EGIDIUS
Egidius waer bestu
bleven
Mi lanct na di
gheselle mijn
Du coors die doot
du liets mi tleven
Dat was gheselscap
goet ende fijn
Het sceen teen
moeste ghestorven sijn
Nu bestu in den
troon verheven
Claerre dan der
zonnen scijn
Alle vruecht es di
ghegheven
Egidius waer bestu
bleven
Mi lanct na di
gheselle mijn
Du coors die doot
du liets mi tleven
Nu bidt vor mi ic
moet noch sneven
Ende in de weerelt
liden pijn
Verware mijn stede
di beneven
Ic moet noch
zinghen een liedekijn
Nochtan moet emmer
ghestorven sijn
*
Neen, natuurlijk was je naam
niet Egidius, dat weet je best.. Maar op dagen als vandaag komen veel vergeten herinneringen
weer boven. Of, zoals de Dichter zei,
komt met de avond de weemoed naderbij, die niemand kan verklaren.
Waar jij bent, zal ik wel nooit
kunnen komen, want je hebt zelfs geen
graf om op te wenen. Hoe zal ik je dan ooit kunnen vertellen, dat je geen dag,
en al zekerlijk geen enkele nacht, uit mn gedachten bent geweest? Ik weet dat
je het weeral ongeloofwaardig zou vinden, maar het zou je toch plezier hebben
gedaan, geef maar toe? Kom, droog nu je tranen en blijf verder maar dood, zoals
je zelf gewild hebt.
Zelf heb ik het ongelofelijk
geluk gehad te blijven leven. Al heb ik daar niet zoveel voor gedaan : het ging
als vanzelf. Wat het morgen wordt, weet ik niet. Niemand weet het. En dat is
maar goed ook
..
Weet U nog, meer dan ooit kijk
ik uit om de straatstenen waarop ik mijn voeten zet, geen pijn te doen. Op die
manier ben ik al die jaren nog altijd verliefd op het Leven zelf. Dat werd mij
bevestigd, toen ik onlangs dat broekventje achter de rug van Paus Franciscus triomfantelijk
op diens troon achter hem zag klauteren. Om vervolgens triomfantelijk rond zich
te kijken. Protocol of niet, de Paus hield gewoon voor de vuist zijn causerie
voort en streelde de kapoen, toen die weer wegging, verstrooid over diens krullebol.
Het was een beeld dat zelfs geen Middeleeuwse miniatuur-schuilder naar
werkelijkheid beter had kunnen weergeven : wat is een Paus nu in de ogen van
een 4-5 jarig knaapje, dat nog aan zijn leven moet beginnen. Het was mij alsof
Fra Angelico daar een paar seconden de Hemel in beeld had gebracht.
Die sfeer, dat is nog altijd
zoals ik tegen het Leven rond mij aankijk : ooit komt het wel. Niets gevraagd, veel
gekregen. Heb nooit kunnen zingen, zal dus wel nooit geselecteerd worden voor
het Engelenkoor. Als, war ik kom, het niet te heet is, of te nat. Een warm
droog plekje in een stil hoekje, waar ik de Mijnen kan zien zitten.
Daar zeg ik nu al Hallelujah
tegen!
|