hij van Polen en Finland via Rusland, Noord-Kazachstan, Zuid-Siberië, Mongolië en Noord-China tot de Japanse Zee. In Europa broeden waarschijnlijk niet meer dan 900 tot 1000 exemplaren, wereldwijd zijn er waarschijnlijk niet meer dan tienduizend exemplaren. Hij overwintert in Zuid- en Oost-China, Noord-India, Zuidoost-Azië, Turkije, het Midden-Oosten en Noordoost-Afrika (onder andere in Egypte). trekken Enkele dieren overwinteren in Italië, Europees Turkije en aangrenzend Griekenland. Sommige vogels steken de Bosporus over, maar meestal na het hoogtepunt van de observatieperiode. De dieren trekken weg tussen september en november, en ze keren in maart en april weer terug. Ze leggen hierbij afstanden van 1000 tot 7000 kilometer af.
De bastaardarend broedt tussen mei en juli. Twee of drie grijsachtige eieren worden in een groot nest van twijgen gelegd. Dit nest bevindt zich meestal op lage takken van een hoge boom (soms zelfs op de grond) nabij een groot wateroppervlak. Ze worden door het vrouwtje in 42 tot 47 dagen uitgebroed en de donzige, hulpeloze jongen vliegen na 60 tot 65 dagen.
De Basset fauve de Bretagne is een hondenras dat afkomstig is uit Frankrijk. Het ras lijkt op de Grand bleu de Gascogne, maar heeft kleinere poten. Het is een jachthond. Daarnaast wordt het dier gebruikt als gezelschapshond. Het ras is verwant aan de Griffon fauve de Bretagne. Na de Tweede Wereldoorlog was er niet veel meer over van het ras, maar met behulp van het inkruisen van de Petit basset griffon Vendéen en de Dashond werd het weer gefokt. Een volwassen dier is ongeveer 35 centimeter hoog.
Basset fauve de Bretagne foto : sannse eigenaar : Mrs Lana Johnson CC
Als huishond is de Basset Fauve de Bretagne ideaal, gehoorzaam en lief. Het zijn vrolijke honden. Als meutehond is de Fauve zachtaardig van karakter en past zich graag aan. Hij is sociaal met mensen en soortgenoten. Daarnaast is hij een uitgesproken kindervriend. Leeft de Basset Fauve de Bretagne samen met een wat dominante andere hond, dan mag die de baas spelen. Onderdanig is de Basset Fauve de Bretagne echter niet. Hij behandelt een 'opschepper' met een air van 'je bekijkt het maar'.
De Basset bleu de Gascogne is een hondenras dat afkomstig is uit Frankrijk. Het ras lijkt op de Grand bleu de Gascogne, maar heeft kleinere poten. Het is een jachthond, die gebruikt wordt bij de jacht op klein wild. Daarnaast wordt het dier gebruikt als gezelschapshond. Een volwassen dier is ongeveer 38 centimeter hoog.
Basset bleu de Gascogne foto : M.W.Reichert gebruiker : Caronna CC
De Basset Bleu de Gascogne is trouw naar zijn baasje toe. Ten opzichte van vreemden kan hij een wantrouwende houding aannemen. Wanneer de Basset Bleu de Gascogne voldoende beweging buitenshuis krijgt, dan is hij binnenshuis rustig.
De Basset artésien normand is een Frans ras, uit de streek Normandië. De hond wordt oorspronkelijk gebruikt als drijvende jachthond: een zogenaamde drijver. Zijn korte benen maken het ras uitstekend geschikt om zich in (dicht) struikgewas te begeven. De hond wordt met name gebruikt in de jacht op haas en konijn, hetzij als eenling, hetzij in een meute.
Deze Franse Basset mag gerust laag en lang worden genoemd, aan deze typering hoeft het woord relatief geeneens te worden toegevoegd. De hond is, mede hierdoor, altijd een opvallende verschijning, maar ook de grote hangende oren springen in het oog. Mocht de hond niet opvallen door louter zijn verschijning, dan valt zijn donkere, luide, en misschien wel imponerende blaf op, een die hij overigens zelden laat horen. Deze hond is in alles extreem: lengte, hoogte, afmetingen van de oren en dan is zijn typerende karakter nog niet genoemd. De Basset mag gerust koppig worden genoemd, een (toekomstig) eigenaar dient dit als een gegeven te beschouwen: halt houden om te snuffelen betekent ook daadwerkelijk halt houden. Het is dan ook aan te bevelen dat de eigenaar van een Basset erg geduldig is, een eigenaar die de hond in koppigheid en vastberadenheid poogt te overtreffen, zal te allen tijde het onderspit delven tegen deze trotse, vastberaden hond. De Basset kan prat gaan op een uitstekend reukvermogen, dat alleen onderdoet voor bloedhond en slechts geëvenaard wordt door enkele andere honden binnen dezelfde rasgroep. Helaas maakt zijn kortbenigheid hem ongeschikt als reddingshond en zijn koppige karakter staat een rol als speurhond in de weg.
Normand pups
De Basset artésien normand is een intelligente hond, een gegeven dat vaak ondersneeuwt bij zijn koppige karakter. Intelligentie is leervermogen, en vermogen heeft de hond voldoende, hij heeft echter zelden zin dit vermogen aan te wenden en toont zich dan ook zelden tot nooit leergierig. Geduld, consequentie en vastberadenheid staan dan ook centraal in de opvoeding van dit ras en het is een interessant gegeven dat de hond zich makkelijk laat omkopen met voedsel.
Basset artésien normand foto : Annick Letellier
In tegenstelling tot wat zijn voorkomen doet vermoeden, heeft het ras bijzonder veel beweging nodig, in de vorm van frequente lange wandelingen. Een dagelijks blokje om volstaat zeker niet en het wordt aanbevolen om naast een dagelijkse langere wandeling, er wekelijks op uit te trekken voor een echt lange wandeltocht.
Een ideale sport voor deze honden is Clean Boot Hunting. Hier worden zijn speurcapaciteiten en uithoudingsvermogen volledig benut.
De Basset Hound is een laagbenige jachthond van Engels-Franse afkomst. Kenmerken van de basset hound zijn een robuuste bouw, korte poten, losse hoofdhuid, afhangende onderste oogleden en lange oren. De kortharige vacht is meestal driekleur (zwart-wit-bruin) of roodwit. De Franse term 'basset' betekent zoveel als laaggesteld en verwijst naar de bouw van de hond.
Basset Hound rood-wit auteur : Bonnie van den Bom CC
De basset is gefokt voor de jacht op klein wild zoals vossen, hazen en konijnen. Door zijn lage bouw beweegt hij zich gemakkelijk door struikgewas en kan hij tijdens het speuren voortdurend zijn neus op de grond houden wat voor grotere jachthonden lastig is. De basset hound drijft het wild in meuteverband op in de richting van de jager en geeft steeds met luid geblaf aan waar het wild zich bevindt. De hond werd ook wel gebruikt om aangeschoten wild op te sporen.
Bluebasset auteur : Edstreiff
Het ras stamt af van verschillende Franse en mogelijk Belgische typen laagbenige jachthonden, waarvan de meeste inmiddels uitgestorven zijn. Toen de Engelsen de Franse Basset in 1860 ontdekten, kruisten ze het ras met de Bloedhond om de fragiele lichaamsbouw te verbeteren. Dit leverde de huidige Basset Hound op.
sportieve basset
De basset wordt omschreven als een intelligente, rustige, aanhankelijke en zachtaardige hond met een groot uithoudingsvermogen. Omdat hij van oorsprong werd gefokt als meutehond is de basset zeer sociaal ingesteld. Dat maakt hem heel geschikt als gezinshond maar hij kan moeilijk alleen zijn. De hond is gefokt om tijdens de jacht veelvuldig zijn stem te laten horen en dit zal hij ook doen als hij alleen wordt gelaten. De basset hound kan goed overweg met kinderen.
Basilisken zijn hagedissen uit de familie Corytophanidae, die voornamelijk voorkomen in Midden-Amerika en Zuid-Amerika, sommige soorten komen voor tot in zuidelijk Noord-Amerika.
Het zijn grote, tot ongeveer één meter lange hagedissen die worden gekenmerkt door een helm-achtige vergroeiing aan de achterzijde van de kop en meestal een of twee zeilachtige huidflappen op de rug en staart, vooral bij de mannetjes. Ze doen sterk denken aan de zeilhagedissen uit het geslacht Hydrosaurus, maar deze soorten behoren tot de agamen. Ook lang uitgestorven reptielen als Spinosaurus en Dimetrodon hadden een dergelijke zeil-achtige kam.
Alleen de vier soorten uit het geslacht Basiliscus uit de familie Corytophanidae worden basilisken genoemd. Alle andere soorten uit deze groep staan bekend als helm(kop)leguanen en hebben eveneens een verhoogde kam op de kop.
Basilisken staan bekend om het vermogen snel weg te rennen op de achterpoten, zelfs over het water. Hierbij trappen ze hard op het wateroppervlak, waardoor er een luchtbel ontstaat rond hun voet. De opstijgende lucht duwt de voet omhoog; zo komt de basilisk aardig ver. Na een tijd zakt het dier echter het water in en moet het verder zwemmen. Alleen basilisken lichter dan 200 gram kunnen over het water rennen. Het vermogen dit te doen heeft geleid tot de bijnaam Jezus Christushagedis.
De Basilarchia lorquini (Engels: Lorquin's Admiral ) is een dagvlinder uit de familie Nymphalidae, de vossen, parelmoervlinders en weerschijnvlinders. De vlinder heeft een spanwijdte van 47 tot 71 millimeter.
De geschiedenis van de Basenji gaat terug tot het stenen tijdperk, maar ze worden meestal meer verbonden met Egypte en de faraos, die deze hond zeer hoog achten. In Egyptische graftomben zijn tekeningen gevonden van Basenjis die als huisdier werden gehouden. Ze werden onder de stoel van de meester getekend. Eén ervan had zelfs een naam gekregen: Xalmes. Waarschijnlijk zijn de faraos ervoor verantwoordelijk om de Basenji het goede leven te leren kennen. Cleopatra en Nefertiti hebben de Basenji wellicht als bedopwarmers gebruikt. Het is zeker dat de Basenji graag in of op een bed of de beste zetel slaapt. Eigenlijk worden zij graag als Royaltys behandelt.
Abuluka Hutu (Pemba) & Abuluka Gogo (Faro)
Het ras was eerst bekend als de Kongo Terrier. Er is een foto in de Zoölogische Tuin van Parijs van rond 1880 met daarop drie Basenjis Bosc, Dilbue en Mowa met een beschrijving die niet veel afwijkt van de huidige rasomschrijving. Na vele ontgoochelingen zijn de raseigenschappen eindelijk uitgewekt door de Engelse mevrouw Burns van de kennel Blean Basenjis in 1937. Nu is de Basenji in vele landen een populaire hond op hondenshows.
Zulu (Multi Ch. Abuluka Ditamba) & Kongo (Abuluka Fongoro)
De Basenji is een unieke hond met een schofthoogte tussen 38 en 42 cm en komt in vier kleuren voor; rood/wit, zwart/wit, een combinatie van de vorige kleuren, de zogenaamde tri-color en brindle. Zij hebben allen witte poten, een witte staartpunt en wit aan de borst. Zij kunnen ook witte vlekken hebben in het aangezicht en de nek. De Basenji heeft fris opstaande oren met een karakteristiek gefronst voorhoofd en een staart welke steeds gekruld is. Hij blaft niet, maar is geenszins geluidsloos. Hij heeft een scala aan geluiden die vaak omschreven worden als jodelen. Deze geluiden zal hij maken als hij blij of uitbundig is. De Basenji heeft veel weg van een kat! Hij heeft een hekel aan water en koude. Mocht hij toch vuil of nat worden, zal hij zich wassen zoals een kat. Als hij daarmee klaar is zal hij de andere, in dezelfde toestand verkerende dieren of mensen beginnen schoon likken. Zij gebruiken hun voorpoten om zich te wassen. Zij wrijven hiermee over hun bek en oren. Zij hebben ook de gewoonten van katten om in de beste zetel of op de zonnigste plaatsen te gaan liggen en de wereld te zien voorbijgaan.
Basenjis verwarmen zich aan de kachel
De Basenji is zonder twijfel een mensen hond die gedurende eeuwen getraind is om rond het kampvuur deel uit te maken van de familie. Door de primitieve achtergrond van dit ras is de Basenji niet voor iedereen het ideale hondenras. Hun ongeneselijke nieuwsgierigheid en hun anders dan anders zijn maakt dat zij zeker niet als gewoon of ordinair bestempeld kunnen worden. De Basenji is van nature niet erg gehoorzaam, zo zullen zij niet onmiddellijk komen indien hun interesse bij iets anders ligt. Men kan Basenjis wel kan trainen tot de hoogste gehoorzaamheid, evenwel door doorgedreven training. Indien u een hond zoekt die op elk commando onmiddellijk reageert, is de Basenji geen hond voor u. Indien u daarentegen een sprekende hond zoekt die trots, trouw, aanhankelijk, uitdagend, speels is en die u 9 van de 10 keren weet te verrassen met zijn spitsvondigheid, dan moet u niet verder zoeken. Dan is de Basenji de hond die u zoekt.
De Basenji kwam naar de westerse wereld vanuit Afrika, meer bepaald vanuit Kongo en Soedan. Er zijn evenwel sporen van hen gevonden in de meeste Afrikaanse landen. In Sierra Leone is de Basenji gekend als de sprekende hond. Deze omschrijving komt voort uit de zangerige, jodel geluiden die dit ras maakt. De Basenji is een hondenras dat niet blaft. Er zijn stammen waar de medicijnman één of meer Basenjis hield. Hoe meer Basenjis hoe sterker de krachten en het aanzien van de medicijnman. Vroeger werd in Tanzania de staart van de Basenji afgesneden voor de jacht. Dit werd gedaan opdat de apen, waarop men jaagde, de Basenji niet of moeilijker konden grijpen en doden.
basenji foto : Andreas Praefcke
De Basenji heeft een sterk ontwikkeld gezichtsvermogen en een sterk ontwikkelde reukzin. Het is een waar genoegen om de Basenji door het hoge olifanten gras te zien springen. Als hij op zijn hoogste punt gekomen is zal hij snel even rondkijken en de geuren opsnuiven van het opgejaagde dier. Hiervan is één van de Afrikaanse namen afkomstig: Mbwa Mkube Mbwawamwitu hetgeen betekend: de op en neer springende hond.
basenji auteur : onbekend
Meestal werden de Basenjis gebruikt als jachthond. Zij moesten het wild bijeendrijven en ingesloten houden tot de jagers het wild doodden. Doordat dit zeer stille honden zijn werd er vaak een bel rond hun nek of middel gebonden zodat de jagers ze konden volgen. In Engeland en de Verenigde Staten heeft men de Basenji met succes ingezet bij de jacht. Door hun grote snelheid en behendigheid kunnen zij makkelijk hazen en konijnen vangen en doden. Met veel geduld kan men ze zelfs opleiden om geschoten wild terug te brengen. Sommige puppies doen dit instinctmatig , bij andere heeft men meer geduld nodig en bij sommige zal het nooit lukken. Het grote probleem bij het opleiden van de Basenji voor de jacht, is ze te leren jagen in een beperkte zone. Hij is van nature gewoon van te jagen in een groot gebied. Een Basenji die een haas of konijn ziet lopen zal indien nodig zelfs over een 2 meter hoge afsluiting klimmen om de achtervolging in te zetten.
Barzoi of borzoi (van het Russisch borzoj) is een oud Russisch hondenras, behorende tot de windhonden. Hij is hoogbenig en langharig. Verder heeft hij een lang, smal hoofd, hangende, naar achteren gevouwen oren en een lange staart. Zijn kleur is wit of wit met gele, oranje, rode, grijze of gestroomde vlekken; een van de genoemde kleuren zonder wit. De schofthoogte is bij teven 70 centimeter en meer, reuen 75 centimeter en meer.
Barzoi, foto : Eva Asselberghs
De Russische Wolfshond, zoals de Barzoi ook wel wordt genoemd, is het toonbeeld van elegantie en schoonheid. Eeuwenlang gebruikten grootvorsten en tsaren hem voor de jacht op (jonge) wolven. Als die opgejaagd uit het bos de open vlakten oprenden, werden koppels Barzois van zoveel mogelijk dezelfde kleur ingezet. De honden grepen de wolf bij zijn oren, waarna de jager het werk verder afmaakte.
De Barzoi vereist zeer veel lichaamsbeweging, waarbij men echter niet moet vergeten dat hij een jachthond is: men moet hem dus alleen ver weg van andere huisdieren (katten, schapen) laten rennen.
Het zijn edele, goedaardige dieren, maar soms enigszins gereserveerd en niet erg gesteld op wilde spelletjes met kinderen.
De Barramundi (Lates calcarifer) is een straalvinnige vis uit de familie van Latidae en behoort derhalve tot de orde van baarsachtigen (Perciformes).
Het is gewoonlijk een grijs-groene vis met een koperachtige flikkering en kan 200 cm groot worden en 60 kg wegen. Deze vis leeft van schaaldieren, weekdieren en kleine vissen, inclusief zijn eigen soort.
De naam Barramundi is afgeleid van de Queensland-Aboriginal-taal uit het Rockhamptongebied en betekent 'grote schubben'.
Lates calcarifer komt zowel in zoet als zout water voor. Ook in brak water is de soort waargenomen. De vis prefereert een tropisch klimaat en heeft zich verspreid over de Grote en Indische Oceaan. De diepteverspreiding is 10 tot 40 m onder de wateroppervlakte.
Lates calcarifer is voor de visserij van groot commercieel belang. In de hengelsport wordt er weinig op de vis gejaagd. Tevens wordt de soort gevangen voor commerciële aquaria.
barramundi aan de oppervlakte
De vis wordt internationaal gekweekt door middel van aquacultuur in Australië, India, Indonesië, Thailand, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en, sinds kort ook, in Nederland.
Het fijne witte vlees, de milde smaak en het bevatten van relatief weinig graten maken de Barramundi erg populair als delicatesse, die op vele manieren bereid kan worden.
WASHINGTON - Amerikaanse en Canadese wetenschappers hebben een unieke spinnensoort ontdekt. De bagheera kiplingi is de allereerste spin die vegetarisch blijkt te zijn. Alle andere 40.000 bekende spinnensoorten eten vlees.
Bagheera kiplingi foto R.L.Curry
De vijf biologen hebben hun vondst dinsdag bekendgemaakt in de nieuwe editie van het wetenschappelijke tijdschrift Current Biology. Zij hebben de spinachtige, die in Midden-Amerika voorkomt, jarenlang geobserveerd. Ze kwamen erachter dat het diertje alleen de uiteinden van de bladeren van de acaciaplant eet.
Voor dat voedsel moet de spin de strijd aangaan met mieren, maar het kwam maar een enkele keer voor dat de mieren zelf in de maag van de spin belandden. Omdat de spin niet op prooidieren jaagt, weeft het ook geen web.
bagheera kiplingi
Het is vooral opzienbarend dat de spin fysiek in staat is om überhaupt plantaardig voedsel te verteren. We zijn er altijd vanuit gegaan dat spinnen geen vast voedsel tot zich kunnen nemen, zegt onderzoeker Christopher Meehan van de Villanova Univesity. Insectenetende spinnen spuiten hun prooi in met een soort gif, waardoor het ongelukkige slachtoffer verandert in een vloeibaar papje.
De Bagheera kiplingi eet zijn bladeren echter in vaste vorm.
De Barnevelder is een middelzwaar kippenras dat zijn oorsprong heeft in het Nederlandse Barneveld. Het ras ontstond door het inkruisen van legkippen met grote Aziatische kippenrassen, naar verluidt Cochins, Langshans en Brahma's. Vanaf begin jaren 1920 werden de eerste dieren geëxporteerd naar Engeland.
Barnevelders worden zowel voor het vlees als de eieren gehouden. De hen bereikt gemiddeld een gewicht van 2750 gram, de haan 3500 gram. Het ras wordt in de kleuren zwart, wit, dubbelgezoomd en blauwdubbelgezoomd gefokt.
barnevelder hen
Bijzonder aan dit ras zijn de uiterst donkerbruine eieren. Andere kippenrassen die donkerbruine eieren leggen zijn onder andere Marans en Welsumers. Barnevelders zijn uitstekende legkippen die circa 180 eieren per jaar leggen. De dieren vliegen nauwelijks.
Een nadeel van het ras is de bovengemiddeld hoge gevoeligheid voor Marekse verlamming. Daarom zullen veel fokkers de kuikens tegen de ziekte inenten.
De Barletts dolksteekduif (Gallicolumba crinigera) is een soort uit de familie van de duiven van het geslacht Gallicolumba. De soort komt voor alleen voor in de Filipijnen.
De Filipijnse naam voor de Barletts dolksteekduif is Mukid.
Barletts dolksteekduiven zijn gemakkelijk te herkennen aan de rode of oranje vlek op hun borst. Wanneer een mannetje een vrouwtje wil imponeren, zet hij deze vlek op en begint daarnaast hard te koeren. De Barletts dolksteekduif is wat bonter gekleurd dan bijvoorbeeld de dolksteekduif (G. luzonica). De kop is grijs met groen, de borst wit met de genoemde rode vlek, de onderkant lichtbruin en de veren van de vleugels, grijs en roodbruin. De soort is in haar voortbestaan bedreigd als gevolg van ontbossing van hun leefgebieden.
Deze soort scharrelt voornamelijk op de bodem van het regenwoud en vliegt niet erg hoog.
De drie ondersoorten van de Barletts dolksteekduif komen voor op zes eilanden. - De G. criniger leytensis komt voor op Samar, Leyte en Bohol. - De G. criniger criniger op Dinagat en Mindanao en de - G. criniger bartletti op Basilan.
Deze soort vindt voedsel op de bodem van regenwouden en bossen. Dit voedsel bestaat voornamelijk uit zaden, vruchten en insecten.
De Barletts dolksteekduif maakt haar vrij simpele nest van enkele takjes en bladeren in een boom niet hoger dan 2 meter en legt daarin (voor zover bekend) 1 enkel ei. De broedtijd is ongeveer 15-17 dagen.
jonge Barletts dolksteekduif auteur : BS Thurner Hof CC
De Bardigiano is een ponyras uit de Italiaanse Dolomieten dat waarschijnlijk van dezelfde voorouders, de Abellium, afstamt als de Haflinger en de Avelignese.
Het is een typische bergpony met een stevige bouw (in dit geval zelf enorm stevig en gespierd). Het ras kenmerkt zich daarom door ronde lijnen, kleine oren en een korte rug. De hals is zwaar en sterk gebogen en de schouders kunnen wat steil zijn. De dieren hebben een vacht in de kleuren zwart en bruin, eventueel met wat aftekeningen.
De pony's worden doorgaans niet hoger dan 1 meter 32 centimeter en zijn, zoals een echte bergpony betaamd, erg vast ter been en niet van hun stuk te brengen. De werkpaarden werden voor trektochten in de bergen en landbouw op steile hellingen gebruikt. Tegenwoordig wordt het in het begin van de jaren '70 van de 20e eeuw nog net voor uitsterven behoedde ras als kinderpony verkocht.
De Barbet is een hondenras dat afkomstig is uit Frankrijk. Het is een jachthond die vooral gebruikt wordt voor het apporteren van geschoten waterwild. Het is vooral een prettige huis/gezinshond en tegenwoordig wordt de Barbet ook getraind als geleidehond. Het ras wordt ook wel Franse waterhond genoemd. Het dier heeft krullen over het gehele lichaam en een baard. Aan deze baard heeft het ras de naam Barbet te danken. Omdat de vacht niet verhaart, is deze hond vaak geschikt voor mensen met een allergie voor hondenhaar. De vacht wordt een paar keer per jaar ingekort met schaar of tondeuze. Het is een oud ras, waar waarschijnlijk diverse rassen, waaronder de Poedel uit is voortgekomen. Een volwassen reu is 58-65 centimeter hoog, een volwassen teef 53-61 centimeter.
barbet auteur : Nya
De Barbet is evenwichtig, meegaand, zeer aanhankelijk en trouw, levendig, vriendelijk, vrolijk en intelligent.
De Barbet leert relatief snel, is gevoelig voor de stem van de baas, die hij het graag naar de zin wil maken. Wel heeft hij een consequente opvoeding nodig net als heel veel andere rassen. De Barbet gaat goed om met soortgenoten en andere huisdieren. Ook de omgang met kinderen zal in de regel geen problemen geven. Bij onraad verheft de Barbet zijn stem, maar verdere actie komt er niet. De Barbet is van oorsprong een werkhond, die dol is op water en graag apporteert. De hond is graag bij zijn gezin en is een heerlijke huishond, beslist geen kennelhond. De Barbet gaat met veel plezier mee op de wandeling en vindt het heerlijk om zich dan ook regelmatig onaangelijnd te kunnen uitleven.
barbetpups Foto Amy : Indigodog
De Barbet werd ingezet bij het fokken van diverse latere rassen, zoals waarschijnlijk de Briard, Poedel, New Foundlander en Griffon. Na de tweede wereldoorlog had de Barbet zoveel terrein verloren door de opkomst van deze moderne rassen, dat hij helaas bijna uitstierf. Sinds de jaren 70 is men in Frankrijk begonnen het ras terug te fokken en daardoor is de populatie gelukkig weer aan het groeien.
De barbeel (Barbus barbus) is een gestroomlijnde karperachtige vis van de middenlopen van rivieren, de zogenaamde barbeelzone.
De barbeel is een bijna rolronde langgerekte vis met puntige kop, een onderstandige bek, twee grote baarddraden in de mondhoek en twee baarddraden aan de punt van de bovenkaak. De buik en de onderkant van de snuit zijn wat afgeplat.
De staartvin is ingesneden en de rugvin is kort. De barbeel heeft een korte rugvin met een verdikte en gezaagde derde vinstraal. De kleur is goudbrons tot groenig en de buikvinnen, de aarsvin en de onderkant van de staarvin zijn wat rood gekleurd.
Barbelen komen voor in de nog snelstromende middenloop van rivieren. Hij komt ook veel voor in grotere beken. Grote barbelen prefereren bodems van grof grind, kleinere barbelen komen meer voor op bodems met fijn zandig grind.
De barbeel leeft van allerlei bodemdieren, maar wat grotere exemplaren eten ook vaak visjes.
De barbeel wordt maximaal 100 cm en een max.gewicht van 10kg (record 14,7 kg). Hij bereikt een leeftijd van 25 jaar. De barbeel wordt na drie tot vier (mannetjes) of vijf tot acht (vrouwtjes) jaar geslachtsrijp.
Eerder zeldzaam in onze streken. Het is een typische rivier bodemvis met een voorkeur voor een zand- tot keiachtige bodem en redelijk stromend water. Is het meest actief tijdens de ochtend. Leeft tijdens de dag in kleine scholen, maar het is zeker geen typische schoolvis. Heeft ook een bepaald 'trekgedrag' en kan tot 10km per dag afleggen, zelfs stroomopwaarts.
éénzomerig barbeeltje
De kleine vissen voeden zich met dierlijk plankton. De volwassen barbeel is een alleseter en zoekt zijn voedsel vooral op de bodem en dit bij voorkeur 's avonds of 's nachts. Insectenlarven, weekdieren, kreeftachtigen en wormen.
een barbeel van 4,5kg auteur : Mike Holcombe
De barbeel was in het begin van de twintigste eeuw vrij talrijk in het stroomgebied van de Maas in Midden- en Zuid-Limburg. Toen kwam deze vis ook nog voor in de Waal, de Rijn en de Gelderse IJssel. Aan het eind van de negentiende eeuw was er ook nog een gerichte beroepsvisserij op barbeel.
Paaiplaatsen in de Jeker en de Geul gingen voor 1960 verloren. Tussen 1978 en 1990 ontbreken ook aanwijzingen voor voortplanting in de Maas. Zeer waarschijnlijk is de barbeel met meer dan een factor honderd (99%) achteruitgegaan in aantal sinds het begin van de vorige eeuw. De meeste vangsten van de barbeel tussen 1980 en 1995 kwamen uit de Maas, maar er waren ook incidentele vangsten in de grote rivieren, het Ketelmeer en het IJsselmeer.
De situatie is nu aanmerkelijk gunstiger in de Grensmaas komt weer veel barbeel voor en ook in de Waal, de IJssel, de Nederrijn, en de Lek worden vaak barbelen gevangen tijdens de visserij op voorn en brasem. Op veel plekken aan de IJssel en de Waal is het ook mogelijk om gericht op barbeel te vissen. Op plekken in de Waal waar veel stroming is en veel beschutting door stenen kunnen eenzomerige barbeeltjes worden gevangen. In absolute aantallen is de stand nog niet te vergelijken met die van de winde of de roofblei, maar het stemt toch hoopvol. Gezien het formaat van deze visjes is het in ieder geval zeker dat de barbeel zich in de Waal of Rijn succesvol voortplant. Ook in de Nederrijn komen barbelen voor, maar doordat de stroming in de zomer wegvalt door de stuwen bij Driel en Maurik zal de barbeel daar waarschijnlijk nooit meer de oorspronkelijke stand benaderen.
Barbatia ( beschreven door Grey in 1847 )is een geslacht van mariene tweekleppige schelpen.
De tamelijk stevige schelpen worden maximaal ongeveer 4 centimeter lang, zijn langgerekt ovaal van vorm, soms iets hoekig afgerond. De sculptuur bestaat uit vele fijne, dicht opeenstaande radiale ribben. De schelp heeft een ruw pluizig periostracum. Het slot is taxodont en loopt in een min of meer rechte lijn met vele gelijkvormige tanden. Barbatia is wijd verspreid in tropische en gematigde zeeën.
Barbatia novaezelandiae auteur: Graham Bould.
Barbatia novaezelandiae binnenkant auteur: Graham Bould.
Het Bankivahoen (Gallus Gallus) is een vogel uit het geslacht Gallus uit de orde van Hoendervogels en wordt ook wel ook wel rode boshoen of rode kamhoen genoemd. Het Bankiva-hoen is waarschijnlijk de voorouder van de kip.
Het Bankivahoen woont in grote groepen in dichte bossen en is niet groot, ongeveer zo groot als de gemiddelde krielkip. Het Bankivahoen is omnivoor, net zoals de kip. De snavel van het Bankivahoen is vrij scherp, sterk en een beetje krom en het heeft ook scherpe nagels. Daarmee is aangetoond dat het dier ook jaagt. Het Bankivahoen komt in India en Zuidoost-Azië nog steeds in het wild voor. De hen legt zo'n twaalf eieren per jaar.
bankivahoen ( auteur : Karney Lee )
Hoe en wanneer het domesticatieproces precies is verlopen, is niet geheel bekend. Zelfs de invloed van andere in het wild levende hoendersoorten is niet geheel uitgesloten. We weten ondertussen wel dat het Burma-Bankivahoen (G. g. gallus) de belangrijkste voorouder is.
Rond het jaar 3200 v.Chr. werden er al huishoenders gehouden in Azië en vooral in India. Ook zijn er aanwijzingen dat de Egyptenaren en Chinezen reeds kippen hielden vanaf het jaar 1400 v.Chr. In het oude Sumer noemde men het de vogel uit Meluhha. De eerste gedomesticeerde kippen kwamen rond het jaar 700 v.Chr. in Zuid-Europa terecht. Tegenwoordig komen kippen vrijwel overal ter wereld voor.
Gallus gallus nabij Jayanti in het Buxa Tiger Reserve, India auteur : J.M.Garg CC
Ondersoorten :
- Bankivahoen (Gallus gallus) - Burma-Bankivahoen (G. g. gallus) - Java-Bankivahoen (G. g. bankiva) - Tonkin-Bankivahoen (G. g. jabouillei) - Indische-Bankivahoen (G. g. murghi) - Kip (G.g.domesticus)
De bandvink (Amadina fasciata) beschreven door Johann Friedrich Gmelin ( natuurwetenschapper, botanicus, malacoloog en entomoloog ) in 1789, is een tot de familie van de prachtvinken (Estrildidae) behorend zangvogeltje dat in Nederland vaak in gevangenschap gehouden wordt. De herkomst is Noord- en Oost-Afrika en Transvaal.
bandvink mannetje rechts( auteur : William Kreijkes )
De kop en de nek zijn lichtbruin gestreept; bovenzijde bruin, donkerbruin gestreept; de staart is donkerbruin met wit; de vleugels zijn dofbruin zwart en roodbruin getekend. De wangen en de ogen, keel en kin zijn wit. Van hals naar keel heeft de bandvink een karmijnrode band, daaronder geelbruin, van af de borst is hij iets gestreept. Het vrouwtje is minder gestreept dan het mannetje en mist de rode band. De totale lengte van kopje tot staartpuntje is 11 tot 13 cm.
bandvink mannetje ( auteur : David Boettger )
De vogel is heel goed geschikt voor een buitenvolière en kan ook het best met grotere vogels samen gehouden worden. Ze gaan over het algemeen gemakkelijk over tot broeden. Ze kunnen lastig zijn voor andere soorten in de volière. Ze stelen namelijk nestmateriaal uit nesten van andere vogels, zelfs als deze eitjes en of jongen hebben. Zijn menu bestaat uit milletzaad, kanariezaad, groenvoer, een gritmengsel en in de winter wat levertraan.