Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
30-05-2010
FEEST VAN DE HEILIGE DRIE-EENHEID
FEEST VAN DE HEILIGE
DRIE-EENHEID
Vandaag vieren we het feest van de H. Drie-eenheid. Het
is een moeilijk feest omdat het een poging is om verstaanbaar te maken wat nu
eenmaal onverstaanbaar is: het
diepste Wezen van God.
In het kruisje dat we maken verwijzen we naar dit diepste
Wezen:
-
we mogen God Vader noemen;
-
Jezus, die op onze aarde leefde en leed,
gemarteld en gedood werd, is niet alleen een mensenkind maar ook de Zoon van
God
-
En als Goede, Heilige Geest leeft God ook in ons
en om ons heen.
Zusters en
broeders,
gerechtvaardigd door het geloof
leven wij IN VREDE MET GOD
DOOR JEZUS
Christus onze Heer.
Hij is het die ons door het geloof
de toegang heeft ontsloten
tot die genade waarin wij staan;
door Hem ook mogen wij ons beroemen
op onze hoop op de heerlijkheid van
God.
Meer nog, wij zijn zelfs trots op onze
beproevingen,
in het besef dat verdrukking leidt tot
volharding,
volharding tot beproefde deugd
en die weer tot hoop.
En de hoop wordt niet teleurgesteld,
want Gods liefde is in ons hart
uitgestort
DOOR DE HEILIGE GEEST
die ons werd geschonken.
(Romeinen 5,1-5)
Een Naam voor God
De Heilige
Drievuldigheid, een moeilijk woord, dat we als kind van buiten leerden, zonder
er iets van te begrijpen. Het was goed bedoeld: laat de kinderen maar van
buiten leren. Want als zij de echte waarheid kennen, dan komt alles wel goed.
Zo is het helaas niet verlopen: velen haakten af, om vele redenen, maar toch
ook wel omdat de kilte van het denken zo veraf staat van de warmte van het
hart, dat ontroerd wordt door de ontmoeting met God.
Hoe God door theologen gedacht wordt één in drie
personen dat gaat ons petje te boven, en dat is zelfs niet eens zo erg. Wat
belangrijk is, is dat we zien hoe God zichzelf geleidelijk aan noemt. En dan
moeten we luisteren naar de bronnen van ons geloof, die een veel eenvoudiger
taal spreken.
Eén belangrijke bron vinden we al in het O.T. Mozes laat
de kudden grazen, en de Heer verschijnt hem in een brandende struik. Mozes
krijgt de opdracht om de Israëlieten uit het slavenhuis van Egypte weg te
leiden. Maar hij zegt: Als ik aan de Israëlieten zeg dat de God van hun
vaderen mij gestuurd heeft, en ze vragen: Wat is de naam van die God?, wat
moet ik dan zeggen? Toen antwoordde God hem: Ik zal er zijn voor u. Ik zal
er zijn voor u, het is de eerste naam, die God aan zichzelf geeft.
Eeuwen later, bij Johannes, vinden we in andere woorden
een zelfde naam voor God: God is Liefde. In deze namen, die God zichzelf
toekent raken we zijn meest intieme Ik. Bovendien spreken deze Bijbelse
namen, die God aan zichzelf toekent, onze hele persoon en niet enkel ons
verstand aan.
We mogen geloven in een God, die Liefde is, in een God,
die van zichzelf zegt: Ik zal er zijn voor u.
Zo wordt Hij ook het uiteindelijke rustpunt van ons leven
en ons streven. Wij, rusteloze zoekers naar geluk, vinden slechts rust in de
warme geborgenheid van de eeuwige Liefde, zoals wij God mogen noemen.
Onrustig blijft ons
hart tot het rust vindt in U.
denk aan wat de apostelen van onze Heer Jezus Christus al
hebben gezegd:
Aan het einde van de tijd zullen er spotters komen,
die zich laten leiden door hun goddeloze begeerten.
Het zijn mensen die verdeeldheid zaaien
en alleen op het aardse gericht zijn;
ZE HEBBEN DE GEEST NIET.
Maar u, geliefde broeders en zusters,
MOET UW LEVEN BOUWEN
OP HET FUNDAMENT VAN UW ZEER HEILIG GELOOF.
Laat u bij het bidden leiden door de heilige Geest,
HOUD VAST AAN GODS LIEFDE,
en zie uit naar de barmhartigheid van onze Heer Jezus
Christus,
die u het eeuwige leven zal schenken.
Ontferm u over wie twijfelen
en red anderen door hen aan het vuur te ontrukken.
Uw medelijden met nog weer anderen moet gepaard gaan met
vrees;
verafschuw zelfs de kleren die ze met hun lichaam bezoedeld
hebben.
De enige God, die de macht heeft u voor struikelen te behoeden
en u onberispelijk en juichend van vreugde
voor zijn majesteit te laten verschijnen,
die ons redt door Jezus Christus, onze Heer,
hem behoort de luister, de majesteit, de kracht en de macht,
vóór alle eeuwigheid, nu en tot in alle eeuwigheid.
Amen.
(Judas 17.20b-25)
Judas Taddeus, apostel
Naar het schijnt was Judas afkomstig uit Nazareth. Volgens
Lukas was hij een broer van Jacobus de Mindere (Lukas 6,16). De overlevering
beweert, dat deze Jacobus een 'broeder des Heren' was; in dat geval moet ook
Judas tot de familie van Jezus behoord hebben. Het is Matteüs, die aan Judas de
bijnaam Taddeüs (= 'dappere') toevoegt (Matteüs 10,03), terwijl Johannes hem
uitdrukkelijk onderscheidt van Jezus' verrader, Judas Iskariot (Johannes
14,22-23). Indien hij inderdaad familie is van Jezus, dan is waarschijnlijk de
brief van Judas, die in het Nieuwe Testament is opgenomen, van zijn hand.
Na het verhaal van de nederdaling van de Heilige Geest over de apostelen met
Pinksteren komen beider namen in de het Nieuwe Testament niet meer voor. Voor
wat er verder met hen gebeurde, zijn we aangewezen op de legendes. Daarin wordt
onder meer verteld, dat beide apostelen uiteindelijk in Perzië de marteldood
gestorven zijn.
(Bron: Dries van den Akker S.J.)
De Pinksterbloem bloeit
Wij vieren het feest van het Kind in de kribbe.
Wij lagen geknield bij een ruw houten kruis.
Wij mochten het weten, het graf werd geopend.
Maar met Pinksteren staan we verder van huis.
Dan denken wij aan de komst van de Trooster
maar leven daarna of Hij nooit is geweest.
Toch zegt Hij tot ons: Kind, wees stil, heb vertrouwen
Toen Jezus met
zijn leerlingen weer uit Jericho vertrok,
werden ze gevolgd
door een grote menigte.
Langs de weg zat
daar een blinde bedelaar,
een zekere
Bartimeüs, de zoon van Timeüs
Toen die hoorde
dat Jezus uit Nazareth voorbijkwam,
begon hij te
schreeuwen:
Zoon van David,
Jezus, heb medelijden met mij!
De omstanders
snauwden hem toe
dat hij zijn mond
moest houden,
maar hij
schreeuwde des te harder:
Zoon van David,
heb medelijden met mij!
Jezus bleef staan
en zei: Roep hem.
Ze riepen de
blinde en zeiden tegen hem:
Houd moed, sta
op, hij roept u.
Hij gooide zijn
mantel af, sprong op en ging naar Jezus.
Jezus vroeg hem:
Wat wilt u dat ik voor u doe?
De blinde antwoordde:
Rabboeni, zorg dat ik weer kan zien.
Jezus zei tegen
hem: Ga heen, uw geloof heeft u gered.
En meteen kon hij
weer zien en hij volgde hem op zijn weg.
(Marcus 10,46-52)
In enkele lijnen vertelt Marcus hier een kleurrijk
tafereeltje. Je zou het ook een Brueghel in woorden kunnen noemen: een blinde
man wordt door Jezus genezen en we krijgen de boodschap: uw geloof heeft u
gered. Een mirakel, maar naar de kern is het ook een gewoon ontroerend feitje,
dat elke dag kan gebeuren. En dat ook elke dag gebeurt. Dat is geen groot
nieuws meestal, maar we mogen evenzeer van een wonder spreken.
Een kleine mens van niemendal zit langs de weg te bedelen.
Toevallig komt Jezus daar voorbij. De blinde heeft al over Hem gehoord en nu
ziet hij zijn kans schoon: het moest maar eens lukken! En dus roept hij:
'Jezus, heb medelijden met mij'. Dan gebeurt het eerste wonder: Jezus ziet hem,
hoort hem en gaat hem niet voorbij. Hij heeft aandacht voor die verschoppeling
en meteen volgt het tweede wonder: de man is genezen!
Jezus is weer eens op weg met een hoop mensen. Ze verdringen
elkaar, ze duwen elkaar weg. De blinde heeft in dat gedrum geen schijn van
kans: ze
snauwen hem toe dat hij zijn mond moet houden. Maar Jezus is anders. Hij zegt: Roep hem. De
meute snapt niet dat Jezus naar die onbenul omziet, maar ze zeggen toch: Hou
moed, Hij roept u. De man springt op en gaat naar Jezus: Meester, zorg dat ik
weer kan zien. En Jezus geneest hem, door hem op te merken en enkele
woorden toe te spreken.
Jezus is anders.
Hij ziet en hoort die kleine mens. Hier en daar leeft die Jezus voort. In grote
namen van heiligen op de kalender. Maar vooral in gewone mensen, die nooit
genoemd of geroemd worden, omdat ook zij geen nieuws zijn. Jezus leeft voort in
mensen, die vandaag zijn zoals Hij. Mensen die door hun geloof genezen werden
en sindsdien anders zien en beter zien. Ze gaan de wereld met andere ogen
bekijken en zo verandert hun leven. Ze zijn door hun geloof genezen van hun
vroegere blindheid en kunnen nu op
hun beurt wonderen verrichten.
Het gebeurt elke dag: mensen, die afgesnauwd worden, opzij
geduwd. En plots is er iemand die hen opmerkt. Plots is er iemand, die hen
waardeert in dat algemeen misprijzen, die algemene vernedering en minachting.
En dan gebeurt het wonder: die kleine mens groeit, stijgt boven zichzelf uit.
Hij wordt méér en doet méér dan men ooit in hem zag en ooit van hem vermoedde.
Zó gebeuren wonderen. Zo komt er hoop en kleur en vreugde in
onze wereld. Zo komt er hoop en kleur en vreugde in het leven van kleine mensen.
In die tijd trokken de leerlingen voort, op weg naar
Jeruzalem
en Jezus ging voor hen uit;
zij waren ontdaanen ook die Hem volgden waren bevreesd.
Hij nam opnieuw de twaalf terzijde
en begon hun te spreken over wat Hem zou overkomen: 'Wij gaan nu naar Jeruzalemwaar de Mensenzoon
aan de hogepriesters en schriftgeleerden zal worden overgeleverd.
Zij zullen Hem ter dood veroordelenen aan de heidenen overleveren;
ze zullen Hem bespotten en bespuwen,
Hem geselen en doden,
maar drie dagen later zal Hij verrijzen.
Toen kwamen Jakobus en Johannes, de zonen van
Zebedeüs,
naar Hem toe en zeiden:
Meester, wij willen dat U voor ons doet wat wij U vragen.
Hij antwoordde hun:Wat wilt ge dan dat Ik voor u doe?
Zij zeiden Hem:Geef dat in uw glorie een van ons aan uw rechter-
en de ander aan uw linkerhand moge zitten.
Maar Jezus zei hun:Ge weet niet wat ge vraagt.
Zijt ge in staat de beker te drinken die Ik drink
en met het doopsel gedoopt te wordenwaarmee Ik gedoopt word?
Zij antwoordden Hem:Ja, dat kunnen wij.
Inderdaad,- gaf Jezus toe -
de beker die Ik drink zult gij drinken,
en met het doopsel waarmee Ik gedoopt word
zult gij gedoopt worden;
maar het is niet aan Mij
u te doen zitten aan mijn rechter- of linkerhand,
omdat alleen zij dit verkrijgenvoor wie dit is bereid.
Toen de tien anderen dit hoorden,
werden ze kwaad op Jakobus en Johannes.
Jezus echter riep hen bij zich en sprak tot hen:
Gij weet dat zij die als heersers der volkeren gelden,
hen met ijzeren vuist regeren
en dat de groten misbruik maken van hun macht over hen.
Dit mag bij u niet het geval zijn;
wie onder u groot wil wordenmoet dienaar van u zijn,
en wie onder u de eerste wil zijnmoet de slaaf van allen zijn,
want ook de Mensenzoonis niet gekomen om gediend te worden,
maar om te dienenen zijn leven te geven als losprijs voor velen.
In die tijd nam Petrus het woord en zei tot Jezus:
Zie, wij hebben alles prijsgegeven om U te volgen.
Jezus antwoordde:
Voorwaar, Ik zeg u:
er is niemand die huis, broers, zusters,
moeder, vader, kinderen of akkers
om Mij en om de Blijde boodschap heeft prijsgegeven,
of hij ontvangt nu, in deze tijd, het honderdvoud
aan huizen, broers, zusters, moeders, kinderen en akkers,
zij het ook gepaard met vervolgingen,
en in de toekomstige wereld het eeuwige leven.
Veel eersten zullen de laatsten zijn
en veel laatsten eersten.
(Marcus 10,28-31)
Het is niet zo
dat wij slechts één keer in ons leven geroepen worden. Talloze keren, als wij
attent en ontvankelijk zijn horen we Jezus eigen roepstem, want doorheen ons
hele leven spreekt Hij ons zachtjes aan en richt Hij zich tot ons. Zo is ons
doopsel reeds een eerste roeping om van Hem te getuigen.
Verderop in ons
leven blijft zijn stem telkens weer klinken. Het kan gebeuren dat wij ontrouw
zijn aan die eerste roeping, die van ons doopsel uitgaat. Maar daarom geeft Hij
nog niet af: als wij ons niet afsluiten, roept Hij ons tot berouw en bekering.
Blijven wij wel trouw aan onze eerste roeping, dan blijft Hij ons verder
aanspreken, almaar verder op de weg van zijn genade en zijn goedheid, almaar
meer ook in de richting van de heiligheid die Hij met ons voorheeft.
De voorbeelden in
de Bijbel zijn legio. Zo werd Abraham geroepen om huis en land te verlaten en
op weg te gaan (Genesis 12,1). Petrus was zijn netten aan het herstellen en
werd daar weggeroepen (Matteüs 4,18). Matteüs, een tollenaar, moest zijn
dubieuze handeltje en werk opgeven (Matteüs 9,9) en de profeet Elisa diende dan
weer van zijn boerderij weg te trekken (1 Koningen 19,19). Merkwaardig en zeer
leerrijk is het verhaal van Nathanaël die zijn aarzeling, zijn terughoudendheid
moest laten varen.
Zonder ophouden
worden we geroepen, van het een naar het ander, altijd verder, we hebben geen
rustplaats meer, maar klimmen op naar onze eeuwige rustplaats, en gehoorzamen slechts
de innerlijke roep om klaar te zijn om de volgende te horen.
Zonder ophouden
is er die roepstem, almaar meer en almaar weer en almaar verder op de weg van
Jezus zelf. We moeten dat leren verstaan maar zijn vaak hardleers om aan te
nemen dat Jezus onder ons aanwezig blijft en ons blijft roepen. Als was het met
zijn eigen ogen, zijn eigen hand, zijn eigen stem geeft Hij ons een wenk, een
teken: Kom, volg Mij.
We hebben het
niet door dat Hij ook ons roept, op dit eigenste ogenblik. We denken aan de tijd
van toen, de eerste leerlingen en vergeten zo gemakkelijk dat Hij evenzeer tot
ons spreekt, hier en nu, in mensen die naast ons gaan.