Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
29-10-2016
ZONDAG 30 OKTOBER 2016
31ste ZONDAG C – 30 OKTOBER 2016
‘SPOREN NAAR GOD’
‘Hoe is uw Naam, waar zijt Gij te vinden?’ Het is de titel van een heel mooi kerklied uit ‘Zingt Jubilate’ en ook van een boek uit 1988, van onze huidige aartsbisschop Mgr. Jozef De Kesel. Wellicht hebben wij een heel leven nodig om ons eigen antwoord te vinden op deze levensvraag.
In de liturgie van deze zondag worden ons twee wegen aangereikt om God – enigszins – op het spoor te komen. In het boek ‘Wijsheid’ mediteert de auteur over de grootsheid en schoonheid van schepping en natuur. Onnodig te zeggen dat de herfst bij mooi weer hier een uitgelezen gelegenheid toe biedt.
Het evangelie spreekt ons dan weer over Zacheüs. Ook een verhaal over grootsheid en schoonheid, met name bij de mens die bereid is om ootmoedig te erkennen dat hij dikwijls klein is en fouten maakt, maar die tevens bereid is zijn leven te beteren wanneer hij – klein van gestalte – Jezus mag ontmoeten.
Heer, heel de aarde is voor U als een stofje op de weegschaal, als een vroege dauwdruppel die neervalt op aarde. Ja, alles spaart Gij, want alles is van U, en Gij heerst vol liefde over al wat leeft! Uw onvergankelijke geest is aanwezig in alles wat bestaat. (Wijsheid 11, 22 en 26)
Terwijl Jezus door Jericho trok, poogde een zekere Zacheüs, hoofdambtenaar bij het tolwezen en een rijk man, te zien wie Jezus was. Maar hij slaagde daarin niet vanwege de menigte, want hij was klein van gestalte. Om Hem toch te zien liep hij hard vooruit en klom in een wilde vijgenboom omdat Jezus daarlangs zou komen. Toen Jezus bij die plaats kwam keek Hij omhoog en zei tot hem: ‘Zacheüs, kom vlug naar beneden, want vandaag moet Ik in uw huis te gast zijn.’ (Lucas 19,2-5)
EEN SPOOR NAAR GOD
De ruimte of het heelal verwondert ons almaar meer. Dit kan ook verder leiden: de schepping kan ons tot bij de 'Schepper’ brengen. De schrijver van het boek ‘Wijsheid’ voelde dat al aan. De schoonheid en de grootsheid van de schepping hebben mensen altijd geboeid: de precisie in de baan van de sterren, een ingewikkeld sneeuwvlokje, of gewoon een bloem in de tuin. Ruimtevaarders spreken ontroerd over de schoonheid van onze blauwe planeet in een donker en kleurloos universum.
Sinds een paar eeuwen hebben de natuurwetenschappen almaar meer een hoge vlucht genomen. In de evolutieleer en in het onderzoek van de ruimte spreekt men met getallen, waar onze verbeelding niet bij kan. Onze aarde wordt een zandkorrel, in een heelal met miljarden sterren dat ook al miljarden jaren oud is. Bij die zee van tijd in de evolutie, en die onmetelijke ruimte van zoveel lichtjaren ver, gaan mensen soms God in vraag stellen. Sommigen zijn zo getroffen door die onmetelijkheid, dat zij de Schepper vergeten. Dan lees je: ‘Het heelal is niet geschapen, het is er zomaar.’
En toch hoeft méér kennis niet van God weg te leiden. Het feit dat we beginnen te begrijpen hoe ontstaan en evolutie van het heelal zich afspeelden, betekent niet dat er voor God geen plaats meer is. Het toont wel dat ons verstand Hem nooit zal vatten. Kinderen voelen dat wellicht nog het best aan. Zo stond in een boek met uitspraken uit de kindermond: ‘Meneer God, hoe wist U eigenlijk dat U God was?’ Zij blijven openstaan voor het mysterie. En inderdaad, God zelf wordt grootser naarmate je meer kijkt naar dit onmetelijke heelal met zon, maan en sterren.
Wat heeft God daar mee te maken? Het antwoord is eigenlijk eenvoudig. Hij heeft het bedacht en ontworpen, een geniale gedachte over een wereld die ons, elke dag, nog meer kan verbazen. En Hij heeft daarin een plaatsje voorzien voor de mens. Wat de wetenschap vandaag kan, stelt ons niet in de plaats van God. Zij helpt ons wel begrijpen, wat Hij – voor alle eeuwen, nog voor de tijd bestond – bedacht en tot stand bracht, niet als een kant en klaar ‘afgewerkt product’, maar als een ontwerp met een bedoeling en doel ‘ten eeuwigen dage’.
Einstein zei ooit: ‘De mooiste en diepste ervaring, die een mens kan hebben, is de ervaring van het mysterie. Dat is natuurlijk de bedoeling van de godsdienst, maar ook van de kunst en de wetenschap: het mysterie aanwezig stellen. Wie deze ervaring nooit heeft gekend, moet niet dood, maar wel blind genoemd worden. Dan heeft hij het diepste, het belangrijkste, niet gezien.’
Daarom zijn we gelukkig, om met het boek ‘Wijsheid’ te mogen geloven: Heer, heel de aarde is voor U als een stofje op de weegschaal,als een vroege dauwdruppel die neervalt op aarde.En Gij houdt van alles wat Gij geschapen hebt.’
ZACHEÜS OP ZOEK
Het is een kleurrijk tafereeltje: Zacheüs, een klein ventje, rijk, maar ook veracht, een volksverrader met een bedenkelijk beroep: belastingontvanger voor de Romeinse bezetter. Juist die man wil zo graag Jezus zien. Om toch maar iets op te vangen klimt hij in een boom, en dan gebeurt een eerste wonder:Jezus merkt dat uitschot op, Hij wil zelfs bij hem te gast zijn. Dat valt niet goed bij de mensen van stand. We horen hen luidop denken: ‘Jezus toch, om de liefde Gods, geef hem een ferme donderpreek. Laat die vent toch zitten in zijn vijgenboom, vastgeroest in zijn misdadig verraad.’
Jezus oordeelt heel anders, opvallend mild voor Zacheüs: 'Vandaag is er redding gekomen over dit huis.' Ook Zacheüs is Gods liefde waard en deelt in Gods genegenheid, ondanks het verwijt van de mensen. Ze morren trouwens niet enkel over Zacheüs; ze spreken ook schande van Jezus. Wat doet hij bij tollenaars en zondaars? Zijn omgang met zondaars leidt wel vaker tot hatelijke opmerkingen. Het gaat Jezus immers niet om tafelmanieren of eetgewoontes. Hij mikt veel verder: God sluit niemand uit, bij Hem is elke mens welkom: 'Vriend, hoe zwaar je verleden ook weegt, voor mij ben je de moeite waard.' Juist dat wil de eigengereide, hooghartige goegemeente niet.
En dan gebeurt het tweede wonder: de mens die uitgestoten en veroordeeld was, wordt anders. Zacheüs wordt een nieuwe mens. Geen harde woorden, maar een zacht gebaar brengt ommekeer. Niet het achterbaks gemopper maar de tedere opvang opent een mensenhart.
De bal wordt naar ons toegespeeld: wie is bij ons welkom? De Mensenzoon is gekomen om te zoeken, en te redden wat verloren was. En wat doen wij in dezen? Gelukkig zie je nog mensen die verder gaan met die zoektocht van Jezus. Zij veroordelen niet, maar willen leven geven, redding brengen. God is nog altijd op zoek naar verloren mensen die afgeschreven zijn.
Een toemaatje nog: tot twee keer toe valt het woord 'vandaag'. Redding is niet voor een verre toekomst, 'ooit' of 'eens', wie weet wanneer. Het kan elke dag gebeuren: elk moment is een goed moment. Altijd staat God, met open armen en vol verwachting, op de uitkijk naar elke mens. Ook naar ons nu.