Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
23-05-2010
PINKSTEREN
Kom, Schepper, Geest,
daal tot ons neer!
Bij het Laatste
Avondmaal zei Jezus tot zijn leerlingen:
Als jullie Mij liefhebben,
zul je ter harte nemen wat Ik jullie opdraag.
En Ik zal de Vader vragen
jullie een andere Helper te geven,
die voor altijd bij jullie zal zijn.
Als iemand Mij liefheeft,
zal Hij mijn woord ter harte nemen;
dan zal mijn Vader hem liefhebben
en zullen We bij hem ons verblijf gaan houden.
Wie Mij niet liefheeft,
neemt mijn woorden niet ter harte.
Het woord dat jullie horen,
is echter niet mijn woord,
maar dat van de vader die Mij gezonden heeft.
Dat is het wat Ik jullie te zeggen had,
nu Ik nog bij jullie ben.
De Helper
die de Vader jullie in mijn naam zal zenden,
zijn heilige Geest,
zal jullie verder in alles onderrichten:
Hij zal jullie alles laten begrijpen wat Ik jullie gezegd
heb.
(Johannes 14,15-16 en 23-26)
De heilige Geest
laat zich moeilijk vatten in woorden. Maar Hij is aan het werk in mensen, waar
iets bijzonders van uitgaat: hun woorden, hun daden komen diep uit hun hart, en
wijzen ons de goede weg. Laten wij bidden om zulke mensen te worden, mensen bezield
door de Heilige Geest, in wie Jezus zelf woont en ook vandaag nog zichtbaar
wordt.
Heer God, geef ons die diepe genegenheid,
die onze blik op Jezus richt,
en die zijn hart wil zijn in deze harde wereld.
Geef ons de vreugde om dankbaar te leven
dankbaar voor alles wat we gekregen hebben
dankbaar voor alles wat wij mogen zijn.
Geef ons geduld:
geduld met anderen die anders zijn,
geduld met onszelf, omdat wij zwak zijn,
en soms veel tijd nodig hebben
om die mens te worden, die we willen zijn.
Geef ons warmte in de omgang met elkaar
en laat ons gevoelig worden voor elkaars leed:
het groot verdriet misschien
maar ook die kleine pijnen,
waaraan een mens traag doodgaat.
Geef ons die goedheid, die iedereen het beste gunt.
Die ons open en onbevangen naar mensen toekeert,
zonder argwaan of bijbedoelingen,
maar vol vertrouwen op hun
goede wil.
Geef ons trouw om het gegeven woord nooit te breken,
en om onze roeping niet te vluchten.
Geef ons zachtheid om te beseffen
hoe kleine wonden pijn kunnen doen
en zachtheid om nooit één mens te kwetsen.
(vrij naar Carlos
Desoete en Valeer Deschacht)
Die mooie gaven van de Geest wil ik u van harte toewensen op
dit feest van Pinksteren, deze zalige hoogdag van Gods Goede Heilige Geest.
Toen Petrus zich omdraaide zag hij dat de leerling van wie Jezus hield hen volgde
de leerling die zich tijdens de maaltijd naar Jezus
toegebogen had
om te vragen wie het was die Hem zou verraden.
Toen Petrus hem zag vroeg hij Jezus:
En wat gebeurt er met hem, Heer?
Maar Jezus antwoordde:
Het is niet jouw zaak of hij in leven blijft totdat ik kom.
MAAR JIJ MOET MIJ VOLGEN.
Op grond van deze uitspraak hebben sommige broeders en
zusters gedacht
dat deze leerling niet zou sterven,
maar Jezus had niet gezegd: Hij zal niet sterven,
maar: Het is niet jouw zaak of hij in leven blijft totdat Ik
kom.
Het is deze leerling die over dit alles getuigenis aflegt,
en het ook heeft opgeschreven.
Wij weten dat zijn getuigenis betrouwbaar is.
Jezus heeft nog veel meer gedaan:
als al zijn daden, een voor een, opgeschreven zouden worden,
zou de wereld, denk ik, te klein zijn voor de boeken
die dan geschreven moesten worden.
(Johannes 21,20-25)
Daags voor Pinksteren lezen we de laatste verzen uit het
Johannesevangelie. De voorbije weken, sinds Pasen, kregen we vele mooie
Bijbelteksten. De eerste lezing werd steevast genomen uit de Handelingen van de
Apostelen, en zo hoorden we het wel en wee, de vreugde en het leed van de
eerste christenen.
In het evangelie lazen we eerst de verschijningsverhalen, en
daarna, mooie maar vaak moeilijke teksten over het Laatste Avondmaal. In deze
weken na Pasen werd dag na dag op een of andere wijze de kern van ons geloof
belicht: lijden, dood en verrijzenis van Jezus. Dikwijls was er sprake van
moeilijkheden, die Jezus volgelingen zullen wachten ALS ZIJ HEM VOLGEN.
De kern van ons geloof: daarbij gaat het, leerden we en
weten we, over lijden, dood en opstanding van Jezus. Bovendien werd ons gezegd
dat Hij daartoe door de Vader was gezonden, en dat Hij ons zijn Geest, de
Helper en Trooster zal zenden, die ons inzicht zal bijbrengen en sterken.
Al bij al is het vreemd dat deze boodschap op verzet botst.
Minder nobele gedachten worden door
boodschappers allerhande langs zoveel kanalen naar ons toegestuurd, en oogsten
geen vervolging, hoogstens een meewarig spotlachje en soms wordt dwaze nonsens
zelfs op gejuich onthaald.
Waarom voorspelt Jezus dan zo nadrukkelijk vervolging aan
hen, die Hem trouw blijven. Eigenlijk is de verklaring eenvoudig: HEM VOLGEN
heeft weinig van doen met een wekelijks geprevelde geloofsbelijdenis in de mis.
Zolang ons geloof niet verder gaat, vallen wij evenzeer als zoveel Joden uit de
tijd van Jezus onder zijn kritiek: Dit volk eert mij met de lippen, maar hun
hart is ver van Mij.
HEM VOLGEN leidt echter wel tot tegenkanting als wij niet
alleen met de mond wat mooie woorden mompelen, maar ook metterdaad onze stem
durven verheffen en de handen uit de mouwen durven steken, wanneer in onze
wereld, in onze omgeving, in onze kerk
de machten van dood en kwaad het halen en de vorst van deze wereld triomfeert.
Dan vraagt Hij ons om HEM TE VOLGEN en niet de gemakkelijke
weg van vlug en vluchtig succes te kiezen, maar net als Hij ons leven af te
stemmen op alles wat deugd heet en lof verdient. Want alleen zo kunnen mensen
leven, vreugde en vrede vinden.
En daartoe is Hij toch in de wereld gekomen:
OPDAT ZIJ LEVEN
ZOUDEN HEBBEN
EN WEL LEVEN IN
OVERVLOED
---
Vader,
ik verlaat mij op U,
doe met mij wat Gij goedvindt.
Wat Gij ook met mij doen wilt,
ik dank U.
Tot alles ben ik bereid,
alles aanvaard ik,
als uw wil maar geschiedt in mij
en in al uw schepselen;
niets anders verlang ik, mijn God.
Ik leg mijn leven in uw
handen,
ik geef mij aan U, mijn God,
met heel de liefde van mijn hart,
omdat ik U bemin,
omdat het voor mij
een noodzaak van liefde is mij te geven,
mij zonder voorbehoud op U te verlaten,
met een oneindig vertrouwen;
want Gij zijt mijn Vader.
Amen.
Nogmaals was Jezus
verschenen aan zijn leerlingen.
Toen ze gegeten hadden,sprak Hij Simon
Petrus aan:
Simon, zoon van Johannes,
heb je Mij lief, meer dan de anderen hier?
Petrus antwoordde: Ja, Heer, U weet dat ik van U houd.
Hij zei: Weid mijn lammeren.
NOG EENS vroeg Hij:
Simon, zoon van Johannes, heb je Me lief?
Hij antwoordde: Ja, Heer, U weet dat ik van U houd.
Jezus zei: Hoed mijn schapen,
en VOOR DE DERDE MAAL vroeg Hij hem:
Simon, zoon van Johannes, hou je van Me?
Petrus werd verdrietig
omdat Hij voor de derde keer vroeg of hij van Hem hield.
Hij zei: Heer, U weet alles, U weet toch dat ik van U
houd.
Jezus zei: Weid mijn schapen.
Waarachtig, ik verzeker je:
toen je jong was deed je zelf je gordel om en ging je waarheen je wilde,
maar wanneer je oud wordt zal een ander je handen grijpen,
je je gordel omdoen en je brengen waar je niet naartoe wilt.
Met deze woorden duidde hij aan hoe Petrus zou sterven tot eer van God.
Daarna zei Hij:
VOLG MIJ
(Johannes 21,15-19)
In de dagen na Pasen kregen we reeds een tweetal keren het
evangelie van vandaag, onder meer op 18 april van dit jaar, de derde zondag van
Pasen. Daarom volgt hier in grote trekken de homilie van deze zondag.
Toewijding en
ontmoediging. We zien het hier bij Petrus en zijn vrienden. We zien het ook bij
vele mensen, die hun beste krachten wijden aan wat goed en waar en schoon is.
We kunnen soms denken dat alles verkeerd loopt, ondanks zoveel goede wil. Er is
zoveel krampachtigheid, zoveel vermoeidheid, zoveel gebrek aan vreugde.
Na de kruisdood
waren de leerlingen moe en ontmoedigd.
Hun droom was aan diggelen geslagen. Ze hadden hun werk van vroeger weer
opgenomen. En nu hadden ze niets gevangen. De moed zinkt hun in de
schoenen. Plots zegt een vreemde: 'Werp het net weer uit !' De vangst is buiten
alle verwachting. Het was de verrezen Heer zelf, die hun had toegesproken. Hun
werk wordt gezegend, zijzelf worden gezegend en de vermoeidheid is weg als zij
openstaan voor de Heer.
Sommige jaren
kunnen een donkere nacht lijken. We kunnen moe zijn en ontgoocheld. Laten we dan ons hart openen, naar de Heer zelf luisteren, en zo gaan inzien: toch is de Heer
aan het werk, ook al begrijpen wij dat een tijdlang of een lange tijd helemaal
niet! Het kan onze ontmoediging wegnemen, het kan ons genezen.
'BEMIN JE MIJ? vraagt
Jezus. Met Petrus stamelen wij: 'Heer, Gij weet alles, Gij weet dat ik U
bemin!' En dan vertrouwt Jezus ons mensen toe, op de weg die we gaan. Ons wordt
gevraagd om zorg te dragen voor de mensen, die ons zijn toevertrouwd.
BEMIN JE MIJ?
Misschien hebben wij zoals Petrus te snel geantwoord, en de vraag niet echt
begrepen. Daarom gaat Jezus verder. Eerst denk je dat je zelf de weg van de
liefde kan bepalen. Maar later zie je dat je in die liefde mensen moet volgen op HUN wegen, op de wegen die zij
gaan. Je omgordt jezelf niet meer maar je wordt door hen omgord. Ouders
kunnen hun eigen dromen hebben over hun kinderen. Zij hebben er alles voor over
om voor hen te zorgen. Ze geven het beste van zichzelf en ze hebben ook het
beste voor met hun kinderen. Maar naarmate zij het zwaartepunt van hun liefde
bij hun kinderen leggen, vullen die kinderen zelf deze liefde in met de zorgen
en de noden, die zij aanbrengen.
Zien wij in ons
leven die BEKERING VAN DE LIEFDE, die overgang van de liefde, zoals ik zou
willen liefhebben, naar de liefde die anderen mij vragen? De bekering van de
weg, die ik graag zou gaan, naar de weg die mij door het leven wordt
aangebracht?
Twee dingen zijn
merkwaardig in dit zo mooie stukje evangelie. Tot driemaal toe vraagt Jezus aan
Petrus: Heb je Mij lief?. Petrus is zelfs bedroefd dat de Heer hem bij
herhaling dezelfde vraag stelt. De betekenis is overduidelijk: de
onvoorwaardelijke, grenzeloze liefde voor de mensen is DE allerbelangrijkste
voorwaarde om aan Petrus de leiding en het gezag over Jezus volgelingen toe te
vertrouwen. Tot op vandaag kan hierin geen verandering bestaan: als die zelfvergeten
liefde ontbreekt, vervalt elke grond om mensen aan iemand toe te vertrouwen
binnen een gemeenschap van gelovigen. Het is een dwingende oproep tot een
permanent gewetensonderzoek bij elkeen, die hoe bescheiden ook enige
verantwoordelijkheid draagt in de Kerk: Hoe zie ik mijn taak? Gaat het mij
vooral om mijn eigen eer en glorie, of word ik door en door gedreven en bewogen
door de liefde tot Jezus en diegenen, die zijn weg willen gaan?
Daarnaast is er
dat raadselachtige zinnetje: toen
je jong was deed je zelf je gordel om en ging je waarheen je wilde, maar
wanneer je oud wordt zal een ander je handen grijpen, je je gordel omdoen en je
brengen waar je niet naartoe wilt.
Wie zijn leven tracht uit te bouwen in liefde, zorg en dienstbaarheid voor die
mensen, die hem zijn toevertrouwd, zal tijdens zijn leven wel eens meer
vaststellen dat die weg van overgave en liefde anders verloopt dan men tevoren
gedacht, gehoopt, gedroomd had.
In die tijd sloeg Jezus zijn ogen ten hemel en bad:
Heilige Vader,
niet voor hen alleen bid Ik
maar ook voor hen die door hun woord in Mij geloven,
opdat zij allen één mogen zijn
zoals Gij, Vader, in Mij en Ik in U:
dat zij ook in Ons mogen zijn opdat de wereld gelove
dat Gij Mij gezonden hebt.
Ik heb hun de heerlijkheid gegeven die Gij Mij geschonken hebt,
opdat zij één zijn zoals Wij één zijn:
Ik in hen en Gij in Mij, opdat zij volmaakt één zijn
en opdat de wereld zal erkennen, dat Gij Mij hebt gezonden
en hen hebt liefgehad zoals Gij Mij hebt liefgehad.
Vader, Ik wil dat zij die Gij Mij gegeven hebt
met Mij mogen zijn waar Ik ben,
opdat zij mijn heerlijkheid mogen aanschouwen,
die Gij Mij gegeven hebt
daar Gij Mij lief hebt gehad
vóór de grondvesting van de wereld.
Rechtvaardige Vader, al heeft de wereld U niet erkend,
Ik heb U erkend,
en deze hier hebben erkend dat Gij Mij gezonden hebt.
Uw Naam heb Ik hun geopenbaard
en Ik zal dit blijven doen,
opdat de liefde waarmee Gij Mij hebt liefgehad
in hen moge zijn en Ik in hen.
(Johannes 17,20-26)
Het is opvallend hoe dikwijls Jezus dezer dagen voor zijn
leerlingen bidt, net voor Hij zal lijden en sterven, net voor zij Hem niet meer lichamelijk aanwezig zullen zien.
Laten wij ons aansluiten bij dit gebed met woorden van Manu
Verhulst
DIENSTKNECHT VAN GOD
Die het geknakte riet
niet breekt
maar weer optilt naar
het licht
en de kwijnende
vlaspit aanblaast met veel geduld.
Die in een geslagen
mens
de laatste veerkracht
aanport,
het leed geneest en
de tranen droogt.
Die recht laat
geschieden
zoals een geneesheer
een zieke geneest,
zonder geweld en
zonder lawaai
Zo heeft God zich
zijn dienstknecht gedroomd.
Zijn vreugde vloog
naar Hem uit als een duif:
verrassend, stil.
Zo wees Hij Hem de
weg
om helemaal de
dienstknecht naar zijn hart te zijn.
Bij het Laatste Avondmaal sloeg Jezus zijn ogen ten hemel en
bad:
Heilige Vader,
bewaar in uw Naam hen die Gij Mij gegeven hebt,
opdat zij één mogen zijn zoals Wij.
Toen Ik bij hen was
bewaarde Ik in uw Naam hen die Gij Mij hebt gegeven.
Ik heb over hen gewaakt
en niemand van hen is verloren gegaan
behalve de man des verderfs,
want de Schrift moest vervuld worden.
Maar nu kom Ik naar U toe
en nog in de wereld zeg Ik dit,
opdat zij mijn vreugde ten volle in zich zouden bezitten.
Ik heb hun uw woord meegedeeld,
maar de wereld heeft hen gehaat
omdat zij niet van de wereld zijn
zoals Ik niet van de wereld ben.
Ik bid niet dat Gij hen uit de wereld wegneemt,
maar dat Gij hen bewaart voor het kwaad.
Zij zijn niet van de wereld
zoals Ik niet van de wereld ben.
Wijd hen U toe in de waarheid.
Uw woord is waarheid.
Zoals Gij Mij in de wereld gezonden hebt
zo zend Ik hen in de wereld,
en omwille van hen wijd Ik Mij aan U,
opdat ook zij in de waarheid aan U toegewijd mogen zijn.
(Johannes 17,11b-19)
In het evangelie
van vandaag horen we Jezus bidden voor zijn leerlingen. Vader, behoed hen voor de macht van het kwaad.
Zij zijn in de wereld, maar niet van de wereld, zoals ook Ik niet van de wereld
ben.
Van de wereld: we
hoeven het nieuws maar te beluisteren en dan horen we het wel: strijd om macht,
prestige, bezit. En vaak worden mensen gebruikt en misbruikt voor die
doeleinden. En even vaak worden mensen op die manier gekraakt en kapot gemaakt.
Niet zelden deinst de wereld er zelfs niet voor terug om hiervoor op
schijnheilige, leugenachtige wijze verheven idealen in te roepen.
Jezus weet wel
dat we vatbaar zijn voor wat er in de wereld te koop is, maar Hij hoopt dat we
aan die wereld niet het laatste woord geven. Hopelijk geven we, naar Jezus
voorbeeld, voorrang aan andere zaken zoals: mensen tot hun recht laten komen, macht
en economie gebruiken voor het welzijn van elke mens, en voor de zwaksten het
eerst, en trouw en liefde beleven, zodat mensen kunnen gelukkig zijn.
Dit ideaal van
Jezus is soms nog ver te zoeken en daarom bidden we met aandrang:
Tijdens het Laatste Avondmaal sloeg Jezus zijn ogen ten hemel en bad:
Vader, nu is de tijd gekomen,
toon nu de grootheid van uw Zoon,
dan zal de Zoon uw grootheid tonen.
Hij heeft van u macht over alle mensen ontvangen,
de macht om iedereen die u hem gegeven hebt
het eeuwige leven te schenken.
Het eeuwige leven,
dat is dat zij u kennen, de enige ware God,
en hem die u gezonden hebt, Jezus Christus.
Ik heb op aarde uw grootheid getoond
door het werk te volbrengen dat u mij opgedragen hebt.
Vader, verhef mij nu tot uw majesteit,
tot de grootheid die ik bij u had voordat de wereld bestond.
Ik heb aan de mensen
die u mij uit de wereld gegeven hebt
uw naam bekendgemaakt.
Zij waren van u, maar u hebt hen aan mij gegeven.
Ze hebben uw woord bewaard,
en nu begrijpen ze dat alles wat u mij hebt gegeven, van u
komt.
Ik heb de woorden die ik van u ontvangen heb aan hen
doorgegeven,
zij hebben ze aanvaard en nu weten ze echt
dat ik van u gekomen ben, en ze geloven dat u mij hebt
gezonden.
Ik bid voor hen.
Ik bid niet voor de wereld,
maar voor de mensen die u mij hebt gegeven,
omdat zij van u zijn
alles wat van mij is, is van u, en alles wat van u
is, is van mij
en omdat in hen mijn grootheid zichtbaar geworden is.
Ik ben al niet meer in de wereld, ik ga naar u toe,
maar zij blijven wel in de wereld.
Heilige Vader, bewaar hen door uw naam,
de naam die u ook aan mij gegeven hebt,
zodat zij één zijn zoals wij één zijn.
(Johannes 17,1-11a)
maar zij blijven wel
in de wereld
Dikwijls kijken wij met heimwee naar de tijd van de eerste
christenen. Dikwijls bidden wij dat de geestdrift van de vroege Kerk ook onder
ons zou leven.
Vandaag horen we de keerzijde van deze vroegste tijd. Jezus
gaat weg uit deze wereld en bidt voor zijn leerlingen. Hij ziet reeds de
moeilijkheden, die hun deel zullen worden. Hij weet dat hun leven niet
zorgeloos zal verlopen, als Hij niet meer zichtbaar bij hen is. Hij kent hun
vertwijfeling en Hij weet dat hun leven soms zwaar zal zijn. Daarom dat kleine
zinnetje bij het Laatste Avondmaal: Ik bid u voor hen.
Jaren later zijn de moeilijkheden van de leerlingen geen
toekomstmuziek meer. Het leven was verder gegaan, en de leerlingen waren al die
jaren trouw gebleven aan het woord van Jezus. Maar, hoe aantrekkelijk de
boodschap van Jezus ook was, zij werden niet begrepen door de wereld.
Integendeel: zij werden verstoten en uitgesloten, ze werden vervolgd, omwille
van zijn Naam. Petrus schrijft daarover.
Zusters en broeders, wees niet verbaasd over de
vuurproef die u ondergaat; er overkomt u niets uitzonderlijks. Hoe meer u deel
hebt aan Christus lijden, des te meer moet u zich verheugen.
Ook dat was het
leven van de eerste christenen en het blijft nog altijd het leven van velen die
Jezus willen volgen. Het kan hard vallen in het dagelijkse leven, maar de
werkelijkheid kan niet anders zijn. Even voordien had Jezus nog gebeden:
Vader, de wereld kent U niet en ziet U niet. En daarom bid ik U voor hen:
dat Gij hen in deze wereld zou bewaren.
Ik heb onder de zon
iets gezien
dat voor wijsheid
doorging.
Het was
verbijsterend.
Er was een kleine
stad met weinig inwoners.
Een machtig koning
trok tegen het stadje op,
omsingelde het en
bouwde grote belegeringswerken.
Er woonde daar een
man van lage afkomst,
die wijs was en met
zijn wijsheid de stad had kunnen redden.
Maar niemand schonk
aandacht aan die onbeduidende persoon.
Ik zei daarom tegen
mezelf:
Wijsheid is beter dan
macht,
maar de wijsheid van
een mens van lage afkomst wordt geminacht
en zijn woorden
vinden geen gehoor.
Het is beter dat je
luistert naar de kalme woorden van de wijzen
dan naar het
geschreeuw van een heerser onder dwazen.
Wijsheid is beter dan
het wapengekletter van zon dwaas;
Ja, nu spreekt U rechtstreeks en niet in beelden.
Nu begrijpen we dat U alles weet
en dat niemand U iets hoeft te vragen,
nu geloven we dat U van God bent gekomen.
Jezus vroeg: Nu geloven jullie?
Er komt een tijd, en die tijd is er al,
dat jullie uiteengedreven worden,
dat ieder zijn eigen weg gaat
en Mij alleen achterlaat.
Maar Ik ben niet alleen,
want de Vader is bij Mij.
Ik heb dit gezegd opdat jullie vrede vinden bij Mij.
Jullie zullen het zwaar te verduren krijgen in de wereld,
maar houd moed:
Ik heb de wereld overwonnen.
(Johannes 16,29-33)
Ontroerend is het om telkens weer vast te stellen hoe teder
en menselijk Jezus tot zijn vrienden spreekt in dit uur van afscheid. Hij
begrijpt ten volle hun droefenis. In de voorbije drie jaar hadden zij, in zijn
gezelschap en als zijn vrienden, ervaringen meegemaakt, die tevoren ongezien en
ongehoord waren.
Nu is het ogenblik van afscheid daar: Hij zal uit deze
wereld weggaan, en wat er daarna gaat komen kunnen zij niet vermoeden. Hij,
Gods eigen Woord, Gods eigen Zoon, begrijpt dat ten volle. Hij begrijpt dat dit
moment weegt, omdat Hij door en door mens is zoals wij.
De situatie van het Laatste Avondmaal kan nog het best
vergeleken worden met het afsterven van een geliefde. Zo voelen de leerlingen
zich: Hij, die zoveel voor hen betekende, Hij die zoveel troost en zoveel hoop
bracht in de dagelijkse dagen, Hij zegt nu openlijk: Ik zal weggaan.
We hebben het ook al meegemaakt. Een geliefde die afscheid
neemt. Ook als wij geloven kan zon afscheid wegen. We klampen ons vast aan
zoveel herinneringen, we worden getroost door ons geloof, door zijn woord: In
het huis van mijn Vader is ruimte voor velen.
Maar we blijven mensen, arm en klein. En het vooruitzicht
weegt: Hij of zij, mijn man of vrouw, mijn kind, mijn meest geliefde , Hij of
zij, die gaat nu weg en zal er voortaan niet meer zijn, lijfelijk, zichtbaar,
tastbaar.
Zo voelden de leerlingen zich. En daarom zegt Jezus telkens
weer in telkens andere woorden: Laat uw hart niet verontrust worden. Geloof
Mij toch, Ik blijf bij jullie, ook al zal mijn aanwezigheid vanaf nu anders
zijn.
Aangrijpend is dit getuigenis. Zelfs in dit ultieme
ogenblik, nu de vorst van deze wereld lijkt te triomferen, blijft Hij herhalen:
Heb goede moed! Ik heb de wereld overwonnen. Ook nu nog kunnen jullie vrede
vinden in mijn Woord.