De 27e "Nacht van de Duisternis" is niet in het duister verlopen. Men was vergeten de straatlantaarns te doven. Dat belette me nochtans niet om het heelal af te speuren en naar de maan en alle planeten, die als grote sterren te zien waren, te kijken. Het blijft een fascinerend schouwspel daar hoog boven mijn hoofdje. Alleen het ISS ontbrak op het appel. En dan deze morgen, "het daghet in het Oosten, het lichtet overal: hoe luttel weet mijn liefken, och waer ick henen sal.". Dat is bijna iedere morgen, bij het ochtendgloren als ik buiten kom, dat die paar zinnen uit een Antwerps gedicht (verschenen in een liedboek rond 1544) me door mijn gedachten gaan. Zoals vandag ook weer, mijn blik naar het oosten gewend en stilletjesaan de zon zien tevoorschijn komen. De volgende versregels ken ik niet, het is niet de bedoeling dat ik daar als een performer van Middel Nederlandse poëzie in mijn tuin ga staan bij het krieken van de dag. En toen kwam de vraag in mij op: waarom geen kersen in dat spreekwoord die lekker zoet zijn, ipv die zure morellen? De oorsprong zou bij het woord 'crieken → grieken → gra → graken'. En plots valt mijnen frank (vooraleer er sprake was van nen cent of nen euro) dat het gezegde meest waarschijnlijk het geluid bevat dat men het eerste hoort bij het opkomen van de zon nl het 'krieken' van de krekel of sprinkhaan. Of het is gewoonweg zeggen, de dag komt eraan, de dag breekt aan, terug aan het werk. Vandaag neem ik een beetje 'repos', ik heb genoeg opgezocht, verteld en vragen gesteld de laatste weken. Mijn keel is een beetje opgedroogd en ik moet woeffie verzorgen want die zijn darmen liggen in een knoop. Ik luister vandaag wel naar "La Mer" van Jacques Brel (1929-1978). Tot morgen
|