Bachata is een romantisch muziek- en dansgenre uit de Dominicaanse Republiek. Een bachata is in het Dominicaans-Spaans een (ongeorganiseerd) feestje of feestgedruis. De muziek in vierkwartsmaat wordt gespeeld met een gitaar, een basgitaar, een guira en bongos. De meeste artiesten zijn mannelijke gitaarspelers die met een wat jammerende zang verhalen over tragische liefdes. Zodoende zou de Bachata de Latijns-Amerikaanse smartlap kunnen worden genoemd. De oorspronkelijke term die gebruikt werd voor dit genre was dan ook amargue, wat bitterheid betekent. Later werd de term bachata populairder.
In de Dominicaanse Republiek is de bachata lang geboycot door de media, maar de muziekstroming wist zich door middel van verkoop van cassettebandjes en concerten overeind te houden. Pas in de jaren negentig is de bachata doorgedrongen tot de radio- en televisiestations op het eiland en niet lang daarna kreeg het een internationaal publiek. Bachata wordt tegenwoordig steeds vaker gecombineerd met invloeden uit de Merengue, popmuziek en R&B, maar ook door reggaetón.
Bachata wordt met een partner gedanst (man met vrouw, soms vrouw met vrouw). Op verschillende plaatsen in de wereld wordt bachata op verschillende manieren gedanst.In grote lijnen vallen drie danswijzen te onderscheiden: 1. Dominicaanse stijl. Er wordt gedanst op enige afstand terwijl elkaars handen worden vastgehouden. Vaak worden er veel snelle tussenpasjes gezet. De bewegingen zijn doorgaans spontaan en aangepast aan het specifieke nummer. Draaien worden zelden gemaakt. Complexe combinaties van draaien (zoals bij salsa) worden nooit gemaakt. De laatste jaren heeft de Dominicaanse dansstijl zich gemengd met reggeaton invloeden. De Dominicaanse stijl is de meest geavanceerde en creatieve bachata dansstijl.
2. Dansschool stijl. Op dansscholen in de VS en Europa wordt bachata vaak geleerd in een klassieke danshouding waarbij beide danspartners dicht tegenover elkaar dansen met hun rechterhand achter op de rug van de partner. Er worden meestal geen snelle pasjes gemaakt. Daarentegen worden vaak wel enkele draaien geleerd.
3. Antilliaanse stijl. Op Curaçao - en vanuit daar overgewaaid naar Nederland en zelfs naar andere landen - is een bachata danswijze ontstaan waarbij telkens op de vierde (laatste) tel van de maat een heup wordt opgetild en een 'hopje' wordt gemaakt. De oudere generatie Antillianen tilt daarbij soms ook de schouder op. Ten onrechte wordt vaak gedacht dat zo'n hopje een vast onderdeel is van bachata dansen. In het land van herkomst, de Dominicaanse Republiek, wordt dit hopje echter niet gebruikt.
Zowel in de Dominicaanse Republiek als op de Nederlandse Antillen wordt bachata, zowel de muziek als de dans, vaak geassocieerd met de lagere sociale klasse. De muziek wordt vaak luid gespeeld bij 'cafetarias' (Dominicaanse Republiek) of bij 'sneks' (Curaçao). Dat zijn eenvoudige bars, vaak deels in de buitenlucht, waar het bier wordt geserveerd door serveersters waar doorgaans ook mee gedanst kan worden. In sommige gevallen kan er ook sprake zijn van prostitutie. Vandaar dat de bachata bij sommigen een dubieuze reputatie heeft. Sinds bachata echter ook is doorgebroken in vele landen buiten het Caribisch gebied, waaronder de VS en Nederland, is deze muzieksoort onderdeel geworden van de mainstream latin music.
Aventura-de bekendste internationale Bachata groep
Bach bloesemtherapie Neem het voorbehoud bij medische informatie in acht. Raadpleeg bij gezondheidsklachten een arts
Steeds meer mensen hebben met stress en negatieve stemmingen te maken. Gevoelens als angst, onzekerheid, geestelijke onrust, eenzaamheid, overgevoeligheid enz... kunnen blokkades veroorzaken. Heel wat mensen kunnen deze negatieve stemmingen moeilijk aan en sommigen gaan er zelfs aan ten onder. Bij het geleidelijk herstellen van deze negatieve gemoedstoestanden komt er meer evenwicht tussen lichaam en geest.
De Bachbloesemtherapie is een natuurlijke geneeswijze die aan het begin van vorige eeuw ontwikkeld is door Dr. Edward Bach. Hij ontdekte aanvullende therapieën die je zelf zonder risico's kan toepassen om het lichaam weer in balans te brengen. Deze complementaire geneeswijze maakt gebruik van bloesemessenties die je zelf samenstelt uit bloesems. Deze bloesems zijn afkomstig van wilde struiken, bomen en planten. Zij zijn niet schadelijk en werken niet verslavend. De bloesemessenties worden niet gegeven tegen de lichamelijke klacht op zich maar uitgekozen in overeenstemming met de 'gemoedsgesteldheid' van de te behandelen persoon. Uitgangspunt van de Bach Bloesem therapie is dat je niets doet met het ongewenste, nl. "de klacht", maar dat je juist de tegenovergestelde "kwaliteit" gaat versterken. Een andere vernieuwende invalshoek is dat je de mens preventief behandelt en niet noodzakelijk zijn ziekte.
Om snel en eenvoudig uit passende bachbloesems te kunnen kiezen heeft Dr. Bach ze onderverdeeld in een aantal categorieën:
EERSTE HULP REMEDIE Bij alle acute nood- en stress situaties. De rescue druppels helpen je om de moeilijkste momenten te doorstaan, vb. solliciatiegesprek, mondeling examen, rij-examen, ceremonies, shock, slecht nieuws, ...
VOOR HEN DIE ANGST HEBBEN Zonneroosje: bij doodsangsten en hysterische reactie, voor kinderen die in paniek wakker worden. Maskerbloem: bij angsten en fobieën (angst voor honden, inbrekers, liften...), bij verlegen mensen die snel blozen of stotteren. Kerspruim: bij angst om de controle te verliezen, anderen iets aan te doen, gek te worden, (onbeheerste driftbuien, emotionele uitbarstingen, geweld, zelfmoordplannen...). Esp: bij onverklaarbare angsten, angst dat er iets gaat gebeuren. Rode kastanje: bij overdreven bezorgdheid naar anderen toe. Vrezen altijd het ergste als er iemand te laat komt. Hebben moeite om kinderen vleugels te geven.
VOOR HEN DIE ONZEKER ZIJN Loodkruid: voor mensen die onvoldoende vertrouwen hebben in zichzelf en steeds de raad van anderen nodig hebben. Kan voor sommigen ook helpen tijdens de examenperiode, maar begin dan zeker drie weken vooraf. Gentiaan: voor hen die bij de minste tegenslag of vertraging ontmoedigd zijn. Pessimisten en zwartkijkers. Gaspeldoorn: voor hen die alle hoop opgeven omdat ze geen vertrouwen meer hebben. Het zal mijn lot wel zijn. Haagbeuk: bij lichamelijke en geestelijke vermoeidheid, het maandagmorgengevoel. Hardbloem: voor hen die lijden aan wisselende stemmingen en in uitersten denken. Ze verliezen heel veel tijd omdat ze niet kunnen kiezen. Ruwe dravik: deze mensen zijn constant op zoek, hebben sterke idealen, maar zijn niet tevreden met hun bestaan en eventueel ook met het werk dat ze doen.
VOOR HEN DIE ONVOLDOENDE BELANGSTELLING HEBBEN IN HET HIER EN NU Kastanjeknop: voor mensen die steeds weer in hun zelfde fouten hervallen, zonder er iets uit te leren. Bosrank: voor dagdromers, die leven in hun fantasiewereld. Kamperfoelie: voor hen die blijven stilstaan bij het verleden en heimwee hebben (verhuis, rouwproces, pensionering, kinderen die zelfstandig gaan wonen...) Herik: bij plotse depressieve stemmingen, donkere wolken komen over hen heen en ze denken afgesloten te zijn van alle menselijke warmte. Ze zijn liefst alleen. Olijf: bij totale uitputting omdat ze zichzelf geen ontspanning gunnen, met depressie als gevolg. Innerlijke leegte. Paardekastanje: voor hen die hun geest niet kunnen tot rust brengen door steeds terugkerende ongewenste gedachten. Bij constant piekeren. Hondsroos: voor hen die berusten in alles wat op hen af komt, zonder levensvreugde.
VOOR HEN DIE ZICH ALLEEN VOELEN Struikheide: voor mensen die egocentrisch zijn en de energie van anderen opslorpen. Kunnen moeilijk luisteren naar anderen en keren steeds op zichzelf terug. Reuzenbalsemien: voor hen die onmiddellijk geïrriteerd zijn bij de minste kritiek en geen geduld hebben naar anderen toe. Waterviolier: Voor hen die door hun trost en zelfzekerheid leven op hun eiland en zich uit de hoogte gedragen.
VOOR HEN DIE OVERGEVOELIG OF TE BEÏNVLOEDBAAR ZIJN Agrimonie: voor hen die al hun zorgen verbergen achter een masker van opgewektheid en vluchten in allerlei activiteiten. Duizendguldenkruid: voor hen die niet durven opkomen voor hun eigen belangen en geen neen durven zeggen. Walnoot: is de bloesem voor elk nieuw begin en het verbreken van oude banden. Hulst: voor hen die rondlopen met wraakgevoelens, jaloezie, haat, kunnen geen liefde geven, leedvermaak ( bij het ongeluk van anderen).
VOOR HEN DIE MOEDELOOS EN WANHOPIG ZIJN Lariks: bij minderwaardigheidscompex en gebrek aan zelfvertrouwen. Den: bij schudgevoelens en zelfverwijt en wanneer ze bij zichzelf een hoge discipline opleggen. Veldiep: voor hen die tijdelijk overbelast zijn en het gevoel hebben tekort te schieten. Waarin de omgeving te hoge eisen aan iemand stelt. Tamme kastanje: voor hen die geen uitweg meer zien en niet weten hoe het verder moet. Vogelmelk: bij geestelijke en lichamelijke schok, een balsem voor de ziel. Wilg: voor verbitterde personen die zich constant ergeren en haatdragend zijn. Voelen zich onrechtvaardig behandeld en weten niet waaraan ze dit hebben verdiend. Eik: voor diegenen de verder doen tot ze erbij neervallen. Appel: voor hen die geobsedeerd zijn naar overdreven zuiverheid. Poetsdrang, afschuw voor allerlei onreinheden.
VOOR HEN DIE OVERBEZORGD ZIJN OM HET WELZIJN VAN ANDEREN Cichorei: voor hen die het niet kunnen laten zich te bemoeien en hun idee en hulp willen opdringen. IJzerhard: voor hen die alles proberen te weerleggen, discussiëren, hun overtuiging is de enige juiste. Wijnstok: eisen een onvoorwaardelijke gehoorzaamheid, niet in staat zich naar anderen te schikken, gevoelsarm, de tiran. Beuk: voor hen die de omgeving verzuren, de eeuwige vitters, kortzichtig en kritisch ingesteld met een arrogante uitstraling. Bronwater: de harde meesters voor zichzelf die hopen een voorbeeld voor anderen te zijn. Hebben hun eigen idealen en missen daardoor heel veel levensvreugde.
De Bacchanalia, ook wel de Bacchische mysteriën of orgiën genoemd, waren volgens de Romeinen alle orgastische feesten georganiseerd vanuit de cultus van Dionysos. De Bacchanalia vonden plaats in het heilig woud van Stimulae, nabij Rome, gelegen aan de voet van de Aventijn, niet ver van de Tiber en ook nabij Ostia, aan de monding van de Tiber. In de 5e eeuw v.Chr. zijn er voor het eerst sporen terug te vinden van de Bacchanalia. Het gaat om een inscriptie te Cumae die zegt dat niet-ingewijden op een bepaalde plaats niet mogen worden begraven. Volgens Titus Livius verspreidden de Bacchanalia zich vanuit Zuid-Italië, over Etrurië en uiteindelijk naar Rome. Zo vertelt hij dat een 'obscure Griek' als eerste de initiatie naar Etrurië bracht, waar de feesten zich snel verspreidden en ze spoedig een voorwendsel voor orgiën en een school voor immoraliteit werden. De Etrusken associeerden deze feesten met hun banketten, waarop ze verzot waren en die ze vaak afbeeldden op hun graven.
bacchanalia geschilderd door Auguste Levêque
Oorspronkelijke duurden de Bacchanalia slechts 3 dagen per jaar, en werden enkel vrouwen toegelaten. Onder de hogepriesteres Annia (ook wel Minia) Paculla, waarvan gezegd wordt dat zij de eerste was in Rome, werden de gewoonten echter veranderd naar Etruskisch model. Vanaf nu werden ook mannen toegelaten, beginnende met Paculla's zonen. Ook was men gebonden aan een eed van geheimhouding om de viering bij te wonen, die nu vijf maal per maand plaats vond, altijd 's nachts. In het algemeen werden de Dionysische festivals gekenmerkt door dronkenschap en luidruchtige muziek, waarbij het de gewoonte was houten maskers te dragen of de gezichten te bedekken met bladeren, het lichaam te kleuren met een grote variëteit aan rode en groene tinten en het bekken te bedekken met schapen- en geitenvachten. Ook de Bacchanalia werden gekenmerkt door dronkenschap en uitbundige feesten. Er wordt echter gezegd dat men zich in die dronken toestand ook vergreep aan de ergste zonden, waaronder meineed, vervalsing of moord, vooral na de veranderingen die Annia Paculla had doorgevoerd.
bacchanalia geschilderd door P.P.Rubens
In de publieke opinie waren de bacchanalen schuldig aan de ergste misdaden, en daarom volgden uiteindelijk repercussies. In 186 v.Chr. werden de consuls Spurius Postumius Albinus en Quintus Marcius Phillipus, ingelicht en op hun beurt lichtten zij de senaat in. Er werd een onderzoek ingesteld door de consuls, waarbij men de Bacchanten niet alleen kon verbinden aan vele gewone misdaden, zoals moorden en vervalsingen, maar men ontdekte ook een complot tegen de staat. Dit complot werd geleid door Marcus en Lucius Catinius, Lucius Opiternius en Minius Cerrinius. In deze periode werden ook alle heiligdommen vernietigd, behalve de antieke. Om de eventuele herstelling van de Bacchische orgiën tegen te gaan, werd het senatusconsultum de Bacchanalibus uitgevaardigd, waarvan de tekst in de 17e eeuw is teruggevonden op een bronzen tablet in het Zuid-Italiaanse Bari, dat stelt dat vanaf dan geen Bacchanalia of enige Dionysische mysteriën meer georganiseerd mogen worden in Rome of Italië (en ook in Magna Graecia), met uitzondering van de officiële (mits een antieke datum voor zo'n feest gegeven kon worden).
Bacchanalia in de Sala di Amore e Psiche fresco van Giulio Romano in het Palazzo Tè te Mantua,Italië
Babylonië (Babylonisch Bābili,Poort van God; Oud Perzisch Babirush), een eeuwenoud land in Mesopotamië, werd eerst Sumer en later Sumer en Akkad genoemd. Het lag tussen de Tigris en de Eufraat, in het zuiden van modern Bagdad, Irak. De Babylonische civilizatie, die ontstond in de 18e eeuw v.Chr. en eindigde in de 6e eeuw v.Chr., was, net als de Sumerische (zijn voorganger), stedelijk van karakter. Het was van 800 tot 609 v.Chr. onderworpen aan het Assyrische Rijk. Desalniettemin was ze toch meer op landbouw gericht dan op industrie. Het land bestond uit een paar steden, omringd door dorpen. Aan het hoofd stond een koning, en onder hem stonden ministers, gouverneurs, en administratoren.
Bij de Babyloniërs namen de astronomie en astrologie binnen de wetenschappen een opvallende plaats in. De astronomie bestond al van oudsher in Babylonië. De zodiak was in het gebied reeds uit archaïsche tijden bekend. Men kon eclipsen van zon en maan sinds de oudheid voorspellen. De Babylonische astrologie steunde op het geloof dat het hele universum in nauwe relatie met de ons bekende wereld ontstaan was. In de oudheid vond men het geen toeval dat sterren en planeten in een bepaalde goddelijk patroon waren geordend bij hun schepping. In de Seleucische en Parthen periodes waren de astronomische verslagen uiterst wetenschappelijk. Men weet niet hoeveel eerder hun geavanceerde kennis en methoden zijn ontwikkeld, maar de Babylonische fase van ontwikkeling van methodes ter voorspelling van de bewegingen van de planeten wordt als een mijlpaal in de geschiedenis van de sterrenkunde beschouwd.
Babyshower
Babyshower is een gebruik dat in Noord-Amerika is ontstaan. Normaal gesproken is het een samenkomst in het huis van de zwangere dat wordt opgesierd met slingers en ballonnen en andere specifieke babyshowerpartyzaken zoals bekers en servetten. Het is een sociaal gebeuren, waarbij de zwangere in het zonnetje wordt gezet. De babyshower is veelal een verrassing voor de aanstaande moeder maar praktische zaken zoals voorbereiding maken dat hiervan nog al eens wordt afgeweken. Exact bekend is het niet, maar het lijkt erop, dat het in moeilijker tijden een belangrijke bijdrage was in het verzamelen van de noodzakelijk spullen die aanstaande ouders nodig hadden om de kleine een goede start te geven.
Een goed Nederlands synoniem bestaat er nog niet voor, maar de babyshower is vergelijkbaar met het kraamfeest dat wordt gegeven als de baby al is geboren maar verder een vergelijkbaar doel dient. Babyshowerparty's werden voornamelijk gegeven ter ere van de eerstgeborene, maar ook dit is in de loop van de tijd veranderd. In Zuid-Amerika waar het fenomeen net zo populair is als in Noord-Amerika, is het heel gewoon om geld te geven, vaak ludiek verpakt in een luiertaart of zuigflesje. In Europa geeft men vaak cadeautjes van praktische aard zoals kleding, verzorgingsproducten en speelgoed. De etiquette wil dat de babyshowerparty wordt gehouden in de 5e of 6e maand van de zwangerschap als de aanstaande moeder zich lichamelijk nog onbeperkt voelt en er nog voldoende tijd blijft om de babyuitzet verder aan te vullen.
De Babyloniërs gebruikten een zestigtallig stelsel (of het sexagesimaal positiestelsel), geleend van de Sumerische en de Akkadische beschavingen. Het sexagesimale stelsel wordt nog steeds gebruikt, bijvoorbeeld bij hoeken, die gemeten worden in graden van 60 minuten van elk weer 60 seconden, en in de goniometrie en in de tijd. Een vaak gegeven verklaring voor de keuze van zestig als basis is dat het zoveel delers heeft: zestig is een hogelijk samengesteld getal (een hogelijk samengesteld getal is een positief geheel getal dat meer delers heeft dan enig kleiner positief geheel getal). Daardoor levert een deling niet snel een repeterende breuk op.
spijkerschrift
Gehele getallen en deelgetallen werden identiek geschreven - een komma werd niet geschreven, maar duidelijk gemaakt in de verdere context. Er was geen cijfer 0, zodat een met dit systeem genoteerd getal verschillende waarden kon hebben, de juiste waarde moest dan weer uit de context worden opgemaakt. Zo kan 11 in dit systeem bijvoorbeeld 61 (1×60 + 1) maar ook 3660 (1×60² + 1×60) betekenen. Het is in principe mogelijk om een nul door een open plaats weer te geven en er zijn aanwijzingen dat dat inderdaad werd gedaan. Een dergelijke notatie leidt echter tot verkeerde interpretaties wanneer de lezer over de lege plek heen leest.
In het zestigtallige getallenstelsel van de Babyloniërs is optellen heel eenvoudig. Je gooit van beide getallen gewoon alle symbolen op één hoop. De symbolen die daar uit komen worden dan vervangen door een vereenvoudigd symbool.
Bij aftrekken gaat het precies zo. Je trekt de ene hoop symbolen van de andere hoop af. Vervolgens vereenvoudig je de symbolen.
De Babyloniërs vermenigvuldigen op de zelfde manier als dat wij dat doen in ons huidige getallenstelsel. Hier zie je twee voorbeelden:
De Babyloniërs delen niet op de manier die wij nu gebruiken. Om bijvoorbeeld 47/3 uit te rekenen, berekenen ze eerst de uitkomst van 1/3, en vermenigvuldigen dit vervolgens met 47. Om deze berekeningen te maken gebruiken ze een delingstabel. Omdat de Babyloniërs met een zestigtallig getallenstelsel werken en 1/2 hetzelfde is als 30/60, geef je 1/2 weer als 0;30. De Babylonische delingstabel ziet er zo uit: 1/2 = 0;30 1/3 = 0;20 1/4 = 0;15 1/5 = 0;12 1/6 = 0;10 1/8 = 0;7;30 1/9 = 0;6;40 1/10 = 0;06
Hier zie je een voorbeeld van een deling:
30/3 = 0;20 x 30 = 0;600 = 10
Je kunt deze berekening ook in spijkerschrift noteren, kijk maar:
De babybanaan, rijstbanaan of Pisang susu zijn synoniemen voor het bananenras Lady Finger. Finger behoort tot het geslacht Musa en heeft het genoomtype AAB. De babybanaan is oorspronkelijk afkomstig uit de Andes van Colombia. De babybanaan wordt geteeld in onder andere Kenia, Thailand, Mexico en Colombia en daar gebruikt als kookbanaan. Het is een kleine (6 - 8 cm lang) met een erg zoete, vanille-achtige smaak, terwijl de gewone dessertbanaan ongeveer 20 cm is. De schil is dun en in rijpe toestand geel.
pisang susubloem
babybanaan op de markt foto: WN / Sweet Radoc
Artikel in samenwerking met : William Mac Cage
Bron : Wikipedia Rama fotocollectie
Babyboom
Babyboom is een demografische term, waarmee verwezen wordt naar de geboortegolf die in veel West-Europese landen en de Verenigde Staten optrad vlak na de Tweede Wereldoorlog. Ook in Nederland trad een geboortegolf op: met name in 1946 en 1947, maar ook in de twintig jaar daarna, werden aanzienlijk meer kinderen geboren dan in de perioden ervoor en erna. De babyboom betreft overigens een tijdelijke opleving van het geboortecijfer, dat al dalende is vanaf 1880. De babyboom heeft anno 2008 nog steeds grote gevolgen voor de samenstelling van de bevolking. Zo kampen veel westerse landen met een vergrijzende bevolking, wat de financiering van de sociale-zekerheidstelsels in die landen bedreigt.
De mensen die geboren zijn tussen (grofweg) 1945 en 1955 worden doorgaans aangeduid als Babyboomers. Deze generatie heeft een aantal gemeenschappelijke ervaringen. Ze maakte kennis met de stijgende naoorlogse welvaart, en ging studeren in de woelige periode tussen 1965 en 1975. Daarnaast heeft zij eigenlijk nooit een grote tegenslag meegemaakt: het is de babyboomers nagenoeg altijd voor de wind gegaan. Mensen die geboren zijn tussen 1955 en 1965 worden ook wel tot de babyboom-generatie gerekend, omdat rond 1965 een duidelijk omslagpunt werd bereikt in het aantal levendgeborenen. Ook zij groeiden op een periode van relatieve welvaart, tot in de eerste helft van de jaren tachtig politiek sterk werd ingezet op bezuinigingen in de publieke sector.
Het Baby-steps giant-steps algoritme is een algoritme om het Discrete Logaritme Probleem (DLP) zoals dat is gedefinieerd in een cyclische groep te berekenen. Het grote nadeel ten opzichte van de Pollard's rho algoritme is dat voor deze methode opslagruimte nodig is.
Theorie
Het algoritme is gebaseerd op een space time tradeoff, een tamelijk eenvoudige modificatie van de brute force attack, de ongekunstelde methode voor een DLP.
Laat G een cyclische groep van orde q zijn. Laat g Є G voortbrenger zijn van G en h Є G. We zoeken het positieve getal n dat kleiner is dan q zodat gn=h. Laat n bovengrens N hebben. Het algoritme herschrijft n als n = im + j, met m = |√N| en 0≤i<men 0≤j<m. Hierdoor wordt de congruentie gn=h gewijzigd in h(g-m) j =gj. Er wordt een waarde voor m gekozen in de ordegrootte √N. Vervolgens wordt er een gesorteerde tabel met daarin berekende waarden voor g j, de zogenaamde baby-steps en daarna wordt een waarde h(g-m) j berekend, de zogenaamde giant-steps. Er wordt getest of de waarde h(g-m) j in de tabel met baby-steps voorkomt. Als dat niet zo is, dan kan een volgende waarde h(g-m) j worden berekend.
Werking van het algoritme
Input: een cyclische groep G van orde n met een voortbrenger g en een groepelement h.
Output: een waarde n die voldoet aan de congruentie gn=h.
m ← bovengrens √N
voor alle j met 0≤j<m: bereken g j en bewaar het paar (j,gj) in een tabel
bereken g − m
q ← h
voor i = 0 tot m-1:
controleer om te zien of q de tweede component g j is van elk paar in de tabel
als dat zo is, geef im + j terug
als dat niet zo is, q ←q·g − m
In de praktijk
De beste manier op het algoritme sneller te laten verlopen, is gebruik te maken van een efficiënte tabel. In dit geval is een hashtabel de beste. De hashing wordt uitgevoerd op de tweede component en de tabel wordt gesorteerd naar deze waarden. Om de controle in stap 1 uit te voeren van de hoofdloop, wordt de hashwaarde van q berekend en met de hashtabel vergeleken. Het is efficiënter niet de tabel te berekenen, maar het paar (j,gj)in het geheugenadres hash(gj) op te slaan. Voor elke waarde van hg − im wordt het geheugenadres hash(gj) gecontroleerd. Omdat de hashtabel elementen kan terugvinden en optellen in tijdorde O(1) (constante tijd), zal dit het algoritme niet langzamer doen verlopen, maar juist sneller.
De complexiteit van het algoritme is O(√N). De keuze van m is hiervoor van belang en hiermee hangt de maximale waarde van i direct samen en de maximale waarde van j indirect. Als m in de ordegrootte √N is, dan i ook, want het product m·i moet maximaal n zijn.
Voorbeelden
Hier volgt eerst een algemeen voorbeeld en daarna volgen enkele voorbeelden met kleine getallen om m.b.v. het algoritme een DLP op te lossen. In de praktijk rekent men uiteraard met veel grotere getallen om de aanvallen van krakers af te slaan.
Stel we willen oplossen h = n·g, met h en g bekend en n een positief geheel getal kleiner dan 100. We kunnen dan voor n = 0, 1, 2, ... gaan rekenen hoe groot n·g is en dat vergelijken met h. In het slechtste geval zijn we pas klaar in 100 stappen(als n = 99); gemiddeld duurt het 50 stappen. We kunnen n echter zien als het getal ab, waarbij a de tientallen voorstelt en b de eenheden, m.a.w. n = 10a + b. In plaats van n te vinden, kunnen we a en b vinden. We schrijven het probleem op als h = (10a + b)g ofwel h - bg = 10ag. We kunnen nu het linkerlid uit gaan rekenen voor alle mogelijke waarden van b. Dit zijn de waarden 0 t/m 9. Dit zijn de zogenaamde baby-steps. We weten dat één van deze waarden van b degene is die we zoeken. We slaan alle uitkomsten van het linkerlid op in een tabel. Daarna gaan we het rechterlid uitrekenen voor verschillende waarden van a. Dit zijn ook de waarden 0 t/m 9 en één ervan is de juiste, die samen met de juiste b de oplossing geeft voor n. De juiste a maakt van h - bg = 10ag een ware bewering. We moeten dus bij elke waarde van a het rechterlid berekenen en kijken of de uitkomst in de tabel staat. Als dat zo is, dan zijn we klaar en weten we welke a en b we moeten hebben om n = 10a + b te vinden. Hierin zien we de snelheid van het algoritme. Het is in gemiddeld 1,5√n stappen klaar. In het slechtste geval zijn 2√n nodig.
Gegeven 2n = 28 (mod 37). Bereken n. Aanpak: We maken eerst een tabel voor de baby-steps. We kiezen m = 6 (ordegrootte √36). We laten j dus lopen vanaf 0 t/m 6.
j
1
2
3
4
5
6
2 j
2
4
8
16
32
27
We berekenen 2 − 6 = 11 (mod 37) en maken voor de giant-steps:
i
0
1
2
3
4
5
2 − 6 i · 2 n = 28 · 2 − 6 i
28
12
21
9
25
16
We zien in de tweede tabel bij i = 5 voor het eerst een waarde die ook in de eerste tabel staat en concluderen: 24 = 2 n·2 − 30. Hier is - 30 = - 6·5. We zijn nu in staat n te berekenen: n = mi + j = 6·5 + 4 = 34. Bij gemiddeld aantal stappen 1,5√37 hadden we 1,5·6 = 15 nodig gehad. 6 voor de baby-steps en ongeveer 3 voor de giant-steps. Het werden er 5 voor de giant-steps
Gegeven is 6 n = 7531 (mod 8101). Bereken n. Aanpak: We maken eerst een tabel voor de baby-steps. We kiezen m = 90 (ordegrootte √8101). We laten j lopen vanaf 0 t/m 90.
j
1
2
3
4
5
6
...
28
29
...
90
2 j
6
36
216
1296
7776
6151
...
1144
6864
...
7997
We berekenen 6 − 90 = 6621 (mod 8101)
en maken voor de giant-steps:
i
...
73
74
6 − 90 i·2 n = 6621·2 − 6 i
...
7133
6864
We zien in de tweede tabel bij i = 74 voor het eerst een waarde die ook in de eerste tabel staat en concluderen: n = mi + j = 90·74 + 29 = 6689. Bij gemiddeld aantal stappen1,5√8101 hadden we 1,5·90 = 135 nodig gehad. 90 voor de baby-steps en ongeveer 45 voor de giant-steps. Het werden er nog 74 voor de giant-steps.
De babiroessa's of hertzwijnen (Babyrousa) vormen een geslacht van varkensachtige hoefdieren. De babiroesa (Lat: Babyrousa babyrussa, Ind: babirusa) is een zeer primitieve varkensachtige en komt alleen op Sulawesi en een paar Molukse eilanden voor. Het dier wordt gewoonlijk tot de varkens gerekend. Het feit dat de babiroesa 30 miljoen jaar in isolatie heeft geleefd en geen gemeenschappelijke voorouder heeft met varkens wordt hierbij voor het gemak over het hoofd gezien.
Babiroesa
De babiroesa is kleiner dan vele andere wilde varkens. Een volwassen mannetje is ongeveer 1 m lang (zijn staart niet meegerekend), ongeveer 65-80 cm hoog en weegt rond de 100 kg. Per gebied zijn er af en toe kleine verschillen te zien in beharing en oogkleur. Het meest kenmerkend aan de babiroesa zijn de zeer lange en grillig gevormde hoektanden van de bovenkaak. Vanwege deze over het hoofd gekrulde tanden wordt het dier ook wel het hertenzwijn genoemd. De tanden kunnen bij een mannetje tot 31 cm worden, bij de vrouwtjes blijven ze kleiner. Pas in 1982 werd duidelijk waarvoor ze dienen; in dat jaar was een bioloog getuige van een gevecht tussen 2 mannetjes. De boventanden haakten om de dolkachtige ondertanden en ontwapenden de tegenstander.
Babiroesa
Babiroesa leven in groepen van 4 of 5, meestal een mannetje met vrouwtjes en hun jongen. Ze prefereren de moerassige delen van de jungle en zijn goeie zwemmers. Babiroesa kunnen rivieren en zelfs grote stukken zee oversteken. Door hun tanden kunnen ze geen voedsel uit de grond te wroeten zoals gewone varkens. Ze voeden zich daarom met planten die aan de oppervlakte groeien en met fruit, insekten en vlees.
Babiroesa baby (zoo Houston)
Helaas wordt het gebied waar de babiroesa voorkomt steeds kleiner. Dichte bossen in het noorden en het midden van Sulawesi en een paar Molukse eilanden zijn de enige plaatsen waar ze nu nog leven. Ondanks dat de soort al sinds 1931 beschermd wordt, wordt er nog op grote schaal op het beest gejaagd. Voor de lokale bevolking is het vlees van het hertezwijn een delicatesse beschouwd, en de schedel van het dier wordt vaak aan souvenirwinkels verkocht. Omdat de babiroesa in tegenstelling tot varkens geen gespleten hoeven heeft beschouwen moslims het dier als rein en dus eetbaar. Naast de mens heeft de babiroesa weinig vijanden.
Babesiosis, ook babesiose, tekenkoorts of piroplasmose genoemd, is een infectie die wordt veroorzaakt door de parasiet Babesia. Babesiosis en de Lymeziekte worden allebei door dezelfde teek overgebracht, de Ixodes ricinus. Het gebeurt maar zelden dat mensen worden geïnfecteerd.Een infectie bij dieren met deze parasiet komt het meest voor. Babesia leeft in rode bloedcellen en vernietigt ze. Dit leidt tot koorts, hoofdpijn en spierpijn. De afbraak van de bloedcellen kan bloedarmoede veroorzaken. Bij mensen van wie de milt is verwijderd, kan de infectie tot ernstige ziekte leiden met zelfs de dood als gevolg. In dit geval lijkt babesiosis op malaria. Dit gaat gepaard met hoge koorts, bloedarmoede, geelzucht, nierinsufficiëntie en donkere urine. Er zijn bij mensen ongeveer 30 gevallen bekend in West-Europa, vooral bij mensen zonder milt. Tot 1957 was dit slechts een probleem op diergeneeskundig vlak. Babesia microti veroorzaakte bij schapen en runderen 'roodwaterkoorts'. In 1957 werd een eerste patiënt gevonden in het voormalige Joegoslavië. De ziekte werd eerst bij miltloze patiënten beschreven, maar in 1968 werd Babesia vastgesteld bij een patiënt, op een eiland voor de kust van de Verenigde Staten, met een milt. Sindsdien zijn in de VS meerdere gevallen gevonden bij personen waar de milt niet verwijderd was. Bij veel van die patiënten werd hun weerstand zwaar verminderd door een andere ziekte, bijvoorbeeld bij personen met HIV.
Babingtoniet
Het mineraal babingtoniet is een inosilicaat bestaande uit calcium, ijzer en mangaan met de chemische formule Ca2(Fe, Mn)FeSi5O14(OH). Het is ongewoon omdat het ijzer(III) de aluminiumionen volledig vervangt, die zo typisch zijn voor de silicaten. Het is een erg donkergroen tot zwart doorschijnend (in dunne kristallen of splinters) mineraal met een trikliene kristalstructuur. Het komt voor samen met zeolietmineralen in holtes in vulkanisch gesteenten. Babingtoniet bevat zowel ijzer(II) als ijzer(III) en is licht magnetisch. Het heeft een hardheid op de schaal van Mohs van 5,5 tot 6 en heeft een soortelijk gewicht van 3,3. Het werd voor het eerst beschreven in 1824 door Arendal, Aust-Agder, Noorwegen en is genoemd naar de Ierse natuurkundige en mineraloog William Babington (1757-1833).
Alle bronnen zijn het erover eens: babbittmetaal geloof het of niet - is een metaal. Meer bepaald is het een witte tinlegering met antimonium, lood en koper. Het is genoemd naar zijn uitvinder Isaac Babbitt, ° 26 juli, 1799, Taunton, Massachusetts - 26 mei, 1862, Somerville, Massachusetts. Hij ontdekte de eigenschappen van deze legering in 1939 en verkreeg een patent. In 1842 verkreeg Babbitt een contract bij de U.S. Navy voor het gebruik van babbittmetaal in de lagers van scheepsmotoren.
uittreksel van het House of Representatives
De meeste oude trams hadden glijlagers met babbittmetaal op de assen zitten vanwege zijn goede eigenschappen en ze waren veel goedkoper dan brons. Dat wil echter niet zeggen dat dit metaal heden ten dage niet meer zou gebruikt worden, eerder het tegendeel is waar. Denken we maar aan een krukas. We zouden eigenlijk kunnen zeggen dat babbittmetaal deel uitmaakt van ons dagelijkse leven zonder dat we het beseffen. Meer zelfs, zonder dat we er zelfs ooit maar over gehoord hebben.
oude glijlager in babbittmetaal
moderne glijlager in babbittmetaal
Heden worden glijlagers met babbittmetaal toegepast in ondermeer dieselmotoren, tandwielkasten, turbines, generatoren en elektromotoren. Tegenwoordig wordt de naam gebruikt voor een hele serie legeringen. Babbittmetaal kan bestaan uit: -90% tin 10% koper -89% tin 7% antimoon 4% koper -80% lood 15% antimoon 5% tin Oorspronkelijk werden dit type glijlagers in situ (ter plaatse) gegoten. Tegenwoordig wordt het als dunne laag aangebracht op een stalen drager. De structuur van de legering bestaat uit kleine, harde kristallen welke opgenomen zijn in een matrix van zachter metaal. Als het zachte metaal wegslijt, komen de harde kristallen meer aan de oppervlakte en het smeermiddel (smeerolie) kan er tussendoor bewegen. De oliefilm vormt het feitelijke lageroppervlak.
De babaco (Vasconcellea ×heilbornii, synoniem: Carica ×pentagona) of chamburo is een hybride van de bergpapaja (Vasconcellea cundinamarcensis) en Vasconcellea stipulata. De hybride is verwant aan de echte papaja (Carica papaya). De vrucht wordt verbouwd in Chili, Colombia, Ecuador en Nieuw-Zeeland. De bomen hebben een kale rechte stam met bovenaan een soort pruik van groene bladeren. Vlak hieronder groeien de vruchten in trossen aan de stam; de steeltjes van de vruchten groeien er rechtstreeks aan.
babaco vrucht
De babaco heeft een cylinderachtige vorm. De vrucht heeft een lengte van 20-30 cm en een doorsnede van ca. 12 cm. Bij de steelaanzet is de vrucht stomp van vorm en aan het uiteinde puntig. De schil is groen van kleur en verkleurt tijdens het rijpen naar geel. De vrucht heeft sappig geel vruchtvlees zonder zaden. De smaak is verfrissend zoet-zuur en heeft iets weg van aardbeien met meloen. Een babaco geeft geen afval, hij kan met schil geconsumeerd worden. Een babaco geeft geen afval, hij kan met schil geconsumeerd worden. In landen van herkomst is babacosap een geliefde drank.
babaco plant
Een van de voordelen van de babaco (Carica pentagona) is zijn goede houdbaarheid. De rijpe, stevige vruchten zijn ook zonder koeling nog 4 tot 6 weken houdbaar. is heerlijk fris en licht zoet-zuur omwille van het laag suikergehalte. enkele toepassingen : -plakjes babaco met aardbeien en slagroom -babaco en papaja in een milkshake -papaja en babaco bij gebakken kipfilet -als ontbijt: papaja en babaco met yoghurt
Gemeentelijke belasting op onroerende zaken die profiteren van gemeentelijke werken (bv. wegverharding) De baatbelasting wordt voorzien in artikel 222 van de Nederlandse Gemeentewet.
Gemeenten kunnen 'baatbelasting' heffen, waardoor bedrijven meebetalen aan de herinrichting van winkelgebieden. De kosten worden dan verhaald op de zakelijk gerechtigden of eigenaren van de onroerende zaken die baat hebben bij de herinrichting. Het gaat hierbij om het voordeel van de onroerende zaak en niet van een bedrijf dat erin is gevestigd. Huurders betalen dus geen baatbelasting. Of er sprake is van voordeel, hangt af van de functie van het pand. Kosten die gemeenten mogen verhalen via de baatbelasting: -Kosten voor het realiseren van voorzieningen. -Voorzieningen die met medewerking van de gemeente gerealiseerd zijn. -Voorzieningen waarbij onroerende zaken baat hebben. -Voorzieningen in een gebied waarbij onroerende zaken baat hebben. De gemeente moet op basis van redelijkheid en billijkheid bepalen hoe hoog de baatbelasting is.
Deze belasting blijkt echter een moeilijk te hanteren instrument te zijn. Bij het uitvoeren ervan zou de naleving van de vormvoorschriften een belangrijke hindernis vormen. Bovendien is het rendement laag. Aldus het Nederlandse Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en het Ministerie van Financiën in zijn Nota Grondbeleid van 10 januari 2001. In België bestaat de baatbelasting niet. De term staat althans niet vermeld in de Gemeentewet.
Vroeger was bevallen op de baarkruk (toen nog geboortestoel of geboortekruk genoemd) heel gewoon. Je beviel toen rechtop op een stoel of een kruk met een gat erin. De baarkruk is een poosje weggeweest, maar is inmiddels weer helemaal terug. Wel is de kruk nu wat moderner qua vormgeving, maar het principe blijft hetzelfde. Jij zit op de kruk en de verloskundige zit voor je, meestal op een laag krukje of op de grond. Je partner kan achter je zitten om je zo letterlijk en figuurlijk te steunen.
baarkruk
Het grote voordeel van zo'n verticale bevalling is dat de zwaartekracht een handje meehelpt. Bovendien is de druk in de baarmoeder groter wanneer je rechtop zit, waardoor de weeën krachtiger zijn. Het gevolg is dat je bij een verticale bevalling vaak minder lang hoeft te persen dan bij een horizontale bevalling. Een ander groot voordeel is dat je partner achter je kan zitten, met zijn hoofd naast dat van jou, en op die manier heel dicht bij je is. Je hoeft niet bang te zijn dat je de bevalling op deze manier zelf niet kunt zien. Met een spiegel vóór je op de grond, kun je alles nog heel goed volgen.
duobaarkruk in verloskamer
Nadelen: Meestal ga je pas op de baarkruk zitten als je mag persen. Gaat dat laatste stukje van de bevalling vervolgens heel snel, dan kan het vervelend zijn om nog van positie te veranderen. Daar komt bij dat je op de baarkruk, tussen de persweeën door, niet ontspannen achterover kunt zakken in de kussens van je bed. Hoewel je natuurlijk wel even kunt uitrusten in de armen van je partner, als die achter je zit.
Bron : Jonge Gezinnen
Baarschelp
De baarschelp is een uniek hulpmiddel voor vouwen tijdens de bevalling. De baarschelp is ergonomisch verantwoord ontworpen, maakt een echte verticale baring mogelijk en draagt bij aan een voorspoedige uitdrijving. In tegenstelling tot andere hulpmiddelen kan de baarschelp op bed gebruikt worden wat voor de werkhouding van de verloskundige een belangrijk voordeel is. Het nadeel voor verloskundigen is dat de baarschelp omvangrijk is en niet makkelijk mee te nemen door verloskundigen tijdens de bevalling.
baarschelp
De schelp is ergonomisch verantwoord ontworpen en maakt een voor barende vrouwen een diepe hurkzit mogelijk. Hiermee kan een grotere bekkenuitgang bereikt worden dan op de baarkruk. De vormgeving stimuleert de vrouw tot het aannemen van wisselende houdingen wat vervolgens een positieve invloed heeft op de uitdrijving. Uit recent onderzoek blijkt dat een slechte werkhouding voor veel verloskundigen de belangrijkste belemmering is voor het stimuleren van andere baringshoudingen (proefschrift A. de Jonge, Nijmegen januari 2008). Gebruik van de baarschelp vraagt wel voorbereiding van de zwangere en een andere manier van begeleiding door de verloskundige tijdens de baring. Tot nu toe kiezen zwangere vrouwen niet voor het gebruik van de baarschelp, simpelweg omdat de baarschelp zeer beperkt beschikbaar is via verloskundige praktijken.
Bron : MRS C.M.E. van der Hoff
Baarstoel
De baarstoel is een speciaal voor het vergemakkelijken van een bevalling ontworpen stoel. De baarstoel werd al in de 17e eeuw, in de tijd van Johannes Vermeer die bij zijn vrouw 11 kinderen verwekte, gebruikt. Ook in het oude Egypte schijnen baarstoelen gebruikt te zijn. In oude Egyptische hiërogliefen wordt een vrouw getoond in gehurkte positie.
moderne baarstoel
19e eeuwse baarstoel
Baarkruk en baarschelp zijn varianten van de baarstoel die enkele nadelen van de baarstoel niet hebben. Het verschil tussen een baarkruk en een baarschelp is dat de eerste strikt zitten als op een toilet inhoudt en alleen op de grond toegepast kan worden. De baarschelp is ontworpen om de diepe inlandse hurkzit mogelijk te maken, waarmee een grotere bekkenuitgang bereikt kan worden dan op de baarkruk. De baarschelp is bedoeld op bed te gebruiken waarmee de werkhouding van zowel de barende vrouw als de verloskundige verbeterd is.
Beschreven door Carolus Linnaeus, in 1758 (Zweeds plantkundige en bioloog). De baars (Perca fluviatilis) is een vis die in de Benelux inheems voorkomt uit de vissenfamilie Echte baarzen (Percidae). Baarzen leven verspreid over bijna heel Europa en Noord-Azië, in meren, plassen, moerasland, rivieren en brakwater. De baars is ook een van de eerste vissen die nieuw aangelegde wateren koloniseert. De baars is een zichtjager en heeft dus helder water nodig. Hij leeft in het algemeen in scholen van enkele tientallen dieren van ongeveer gelijke grootte.
baars (Perca fluviatilis)
baars (gewone of echte)
Als de baars ouder wordt komt hij vaker solitair voor in dieper water. De baars heeft twee gescheiden rugvinnen,waarvan de voorste met harde stekels en een zwarte vlek. Over de flanken lopen zes tot acht donkere banden. De rug is groenbruin, op de flanken overgaand in lichtbruin tot geel of goudkleurig. De baars is ondanks zijn stekels een gewilde prooi van de snoek. Baarzen staan evenals snoeken bekend om hun kannibalisme. De baars kan tot 50 centimeter lang en 3 kilogram zwaar worden. Jaarlijks wordt in Europa 30.000 ton baars gevangen voor consumptie. Hij kan 16 jaar oud worden. Verwanten van deze soort zijn onder andere de snoekbaars en de pos.
Bron : Wikipedia
Baarsje
Beschreven door Johann Julius Walbaum , in 1792 (Duits dokter en naturalist). Het baarsje (Lutjanus apodus) is een straalvinnige vis uit de familie van snappers (Lutjanidae) en behoort derhalve tot de orde van baarsachtigen. De vis wordt soms ook Schoolmeester genoemd, heeft een goed ontwikkelde spitse bek en een lichaam dat qua kleur varieert van zilverachtig tot bronskleurig. De staart en vinnen zijn geel, en rondom de bek bevinden zich blauwe strepen.
baarsje (Lutjanus apodus) ( foto : National Geographic Society)
baarsje (volwassen) (foto : Frank Burek/Corbis)
De vis komt veel voor in het Caribische Zee en de warmere wateren van het Amerikaanse continent. Hij vormt vaak scholen van enkele dozijnen in gebieden waar zich veel gorgonen en steenkoralen bevinden, op een diepte tussen 2 en 30 meter. De vis kan tot 60 cm groot worden.
Beschreven door Heinrich Kuhl , in 1817 (Duits naturalist en zoöloog). De baardvleermuis (Myotis mystacinus) is een vleermuis van de familie der gladneuzen (Vespertilionidae). Deze vleermuizen hebben zwartbruine oren, vlieghuid en neus. Hun vacht is lang en ietwat kroezig. De kleur van de rug varieert sterk en gaat van donker notenbruin tot donker grijsbruin en zelfs lichtbruin. Ze komen in heel Europa voor, in het noorden ongeveer tot de 65e breedtegraad. De baardvleermuis is de kleinste Europese soort uit het geslacht Myotis.
baardvleermuis (foto:Luk Dombrecht)
baardvleermuizen in grot
Het lichaam van deze kleine vleermuis is slechts 3,5-5 cm lang, de spanwijdte van de vleugels bedraagt ongeveer 20 cm. Deze tengere vleermuis leeft in lichte bossen en ook vaak in parken en tuinen, liefst in de buurt van water. Baardvleermuizen houden van oktober tot maart winterslaap, waarbij ze aan het plafond van grotten, mijngangen of kelders hangen. Het geluid dat ze maken heeft een frequentie van 30 à 75 kilohertz, waardoor het buiten het menselijk gehoorbereik ligt en slechts met zogenaamde batdetectoren waar te nemen is. Hij jaagt voornamelijk op vliegende insecten als langpootmuggen, dansmuggen, haften, vliegen, kevers en motten, maar vangt ook spinnen en rupsen op planten.
Bron : Wikipedia De natuur
Baardzwijn
Beschreven door Dr Salomon Müller, in 1838 (Duits naturalist). Het baardzwijn (Sus barbatus) is een varkenssoort die op Sumatra, Borneo en in Maleisië voorkomt. Het baardzwijn is verwant aan Sus ahoenobarbus, die voorheen als een ondersoort van het baardzwijn werd beschouwd. Ze hebben hun naam te danken aan hun lange bakkebaarden. Ze hebben ook een zijdelings afgeplat lichaam en een tweepuntige kwast aan de uiteinde van de staart. Ze zijn 100 tot 165 cm lang en 70 tot 85 cm hoog en hebben een staart van 20 tot 30 cm lang. Ze wegen ongeveer 150 kg.
baardzwijn (foto : Sandra van der Vlies)
Ze eten voornamelijk vruchten, wortels, insectenlarven, loten van de sagopalm. Meestal leven baardzwijnen in familiegroepen in hetzelfde gebied. In sommige delen van Borneo maken ze twee keer per jaar massale trektochten. De mannetjes hebben 2 uitstekende tanden die door de bovenlip zijn gegroeid. Hoe langer deze tanden zijn, hoe meer kans ze maken op vrouwtjes. De baardzwijn wordt ook wel het hertenzwijn of babirusa genoemd.
Baardmos (Usnea, soms ook wel oudemansbaard genoemd) is een geslacht van korstmossen. Ze komen voor in vochtige bossen over de hele wereld, waar ze meestal aan boomtakken hangen. Baardmossen worden gekenmerkt door een struikachtige bouw en een centrale as vanwaaruit vertakkingen ontspringen. Net als alle korstmossen is baardmos een symbiose van een schimmel en een alg. De schimmel behoort tot de Ascomycota.
baardmossen
baardmos
Baardmossen zijn erg gevoelig voor luchtvervuiling, met name voor zwaveldioxide. Baardmos wordt al minstens 1000 jaar medicinaal gebruikt als antibioticum, de werkzame stof is usninezuur (C18H16O7). Usninezuur veroorzaakt een gelige kleur van de baardmossen. Enkele soorten hebben ook een rood of roze pigment, de aard van deze stof is nog onbekend. Baardmos is ook eetbaar en rijk aan vitamine C.
Bron : Wikipedia 2metdenatuur
Baardrob
Beschreven door Johann Christian Polycarp Erxleben , in 1777 (Duits naturalist). De baardrob (Erignathus barbatus) is een zeehondachtige uit de familie Phocidae. De baardrob komt voor in ondiepe Arctische kustwateren en nabij pakijs. Ze zijn te vinden rondom het Noordpoolgebied, langs de noordkust van IJsland, Noorwegen, Rusland, Siberië, Alaska en Canada en rondom Groenland en Spitsbergen. Ze onderscheiden zich van de andere zeehonden door de veel langere, kleurloze snorharen, die ze gebruiken bij het opsporen van prooidieren onder water. Baardrobben hebben slechts gereduceerde tanden. Bij volwassen dieren ontbreken deze veelal.
jonge baardrob
Baardrobben worden 220 tot 250 centimeter lang en 200 tot 360 kilogram zwaar. Vrouwtjes worden meestal iets groter dan de mannetjes. Met de stevige kop kunnen ze van onderen gaten in het ijs breken, waardoor ze niet eerst een wak hoeven te zoeken. Baardrobben jagen voornamelijk op bodemdieren als tweekleppigen, kreeftachtigen en stekelhuidigen, die ze met hun voorpoten opgraven en op vissen en inktvissen. De baardrob zoekt zijn voedsel meestal dicht bij of in de bodem. Bij het voedsel zoeken kan de baardrob tot wel 200 meter diep duiken. Met behulp van hun snorharen kunnen ze dieren in de zeebodem detecteren. De grootste vijand van de baardrob is de ijsbeer. De ijsberen proberen de baardrobben te slim af te zijn door ze te besluipen. Baardrobben liggen bijna altijd op de rand van een ijsschots boven het water. Zodra ze de ijsbeer doorkrijgen laten ze zich in het water glijden waar ze veilig zijn voor de ijsbeer. Heel soms eten ook orka's baardrobben. Het is ook bekend dat walrussen jonge baardrobben eten als ze de kans krijgen. De baardrob heeft vier tepels. Bij de zeehonden hebben verder alleen de monniksrobben zoveel tepels. Vrouwtjes worden maximaal 31 jaar oud, mannetjes 25 jaar.
Beschreven door Carolus Linnaeus, in 1758 (Zweeds plantkundige en bioloog). Het baardmannetje (Panurus biarmicus) is een zangvogel uit de familie van de diksnavelmezen. Hij leeft in de rietlanden. Deze zangvogel heeft een enorme opleving gehad met het ontstaan van de polders van Flevoland. De Oostvaardersplassen vormen een van de belangrijkere habitats voor het baardmannetje. Het aantal nam enorm toe en het baardmannetje was daardoor in staat allerlei gebieden te herbevolken waar het al was uitgestorven.
baardmannetje (man) foto: Jan de Jong
baardmannetje (vrouw)
Baardmannetjes zijn ongeveer 16 à 17 cm groot. Het Mannetje is gemakkelijk te herkennen aan de zwarte baardstrepen welke bij de pop niet aanwezig zijn. De baardmannetjes broeden 3 en soms wel 4 maal per jaar en kunnen zo tot 20 jongen per seizoen grootbrengen. In de zomerperiode bestaat het voedsel van het baardmannetje uit insecten. In de winter gaan ze over op zaden, met name zaden van riet. Deze soort komt voor van Europa tot centraal Azië.
Bron : Wikipedia 2metdenatuur
Baardmeerval
Beschreven door david Starr Jordan, in 1923 (Amerikaans zoöloog,ichtyoloog en botanikus). De Baardmeervallen (Mochokidae) vormen een familie van vissen uit de orde van de Meervalachtigen (Siluriformes). Meervallen onderscheiden zich van andere vissen doordat zij geen schubben hebben. In plaats daarvan hebben ze beenplaten. Baardmeervallen hebben bij de bek fijne baarddraden. Het zijn zoetwatervissen en ze worden aangetroffen in Afrika. Vissen uit deze familie worden tot 72 centimeter lang.
baardmeerval (Synodontis njassae) (Auteur: Paweł Cieśla Staszek_Szybki_Jest)
Beschreven door Peter Simon Pallas in 1764(Pruisisch zoöloog en botanicus.) De baardgrasmus (Sylvia cantillans) is een vogel uit de familie van de Zangers van de Oude Wereld (Sylviidae) die broedt in Zuid-Europa, de eilanden in de Middellandse Zee en Noord-Afrika. Hij trekt ten zuiden van de Sahara. De baardgrasmus wordt in België en Nederland zeer zelden waargenomen.
baardgrasmus
afb.baardgrasmussen
Het volwassen mannetje heeft een oranjerode borst en keel, een blauwgrijze kop en mantel, een rode oogring en witte baardstreep. De poten zijn bruinroze. Het vrouwtje lijkt op het mannetje, maar heeft een bruinere bovenzijde, een grijze in plaats van blauwgrijze kop, een wittige oogring en een beigeroze borst. De baardgrasmus wordt zo'n 12 à 13 centimeter groot. De baardgrasmus broedt in droge, zandige gebieden in mediterrane struikvegetaties, in open steeneikenbossen of in dicht struikgewas in de buurt van water. Het vrouwtje bouwt een nest van gras en twijgjes.
Baardmankruik
Een Baardmankruik is een kruik die gemaakt is in het Rijnlands "Steengoed"-gebied rondom de stad Keulen in de 15e tot en met de 18e eeuw. Volgens de overlevering zou de baardige manskop op de hals van de kruik God moeten voorstellen. Volgens een andere verklaring zouden Keulse pottenbakkers, die in de 16e eeuw werden verjaagd uit de stad Keulen uit kwaadheid de gezichten van de Keulse stadsbestuurders hebben aangebracht op de hals van de baardmankruiken. De pottenbakkers zouden verjaagd zijn vanwege het gifgas dat vrijkwam bij hun bakproces. Dit leidde tot een rel en veel pottenbakkers vestigden zich in Frechen (Duitse deelstaat Noord-Rijnland-Westfalen). De hele vroege vormen uit de 15e en 16e eeuw (Spitsneuzen) lijken hun oorsprong te hebben in kruiken uit de Romeinse tijd.
spitsneus (1500 - 1550)
baardmankruik (ca 1550)
De zogenaamde baardmankruiken waren in de zestiende en zeventiende eeuw in Europa heel gangbaar als voorraadpotten. Gevuld met brandewijn kwamen ze met de Hollandse schepen mee naar Japan. Bij opgravingen op de plek waar vroeger het eiland Deshima lag, zijn heel wat van die kruiken teruggevonden. In Japan golden de kruiken aanvankelijk als exotisch importgoed. Maar aan het eind van de zeventiende eeuw ging men ze imiteren. In Bizen, waar een uitgebreide aardewerkindustrie was - en is - werden de baardmankruiken op grote schaal geproduceerd, zodat ze ook binnen het bereik van de gewone man kwamen.
Bron : Wikipedia Museum Boijmans Van Beuningen Museumkennis
Een baarddraad is een langwerpig, draad-achtig tastorgaan dat men vooral vindt bij zeer veel vissen. Ze komen echter ook voor bij haaien, amfibieën en reptielen. Vissen met dit tastorgaan zijn meervallen, modderkruipers, kabeljauwachtigen, zeebarbelen en zoetwatermaanvissen. Ook bij andere vissenfamilies zoals de karperachtigen komen baarddraden voor. Enkele schildpaddensoorten die baarddraden bezitten zijn de bijtmuskusschildpad (Claudius angustatus) en de soort Elusor macrurus. Bij de amfibieën zijn de larven van de klauwkikker ook in het bezit van baarddraden. Baarddraden vergroten het oppervlak waarmee het voedsel op de tast gevonden wordt en als zodanig herkend wordt door de aanwezigheid van smaakorganen.
Baardgentiaan
Baardgentiaan (Gentianella) is een geslacht uit de gentiaanfamilie (Gentianaceae). De meeste soorten komen van nature voor in Zuid-Amerika. Hiernaast komen ze in de gematigde streken van Nieuw-Zeeland, Australië, Azië, Europa, Noordwest-Afrika en Noord-Amerika voor. Een kenmerk van de Europese soorten is dat de keel van de bloemkroon van binnen gebaard is.
Duitse gentiaan (auteur:Lukas Riebling)
Franjegentiaan (foto: cptcv)
In België en Nederland kan men in het wild aantreffen: - Duitse gentiaan (Gentianella germanica) - Franjegentiaan (Gentianella ciliata) - Slanke gentiaan (Gentianella amarella) - Veldgentiaan (Gentianella campestris)
De baardagame of baardagaam (Pogona vitticeps) is een hagedis die behoort tot de familie agamen (Agamidae). De baardagame is endemisch in Australië en leeft in het centraal-oostelijke deel van het land in halfwoestijnen en droge bossen. Alleen overdag is de agame actief, 's nachts wordt gerust onder stenen of in holen Net als alle reptielen is de agame koudbloedig en dus afhankelijk van de temperatuur van zijn omgeving. Om op te warmen kruipt hij op een steen om te zonnen, bij te hoge temperaturen wordt het hol opgezocht om te schuilen. De baardagame is zoals veel agamen een bodembewonende soort die goed overweg kan op de grond, maar ook kan klimmen op rotsen en in bomen. Vooral de jongere dieren klimmen, ze zijn dan veilig voor hun grotere kannibalistische soortgenoten, die meer op de bodem blijven.
baardagame foto: Paul Grootenboer
Een volwassen baardagame is maximaal 60 cm lang, waarvan ongeveer de helft bestaat uit de staart. Op de kop zijn vooral bij mannetjes stekelrijen te zien, evenals op staart en rug en dan vooral aan de zijkanten. De 'baard' bestaat uit een opzetbare keelzak die bedekt is met stekelvormige schubben die naar voren steken als de keelzak wordt getoond, hierdoor lijkt de kop een stuk groter. De bruinrode tot grijze kleur dient ter camouflage, en lijkt op de omgeving waarin de agame leeft.
jonge baardagame
De baardagame is één van de weinige reptielen die onder de juiste omstandigheden enigszins tam kan worden, waarbij de schuwheid voor mensen verdwijnt. Hierdoor is de hagedis populair als huisdier en er is veel over de levenswijze en het gedrag bekend. Een baardagame is omnivoor en eet zowel vlees als verschillende soorten groenten en fruit. Het vlees bestaat uit voedseldieren zoals krekels, sprinkhanen, wasmotlarven, buffalowormen en krulvliegen. Baardagamen hebben de voorkeur voor fel gekleurde groenten en bloemen, liefst geel, en ze zijn dol op paardenbloemen.