.
1524 - KLARE TAAL OVER HET
JOODS VERHAAL
.
Het
Heilig Land, beter gezegd,
.
De
Mandaat-gebieden van wijlen de Volkerenbond
.R.I.P. 1918, na WO I
.
I) INLEIDING
Ondergetekende houdt van
rijmen en dichten en van spelen met woordjes. Dat zult U deze keer weer eens gemerkt
hebben in de titel van dit stukje. Die is zo leuk als waar, maar hij rijmt. En dat
is klaar.
Verre van een kwaal, zijn ze eerder het zout der aarde! Of
bescheidener gezegd : ze zijn het zout op onze patatjes, want ze zijn de
laatste schuldwachten die de Muzel-griezzels (voorlopig) op veilige afstand houden.
Misschien zelfs dat er binnenkort, na de autoloze zondagen, ook de autoloze
weekdagen komen
. Die pietrol, ziet U
.. en die 40 jaar geleden Resolutie
van Straatsburg waarbij achter onze rug het geheim akkoord gesloten
werd Immigratie tegen pietrol.
Daarom werk ik gaarne mee,
om de ware feiten uit de Moderne Tijden van Israël voor zoveel mogelijk mensen te
belichten. De meer dan 5.000 jaar Oude Gewijde Geschiedeis van het Godsvolk
werd ons, mij toch, meegegeven met de paplepel, wat een hele stap vooruit is in
ieders ondereg zijn naar kennis en wetenschap over het verleden. Voeg daarbij
het trieste intermezzo van de eigen beleefde Joden-vervolging van WO II, en het
plaatje is rond.
De Araabs (d.i. het
Arabisch woord voor doders, moordenaars) hebben hun eigen land, waar rond er
liefst een IJzeren Gordijn onder 20.000 volt hoogspanning zou opgezet worden,
waarbinnen ze naar hartenlust zouden mogen doen en laten wat hun hartje lust
..
*
Samengevat : op een paar
Km² na, is gans het Oosten een vroeg Joods-Christelijk gebied, waar de
bevolking mettertijd de Muzelarij met
wapengeweld is opgedrongen.
.
II MIDDEN
Steeds leiden het vluchtelingenprobleem, de
bezette gebieden, de nederzettingen daarin en de Groene Lijn tot verhitte
discussies. Vaak wordt het internationaal recht erbij gehaald om de woorden
kracht bij te zetten. Daarom enige kanttekeningen ter verduidelijking van de
situatie.
Chronologie
1917: In de Balfourverklaring door de Britse regering,
gesteund door de Franse regering, wordt het Joodse volk een Nationaal Tehuis
beloofd.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog sloot het Ottomaanse
Rijk, dat werd geregeerd vanuit het huidige Turkije en onder meer het huidige
Irak, Syrië, Libanon, Jordanië en Israël omvatte, zich aan bij Duitsland en
Oostenrijk-Hongarije, die in oorlog waren met Groot Brittannië, Frankrijk,
Rusland en later Italië en de Verenigde Staten. De Ottomanen en hun bondgenoten
werden verslagen. Net als de Duitse koloniën werden de tot het Ottomaanse Rijk
behorende gebieden gedekoloniseerd.
1919: Oprichting Volkenbond. Deze stuurde aan op
zelfbeschikking van volken. Door middel van het mandatenstelsel werden de
veroverde gebieden naar zelfstandigheid geleid.
In 1920 besloten de overwinnaars in San
Remo om een nieuw systeem van
natiestaten te scheppen. De Volkenbond, de voorganger van de Verenigde Naties
(VN), bekrachtigde in 1922 unaniem de besluiten. In tegenstelling tot besluiten
van de VN hadden die van de Volkenbond wel rechtskracht.
In 1922 belastte de Volkenbond de
Britse regering met het mandaat over Palestina, bestaande uit het huidige
Israël, de Gazastrook, de Golanhoogte, Samaria-Judea (Westoever) en heel
Jordanië. Er zou een
nationaal tehuis voor het Joodse volk worden gevestigd, vanwege de historische
verbondenheid van dat volk met Palestina, waar ook toen al veel Joden woonden. Het mandaat
richt zich op terugkeer van Joden uit de diaspora naar Palestina. Artikel 6
bepaalt dat de regering van Palestina immigratie en vestiging van Joden in het
land zal bevorderen, op voorwaarde dat aan de rechten en positie van andere
bevolkingsgroepen geen afbreuk wordt gedaan.
Artikel 25 van het mandaat geeft de Britten, in
geval er niet genoeg Joden waren voor heel Palestina, het recht om een stuk ten
oosten van de Jordaan af te scheiden. Dat deden de Engelsen in 1922 door het
hele gebied ten oosten van de Jordaan, 77% van het mandaatgebied, aan de Joodse
bestemming te onttrekken. Dat gebied werd Trans-Jordanië, het tegenwoordige
Jordanië. Wat overbleef voor Joodse vestiging was het huidige Israël, incl.
Samaria-Judea (Westbank) en Gaza. Tegen artikel 6 van het mandaat in probeerden
de Britten de immigratie van Joden te verhinderen, dikwijls met succes. In
strijd met artikel 5 van het mandaat, dat overdracht aan een vreemde mogendheid
verbiedt, gaf Groot-Brittannië de Golan aan Frankrijk, waardoor die later deel
van Syrië werd.
Verdelingsplan 1937 (Peel-plan): Joden zouden een gebied in het
noorden van Palestina krijgen. Dit plan werd door de Joden aanvaard, door de
Arabieren verworpen.
1946: De Volkenbond werd opgeheven en de VN namen de
mandaatverplichtingen over; alle rechten, die aan het mandaat konden worden
ontleend, gelden nu (2013) nog steeds.
1947: Groot-Brittannië vroeg aan de Algemene
Vergadering (AV) om Palestina op de agenda te zetten. Dat leidde tot resolutie
181 met een nieuw verdelingsplan. De AV van de VN stelden daarin voor om het
overgebleven deel van Palestina (23%) in tweeën te delen. De Arabieren in
Palestina onder leiding van de Grootmoefti van Jeruzalem vielen de Joden aan.
Onder die druk accepteerden de Israëliërs het voorstel, maar de Arabieren
verwierpen het. Resolutie 181 kreeg daardoor geen rechtskracht. De grenzen van
het mandaat golden dus nog, waardoor het
gebied waar het Nationaal Joods Tehuis gevestigd moest worden, zich
uitstrekte van de Middellandse Zee tot de Jordaan.
1948: De Britten trokken weg; uitroeping van de staat
Israël. De legitimiteit van Israël
berust op San Remo en op het
internationaal recht, volgens welk voor het creëren van een staat een
functionerende regering en een grondgebied nodig zijn.
De legers van Egypte, Jordanië, Syrië, Libanon en
Irak, die er geen van alle iets te zoeken hadden vielen binnen met als doel de
totale vernietiging van Israël (Onafhankelijkheidsoorlog 1948-1949). Israël
slaagde erin de vijanden tegen te houden bij de Groene Lijn, die vóór 1949 niet
bestond. De wapenstilstandsovereenkomst tussen Israël en Jordanië bepaalde dat
de Groene Lijn een demarcatielijn was, die niet van invloed zou zijn op
toekomstige territoriale overeenkomsten. Geen van beide landen heeft de Groene
Lijn ooit beschouwd als zijn internationale grens. Vóór 1967 wilden Jordanië en
de andere Arabische staten de grens dan ook niet erkennen. Gaza werd door
Egypte veroverd.
In de pers worden de bestandslijnen vaak ten
onrechte de grenzen van juni 1967″ genoemd. Jordanië bezette van 1949-1967
Samaria-Judea plus Oost-Jeruzalem (de Westoever); de Joden, die er al vóór
1948 woonden, werden verjaagd of vermoord. De inlijving door Jordanië en die
van Gaza door Egypte waren illegaal en een schending van het internationaal
recht, dat ervan uitgaat dat de agressor wordt bestraft.
In juni 1967 brak de Zesdaagse Oorlog uit.
Daarin veroverde Israël de Gazastrook en de Sinaïwoestijn op Egypte, de
Westoever op Jordanië en de Golanhoogte op Syrië. Onmiddellijk na deze
defensieve oorlog bood Israël aan om 95% van de Westoever weer te ontruimen,
maar de Arabische landen besloten twee maanden later in Khartoem dat er geen
onderhandelingen, geen vrede en geen erkenning van Israël zouden komen (drie
keer nee). Israël was dus gedwongen het bestuur van de Westoever en Gaza op zich
te nemen. In november 1967 volgde resolutie 242 van de VN-veiligheidsraad (VR):
Omdat gebiedsuitbreiding door oorlogvoering ontoelaatbaar werd geacht, vroeg ze
om terugtrekking voor zover dat veilige en erkende grenzen voor Israël
opleverde, dus niet om terugtrekking uit alle onder Israëlisch bestuur gekomen
gebieden. De wapenstilstandslijnen van 1949 boden onvoldoende veiligheid.
Resolutie 242 verwees dan ook niet naar de Groene Lijn. De oostgrens van Israël
is tot heden niet vastgesteld; zolang het nog geen veilige grenzen heeft, kan
het recht doen gelden op Judea en Samaria.
Israël is dus geen bezettende macht. De term
bezette gebieden is misleidend. De bezetting door Jordanië van 1949-1967 was
illegaal (slechts erkend door Groot-Brittannië en Pakistan), die door Israël na
1967 niet. De VN-veiligheidsraad heeft dan ook die bezetting nooit illegaal
verklaard.
1973: Jom-Kippoeroorlog: Israël werd overvallen door
Egypte en Syrië, maar die werden teruggeslagen.
1982: Oorlog in Libanon tegen de van daaruit opererende
terroristen van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie PLO van Jasser Arafat.
1987-1993: Eerste Intifada, de ontplooiing van geweld tegen
Israël door de PLO (intifada: Arabisch woord, dat afschudden betekent).
1988: Jordanië deed afstand van zijn aanspraken op de
Westoever ten gunste van de PLO. Dit maakte de illegale aanspraken niet opeens
legaal.
1993-1995: Akkoorden van Oslo. De Palestijnse Autoriteit
(PA) kreeg het gezag over een deel van de Westoever. De Israëlische
strijdkrachten trokken zich terug uit Jericho en het grootste deel van de Gaza-strook,
maar daar bleef het bij, omdat er van de zijde van de PLO/PA niets tegenover
stond. De PLO heeft de akkoorden nooit geratificeerd en Jasser Arafat hield
zich er niet aan.
1994: Israël en Jordanië sloten een vredesakkoord.
Daarmee werd tevens de juridische geldigheid van de wapenstilstandslijn, de
Groene Lijn, beëindigd.
2000: Onderhandelingen in Camp David tussen Arafat en
premier Ehud Barak onder supervisie van president Bill Clinton liepen op niets
uit; Arafat weigerde de door Barak aangeboden meer dan 90% van Samaria en
Judea. Hij verhevigde de terreur en begon een nieuwe Intifada.
2000-2004: Tweede Intifada.
2005: Israël ontruimde de Gazastrook; begin van
raketbeschietingen op Israël vanuit de Gazastrook.
2008: Aanbod van premier Olmert door Arafats
opvolger Mahmoud Abbas afgewezen.
2013: Vredesonderhandelingen. Sceptische houding
van Israël ten aanzien van de resultaten wegens: 1. grote druk van regering
Obama 2. terreur die Israël beleefde
sinds de Oslo-akkoorden en de terugtrekking uit Gaza 3. de Palestijnen blijven
vasthouden aan het recht op terugkeer van vluchtelingen en hun nakomelingen.
Het optimisme wordt ook niet gesteund door de
uitspraak van een PA-minister in aanwezigheid van Abbas: Bij de akkoorden die
de PA met Israël sloot en eventueel zal sluiten spiegelen de Mohammedanen zich aan het
Hudaybiyyeh-akkoord, dat Mohammed sloot met de Quraish stam van Mekka. Het
voorzag in een wapenstilstand van 10 jaar, maar na 2 jaar viel hij met zijn
manschappen de Quraishstam aan en veroverde hij Mekka. Bovendien is de
bepaling dat Israël vernietigd moet worden nooit uit het Handvest van de PLO
geschrapt, ondanks de afspraak daarover in de Oslo-akkoorden.
Vluchtelingenprobleem
Het vluchtelingenprobleem ontstond bij de inval van
de buurlanden in 1948. Om ruim baan te hebben voor het uitroeien van de Joden
riepen de Arabische leiders de Palestijnse Arabieren op om voor korte tijd hun
woonplaatsen te verlaten. Zodra er geen Joden meer zouden zijn, zouden ze
kunnen terugkeren. Vooral ten gevolge van deze oproep vluchtten 600.000
Arabieren uit het pas opgerichte Israël naar omringende landen; slechts
incidenteel verdreven Israëlische troepen Arabieren. De vluchtelingen kunnen
vooral worden gezien als slachtoffers van hun eigen leiders, die een mislukte
poging deden om Israël en zijn bewoners te vernietigen. Israël heeft de
Arabische vluchtelingen financiële compensatie voor de achtergelaten onroerende
goederen aangeboden, maar dit is door de Arabische landen geweigerd.
Ook de nakomelingen van de Arabische vluchtelingen
gelden voor onbepaalde tijd als vluchtelingen, waardoor hun aantal is
aangegroeid tot meer dan vier miljoen. Ze worden speciaal door de voor hen in
het leven geroepen organisatie United Nations Relief and Works Agency for
Palestine (UNRWA) gefinancierd. Voor geen enkel ander conflict is een regeling
uitgebreid tot alle nakomelingen. De Arabische landen trekken zich van het lot
van de vluchtelingen weinig aan, maar eisen nog steeds dat Israël ze allemaal
opneemt, wat de ondergang van de Joodse staat zou betekenen. Sinds 1922 bestaat
de Palestijnse staat (Trans)Jordanië en het zou voor de hand liggen dat die hun
een thuis zou bieden. Meer dan 700.000 Joodse vluchtelingen uit de Arabische
landen werden in Israël wel opgenomen en binnen drie jaar geïntegreerd.
Joodse nederzettingen in Samaria en Judea
Naast Arabische worden ook Joodse nederzettingen in
Samaria en Judea gevestigd. Het Internationaal Gerechtshof (IGH) veroordeelde
(het gaat hier om een niet bindende uitspraak, dus om een advies!) dit in 2004
op grond van artikel 49 van de Vierde Geneefse Conventie. Deze regelt het
optreden van een bezetter, echter: 1. het gaat hier niet om bezet gebied 2. het
gaat om vrijwillige vestiging van Joden in Samaria en Judea, dus niet om een
door de overheid geïnitieerde en opgelegde deportatie en 3. in artikel 49 gaat
het om overbrenging van de bevolking naar gebieden die in een agressieve oorlog
zijn verworven. Israël voerde evenwel een defensieve strijd. Bovendien stond
Israël ook Arabieren toe zich vrij te vestigen in Samaria en Judea. Feitelijk
vroeg het IGH om een Judenrein Samaria en Judea.
De veiligheidsbarrière
Het is legitiem om een barrière op te werpen tegen
terreur, aanslagen en illegale grensoverschrijdingen. Israël heeft de muur/het
hek neergezet om het grote aantal (zelfmoord)aanslagen daar in te dammen. De
route volgt grotendeels de groene wapenstilstandslijn van 1949 en wijkt daar op
sommige plaatsen in oostelijke richting vanaf. Dit leidde tot een golf van
kritiek.
De Algemene Vergadering van de VN vroeg bij monde
van 26 lidstaten, die merendeels Israël niet erkennen, het oordeel van het IGH
over de legaliteit van de barrière. Het Handvest van de VN heeft het alleen
over gebruik van geweld door staten en staat dit slechts toe in twee gevallen:
1. in opdracht van de VR en 2. uit zelfverdediging (artikel 51).
Het IGH nam het verzoek wel in behandeling, hoewel
het geen conflict tussen soevereine staten betrof en bovendien het bouwwerk
bedoeld was om geweld in te dammen; anderzijds stelde het Hof heel inconsequent
dat artikel 51 niet van toepassing was, omdat het niet ging om twee VN-staten.
Het uitgebrachte niet bindende advies was voor Israël negatief.
Ook het Israëlische Hooggerechtshof boog zich over
de zaak. Het concludeerde dat het volgens internationaal recht is toegestaan om
in een gebied, dat in een defensieve oorlog werd veroverd, land van een
individu in bezit te nemen voor het bouwen van een hek, mits dat wordt gedaan
uit militaire noodzaak.
De barrière heeft haar doel niet gemist, want het
aantal aanslagen door Palestijnen is nog maar een fractie van wat het eerst
was. Daardoor waren er ook veel minder tegenacties van Israël met als gevolg
veel minder burgerdoden en -gewonden aan Palestijnse kant. Het bewijst dat de
aanslagen bijna uitsluitend werden gepleegd door Palestijnen van de Westoever.
Voor andere veiligheidsbarrières in de wereld,
zoals in Kasjmir, Jemen en Marokko, heeft de Algemene Vergadering van de VN
nooit belangstelling getoond.
Internationaal recht
Er zijn twee bronnen van legitiem internationaal
recht: 1. een verdrag tussen twee landen en 2. een gewoonte die met instemming
door twee landen gepraktiseerd wordt, wat tot gewoonterecht kan leiden.
Anti-Israëlische publicisten gebruiken de term
internationaal recht vaak ten onrechte.
- Het Internationaal Gerechtshof (IGH) is geen
producent van internationaal recht, slechts van opinies.
- Resoluties van de Algemene Vergadering van de VN
zijn aanbevelingen en niet bindend. Desondanks wordt vaak beweerd dat Israël
resoluties van de VN zou schenden. In de AV vormen de democratische landen
een minderheid, de afgevaardigden van dictators hebben de meerderheid. De VN
meten vaak met verschillende maten en stellen zich doorgaans anti-Israël op.
- Resoluties van de Veiligheidsraad (VR) zijn
slechts bindend indien de Raad verklaart dat een staat een daad van agressie
heeft gepleegd of de wereldvrede of de veiligheid bedreigt. Met betrekking tot
Israël is nooit een dergelijke uitspraak gedaan. Alleen besluiten gebaseerd op
artikel 39 van het Handvest in Hoofdstuk VII van het Veiligheidsraad-Charter
zijn bindend, maar geen enkele resolutie van de Veiligheidsraad over Israël is
hierop gebaseerd, ook resolutie 242 niet. Toch wordt Israël ervan beschuldigd
niet-bindende resoluties van de Veiligheidsraad te schenden.
- Het afvuren van raketten op Israël is een
schending van het oorlogsrecht.
Sinds de oliecrisis van 1973 is Europa in
verdragen en vergaderingen op het hoogste niveau steeds meer verplichtingen
jegens de Arabische landen aangegaan. In het kader daarvan heeft Europa in het
Verdrag van Straatsburg in 1975 beloofd een anti-Israël beleid te zullen voeren.
De media zijn daarin meegegaan.
Tenslotte
Israël wil meedoen aan een onderzoeksprogramma van
de EU; Europa eist echter dat er geen geld mag gaan naar de bezette gebieden.
Als Israël daarmee akkoord zou gaan, zou dat zijn onderhandelingspositie in de
hervatte vredesbesprekingen verzwakken.
Ook de Nederlandse regering (Rutte II) stelt zich
momenteel anti-Israël op. Zo heeft ze het ingenieursbureau Royal Haskoning DHV
met klem aangeraden zijn medewerking aan de bouw van een
waterzuiveringsinstallatie in Jeruzalem te staken. Ze beschouwt het als bezet
gebied, hoewel het gaat om een gebied waar Israël volgens de Oslo-akkoorden
rechtmatig het bestuur uitoefent. Ze handelt dus in strijd met internationaal
recht. Intussen heeft het ingenieursbureau zich uit het project teruggetrokken,
ongetwijfeld uit angst voor tegenwerking door de Nederlandse overheid in de
toekomst.
De Palestijnen weigeren om in hun gebied
waterzuiveringsinstallaties te bouwen, ze hebben er slechts een, met als gevolg
dat ongezuiverd rioolwater uit de Palestijnse steden van de hooggelegen
Westoever naar Israël stroomt. Daardoor bevinden zich sporen van het zeer
besmettelijke poliovirus in rivier‑ en
grondwater in het zuiden en midden van Israël.
|