Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
16-08-2014
ZONDAG 17 AUGUSTUS
20ste ZONDAG A – 17 AUGUSTUS 2014
HELEND NABIJ ZIJN
Vrouwen spelen wel eens meer een belangrijke rol in het evangelie. Zo is er vandaag een vrouw uit Kana, die enkele, zeer rake woorden spreekt: vanuit een eenvoudig geloof roept zij Jezus ter hulp.
Dank zij haar grote geloof ondervindt zij dat zij – ook als vreemdelinge – niet aan de kant wordt gezet en dat in Jezus een barmhartige, medelevende God zichtbaar wordt.
Laten ook wij ons hart voor God openstellen en als kleine mensen de gave van een kinderlijk geloof vragen.
Eerste Lezing: uit de profeet Jesaja 56, 1.6-7
Zo spreekt God de HEER: ‘De vreemdelingen die zich bij de HEER aansluiten om Hem te dienen, die zijn naam met liefde vereren en zijn dienaren willen zijn, hen breng Ik naar mijn heilige berg en Ik geef hun vreugde in mijn huis van gebed.
Evangelie: Matteüs 15, 21-28
Op een gegeven ogenblik trad een Kananese vrouw naar voren, luid roepend: ‘Heb medelijden met mij, Heer, Zoon van David!' Hij gaf haar ten antwoord: ‘Het is niet goed het brood dat voor de kinderen bestemd is, aan de honden te geven.’ ‘Toch wel, Heer – sprak zij – want de honden eten immers toch ook de kruimels die van de tafel van hun meesters vallen.’
Daarop zei Jezus haar: ‘Vrouw, ge hebt een groot geloof! ‘Uw verlangen wordt ingewilligd.’ En van dat ogenblik was haar dochter genezen.
DE KRUIMELS VAN DE TAFEL
‘De honden eten toch de kruimels brood die van de tafel vallen.’ Het is een kort zinnetje dat veel zegt. In hun eigenwaan noemden de Joden de andere volken ‘honden’: ‘ZIJ waren Gods geliefden, ZIJ waren zoveel beter. Die zelfvoldane eigenwaan en hoogmoed worden terechtgewezen. Jezus is er niet enkel voor hen: Hij is gekomen voor alle volken. Er is daarbij geen enkele voorkeur. Gods liefde gaat uit naar alle mensen. Elke vorm van uitsluiting wordt verworpen. Laten wij dat niet vergeten: Gods helende liefde gaat uit naar alle mensen.
En dan is er dat woordje ‘brood’. Zo vaak duidt het op Jezus zelf: zelf is Hij het levende brood voor het heil van de mensen. Zijn vele naamchristenen niet gewoon geworden aan het evangelie? Zó gewoon dat het hen niet meer raakt? De boodschap gaat aan hen voorbij, omdat ze opgeslorpt worden door andere boodschappen, die niet echt genezen.
Hoe dankbaar echter kunnen zoekende mensen zijn voor de kruimels van het evangelie, voor het levende brood dat Jezus is! Die vrouw verlangt ten volle naar een Woord van Hem. Wie zo verlangend openstaan worden verzadigd. Zij krijgen het goede brood van de blijde boodschap.
Als voor vele mensen het evangelie verbleekt is, is dat niet omdat zij dit woord van leven niet meer nodig hebben, maar omdat zij hun heil zoeken in andere woorden, die heel vlug lege dozen blijken. Maar wie openstaat voor waarheid, goedheid en schoonheid, bloeit open voor Jezus en vindt voedsel in ZIJN woord van leven.
Zalig zijn die mensen, die hongeren naar echte woorden van leven. Maar bij hen, die het evangelie al lang menen te kennen, is er soms alleen verveling en gewoonte. Mochten wij, zoals die vrouw, met heel ons hart openstaan voor het woord van Jezus, dat ons leven kan genezen en helen.
Zou er op deze wereld wel een vrouw zijn van wie meer portretten geschilderd of meer beelden gebeiteld werden, dan van Maria? De laatste jaren lijkt het wat stiller geworden rond haar. En toch …
Als mensen in nood zitten, komen ze vaak in stilte eerst bij haar met hun zorgen en beden. De moeder Gods, dé moeder bij uitstek. Zij was bij Jezus van bij de geboorte tot aan het graf. En na Zijn dood was zij bij Zijn leerlingen, de eerste missionarissen van onze Kerk.
Jezus zelf gaf ons haar als moeder. Vandaag vieren wij Maria met lichaam en ziel ten hemel werd opgenomen. Het is zonder enige twijfel het grootste van alle Mariafeesten in de jaarkring, dit hoogfeest van zijn en van onze moeder.
Lezing uit de 1ste brief aan de christenen van Korinthe 15,54-57
Zusters en broeders, wanneer dit vergankelijke lichaam is bekleed met het onvergankelijke, zal wat geschreven staat in vervulling gaan: ‘De dood is opgeslokt en overwonnen. Dood, waar is je overwinning? Dood, waar is je angel?’
Evangelie: Lucas 1,46-56
‘Mijn ziel prijst en looft de Heer,
mijn hart juicht om God, mijn redder:
Hij toont zijn macht en de kracht van zijn arm
en drijft uiteen wie zich verheven wanen,
heersers stoot Hij van hun troon
en wie gering is geeft Hij aanzien.
‘HIJ DRIJFT UITEEN WIE ZICH VERHEVEN WANEN'
Het mysterie, dat wij vandaag vieren, de tenhemelopneming van Maria, gaat ons verstand volledig te boven. Daarom een korte bezinning, die vertrekt van de mooiste zinnen uit het Magnificat, woorden, die kleine mensen alleen maar kunnen verheugen en bemoedigen:
Hij toont de kracht van zijn arm;
slaat trotsen van hart uiteen.
Heersers ontneemt Hij hun troon,
maar Hij verheft de geringen.
Die hongeren overlaadt Hij met gaven,
en rijken zendt Hij heen met lege handen.
Daarom mogen we mijmeren:
Maria leeft in elke vrouw
in elke mens
die om het even waar
wordt vergeten en over het hoofd gezien.
Maria leeft in elke vrouw
in elke mens
van wie niemand iets verwacht.
Maria leeft in elke mens
die niet berust bij minachting of onmacht
maar die - tenminste bij zichzelf -
de hoop wakker houdt
dat ook een neergeslagen mens
ooit rechtop zal lopen.
Maria leeft in elke mens
die weigert te verlammen in de angst
en durft te geloven in dat woord:
‘vrees niet,
met jou wil God iets nieuws beginnen.
Ieder mens kan in zijn of haar leven
de kiemen dragen van een nieuwe toekomst.
vrij naar Carlos Desoete
In deze geest wil ik jullie van ganser harte een zalige hoogdag wensen!
ALS EEN JA-WOORD GEGEVEN
Mijn verste herinnering als kind, is die aan de Lourdesgrot in de tuin van mijn grootouders. Als ik bloemetjes durfde plukken in de hof, dan werd ik gestraft, maar als de bloemetjes bedoeld waren voor O.-L.-Vrouw in de grot, dan was oma nooit kwaad.
Bij ons thuis werd er veel gesproken over Maria: je mocht haar alles vragen, wat ik dan ook als kind graag deed. Je mocht aan Maria alles opbiechten, want zij werd nooit kwaad, mijn moeder soms wel.
Je moest véél tot haar bidden, want zij bemiddelde bij Jezus en bij God, de Vader.
Je moest eerbiedig over haar praten, want zij was toch de moeder van Jezus, maar dat begreep ik niet zo goed.
Mijn ouders en grootouders hadden in feite gelijk: Het is gemakkelijker te bidden tot Maria. Zij is een vrouw en ook moeder.
Als vrouw vind je in Maria een herkenbare figuur, een lotgenote die geluk en vreugde, maar ook veel leed en pijn heeft gekend.
Wat me het meest aanspreekt in Maria is haar 'jawoord', waarnaar ze leefde en waaraan zij trouw is gebleven.
Ik probeer haar als voorbeeld te stellen, want ook ik heb mijn 'jawoord' gegeven. Vooral als het eens moeilijker is, kijk ik naar haar op en bid ik tot haar om sterkte en trouw.
Bron: Zondagsvieringen Dominicanen
DE PIËTA'S
Iets maakt de lippen der piëta’s droever
in de schemer der kerken, achteraan,
als kwam, al de onrust van duizend moeders,
hier, voor de tralies, bij kaarslicht te saam.
Zij zaten alleen – inderhaast aan markt en
keuken ontsnapt, vrouwtjes klein en devoot –
te zwijgen. En elk was een moeder van smarten,
met welk zwaard in het hart, met welk kind op de schoot?