.
500401 - DEZE ZONDAG 15 NOVEMBER OOK OPENGEBROKEN INZAKE DE VOLKSGEZONDHEID
ZONDAG 15 NOVEMBER 2020
INHOUD
NA 100 JAAR VOOR HET EERST ZIVHT OP HET BLOEDENDE IJTFRONT ONDER DE ELEBOGEN VAN DE LEGER-ARTSEN
*
BESMETTELIJKE ZIEKTEN TIJDENS DE GROTE OORLOG
foto: ©pixabay.com
(Met een verzwegen rol voor venerische aandoeningen)
Ongezien! Wat een pandemie! De medische wereld moet zichzelf opnieuw uitvinden! Uitspraken van dit jaar? Zeker. Maar niet zo uniek als we denken. Tijdens die vermaledijde vier jaar aan ons front, gedurende de Eerste Wereldoorlog, spraken de medici ook over vaccinaties, over quarantaines, over golven, over keuzes om wie eerst te helpen, over “verwijderen uit de maatschappij”.
Behalve dan dat officiële instanties toen de cijfers over sommige ziektes, de venerische om ze niet te noemen, wat verdonkeremaanden, bijkleurden. Dat gebeurt nu natuurlijk niet.
Meer zieken dan gekwetsten
Misschien is het voor de leken onder ons een verrassing te lezen dat er tussen 1914 en 1918 meer Belgische soldaten ziek werden dan gewond. 123.000 tegenover 77 000 om precies te zijn. Die som van 200.000 ge-hospitaliseerden vertelt dat er ongeveer 57% van de soldaten langs de medische staf passeerde. 350.000 landgenoten zouden gediend hebben.
het is altijd belangrijk na te gaan tot wanneer men de doden, gekwetsten, gewonden telt, wil men vergelijkingen maken
De verhouding tussen het aantal overlijdens ligt natuurlijk helemaal anders. Er overleden 26.338 mensen door een kwetsuur, terwijl er, al naargelang de bron, tussen de 10.500 en 14.000 stierven aan ziekte. De ene bron stopt op 11 november 1918, ogenblik waarop de Spaanse griep nog steeds ongenadig slachtoffers maakte; de andere gaat ervan uit dat er ook na 11 november 1918 nog oorlogsslachtoffers moeten geteld worden. Tussen-bedenking: het is altijd belangrijk na te gaan tot wanneer men de doden, gekwetsten, gewonden telt, wil men vergelijkingen maken.
Hygiëne van de Belgische soldaat
Dus net iets minder dan 40% van de militairen (123.000 plus 14.000 van de 350.000, maar dat had u al door) is slachtoffer geworden van een zware of besmettelijke ziekte. Dat is een best hoog cijfer. De oorzaken zijn legio. Zo liet de lichamelijke hygiëne van de Belgische soldaat te wensen over. Tijdens de bewegings-oorlog van het najaar 1914 was er weinig tijd voor, en eens het front gestabiliseerd, leefden, aten en sliepen de mannen vaak samen in al te kleine ruimtes waar parasieten en ander ongedierte de oorlog best wél leuk vonden. Bovendien raakte de van nature al moerassige grond door de overstromingen nog verder doorweekt. De uitgestrekte plassen stilstaand water, waarin vaak lijken dreven, vormden zo een ideale kweekvijver voor ongedierte, de opstap naar besmettingen.
Ons deel van het front was nu eenmaal een van de meest rustige sectoren
Er is nog een andere verklaring voor de verhouding tussen zieken en gekwetsten. Ons deel van het front was nu eenmaal een van de meest rustige sectoren, de kans om er gekwetst te raken dus kleiner.
Dan maar concluderen dat het een pretje was aan het Belgisch front, is met de waarheid een loopje nemen. Toch vielen de meeste van die 26.338 doden door oorlogs-activiteiten, vooral tijdens de zeldzame militaire operaties waarin het Belgisch leger betrokken raakte. Onze militaire begraafplaatsen zijn er de stille getuigen van: de meeste soldaten stierven ofwel in 1914, tijdens de eerste maanden van de oorlog, ofwel tijdens de allerlaatste dagen van de gevechten in 1918.
Vaccineren, verwijderen, verwonderen
Besmettelijke ziektes. De meest voorkomende was tyfuskoorts. Die brak voor het eerst eind 1914 uit en de medisch verantwoordelijken vreesden voor een ware epidemie. Door snel en efficiënt ingrijpen tijdens de eerste golf, ja ook toen al, werd dit in de kiem gesmoord. Omdat de ziekte onderhuids bleef sluimeren besloot Léopold Mélis, inspecteur-generaal, de manschappen in 1916 opnieuw te vaccineren.
De ziekte kon lang in de ingewanden van als genezen beschouwde manschappen overleven.
Een tweede fel gevreesde aandoening was dysenterie. De ziekte kon lang in de ingewanden van als genezen beschouwde manschappen overleven. Zo bleven ze potentiële aanstokers van nieuwe uitbarstingen. Geen symptomen en toch een gevaar voor de medemens? Jawel, toen ook al.
Mensen die aan tuberculose leden werden naar sanatoria in Groot-Brittannië of het zuiden van Frankrijk geëvacueerd en meteen afgeschreven voor verdere militaire dienst.
De meest beruchte, en nu wellicht ook meest gekende, besmettelijke ziekte, was de Spaanse griep, die vooral toesloeg tijdens het eindoffensief. Door haar extreme besmettelijkheid moesten de zieken in quarantaine gaan. Zo werd een veldhospitaal in Adinkerke omgevormd tot ‘opvang-centrum’. De eerste golf, voorjaar 1918, was nog niet zo dodelijk, in tegenstelling tot deze van het najaar. Er werden ook extra medische instellingen geopend, extra bedden voorzien. Hoeveel soldaten er precies stierven aan de Spaanse griep is moeilijk te becijferen. De juiste diagnose stellen in het begin was niet evident. Medici hadden toen nog geen idee van wat de aandoeningen precies betekenden.
Als we erover zwijgen bestaat het niet.
Een andere besmettelijke ziekte waar nog minder over terug te vinden is in officiële papieren zijn de venerische ziekten. Het Belgisch leger had geen officieel bordeel. Preutsheid? Gierigheid? Het betekende alleszins dat er geen controle was op de hygiëne van de prostituees die zich in allerlei etablissementen van verdacht allooi ophielden. Bovendien hadden de Belgische piotten niet echt veel geld om zich op dit vlak kieskeurig te kunnen gedragen, al kwamen er heel veel jongens met een ‘souvenir van hun verlof uit Parijs’ terug.
Slachtoffers zijn, voor alle duidelijkheid, niet per definitie alleen maar doden.
Er heerste tijdens de oorlog een taboe over deze ziektes. Inspecteur-generaal Mélis probeerde een en ander te minimaliseren, maar werd na de oorlog terechtgewezen. Dokter Wilmaers (3), sprak van 18.755 slachtoffers van geslachtsziekten, en dat noemde hij een minimum. Slachtoffers zijn, voor alle duidelijkheid, niet per definitie alleen maar doden.
‘Zedelijkheids- offensief’
Maatregelen om de verspreiding tegen te gaan, bestonden nauwelijks. Ja, men stelde voor om Parijs niet meer toe te staan voor verlofgangers, maar dit voorstel werd niet weerhouden. De vele voordrachten en lezingen hielpen ook al niet echt. Wel was de prille Vlaamse Beweging zeer actief via een ‘zedelijkheids-offensief’. Ging het het aantal besmettingen niet onmiddellijk naar beneden, dan groeide toch het besef bij de soldaten dat ze heel heel vlug medische bijstand moesten inroepen.
Opvallend tenslotte is dat soldaten nauwelijks over deze ziekte schreven of spraken. In dagboeken en memoires wordt het onderwerp nauwelijks aangeraakt. Brancardier Piet Sagenstem schreef er wel over: ‘Hospitalen om deze ongelukkigen de vereischte behandeling toe te dienen bestonden er niet. Zij moesten spijts de ijselijke en ontmoedigende kwaal waaraan ze leden hun zwaren dienst blijven uitvoeren, en waren slechts vrij den enkelen dag dat ze uren ver door regen en wind naar het veldhospitaal kwamen om ingespoten te worden’.
Johan Van Duyse
CENSUUR VRIJE Commentaar
Wis en waarachtig! Tal van nu vergeten familie-vertalen worden hierboven a.h.w. officieel omkaderd. Grootvader Miele, dood aan de Spaanse Griep. Nonkel A, Nonkel B, Nonkel C, Neef X, Neef Y en Nicht Z, de oorlog ofwel niet overleefd ofwel getekend voor het leven tgeruggekomen. ‘Frontstrepen’, ja, dat wel. Te weinig om te blijven leven en teveel olm dood te gaan. Wit-rode neus-doeken, groot als bedde-lakens, voor niet te stelpen golvrn neus- en oogvocht. Dag & nacht barstende koppijn. Vanwege ‘de gaze’ werd er gefluisterd... Ja, dat Yperiet, ’t hee zijnen naam niet gestolen…
Maar er werd over dat alles gezwegen als vermoord. In mijn moeders familie – vaders kant was met man en muis tijdig naar de streek van St Omer kunnen vluchten toen Ieoer nog rechtstond – kwamen de oorlogsjaren nooit ter sprake. Tenzij in de allerlaatste dagen als iemand er het loodje bij neerlegde. Toen moest het er uit. De dood was een bevrijding… Geloofd zij Jezus Christus. Amen.
Dat was in de jaren van de bouw van de Eerste later gedynamiteerde IJzertoren, waar Priester-Dichter Cyriel Verschaeve namens alle Fronters, de levendn en de doden, de verzen schreef
Hier liggen hun lijken als zaden in’t zand .
Hoop op den oogst, O Vlaanderenland…
Digitalia
*
|