Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
17-11-2012
ZONDAG 18 NOVEMBER
33ste ZONDAG B – 18 NOVEMBER 2012
ONZE HAND IN UW HAND
Het einde van het jaar geeft ons telkens vreemde lezingen: visioenen over het einde van de wereld. Het zijn teksten, die wel even doen opschrikken.
Toch kan het niet de bedoeling zijn om ons angstig te maken: het evangelie is en blijft een blijde boodschap, van hoop, vertrouwen en vreugde.
Mogen wij dan ook hoopvolle mensen blijven – over onze twijfels heen – en ondanks alles wat gebeurt!
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: Maar in de dagen na de verschrikkingen zal de zon verduisterd worden en de maan zal geen licht meer geven, de sterren zullen uit de hemel vallen en de hemelse machten zullen wankelen. Dan zal men de Mensenzoon zien komen op de wolken, bekleed met grote macht en luister. En Hij zal zijn engelen erop uitsturen om zijn uitverkorenen uit de vier windstreken bijeen te brengen, van het uiteinde van de aarde tot het uiteinde van de hemel.
Leer van de vijgenboom deze les: zo gauw zijn takken uitlopen en in blad schieten, weet je dat de zomer in aantocht is. Zo moeten jullie ook weten, wanneer je die dingen ziet gebeuren, dat het einde nabij is. Ik verzeker jullie:dit geslacht zal nog niet verdwenen zijn wanneer al die dingen gebeuren.
Hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen nooit voorbijgaan.
Niemand weet wanneer die dag of dat moment zal aanbreken, de engelen in de hemel niet en de Zoon niet, alleen de Vader.
(Marcus 13,24-32)
‘OP U VERTROUW IK’
De zon, die verduistert, de maan, die geen licht meer geeft, en de sterren, die van de hemel vallen. Het zouden beelden uit een rampenfilm kunnen zijn vol verschrikkingen. Vroeger waren er ook predikanten, die deze gruwel in detail beschreven. Maar door angst te zaaien breng je geen blijde boodschap van hoop en vertrouwen. Wat kunnen we er dan wel uit leren?
In de verwarring en de twijfel, die het leven dikwijls biedt, wil Jezus een houvast bieden. Daar gaat het om, ook in deze vreemde lezingen: Jezus wil een houvast bieden! ‘Hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen niet voorbijgaan!’ Zijn woord is stevig en betrouwbaar.
Zo roept Hij ons op tot een gewetensonderzoek: op wie of wat stellen wij onze hoop? Waar zoeken wij ons geluk? Is zijn woord de leidraad voor ons leven, of gaan wij elders te rade?
Velen zoeken hun diepste geluk in geld of plezier, in rang of status. Het zijn de bekoringen, die zo dikwijls genoemd worden. Anderen vinden hun hoogste voldoening in reizen of cultuur. Daar is op zich niets fout mee: dat alles is ons gegeven om gelukkig te zijn. Er is een tijd voor alles, maar toch: eens zal dat alles voorbij zijn. Alleen de woorden van de Heer blijven. Alleen het woord van Jezus biedt een echt houvast voor ons leven. Wie in geloof op Hem bouwt en betrouwt, heeft vaste grond onder de voeten.
Straks zullen we weer zeggen: ‘wij zijn met ons hart bij de Heer’. Is dat ook zo? Onze tijd nodigt er zeker niet toe uit. En toch vinden we ook vandaag nieuwe sporen van ons eeuwenoud geloof, bijvoorbeeld in een eenvoudig lied van Taizé, dat die boodschap van vandaag in enkele woorden vertolkt:
Als het stormt in je leven, dan kun je net als de bomen meewaaien in de richting van de wind, maar je kunt er ook op je eigen eigengereide manier tegenin gaan. Ik ben er voor om te doen wat de bomen doen. Waar zien we duidelijker de ‘struggle for life’ dan in de natuur?
We zien er heel duidelijk de krachtwisselingen in, die we kennen uit ons eigen leven, de opleving in de lente, de rijkdom van de zomer, direct gevolgd door het verval van de herfst en het sterven van het oude jaar. Er zijn mensen die dit soort vergelijkingen sentimenteel vinden, dat zal me een zorg zijn; ik weet voor mezelf hoeveel malen ik kracht heb geput uit de natuur.
Ik behoor bij de gekken die bomen omhelzen. Ik ga met m’n blote voeten in ’t gras staan en voel de kracht van de aarde opstijgen uit de grond door m’n voetzolen heen, en vervolgens door m’n hele lijf. Ik sta te ademen op ’n duintop en heel bewust tegen mezelf te zeggen dat ik dezelfde lucht in- en uitadem die de bomen, de bloemen en de struiken in- en uitademen, en alle dieren die leven in de natuur, en dan krijgt die adem een heel andere smaak, dan proef je er de oerheid in van de schepping, en dat is toch nét even anders dan dat je zomaar wat zit te snuiven zonder het zelf te weten.
Ik probeer ook in datzelfde landschap en onder de hoge hemel, niet alleen te ademen met m’n longen maar ook met m’n ziel. Ik probeer het goede in te ademen en het boze uit mijzelf te blazen. Ik geloof heel sterk dat het beeld van de natuur is, zoals het is, om onze geest te voeden. Het is er allemaal voor ons.
Wij mogen het in ons opnemen, in onze blik en in ons hart, en ik ben er zeker van dat wanneer ons oog intens geniet van wat het ziet rondom ons in geuren en kleuren, dat het levende rondom ons dan een niet te onderschatten kracht kan geven aan ons eigen leven.