Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
13-06-2015
MEDITEREN OP ZONDAG
‘TERWIJL DE BOER SLAAPT’
Tussen zaaien en oogsten ligt voor de boer een lange wachttijd, waarop hij minder greep heeft en waarin hij vooral moet vertrouwen op de groeikracht van het zaad.
Marcus roept ons op om vertrouwen te hebben in de innerlijke kracht van Gods Woord.
En ook al zijn ons geloof en onze liefde nog zo klein als een mosterdzaadje, toch kan al iets zichtbaar worden van wat groeien kan: het Rijk van God op onze aarde.
‘Het gaat met het Rijk Gods als met een man
die zijn land bezaait:
hij slaapt en staat op,
’s nachts en overdag,
en onderwijl ontkiemt het zaad
en schiet op,
maar hij weet niet hoe.’
( Marcus. 4, 26-27)
Het is een klein parabeltje van Jezus, dat eerste deeltje uit het evangelie van vandaag: het zaad ontkiemt en groeit terwijl de boer slaapt. Misschien is het niet zo gekend maar het is zo mooi en waardevol, omdat het vertrouwen biedt en toekomst belooft, terwijl ontgoocheling en moedeloosheid ons kunnen bekruipen, als we de geloofsafval zo duidelijk menen te zien.
Echt nieuw zijn die gevoelens eigenlijk niet. Reeds tijdens Jezus’ leven bestonden ze. Na het wonder met de broden en de vissen, zegt Jezus dat Hij zelf het brood is voor het leven van de mensen. Velen hebben het daar moeilijk mee, gaan twijfelen, en verlaten zijn gezelschap. Elders lezen we bij Matteüs: ‘De elf leerlingen gingen naar Galilea, naar de berg waar Jezus hen had onderricht, en toen ze hem zagen vielen ze op de knieën; sommigen echter twijfelden. En welke ontgoocheling spreekt er niet uit de woorden van de leerlingen op weg naar Emmaüs: ‘Wij echter hadden gehoopt …’
Daarom heeft Jezus verteld over de boer die slaapt, terwijl het zaad ontkiemt en opgroeit, doorheen vele wisselende vormen: het groene sprietje, de aar en dan het rijpe graan. Het is alsof Hij ons zegt: ‘verlies je vertrouwen niet, ook al moet je wachten en begrijp je niet alles, ook al lijkt alles soms verloren.’
Ons vertrouwen berust niet op onze eigen krachten, maar op de innerlijke groeikracht van Gods Woord. Tegenkrachten zijn er, ongetwijfeld, maar die zijn er altijd geweest. Waaraan schenken wij ons vertrouwen: aan de tegenkrachten of aan Gods eigen Woord?
Anne Frank heeft zoveel kwaad gezien en beleefd. Toch schreef zij nog: ‘Ondanks alles geloof ik in de innerlijke goedheid van de mens.’ En zelfs bij Sigmund Freud vinden wij bemoediging: ‘De stem van de waarheid klinkt zacht, maar zij zwijgt niet tot zij gehoord wordt.’
Laten wij dus maar geloven in het zaad dat groeit, uit eigen kracht! En laten wij er op letten om – individueel en als Kerk – geen tegenkracht te zijn die de groei van het Rijk van God belemmert. Zelf kunnen wij dit Rijk niet vestigen, maar laten wij in alle bescheidenheid meewerken aan de groei ervan!
Ik zal de halmen niet meer zien noch binden ooit de volle schoven, maar doe mij in den oogst geloven waarvoor ik dien …
Gezeten op den drempel van een huis, speelt hij gewichtig, stoer en onbaatzuchtig voor iedereen. Zij, die het vaderhuis nimmer vergeten en zij, die voortvluchtig
dolen van land tot land: de dichters, de matrozen, de reizigers, die zonder énen cent, het land ontdekken door hun droom verkozen, luistren naar 't schreien van zijn instrument.
Hij weent, hij juicht, de goede goochelaar, en door zijn droomrig, langoureus gebaar voelt iedereen zich weer het dwaze kind:
de rentenier vergeet zijn lieve renten, de filosoof zijn kostbaarste argumenten, de veertigjaarge dat hij heeft bemind.