Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
13-08-2011
ZONDAG 14 AUGUSTUS
20steZONDAG A 14 AUGUSTUS 2011
ELKAAR HELEND NABIJ ZIJN
Vrouwen spelen wel eens meer een belangrijke rol in het evangelie. Zo is er vandaag een Kananese vrouw, een vreemdelinge, die slechts enkele, maar zeer rake woorden spreekt. Vanuit een eenvoudig, maar groot geloof, roept zij Jezus ter hulp, in een zeer kort maar veelbetekenend zinnetje.
Dank zij haar grote geloof ondervindt zij dat zij ook als vreemdelinge niet aan de kant wordt gezet en dat Jezus haar een barmhartige en meelevende God toont.
Laten ook wij ons hart voor God openstellen en als kleine mensen de gave van een eenvoudig geloof vragen.
In die tijd trok Jezus zich terug naar de streek van Tyrus en Sidon. Op een gegeven ogenblik trad een Kananese vrouw uit dat gebied naar voren, luid roepend:Heb medelijden met mij, Heer, Zoon van David! Mijn dochter is van een duivel bezeten en wordt verschrikkelijk gekweld.
Maar Jezus gaf haar in het geheel geen antwoord. Toen wendden zijn leerlingen zich tot Hem met het verzoek: Stuur die vrouw toch weg, want ze blijft ons achterna roepen.
Hij antwoordde: Ik ben alleen maar tot de verloren schapen van het huis van Israël gezonden.' Maar de vrouw kwam naderbij, wierp zich voor zijn voeten neer en zei: Heer, help mij !
Hij gaf haar ten antwoord: Het is niet goed het brood dat voor de kinderen bestemd is, aan de honden te geven. Toch wel, Heer sprak zij want de honden eten immers toch ook de kruimels die van de tafel van hun meesters vallen.
Daarop zei Jezus haar: Vrouw, ge hebt een groot geloof! Uw verlangen wordt ingewilligd. En van dat ogenblik was haar dochter genezen. (Matteüs 15, 21-28)
DE KRUIMELS VAN DE TAFEL
De honden eten toch de kruimels brood die van de tafel vallen. Het is een kort zinnetje maar het zegt zeer veel. Vanuit hun eigenwaan bestempelden de Joden de andere volken als honden: ZIJ waren Gods geliefden, ZIJ waren veel meer waard en zoveel beter dan alle anderen. Maar die hoogmoed wordt terechtgewezen. De blijde boodschap van Jezus is er niet enkel voor de Joden: Hij wil redding brengen voor alle volken. Er is daarbij geen enkele voorkeur. Gods liefde gaat uit naar alle mensen. Zo wordt ook elke vorm van racisme, vreemdelingenhaat of uitsluiting verworpen. Laten wij die diepere betekenis niet vergeten: Gods helende liefde gaat uit naar alle mensen.
En dan is er dat woordje brood. In het evangelie duidt het zo vaak op Jezus, die zichzelf het brood noemt voor het leven van de mensen. Zijn velen, die zich christen noemen, niet al te zeer gewoon geraakt aan dat evangelie? Zozeer gewoon dat het hen niet meer beroert? Ze proeven de diepgang niet meer. De boodschap gaat aan hen voorbij, omdat ze opgeslorpt worden door andere boodschappen, die geen echt geestelijk voedsel zijn.
Hoe dankbaar echter kunnen zoekende mensen zijn voor de kruimels van het evangelie, voor het levend brood dat Jezus is! Daarom is het gebed van die vrouw zo veelzeggend. Zij verlangt ten volle naar een Woord van Jezus. Wie zo verlangend openstaan worden verzadigd. Zij krijgen het goede brood van de blijde boodschap.
Als voor vele mensen het evangelie verbleekt is, is dat niet omdat zij dit woord van leven niet meer nodig hebben, maar omdat zij hun heil zoeken in andere woorden, die heel vlug lege dozen blijken. Maar wie openstaat voor waarheid, goedheid en schoonheid, bloeit open voor Jezus en vindt voedsel en genezing in ZIJN woord van leven.
Zalig zijn daarom die mensen, die hongeren naar echte woorden van leven. Maar bij hen, die het evangelie reeds lang menen te kennen, is er soms alleen maar verveling en gewoonte. Mochten wij, zoals de Kananese vrouw, met heel ons hart openstaan voor het woord van van Jezus, dat ons leven kan genezen en helen.
Heer Jezus, als wij gewoon geraakt zijn aan uw evangelie, wil ons dan omvormen en veranderen om opnieuw smaak te vinden in Uw Woord van Leven. Amen.
Iemand had de gewoonte om met God te spreken, en omgekeerd. Gewoon.
Eens ging hij voorbij een bank waarop een vuil en vies oudje zat wat soezend in de zon.
Hij zag hem wel, maar - hoe vriendelijk hij gewoonlijk ook was hij ging voorbij.
Toen zei God plots: Herken je mij niet meer? Hoe? Waar? vroeg de man.
Daar antwoordde God. De man keek om naar de bank, naar het oudje...
Zeg, God, zei de man, je hebt je weer wondergoed vermomd!
Dan ging hij naast het oudje zitten en vond hem helemaal niet meer zo vuil en vies.
Avec la mer du Nord pour dernier terrain vague Et les vagues de dunes pour arrêter les vagues Et de vagues rochers que les marées dépassent Et qui ont à jamais le cur à marée basse Avec infiniment de brumes à venir Avec le vent de l'est écoutez le tenir Le plat pays qui est le mien
Avec des cathédrales pour uniques montagnes Et de noirs clochers comme mâts de cocagne Où des diables en pierre décochent les nuages Avec le fil des jours pour unique voyage Et des chemins de pluie pour unique bonsoir Avec le vent d'ouest écoutez le vouloir Le plat pays qui est le mien
Avec un ciel si bas qu'un canal s'est pendu Avec un ciel si bas qu'il fait l'humilité Avec un ciel si gris qu'il faut lui pardonner Avec le vent du nord qui vient s'écarteler Avec le vent du nord écoutez le craquer Le plat pays qui est le mien
Avec de l'Italie qui descendrait l'Escaut Avec Frida la blonde quand elle devient Margot Quand les fils de Novembre nous reviennent en Mai Quand la plaine est fumante et tremble sous Juillet Quand le vent est au rire, quand le vent est au blé Quand le vent est au sud, écoutez le chanter Le plat pays qui est le mien.
(Jacques Brel)
MIJN VLAKKE LAND
Wanneer de Noordzee koppig breekt aan hoge duinen En witte vlokken schuim uiteen slaan op de kruinen Wanneer de norse vloed beukt op het zwart basalt En over dijk en duin de grijze nevel valt Wanneer bij eb het strand woest is als een woestijn En natte westenwinden gieren van venijn Dan vecht mijn land, mijn vlakke land.
Wanneer de regen daalt op straten, pleinen, perken Op dak en torenspits van hemelhoge kerken Die in dit vlakke land de enige bergen zijn Wanneer onder de wolken mensen dwergen zijn Wanneer de dagen gaan in domme regelmaat Een bolle oostenwind het land nog vlakker slaat Dan wacht mijn land, mijn vlakke land
Wanneer de lage lucht vlak over het water scheert Wanneer de lage lucht ons nederigheid leert Wanneer de lage lucht er grijs als leisteen is Wanneer de lage lucht er vaal als keileem is Wanneer de noordenwind de vlakte vierendeelt Wanneer de noordenwind er onze adem steelt Dan kraakt mijn land, mijn vlakke land
Wanneer de Schelde blinkt in zuidelijke zon En elke Vlaamse vrouw flaneert in zonjapon Wanneer de eerste spin zijn lente-webben weeft Of dampende het veld in juli zonlicht beeft Wanneer de zuidenwind er schatert door het graan Wanneer de zuidenwind er jubelt langs de baan Dan juicht mijn land, mijn vlakke land.