Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
26-05-2010
WOENSDAG NA PINKSTEREN
Hij gaf zijn leven
In die tijd trokken de leerlingen voort, op weg naar
Jeruzalem
en Jezus ging voor hen uit;
zij waren ontdaanen ook die Hem volgden waren bevreesd.
Hij nam opnieuw de twaalf terzijde
en begon hun te spreken over wat Hem zou overkomen: 'Wij gaan nu naar Jeruzalemwaar de Mensenzoon
aan de hogepriesters en schriftgeleerden zal worden overgeleverd.
Zij zullen Hem ter dood veroordelenen aan de heidenen overleveren;
ze zullen Hem bespotten en bespuwen,
Hem geselen en doden,
maar drie dagen later zal Hij verrijzen.
Toen kwamen Jakobus en Johannes, de zonen van
Zebedeüs,
naar Hem toe en zeiden:
Meester, wij willen dat U voor ons doet wat wij U vragen.
Hij antwoordde hun:Wat wilt ge dan dat Ik voor u doe?
Zij zeiden Hem:Geef dat in uw glorie een van ons aan uw rechter-
en de ander aan uw linkerhand moge zitten.
Maar Jezus zei hun:Ge weet niet wat ge vraagt.
Zijt ge in staat de beker te drinken die Ik drink
en met het doopsel gedoopt te wordenwaarmee Ik gedoopt word?
Zij antwoordden Hem:Ja, dat kunnen wij.
Inderdaad,- gaf Jezus toe -
de beker die Ik drink zult gij drinken,
en met het doopsel waarmee Ik gedoopt word
zult gij gedoopt worden;
maar het is niet aan Mij
u te doen zitten aan mijn rechter- of linkerhand,
omdat alleen zij dit verkrijgenvoor wie dit is bereid.
Toen de tien anderen dit hoorden,
werden ze kwaad op Jakobus en Johannes.
Jezus echter riep hen bij zich en sprak tot hen:
Gij weet dat zij die als heersers der volkeren gelden,
hen met ijzeren vuist regeren
en dat de groten misbruik maken van hun macht over hen.
Dit mag bij u niet het geval zijn;
wie onder u groot wil wordenmoet dienaar van u zijn,
en wie onder u de eerste wil zijnmoet de slaaf van allen zijn,
want ook de Mensenzoonis niet gekomen om gediend te worden,
maar om te dienenen zijn leven te geven als losprijs voor velen.
In die tijd nam Petrus het woord en zei tot Jezus:
Zie, wij hebben alles prijsgegeven om U te volgen.
Jezus antwoordde:
Voorwaar, Ik zeg u:
er is niemand die huis, broers, zusters,
moeder, vader, kinderen of akkers
om Mij en om de Blijde boodschap heeft prijsgegeven,
of hij ontvangt nu, in deze tijd, het honderdvoud
aan huizen, broers, zusters, moeders, kinderen en akkers,
zij het ook gepaard met vervolgingen,
en in de toekomstige wereld het eeuwige leven.
Veel eersten zullen de laatsten zijn
en veel laatsten eersten.
(Marcus 10,28-31)
Het is niet zo
dat wij slechts één keer in ons leven geroepen worden. Talloze keren, als wij
attent en ontvankelijk zijn horen we Jezus eigen roepstem, want doorheen ons
hele leven spreekt Hij ons zachtjes aan en richt Hij zich tot ons. Zo is ons
doopsel reeds een eerste roeping om van Hem te getuigen.
Verderop in ons
leven blijft zijn stem telkens weer klinken. Het kan gebeuren dat wij ontrouw
zijn aan die eerste roeping, die van ons doopsel uitgaat. Maar daarom geeft Hij
nog niet af: als wij ons niet afsluiten, roept Hij ons tot berouw en bekering.
Blijven wij wel trouw aan onze eerste roeping, dan blijft Hij ons verder
aanspreken, almaar verder op de weg van zijn genade en zijn goedheid, almaar
meer ook in de richting van de heiligheid die Hij met ons voorheeft.
De voorbeelden in
de Bijbel zijn legio. Zo werd Abraham geroepen om huis en land te verlaten en
op weg te gaan (Genesis 12,1). Petrus was zijn netten aan het herstellen en
werd daar weggeroepen (Matteüs 4,18). Matteüs, een tollenaar, moest zijn
dubieuze handeltje en werk opgeven (Matteüs 9,9) en de profeet Elisa diende dan
weer van zijn boerderij weg te trekken (1 Koningen 19,19). Merkwaardig en zeer
leerrijk is het verhaal van Nathanaël die zijn aarzeling, zijn terughoudendheid
moest laten varen.
Zonder ophouden
worden we geroepen, van het een naar het ander, altijd verder, we hebben geen
rustplaats meer, maar klimmen op naar onze eeuwige rustplaats, en gehoorzamen slechts
de innerlijke roep om klaar te zijn om de volgende te horen.
Zonder ophouden
is er die roepstem, almaar meer en almaar weer en almaar verder op de weg van
Jezus zelf. We moeten dat leren verstaan maar zijn vaak hardleers om aan te
nemen dat Jezus onder ons aanwezig blijft en ons blijft roepen. Als was het met
zijn eigen ogen, zijn eigen hand, zijn eigen stem geeft Hij ons een wenk, een
teken: Kom, volg Mij.
We hebben het
niet door dat Hij ook ons roept, op dit eigenste ogenblik. We denken aan de tijd
van toen, de eerste leerlingen en vergeten zo gemakkelijk dat Hij evenzeer tot
ons spreekt, hier en nu, in mensen die naast ons gaan.
Bij het Laatste
Avondmaal zei Jezus tot zijn leerlingen:
Als jullie Mij liefhebben,
zul je ter harte nemen wat Ik jullie opdraag.
En Ik zal de Vader vragen
jullie een andere Helper te geven,
die voor altijd bij jullie zal zijn.
Als iemand Mij liefheeft,
zal Hij mijn woord ter harte nemen;
dan zal mijn Vader hem liefhebben
en zullen We bij hem ons verblijf gaan houden.
Wie Mij niet liefheeft,
neemt mijn woorden niet ter harte.
Het woord dat jullie horen,
is echter niet mijn woord,
maar dat van de vader die Mij gezonden heeft.
Dat is het wat Ik jullie te zeggen had,
nu Ik nog bij jullie ben.
De Helper
die de Vader jullie in mijn naam zal zenden,
zijn heilige Geest,
zal jullie verder in alles onderrichten:
Hij zal jullie alles laten begrijpen wat Ik jullie gezegd
heb.
(Johannes 14,15-16 en 23-26)
De heilige Geest
laat zich moeilijk vatten in woorden. Maar Hij is aan het werk in mensen, waar
iets bijzonders van uitgaat: hun woorden, hun daden komen diep uit hun hart, en
wijzen ons de goede weg. Laten wij bidden om zulke mensen te worden, mensen bezield
door de Heilige Geest, in wie Jezus zelf woont en ook vandaag nog zichtbaar
wordt.
Heer God, geef ons die diepe genegenheid,
die onze blik op Jezus richt,
en die zijn hart wil zijn in deze harde wereld.
Geef ons de vreugde om dankbaar te leven
dankbaar voor alles wat we gekregen hebben
dankbaar voor alles wat wij mogen zijn.
Geef ons geduld:
geduld met anderen die anders zijn,
geduld met onszelf, omdat wij zwak zijn,
en soms veel tijd nodig hebben
om die mens te worden, die we willen zijn.
Geef ons warmte in de omgang met elkaar
en laat ons gevoelig worden voor elkaars leed:
het groot verdriet misschien
maar ook die kleine pijnen,
waaraan een mens traag doodgaat.
Geef ons die goedheid, die iedereen het beste gunt.
Die ons open en onbevangen naar mensen toekeert,
zonder argwaan of bijbedoelingen,
maar vol vertrouwen op hun
goede wil.
Geef ons trouw om het gegeven woord nooit te breken,
en om onze roeping niet te vluchten.
Geef ons zachtheid om te beseffen
hoe kleine wonden pijn kunnen doen
en zachtheid om nooit één mens te kwetsen.
(vrij naar Carlos
Desoete en Valeer Deschacht)
Die mooie gaven van de Geest wil ik u van harte toewensen op
dit feest van Pinksteren, deze zalige hoogdag van Gods Goede Heilige Geest.
Toen Petrus zich omdraaide zag hij dat de leerling van wie Jezus hield hen volgde
de leerling die zich tijdens de maaltijd naar Jezus
toegebogen had
om te vragen wie het was die Hem zou verraden.
Toen Petrus hem zag vroeg hij Jezus:
En wat gebeurt er met hem, Heer?
Maar Jezus antwoordde:
Het is niet jouw zaak of hij in leven blijft totdat ik kom.
MAAR JIJ MOET MIJ VOLGEN.
Op grond van deze uitspraak hebben sommige broeders en
zusters gedacht
dat deze leerling niet zou sterven,
maar Jezus had niet gezegd: Hij zal niet sterven,
maar: Het is niet jouw zaak of hij in leven blijft totdat Ik
kom.
Het is deze leerling die over dit alles getuigenis aflegt,
en het ook heeft opgeschreven.
Wij weten dat zijn getuigenis betrouwbaar is.
Jezus heeft nog veel meer gedaan:
als al zijn daden, een voor een, opgeschreven zouden worden,
zou de wereld, denk ik, te klein zijn voor de boeken
die dan geschreven moesten worden.
(Johannes 21,20-25)
Daags voor Pinksteren lezen we de laatste verzen uit het
Johannesevangelie. De voorbije weken, sinds Pasen, kregen we vele mooie
Bijbelteksten. De eerste lezing werd steevast genomen uit de Handelingen van de
Apostelen, en zo hoorden we het wel en wee, de vreugde en het leed van de
eerste christenen.
In het evangelie lazen we eerst de verschijningsverhalen, en
daarna, mooie maar vaak moeilijke teksten over het Laatste Avondmaal. In deze
weken na Pasen werd dag na dag op een of andere wijze de kern van ons geloof
belicht: lijden, dood en verrijzenis van Jezus. Dikwijls was er sprake van
moeilijkheden, die Jezus volgelingen zullen wachten ALS ZIJ HEM VOLGEN.
De kern van ons geloof: daarbij gaat het, leerden we en
weten we, over lijden, dood en opstanding van Jezus. Bovendien werd ons gezegd
dat Hij daartoe door de Vader was gezonden, en dat Hij ons zijn Geest, de
Helper en Trooster zal zenden, die ons inzicht zal bijbrengen en sterken.
Al bij al is het vreemd dat deze boodschap op verzet botst.
Minder nobele gedachten worden door
boodschappers allerhande langs zoveel kanalen naar ons toegestuurd, en oogsten
geen vervolging, hoogstens een meewarig spotlachje en soms wordt dwaze nonsens
zelfs op gejuich onthaald.
Waarom voorspelt Jezus dan zo nadrukkelijk vervolging aan
hen, die Hem trouw blijven. Eigenlijk is de verklaring eenvoudig: HEM VOLGEN
heeft weinig van doen met een wekelijks geprevelde geloofsbelijdenis in de mis.
Zolang ons geloof niet verder gaat, vallen wij evenzeer als zoveel Joden uit de
tijd van Jezus onder zijn kritiek: Dit volk eert mij met de lippen, maar hun
hart is ver van Mij.
HEM VOLGEN leidt echter wel tot tegenkanting als wij niet
alleen met de mond wat mooie woorden mompelen, maar ook metterdaad onze stem
durven verheffen en de handen uit de mouwen durven steken, wanneer in onze
wereld, in onze omgeving, in onze kerk
de machten van dood en kwaad het halen en de vorst van deze wereld triomfeert.
Dan vraagt Hij ons om HEM TE VOLGEN en niet de gemakkelijke
weg van vlug en vluchtig succes te kiezen, maar net als Hij ons leven af te
stemmen op alles wat deugd heet en lof verdient. Want alleen zo kunnen mensen
leven, vreugde en vrede vinden.
En daartoe is Hij toch in de wereld gekomen:
OPDAT ZIJ LEVEN
ZOUDEN HEBBEN
EN WEL LEVEN IN
OVERVLOED
---
Vader,
ik verlaat mij op U,
doe met mij wat Gij goedvindt.
Wat Gij ook met mij doen wilt,
ik dank U.
Tot alles ben ik bereid,
alles aanvaard ik,
als uw wil maar geschiedt in mij
en in al uw schepselen;
niets anders verlang ik, mijn God.
Ik leg mijn leven in uw
handen,
ik geef mij aan U, mijn God,
met heel de liefde van mijn hart,
omdat ik U bemin,
omdat het voor mij
een noodzaak van liefde is mij te geven,
mij zonder voorbehoud op U te verlaten,
met een oneindig vertrouwen;
want Gij zijt mijn Vader.
Amen.
Nogmaals was Jezus
verschenen aan zijn leerlingen.
Toen ze gegeten hadden,sprak Hij Simon
Petrus aan:
Simon, zoon van Johannes,
heb je Mij lief, meer dan de anderen hier?
Petrus antwoordde: Ja, Heer, U weet dat ik van U houd.
Hij zei: Weid mijn lammeren.
NOG EENS vroeg Hij:
Simon, zoon van Johannes, heb je Me lief?
Hij antwoordde: Ja, Heer, U weet dat ik van U houd.
Jezus zei: Hoed mijn schapen,
en VOOR DE DERDE MAAL vroeg Hij hem:
Simon, zoon van Johannes, hou je van Me?
Petrus werd verdrietig
omdat Hij voor de derde keer vroeg of hij van Hem hield.
Hij zei: Heer, U weet alles, U weet toch dat ik van U
houd.
Jezus zei: Weid mijn schapen.
Waarachtig, ik verzeker je:
toen je jong was deed je zelf je gordel om en ging je waarheen je wilde,
maar wanneer je oud wordt zal een ander je handen grijpen,
je je gordel omdoen en je brengen waar je niet naartoe wilt.
Met deze woorden duidde hij aan hoe Petrus zou sterven tot eer van God.
Daarna zei Hij:
VOLG MIJ
(Johannes 21,15-19)
In de dagen na Pasen kregen we reeds een tweetal keren het
evangelie van vandaag, onder meer op 18 april van dit jaar, de derde zondag van
Pasen. Daarom volgt hier in grote trekken de homilie van deze zondag.
Toewijding en
ontmoediging. We zien het hier bij Petrus en zijn vrienden. We zien het ook bij
vele mensen, die hun beste krachten wijden aan wat goed en waar en schoon is.
We kunnen soms denken dat alles verkeerd loopt, ondanks zoveel goede wil. Er is
zoveel krampachtigheid, zoveel vermoeidheid, zoveel gebrek aan vreugde.
Na de kruisdood
waren de leerlingen moe en ontmoedigd.
Hun droom was aan diggelen geslagen. Ze hadden hun werk van vroeger weer
opgenomen. En nu hadden ze niets gevangen. De moed zinkt hun in de
schoenen. Plots zegt een vreemde: 'Werp het net weer uit !' De vangst is buiten
alle verwachting. Het was de verrezen Heer zelf, die hun had toegesproken. Hun
werk wordt gezegend, zijzelf worden gezegend en de vermoeidheid is weg als zij
openstaan voor de Heer.
Sommige jaren
kunnen een donkere nacht lijken. We kunnen moe zijn en ontgoocheld. Laten we dan ons hart openen, naar de Heer zelf luisteren, en zo gaan inzien: toch is de Heer
aan het werk, ook al begrijpen wij dat een tijdlang of een lange tijd helemaal
niet! Het kan onze ontmoediging wegnemen, het kan ons genezen.
'BEMIN JE MIJ? vraagt
Jezus. Met Petrus stamelen wij: 'Heer, Gij weet alles, Gij weet dat ik U
bemin!' En dan vertrouwt Jezus ons mensen toe, op de weg die we gaan. Ons wordt
gevraagd om zorg te dragen voor de mensen, die ons zijn toevertrouwd.
BEMIN JE MIJ?
Misschien hebben wij zoals Petrus te snel geantwoord, en de vraag niet echt
begrepen. Daarom gaat Jezus verder. Eerst denk je dat je zelf de weg van de
liefde kan bepalen. Maar later zie je dat je in die liefde mensen moet volgen op HUN wegen, op de wegen die zij
gaan. Je omgordt jezelf niet meer maar je wordt door hen omgord. Ouders
kunnen hun eigen dromen hebben over hun kinderen. Zij hebben er alles voor over
om voor hen te zorgen. Ze geven het beste van zichzelf en ze hebben ook het
beste voor met hun kinderen. Maar naarmate zij het zwaartepunt van hun liefde
bij hun kinderen leggen, vullen die kinderen zelf deze liefde in met de zorgen
en de noden, die zij aanbrengen.
Zien wij in ons
leven die BEKERING VAN DE LIEFDE, die overgang van de liefde, zoals ik zou
willen liefhebben, naar de liefde die anderen mij vragen? De bekering van de
weg, die ik graag zou gaan, naar de weg die mij door het leven wordt
aangebracht?
Twee dingen zijn
merkwaardig in dit zo mooie stukje evangelie. Tot driemaal toe vraagt Jezus aan
Petrus: Heb je Mij lief?. Petrus is zelfs bedroefd dat de Heer hem bij
herhaling dezelfde vraag stelt. De betekenis is overduidelijk: de
onvoorwaardelijke, grenzeloze liefde voor de mensen is DE allerbelangrijkste
voorwaarde om aan Petrus de leiding en het gezag over Jezus volgelingen toe te
vertrouwen. Tot op vandaag kan hierin geen verandering bestaan: als die zelfvergeten
liefde ontbreekt, vervalt elke grond om mensen aan iemand toe te vertrouwen
binnen een gemeenschap van gelovigen. Het is een dwingende oproep tot een
permanent gewetensonderzoek bij elkeen, die hoe bescheiden ook enige
verantwoordelijkheid draagt in de Kerk: Hoe zie ik mijn taak? Gaat het mij
vooral om mijn eigen eer en glorie, of word ik door en door gedreven en bewogen
door de liefde tot Jezus en diegenen, die zijn weg willen gaan?
Daarnaast is er
dat raadselachtige zinnetje: toen
je jong was deed je zelf je gordel om en ging je waarheen je wilde, maar
wanneer je oud wordt zal een ander je handen grijpen, je je gordel omdoen en je
brengen waar je niet naartoe wilt.
Wie zijn leven tracht uit te bouwen in liefde, zorg en dienstbaarheid voor die
mensen, die hem zijn toevertrouwd, zal tijdens zijn leven wel eens meer
vaststellen dat die weg van overgave en liefde anders verloopt dan men tevoren
gedacht, gehoopt, gedroomd had.
In die tijd sloeg Jezus zijn ogen ten hemel en bad:
Heilige Vader,
niet voor hen alleen bid Ik
maar ook voor hen die door hun woord in Mij geloven,
opdat zij allen één mogen zijn
zoals Gij, Vader, in Mij en Ik in U:
dat zij ook in Ons mogen zijn opdat de wereld gelove
dat Gij Mij gezonden hebt.
Ik heb hun de heerlijkheid gegeven die Gij Mij geschonken hebt,
opdat zij één zijn zoals Wij één zijn:
Ik in hen en Gij in Mij, opdat zij volmaakt één zijn
en opdat de wereld zal erkennen, dat Gij Mij hebt gezonden
en hen hebt liefgehad zoals Gij Mij hebt liefgehad.
Vader, Ik wil dat zij die Gij Mij gegeven hebt
met Mij mogen zijn waar Ik ben,
opdat zij mijn heerlijkheid mogen aanschouwen,
die Gij Mij gegeven hebt
daar Gij Mij lief hebt gehad
vóór de grondvesting van de wereld.
Rechtvaardige Vader, al heeft de wereld U niet erkend,
Ik heb U erkend,
en deze hier hebben erkend dat Gij Mij gezonden hebt.
Uw Naam heb Ik hun geopenbaard
en Ik zal dit blijven doen,
opdat de liefde waarmee Gij Mij hebt liefgehad
in hen moge zijn en Ik in hen.
(Johannes 17,20-26)
Het is opvallend hoe dikwijls Jezus dezer dagen voor zijn
leerlingen bidt, net voor Hij zal lijden en sterven, net voor zij Hem niet meer lichamelijk aanwezig zullen zien.
Laten wij ons aansluiten bij dit gebed met woorden van Manu
Verhulst
DIENSTKNECHT VAN GOD
Die het geknakte riet
niet breekt
maar weer optilt naar
het licht
en de kwijnende
vlaspit aanblaast met veel geduld.
Die in een geslagen
mens
de laatste veerkracht
aanport,
het leed geneest en
de tranen droogt.
Die recht laat
geschieden
zoals een geneesheer
een zieke geneest,
zonder geweld en
zonder lawaai
Zo heeft God zich
zijn dienstknecht gedroomd.
Zijn vreugde vloog
naar Hem uit als een duif:
verrassend, stil.
Zo wees Hij Hem de
weg
om helemaal de
dienstknecht naar zijn hart te zijn.
Bij het Laatste Avondmaal sloeg Jezus zijn ogen ten hemel en
bad:
Heilige Vader,
bewaar in uw Naam hen die Gij Mij gegeven hebt,
opdat zij één mogen zijn zoals Wij.
Toen Ik bij hen was
bewaarde Ik in uw Naam hen die Gij Mij hebt gegeven.
Ik heb over hen gewaakt
en niemand van hen is verloren gegaan
behalve de man des verderfs,
want de Schrift moest vervuld worden.
Maar nu kom Ik naar U toe
en nog in de wereld zeg Ik dit,
opdat zij mijn vreugde ten volle in zich zouden bezitten.
Ik heb hun uw woord meegedeeld,
maar de wereld heeft hen gehaat
omdat zij niet van de wereld zijn
zoals Ik niet van de wereld ben.
Ik bid niet dat Gij hen uit de wereld wegneemt,
maar dat Gij hen bewaart voor het kwaad.
Zij zijn niet van de wereld
zoals Ik niet van de wereld ben.
Wijd hen U toe in de waarheid.
Uw woord is waarheid.
Zoals Gij Mij in de wereld gezonden hebt
zo zend Ik hen in de wereld,
en omwille van hen wijd Ik Mij aan U,
opdat ook zij in de waarheid aan U toegewijd mogen zijn.
(Johannes 17,11b-19)
In het evangelie
van vandaag horen we Jezus bidden voor zijn leerlingen. Vader, behoed hen voor de macht van het kwaad.
Zij zijn in de wereld, maar niet van de wereld, zoals ook Ik niet van de wereld
ben.
Van de wereld: we
hoeven het nieuws maar te beluisteren en dan horen we het wel: strijd om macht,
prestige, bezit. En vaak worden mensen gebruikt en misbruikt voor die
doeleinden. En even vaak worden mensen op die manier gekraakt en kapot gemaakt.
Niet zelden deinst de wereld er zelfs niet voor terug om hiervoor op
schijnheilige, leugenachtige wijze verheven idealen in te roepen.
Jezus weet wel
dat we vatbaar zijn voor wat er in de wereld te koop is, maar Hij hoopt dat we
aan die wereld niet het laatste woord geven. Hopelijk geven we, naar Jezus
voorbeeld, voorrang aan andere zaken zoals: mensen tot hun recht laten komen, macht
en economie gebruiken voor het welzijn van elke mens, en voor de zwaksten het
eerst, en trouw en liefde beleven, zodat mensen kunnen gelukkig zijn.
Dit ideaal van
Jezus is soms nog ver te zoeken en daarom bidden we met aandrang:
Tijdens het Laatste Avondmaal sloeg Jezus zijn ogen ten hemel en bad:
Vader, nu is de tijd gekomen,
toon nu de grootheid van uw Zoon,
dan zal de Zoon uw grootheid tonen.
Hij heeft van u macht over alle mensen ontvangen,
de macht om iedereen die u hem gegeven hebt
het eeuwige leven te schenken.
Het eeuwige leven,
dat is dat zij u kennen, de enige ware God,
en hem die u gezonden hebt, Jezus Christus.
Ik heb op aarde uw grootheid getoond
door het werk te volbrengen dat u mij opgedragen hebt.
Vader, verhef mij nu tot uw majesteit,
tot de grootheid die ik bij u had voordat de wereld bestond.
Ik heb aan de mensen
die u mij uit de wereld gegeven hebt
uw naam bekendgemaakt.
Zij waren van u, maar u hebt hen aan mij gegeven.
Ze hebben uw woord bewaard,
en nu begrijpen ze dat alles wat u mij hebt gegeven, van u
komt.
Ik heb de woorden die ik van u ontvangen heb aan hen
doorgegeven,
zij hebben ze aanvaard en nu weten ze echt
dat ik van u gekomen ben, en ze geloven dat u mij hebt
gezonden.
Ik bid voor hen.
Ik bid niet voor de wereld,
maar voor de mensen die u mij hebt gegeven,
omdat zij van u zijn
alles wat van mij is, is van u, en alles wat van u
is, is van mij
en omdat in hen mijn grootheid zichtbaar geworden is.
Ik ben al niet meer in de wereld, ik ga naar u toe,
maar zij blijven wel in de wereld.
Heilige Vader, bewaar hen door uw naam,
de naam die u ook aan mij gegeven hebt,
zodat zij één zijn zoals wij één zijn.
(Johannes 17,1-11a)
maar zij blijven wel
in de wereld
Dikwijls kijken wij met heimwee naar de tijd van de eerste
christenen. Dikwijls bidden wij dat de geestdrift van de vroege Kerk ook onder
ons zou leven.
Vandaag horen we de keerzijde van deze vroegste tijd. Jezus
gaat weg uit deze wereld en bidt voor zijn leerlingen. Hij ziet reeds de
moeilijkheden, die hun deel zullen worden. Hij weet dat hun leven niet
zorgeloos zal verlopen, als Hij niet meer zichtbaar bij hen is. Hij kent hun
vertwijfeling en Hij weet dat hun leven soms zwaar zal zijn. Daarom dat kleine
zinnetje bij het Laatste Avondmaal: Ik bid u voor hen.
Jaren later zijn de moeilijkheden van de leerlingen geen
toekomstmuziek meer. Het leven was verder gegaan, en de leerlingen waren al die
jaren trouw gebleven aan het woord van Jezus. Maar, hoe aantrekkelijk de
boodschap van Jezus ook was, zij werden niet begrepen door de wereld.
Integendeel: zij werden verstoten en uitgesloten, ze werden vervolgd, omwille
van zijn Naam. Petrus schrijft daarover.
Zusters en broeders, wees niet verbaasd over de
vuurproef die u ondergaat; er overkomt u niets uitzonderlijks. Hoe meer u deel
hebt aan Christus lijden, des te meer moet u zich verheugen.
Ook dat was het
leven van de eerste christenen en het blijft nog altijd het leven van velen die
Jezus willen volgen. Het kan hard vallen in het dagelijkse leven, maar de
werkelijkheid kan niet anders zijn. Even voordien had Jezus nog gebeden:
Vader, de wereld kent U niet en ziet U niet. En daarom bid ik U voor hen:
dat Gij hen in deze wereld zou bewaren.
Ik heb onder de zon
iets gezien
dat voor wijsheid
doorging.
Het was
verbijsterend.
Er was een kleine
stad met weinig inwoners.
Een machtig koning
trok tegen het stadje op,
omsingelde het en
bouwde grote belegeringswerken.
Er woonde daar een
man van lage afkomst,
die wijs was en met
zijn wijsheid de stad had kunnen redden.
Maar niemand schonk
aandacht aan die onbeduidende persoon.
Ik zei daarom tegen
mezelf:
Wijsheid is beter dan
macht,
maar de wijsheid van
een mens van lage afkomst wordt geminacht
en zijn woorden
vinden geen gehoor.
Het is beter dat je
luistert naar de kalme woorden van de wijzen
dan naar het
geschreeuw van een heerser onder dwazen.
Wijsheid is beter dan
het wapengekletter van zon dwaas;
Ja, nu spreekt U rechtstreeks en niet in beelden.
Nu begrijpen we dat U alles weet
en dat niemand U iets hoeft te vragen,
nu geloven we dat U van God bent gekomen.
Jezus vroeg: Nu geloven jullie?
Er komt een tijd, en die tijd is er al,
dat jullie uiteengedreven worden,
dat ieder zijn eigen weg gaat
en Mij alleen achterlaat.
Maar Ik ben niet alleen,
want de Vader is bij Mij.
Ik heb dit gezegd opdat jullie vrede vinden bij Mij.
Jullie zullen het zwaar te verduren krijgen in de wereld,
maar houd moed:
Ik heb de wereld overwonnen.
(Johannes 16,29-33)
Ontroerend is het om telkens weer vast te stellen hoe teder
en menselijk Jezus tot zijn vrienden spreekt in dit uur van afscheid. Hij
begrijpt ten volle hun droefenis. In de voorbije drie jaar hadden zij, in zijn
gezelschap en als zijn vrienden, ervaringen meegemaakt, die tevoren ongezien en
ongehoord waren.
Nu is het ogenblik van afscheid daar: Hij zal uit deze
wereld weggaan, en wat er daarna gaat komen kunnen zij niet vermoeden. Hij,
Gods eigen Woord, Gods eigen Zoon, begrijpt dat ten volle. Hij begrijpt dat dit
moment weegt, omdat Hij door en door mens is zoals wij.
De situatie van het Laatste Avondmaal kan nog het best
vergeleken worden met het afsterven van een geliefde. Zo voelen de leerlingen
zich: Hij, die zoveel voor hen betekende, Hij die zoveel troost en zoveel hoop
bracht in de dagelijkse dagen, Hij zegt nu openlijk: Ik zal weggaan.
We hebben het ook al meegemaakt. Een geliefde die afscheid
neemt. Ook als wij geloven kan zon afscheid wegen. We klampen ons vast aan
zoveel herinneringen, we worden getroost door ons geloof, door zijn woord: In
het huis van mijn Vader is ruimte voor velen.
Maar we blijven mensen, arm en klein. En het vooruitzicht
weegt: Hij of zij, mijn man of vrouw, mijn kind, mijn meest geliefde , Hij of
zij, die gaat nu weg en zal er voortaan niet meer zijn, lijfelijk, zichtbaar,
tastbaar.
Zo voelden de leerlingen zich. En daarom zegt Jezus telkens
weer in telkens andere woorden: Laat uw hart niet verontrust worden. Geloof
Mij toch, Ik blijf bij jullie, ook al zal mijn aanwezigheid vanaf nu anders
zijn.
Aangrijpend is dit getuigenis. Zelfs in dit ultieme
ogenblik, nu de vorst van deze wereld lijkt te triomferen, blijft Hij herhalen:
Heb goede moed! Ik heb de wereld overwonnen. Ook nu nog kunnen jullie vrede
vinden in mijn Woord.
Tijdens het Laatste Avondmaal sloeg Jezus zijn ogen ten hemel:
Heilige Vader,
Ik bid niet alleen voor hen,
maar voor allen die door hun verkondiging in Mij geloven.
Laat hen allen één zijn, Vader.
Zoals U in Mij bent en Ik in U, laat hen zo ook in Ons zijn,
opdat de wereld gelooft dat U Mij hebt
gezonden.
Ik heb hen laten delen
in de grootheid die U
Mij gegeven hebt,
opdat zij één zijn zoals Wij:Ik in
hen en U in Mij.
Dan zullen zij volkomen één zijn
en zal de wereld begrijpen dat U Mij hebt
gezonden,
en dat U hen
liefhad zoals U Mij liefhad.
Vader, U hebt hen aan Mij geschonken,
laat hen dan zijn waar Ik ben.
Dan zullen zij de grootheid zien die U mij gegeven hebt
omdat U Mij al liefhad voordat de wereld gegrondvest
werd.
Rechtvaardige Vader,
de wereld kent U niet, maar Ik ken U,
en zij weten dat U
Mij hebt gezonden.
Ik heb hun uw naam bekendgemaakt
en dat zal Ik
blijven doen,
zodat de liefde waarmee U mij liefhad in hen zal zijn
en Ik in hen.
(Johannes 17,20-26)
Halfweg tussen Hemelvaart en Pinksteren, de tussentijd van de
afwezigheid van Jezus, de tijd van groot gemis en intens verlangen. Elk jaar
beleven wij die tijd opnieuw: dezelfde stemming wordt in ons wakker gemaakt.
Kom, Heer Jezus, kom!, de laatste woorden uit het boek van de Openbaring,
zelf het laatste boek van de Schrift. In deze tussentijd leven wij ons leven.
Kom, Heer Jezus, kom!, het was toen al een onnoemelijk
verlangen, dat nooit tot rust kan komen, zonder het weerzien van de meest
Geliefde. Zo raak hadden de leerlingen het al gezegd, op de weg naar Emmaüs,
toen zij aan hun vreemde reisgezel vertelden wat er tevoren in Jeruzalem
gebeurd was: En wij die gehoopt hadden
En wij die gehoopt hadden Voor hoeveel mensen in hoeveel eeuwen
was het de uitdrukking van de diepste hunkering, die hier niet te vervullen is?
Voor hoeveel mensen in hoeveel eeuwen was het al het heimwee dat ons altijd
voortdrijft, rusteloze zoekers als wij zijn?
Wij, mensen, zijn onaf. We zullen hier ook altijd onaf zijn, nooit
geheel tot rust gekomen. Altijd jaagt die onvolkomenheid ons voort. De honger
in ons hart blijft altijd honger, de dorst naar leven blijft onlesbaar. Altijd
lokt er een einder, die verder ligt. Altijd wenkt er een verwachting, die méér
inhoudt. De hemel, zeggen wij, omdat we geen beter woord hebben. Maar die hemel
is geen land of zee, het is die haven, waar we eindelijk thuiskomen. Waar elke
hunkering, heel diep in ons, gestild wordt in Gods liefdevolle tederheid.
Kom, Heer Jezus, kom. Laat ons iets proeven van die volkomen rust,
waar wij zo naar uitzien en waar wij voorgoed geborgen zullen zijn bij onze
God, de Eeuwige, de Algoede naar wie wij altijd op zoek en op weg zijn: de Heer
van tijd en eeuwigheid, die ook onze meest Geliefde wilde zijn.
Om eenheid
Erbarmen, Heer,
die in uw doodsangst hebt gebeden
om eenheid onder ons, om vrede:
duld onze oorlogen niet meer.
Laat niet meer toe,
O Heer, dat wij elkaar bevechten
met het gelijk van onze rechten;
ach, wij zijn zelf de veten moe.
Breek af de wal
die ons omsluit, de hoge toren
waarin wij weigeren te horen
wat broeders vragen in het dal.
En demp de kloof,
gegraven door ons beter weten,
waarachter wij zijn neergezeten
in ons hoogmoedige geloof
Want met elkaar
zijn wij eenmaal u, Heer, gegeven,
zijn wij met ons gespleten leven
alleen in u verenigbaar.
Maak ons dan één,
breng ons voortaan elkander nader,
de kinderen van de zelfde Vader,
zijn liefde om ons allen heen.
Michel van der Plas
P.S. Onder de titel Verweesd achtergebleven, wachtend op
hulp schreef Mark Van de Voorde een mooie, eigentijdse
bezinning over deze tussentijd. Je kan die vinden op www.rorate.com . De auteur was destijds
hoofdredacteur van Kerk & Leven.
Nog steeds tijdens het Laatste Avondmaal zei Jezus tot zijn leerlingen:
Ik verzeker jullie:
wat je de Vader ook vraagt in mijn naam hij zal het je geven.
Tot nu toe hebben jullie niets in mijn naam gevraagd,
maar vraag het en je zult het ontvangen.
Dan zal je vreugde volmaakt zijn.
Ik heb jullie dit alles in beelden verteld,
maar er komt een tijd dat ik niet meer in beelden spreek,
maar jullie zonder omwegen over de Vader vertel.
Als je dan iets vraagt in mijn naam,
hoef ik het niet meer namens jullie aan de Vader te
vragen,
want de Vader zelf heeft jullie lief,
omdat jullie mij liefhebben
en geloven dat ik van God ben gekomen.
Ik ben bij de Vader vandaan gegaan
en naar de wereld gekomen,
nu verlaat ik de wereld weer
en ga ik terug naar de Vader.
(Johannes 16,23b-28)
Een drukke dag
bij de mensen begint voor Jezus diep in de nacht op een eenzame plaats in
gebed, in de stilte luisterend naar de VADER. Vaak trekt Hij zich daartoe terug
in de bergen. Het werkt aanstekelijk bij zijn leerlingen. Op een bepaald
ogenblik vragen zij Hem: Heer, leer ons bidden. En dan leert Hij hun het
gebed bij uitstek, het Onze Vader.
Vader, ONZE
Vader!', het eerste woord van elk gebed. Ons diepste ik komt open voor de
ontmoeting met God die ons persoonlijk liefheeft. Wat kunnen wij beter vragen
dan thuis te komen bij Onze Vader? En dat ZIJN Naam geloofd wordt en niet ons
eigen kleine naampje. Door te bidden dat zijn Naam geheiligd wordt, vragen wij
dat Hij meer in ons mag wonen. En we vragen dat ZIJN Rijk van liefde in ons en
in de wereld mag groeien.
Zo krijgen wij de
juiste KIJK en mogen wij vragen wat ons ter harte gaat: brood voor de dagen die
komen, brood, rechtvaardig verdeeld tussen de mensen. Wij vragen om Gods
barmhartigheid en beloven om zelf barmhartig te zijn. Wij vragen dat de Vader
ons zonder te veel kleerscheuren door de bekoringen zou leiden. DAT is ons
leven in zijn Naam: SAMEN het brood breken en het leven delen, SAMEN elkaar
dragen dag aan dag en overeind blijven in de aanvechtingen.
Jezus zegt om met
aandrang te bidden. Niet in een
handeltje! Maar om te zeggen aan de Vader, die ons liefheeft wat ons op het
hart ligt. In het vertrouwen dat God uiteindelijk alles ten goede keert voor
wie Hem oprecht liefhebben.
Doorheen dit
alles krijgen wij de hoogste gave: de heilige Geest, die de liefde in ons
verdiept. Aan God die Liefde is, vragen wij zijn gunsten. Maar hoe wij verhoord
worden is niet altijd duidelijk. In groeiende mate, krijgen wij evenwel de gave
van de Geest.
Terwijl wij Gods
aandacht vragen, krijgen wij zelf meer aandacht voor God en bloeit ons hart
open in liefde en vreugde. Wij krijgen: KRACHT TEN LEVEN, LEVENSMOED. Ooit
vroeg men God de vijand te verpletteren, nu vragen wij en krijgen wij: LIEFDE
EN GEDULD, EN AL DIE ANDERE GAVEN VAN GODS GOEDE HEILIGE GEEST!
Over Matthias horen we voor het eerst in de Handelingen van
de Apostelen. Jezus is teruggekeerd naar de Vader in de hemel. Nu staan de
leerlingen voor de opgave zijn opdracht over te nemen. Eén van hen, Judas,
heeft Jezus verraden en vervolgens zelfmoord gepleegd. Het eerste wat ze doen
is een opvolger voor hem aanwijzen. De kandidaten moeten aan zeer bepaalde
voorwaarden voldoen. Petrus, die de leiding neemt, formuleert het als volgt:
Dus moet één van de mannen die
tot ons gezelschap behoorden gedurende de tijd dat de Heer onder ons verkeerde,
te beginnen bij het doopsel van Johannes tot de dag waarop Hij van ons werd
weggenomen, met ons een getuige worden van zijn verrijzenis. Men stelde er
twee voor: Josef, ook Barsabbas geheten, bijgenaamd Justus (= de
rechtvaardige), en Matthias.
Toen baden zij als volgt: Gij
Heer, die aller harten kent, wijs degene aan die Gij van deze twee hebt
uitverkoren om de plaats te bezetten in dit dienstwerk en apostelambt, waaraan
Judas ontrouw werd om heen te gaan naar zijn eigen plaats. Toen liet men hen
loten en het lot viel op Matthias. Hij werd toegevoegd aan de groep van de elf
apostelen.'
(Handelingen der Apostelen 1,21-26)
Uit dit relaas mogen we dus opmaken dat Matthias van het
begin af aan tot de kring van Jezus behoorde.
Over de aanwijzing door het lot
Dat de apostelen Matthias' keuze via het lot hebben bepaald
is later herhaaldelijk onderwerp van discussie geweest. De kerkvader Dionysius
weet te vertellen dat de keuze tenslotte op hem viel, omdat God uitdrukkelijk
een zonnestraal op hem liet wijzen! Men is in de Kerk al spoedig daarna van
deze methode afgestapt. Beda de
Eerbiedwaardige meent dat het destijds nog toegestaan was om zulke hulpmiddelen
te gebruiken, omdat de volle waarheid nog niet gekomen was. Immers hoewel het
kruisoffer had plaats gevonden, drong het volledige heil pas door met
Pinksteren. Vandaar dat ze bij Matthias' keuze nog het lot gebruikten; op
dezelfde manier werd krachtens de Wet de keuze van de hogepriester bepaald.
Maar na Pinksteren was de waarheid ten volle aan het licht getreden; de zeven
diakens werden dan ook niet meer middels het lot aangewezen, maar door de
apostelen, via hun gebed en handoplegging.'
Matthias' verdere leven
In de bijbel lezen we verder niets meer over de lotgevallen
van Matthias. We zijn dus verder aangewezen op mondelinge overlevering en
legende. Hij zou het evangelie gepredikt hebben in Judea, Ethiopië en tenslotte
ook nog in Macedonië. Ook over zijn levenseinde zijn de bronnen niet
eensluidend; de meeste gaan ervan uit dat hij op gewelddadige wijze aan zijn
eind is gekomen. Maar ze verschillen soms aanzienlijk over de wijze waarop.
Verering &
Cultuur
Matthias zou in Palestina zijn begraven. Daar trof keizerin Helena
zijn relieken aan, toen zij op zoek was naar het kruis waar Jezus 300 jaar
eerder aan was gestorven. Op haar bevel zouden ze naar Trier zijn overgebracht.
Sindsdien gaat deze stad er prat op dat ze het enige apostelgraf bezit ten
noorden van de Alpen. Zijn eerste rustplaats schijnt ook op dezelfde manier
ingericht geweest te zijn als die van Petrus te Rome: in een onderaardse crypte
onder het aan hem toegewijde altaar, waarboven een baldakijn was geconstrueerd,
rustend op vier zuilen.
Het schijnt dat Keizer Karel V ( 1558) een grote devotie
had voor Sint Matthias; aan zijn tussenkomst schreef hij zijn overwinningen in
de oorlog toe alsmede zijn successen in de politiek. Vandaar ook dat hij bij
zijn bezoek aan Maastricht de dag na zijn feestelijke intocht, op 13 mei 1520,
de mis wilde bijwonen in de Matthiaskerk en er een grote som geld achterliet
voor de armen van de parochie.
Hij is vooral patroon van het bisdom Trier
Afbeeldingen
Hij wordt afgebeeld als één van de apostelen (met boek of boekrol);
hij is een wat oudere man met hellebaard, bijl of - heel soms - een zwaard of
lans, of met de stenen van de steniging: al deze attributen verwijzen naar zijn
marteldood.
'WAT STAAN JULLIE DAAR TOCH NAAR DE HEMEL TE KIJKEN?
In die tijd
zei Jezus tot zijn leerlingen:
`Er staat
geschreven
dat de Messias
zou lijden
en op de derde
dag
uit de doden
zou opstaan,
en dat in zijn
naam
de bekering
zou worden verkondigd
aan alle
volken,
tot vergeving
van zonden.
Jullie zullen
hiervan getuigen,
te beginnen in
Jeruzalem.
Ik zend jullie
wat mijn Vader heeft beloofd.
Jullie moeten
in de stad blijven
totdat je
wordt toegerust
met kracht van
boven.'
Toen bracht
Hij hen buiten de stad tot bij Betanië.
Daar hief Hij
zijn handen
en zegende
hen.
En terwijl Hij
hen zegende,
ging Hij van
hen heen
en werd Hij in
de hemel opgenomen.
Zij vielen
voor Hem op de knieën
en keerden
daarna in grote vreugde
terug naar
Jeruzalem.
Zij bleven
voortdurend in de tempel en prezen God.
(Lucas 24,46-53)
Een spreekwoord
van de Indianen zegt: Een echt
groot mens loopt met zijn hoofd in de wolken en met zijn voeten op de grond.
Vandaag mogen we
hetzelfde zeggen: een mens van de hemelvaart leeft een beetje met zijn
hoofd in de wolken want Jezus is wel aanwezig, maar niet meer tastbaar bij ons en
zijn leven is een hemels ideaal om na te streven.
Maar een mens van de hemelvaart staat ook met zijn twee
voeten op de grond, en probeert de noden aan te voelen van elke mens die hem
gegeven is en toevertrouwd.
Hemelvaart, het is geen soort ruimtereis van de Heer! Hij
keert weer naar de Vader, van wie Hij is uitgegaan. Jezus is meer dan een
fantastische mens. Wij hebben de neiging Hem al te menselijk te zien, want in
onze tijd is al wat hemels is verdacht, ongrijpbaar. Wij zien Hem graag als een
ideale mens, vol aandacht voor de andere, een profeet van een betere wereld.
Maar alleen daarmee is het beeld van Jezus onaf. Wij hebben
dan alleen maar gelezen wat we graag
horen. Zelf spreekt Hij veel over de Vader, die Hem gezonden heeft. En wij
geloven: Hij zit aan de rechterhand van God, zijn almachtige Vader.
Hemelvaart is ook geen echt afscheid. Jezus zegt : Ik zal
met u zijn tot aan het einde der tijden. Hij belooft zijn pinkstergeest: Ik zal
u niet verweesd achterlaten. Hemelvaart is een nieuw begin. Zoals je afscheid
neemt van je school, na je studies. Je hebt veel geleerd, veel ontvangen, maar
het is niet af: het begint pas! Je moet in praktijk brengen wat je geleerd
hebt.
Daarom wordt ons ook gezegd wat staan jullie daar naar de
hemel te kijken? Begin er nu aan: gaat en verkondigt mijn boodschap!
Hemelvaart is een zending, de zending van de kerk, die met Pinksteren zal
uitgerust worden met de Geest van God.
Pasen, Hemelvaart en Pinksteren: het zijn drie klemtonen van
een zelfde groot mysterie:
Pasen zegt ons: Ik ben verrezen, Ik leef voort onder u.
Met Hemelvaart is het: Ik ben bij de Vader van wie ik ben uitgegaan,
en ik stuur jullie op weg, maar ik blijf
bij u alle dagen van uw leven.
En op Pinksteren: Ik zend je mijn Geest om mijn boodschap
te verkondigen, aan gans de wereld
Van harte een zalige hoogdag, in deze rij van hoogfeesten
van ons geloof! En laten wij eraan denken, zoals de mensen in Zuid-Afrika, in
hun sappig taaltje spreken over dit feest: nie kijk nie, maar doen!
Tijdens het Laatste Avondmaal zei Jezus tot zijn leerlingen:
Nog veel heb Ik u te zeggen,
maar gij kunt het nu niet verdragen.
Wanneer Hij echter komt, de Geest der waarheid,
zal Hij u tot de volle waarheid brengen;
Hij zal niet uit zichzelf spreken
maar spreken al wat Hij hoort
en u de komende dingen aankondigen.
'Hij zal Mij verheerlijken omdat Hij aan u zal verkondigen
wat Hij van Mij ontvangen heeft.
Ik zei dat Hij aan u zal verkondigen
wat Hij van Mij ontvangen heeft,
omdat al wat de Vader heeft het mijne is.
(Johannes 16,12-15)
De Heilige Geest
krijgt in het evangelie van Johannes verschillende benamingen. Het Griekse
woord, dat het meest gebruikt wordt, betekent letterlijk: de Bijgeroepene.
Hij, die ter hulp geroepen wordt, Hij, die bijstand verleent. Vandaar dat
woorden als de Helper of de Trooster toch wel mooie vertalingen zijn: omdat
de Geest van Jezus blijvend bij ons, zelfs midden onder ons is, als wij Hem
ademruimte laten, hoeven wij niet bang of verontrust te zijn. Jezus zei het
herhaaldelijk de voorbije dagen.
Andere benamingen
leggen een andere klemtoon, zoals vandaag, nu Hij de Geest der waarheid
genoemd wordt. We mogen hier spreken van een onderrichtende, en zelfs van een profetische
werking, van de Heilige Geest in ons midden. Altijd weer en altijd meer zal Hij
ons onderrichten en ons almaar dichter bij de volle waarheid brengen.
Dat betekent geen
aanvulling op de openbaring, die door Jezus, Woord van God, gebeurd is. In
Jezus in alles wat Hij gedaan heeft en in alles wat Hem aangedaan werd
heeft God zich ten volle uitgesproken. Maar, door de Geest bewogen, zullen de
leerlingen almaar beter en dieper verstaan wat hun Leraar en Meester hen heeft
doorgegeven. Hun begrip zal inniger worden en met de bijstand van de Heilige
Geest zullen zij steeds beter kunnen getuigen van hun genegenheid voor Jezus. Deze
Heilige Geest zal tot hen spreken doorheen gewone ervaringen en belevenissen.
Hun dieper inzicht zal helemaal geen theorie zijn, maar langzaamaan groeien in dagelijkse
dingen.
De werking van de
Geest zal ook profetisch zijn: Hij zal hen klaarheid brengen over de komende
dingen. Het gaat hierbij niet om een nauwkeurige voorspelling van de toekomst. Profetie
is iets heel anders dan waarzeggerij: in de mate dat zij in de Geest leven zal de
betekenis van Jezus voor het wel en wee der mensheid steeds klaarder worden. Zij
zullen gewone feiten anders en dieper verstaan; zij zullen ook beter en beter gevormd
worden om Hem met open armen te ontvangen en met een open hart te beluisteren. Hierdoor
zullen zij veilig en rustig hun weg kunnen gaan, zonder verloren te lopen.
Want, omdat zij in de wereld leven, zijn de bekoringen alomtegenwoordig. Altijd
is het risico aanwezig om Hem uit het oog te verliezen. De Heilige Geest
evenwel zal hen wijzen hoe en waar hun weg loopt.
De Geest der
waarheid,zal u tot de volle waarheid brengen, zegt Jezus. We mogen het
zo verstaan: De Geest der waarheid zal jullie niets meedelen, wat Ik nog niet
gezegd heb. Maar als mijn Geest onder jullie levend mag wonen, zullen jullie
almaar beter verstaan, wat Ik jullie doorgaf.
Leid, minzaam Licht,
door 't duister om mij heen,
leid gij mij voort!
De nacht is donker en 'k
ben ver van huis,
leid gij mij voort!
Richt gij mijn schreden.
Neen, ik vraag u niet
de horizon te zien: één
stap is mij genoeg.
Ik was niet altijd zo,
noch vroeg ik u:
leid gij mij voort!
Graag koos ik zelf mijn
weg, maar nu:
leid gij mij voort!
Ik hield van
schittering; ondanks mijn vrees
dreef mij de trots. Denk
niet meer aan die tijd.
Gij zijt zolang mijn
heil geweest. Wijs dan ook nu
mij nog de weg,
door bos of drasland en
ravijn, tot weer
de morgen gloort
en mij 't gezicht der
engelen tegenlacht,
waarvan 'k zo hield en
toch een tijd verstoken was.
Nog steeds tijdens het Laatste Avondmaal sprak Jezus:
Thans ga ik naar Hem die mij gezonden heeft,
en niemand van u vraagt Mij:
Waar gaat Gij heen?
Omdat ik u dit gezegd heb is uw hart vol droefheid.
Toch zeg Ik u de waarheid:
het is goed voor u dat Ik heen ga;
want als Ik niet heenga, zal de Helper niet tot u komen.
Nu Ik wel ga zal Ik Hem tot u zenden.
Eenmaal gekomen
zal Hij de wereld het overtuigend bewijs leveren
van wat zonde, gerechtigheid en oordeel is:
van wat zonde is omdat zij niet in Mij geloven;
van wat gerechtigheid is,
omdat Ik naar de Vader ga, zodat gij Mij niet meer ziet;
van wat oordeel is, omdat de vorst dezer wereld geoordeeld is.
(Johannes 16,5-11)
Johannes beklemtoont voortdurend dat de Heilige Geest en de
wereld lijnrecht tegenover elkaar staan. De wereld is voor hem de verzamelnaam
voor alle krachten die Jezus tegenwerken en de komst van het Koninkrijk van
God in de weg staan. De wereld en de blijde boodschap van Jezus of het Koninkrijk
van God zijn in zijn evangelie elkaars tegenpolen. Verzoening tussen beide is uitgesloten.
Integendeel, het gaat hier om een conflict zonder uitkomst. De Geest stelt ons
in staat om de wereld kritisch te bekijken en zijn geneigdheid naar het kwade
te ontwaren. Zo geleidt Hij ons om de goede keuze over ons leven te maken.
In het drieluik dat daarna genoemd wordt, zonde,
gerechtigheid, oordeel, wordt de zonde als eerste genoemd. Het gaat hierbij
niet om een of andere futiliteit, zelfs niet over één concrete, welbepaalde
daad. De Heilige Geest ontmaskert de onbezonnen houding van al wie, wetens en
willens, volhardt in een weloverwogen afwijzing van Jezus, in een bewuste keuze
voor het kwade dus. Want die beide zijn voor Johannes hetzelfde. God is immers
Liefde, en Hem afwijzen is fundamenteel tegen de Liefde kiezen.
Volgt dan de gerechtigheid. Hier gaat het om de waarheid
en de geloofwaardigheid van het getuigenis van Jezus Woord van God, Zoon van
God over de Vader. Zo wordt Jezus de Rechter van deze wereld. Wie opnieuw
wetens en willens weigert gehoor te geven aan dit Woord van God, wie zijn
hart niet ontvankelijk voor Hem openstelt, maakt zich schuldig.
En tenslotte het oordeel. Net als de wereld meent Jezus ter
dood te veroordelen en Hem kruisigt, wordt die wereld zelf veroordeeld, of
beter gezegd: net dan, in deze veroordeling van Jezus, veroordeelt de wereld
zichzelf. De vorst van deze wereld lijkt te triomferen, maar zijn triomf is
slechts waan en schijn. Jezus immers is door de Vader verheven en verheerlijkt.
In de mate dat de Heilige Geest de ware
en diepe betekenis van Jezus kruisdood te midden van Jezus leerlingen ademt,
in diezelfde mate zal de wereld inzien dat hij zichzelf veroordeelt in een
keuze, die niet naar het Leven leidt, maar alleen een weg ten dode is. Aldus
wordt de wereld overwonnen door de Geest van Jezus.
Johannes is doorgaans geen gemakkelijke schrijver. Dat
merken we ook in dit stukje evangelie van vandaag. Poëzie, die minder rationeel
denkt, maar in omfloerste beelden ons gemoed kan beroeren, is vaak meer
geschikt om het diepe mysterie van ons geloof uit te drukken. Zelfs Paulus wist
dit. Daarom volgt als bezinning eens te meer de Christushymne uit het tweede
hoofdstuk van de brief aan de christenen in Filippi, verzen 6 tot 11, een
kerklied uit de eerste eeuw van onze tijdrekening:
In het wereldje van
de reclamemakers zou Jezus maar slecht scoren. Hij belooft aan zijn leerlingen wel
een Helper, die Hij van bij de Vader zal zenden, maar wat hun gaat overkomen,
zal verre van rooskleurig zijn. Luisteren we maar verder naar wat Hij tot zijn
beste vrienden zegt tijdens het Laatste Avondmaal:
In die tijd sprak
Jezus tot zijn leerlingen:
Wanneer de Helper komt,
die Ik u van de Vader zal zenden,
de Geest der waarheid die van de Vader uitgaat,
zal Hij over Mij getuigenis afleggen.
Maar ook gij moet
getuigen,
want vanaf het begin zijt gij bij Mij.
Dit heb Ik u gezegd opdat gij niet ten val komt.
Zij zullen u uit de synagoge bannen.
Ja, er komt een tijd
dat ieder die u doodt zal menen
een daad van godsverering te stellen.
Zij zullen dat doen
omdat zij noch de Vader noch Mij erkend hebben.
Dit heb Ik u gezegd
opdat, wanneer de tijd hiervan aanbreekt,
gij u zoudt herinneren dat Ik het u gezegd heb.
(Johannes 15,26-27;16,1-4a)
Profeten, die er niet voor terugschrikken om de waarheid te zeggen, ook als
die niet zo prettig of leuk is, worden zelden op gejuich onthaald. Hoon en
misprijzen zijn niet zelden hun deel. Zo had Jeremia het hard te verduren omdat
hij uit de tekenen van zijn tijd de
toekomst voorspelde: Ik hoor veel mensen
fluisteren: Daar heb je de doemdenker, onheil is altijd zijn boodschap. We
zullen hem wel krijgen. (Jeremia 20,10) Jeremia werd ontmoedigd door die
bedreigingen. Maar hij weet dat hij Gods woord spreekt en dat God hem daarom
steunt.
Jeremia staat trouwens niet alleen. Nabot, een kleine man uit het volk,
werd door koning Achab, gestenigd omdat hij ontzag voor de Heer en eerbied voor
zijn ouders verkiest boven de tomeloze hebzucht van de koning. In hoofdstuk 21van
het 1ste boek Koningen wordt zijn verhaal verteld, mooi, triest,
leerrijk en veelbetekenend.
Het keert telkens weer: het Joodse volk, zijn vooraanstaanden voorop, is
ontrouw aan God, en profeten aarzelen niet om hen terecht te wijzen en de
ongerechtigheid aan te klagen.
Jezus staat in die traditie, reeds in zijn zaligsprekingen: Gelukkig wie
voor de gerechtigheid vervolgd worden! Gelukkig ben je, als ze je uitschelden
omwille van Mij. Wees blij en juich, want zo hebben ze immers de profeten vóór
jullie vervolgd. (Matteüs 5)
Tegen deze achtergrond vraagt Jezus zijn leerlingen om van Hem te getuigen.
Ze moeten zich geen illusies maken: vervolging, uitsluiting, zelfs haat zal hun
deel zijn. Er zullen altijd mensen zijn die zich bewust afkeren van Gods goede
Geest. Zo verstaan we ook dat vreemde woord: Alle zonden zullen vergeven
worden, maar niet de zonde tegen de Heilige Geest. Wie zich bewust afkeert van
Gods Koninkrijk wordt niet door God verworpen, maar sluit zichzelf uit.
Daarom prent Jezus zijn leerlingen in: Wees niet bang voor de mensen, wees
niet bevreesd. Maar Hij verstaat dat zijn leerlingen soms angstig zullen
worden. Hij verstaat dat ze soms zullen twijfelen aan zichzelf, aan Hem en aan
zijn Koninkrijk van waarheid, heiligheid, liefde, gerechtigheid en vrede.
Daarom is zijn laatste woord op deze aarde ook: Hou dit voor ogen: ik ben met
jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.
Het kan lang duren voordat iemand deze belofte ten volle begrijpt en in
zijn hart opneemt. Maar een oude dichter zegt na jaren zoeken: Heer, mijn hart
is niet trots, mijn blik niet hoogmoedig, ik zoek niet wat te groot is of te
hoog gegrepen. Nee, ik ben stil geworden, ik heb mijn ziel tot rust gebracht.
Als een kind op de arm van zijn moeder, als een kind is mijn ziel in mij. (Psalm
131, 1-2)
Vandaag komen
twee grote klemtonen aan bod. Eeuwenlang al is de meimaand de Mariamaand, de
maand die op een bijzondere wijze toegewijd is aan Onze Lieve Vrouw.
Bovendien is het
vandaag Moederdag, alle gezinnen vieren vandaag onze moeders. Daarom ligt het
thema van deze eucharistie eigenlijk voor de hand: Maria, moeder van de schone
Liefde.
We bidden dat wij
allemaal zouden uitgroeien tot mensen met een moederhart:
geef ons, Heer,
een warmer hart,
een hartelijker hart.
Daarom kozen we vandaag een
bijzondere eerste lezing:
Mijn kind, houd vast aan wat
je vader je bijbracht,
verwerp niet wat je moeder je leerde.
Bewaar hun onderricht voor
altijd in je hart,
draag het als een sieraad om je hals.
Moge het je leiden op de
wegen die je gaat,
moge het over je waken als je slaapt,
moge het je leidraad zijn als je wakker wordt.
Want de lessen van je vader
en je moeder zijn een lamp,
een licht dat je vermaant en de weg wijst naar het leven.
Hun onderricht zal je behoeden
voor onheil.
(Spreuken 6,20-24a)
Nogal stil en
onopvallend, bescheiden op de achtergrond, zelfs een beetje vergeten, vind je
Moeder Maria toch overal terug. In kerken en kapellen, op hoeken van straten,
verkleurd door weer en wind. In huiskamers. Ook bij mensen waar je haar niet zo
zou verwachten: Maria, die kleine vrouw, die mensen blijkbaar zo menselijk
nabij is.
Maria, zo klein
en kwetsbaar nog toen haar leven ECHT begon. Maria, een stille moeder met een
leven dat getekend is door het lijden van haar Zoon. Maria, een vrouw waarin
elke moeder wel iets van zichzelf vindt. Zij stond onder het kruis van Jezus,
haar Zoon, op een moment dat de leerlingen er allemaal vandoor waren.
Tegenwoordig
staat zij niet zo veel meer in de kijker. Zeker niet in kringen van geleerden
en theologen, van wijzen en van groten. Zij past niet in hun denkraam, zoals
zij in haar eenvoud ook niet past tussen de idolen van onze tijd. Nieuwlichters
laten haar liever links liggen.
Toch blijft haar
leven van pijn en diep geloof een aantrekkingspool en een voorbeeld voor vele mensen. Ook
vandaag, na zoveel eeuwen, in een tijd die zo anders is, blijft haar overgave,
haar toewijding, haar hele leven een uitnodiging tot levensverdieping. Diepgang
in een wereld, die zo oppervlakkig is en zozeer voor de schone schijn leeft.
Een uitnodiging tot inkeer naar binnen, en een uitnodiging tot inzet naar
buiten.
Bij haar komen
mensen met hun zorgen en verdriet, bij haar worden mensen opnieuw eenvoudig.
Zij blijft mensen troosten en de weg wijzen naar elkaar en naar God.
Een mens als wij
is zij, Moeder Maria, met angst en tranen in de ogen, dikwijls niet goed wetend
wat er allemaal gebeurt. Een mens als wij, met vreugde ook om kleine dingen.
Een mens als wij, maar haar geloof was sterker dan ons geloof, en haar
vertrouwen groter dan het onze.
Mogen wij, langs
Maria, deze buitengewone vrouw, dichter bij Jezus en zijn blijde boodschap
komen.
zou ze jullie hebben liefgehad als iets van haarzelf,
maar jullie horen niet bij haar,
want ik heb jullie uit de wereld weggeroepen.
Daarom haat ze jullie.
Denk aan wat ik gezegd heb:
een slaaf is niet meer dan zijn meester.
Ze hebben mij vervolgd,
dus zullen ze ook jullie vervolgen;
maar wie zich aan mijn woorden gehouden heeft,
zal zich ook aan jullie woorden houden.
Dit alles zullen ze jullie vanwege mij aandoen,
want ze kennen hem niet die mij gezonden heeft.
(Johannes 15,18-21)
Is Jezus een zwartkijker? Wie alleen dit stukje evangelie
leest zou wel eens de indruk kunnen krijgen, omdat zijn woorden over de
wereld zo somber en donker gekleurd zijn. Maar Jezus spreekt hier niet over
onze aarde als de blauwe planeet, de schoonheid van de schepping of de pracht
van de natuur. Van dit alles is Hij zich terdege bewust, en we mogen stellen
dat Hij daar ten volle van genoten heeft, toen Hij al weldoende rondging, zijn
leerlingen onderrichtte of de stilte opzocht om alleen bij de Vader te zijn.
Meer nog: bij herhaling spreekt Jezus over de goedheid, die
in het hart van mensen kan wonen. Denken we maar aan het penningske van de arme
weduwe of het nederige gebed van de tollenaar, die in de tempel door de
verwaande farizeeër met de nek wordt aangekeken.
Maar het mooist van al is wellicht zijn kinderzegen: Toen
bracht men kinderen bij Hem, met de bedoeling dat Hij hun de handen zou
opleggen en voor hen zou bidden. Maar de leerlingen wezen hen terecht. Jezus
zei: Laat die kinderen en verhinder niet dat ze bij Me komen, want van zulke
kinderen is het koninkrijk der hemelen.Hij legde hun de handen op;
daarna vertrok Hij. (Matteüs 19,13-15)
Jezus ziet dit mooie en dit goede, en hij jubelt er ook om:
Ik dank U, Vader, Heer van hemel en aarde omdat u deze dingen voor wijzen en
verstandigen verborgen hebt gehouden, maar ze aan eenvoudige mensen hebt
onthuld. (Matteüs 11,25)
Maar Jezus ziet ook de schaduwzijde in het hart van de mens,
die duistere kant die we in Bijbelse taal als de erfzonde benoemen. En
eigenlijk is Jezus hier een heel fijnzinnig psycholoog, die het binnenste van
de mens doorgrondt, lang voor de psychologie of de psychoanalyse als wetenschap
ontstonden. Hij weet maar al te goed dat deze duistere schaduwzijde meer naar
boven komt als mensen in groep optreden. In deze betekenis gebruikt Johannes
het woord wereld, als Hij de woorden van Jezus tijdens het Laatste Avondmaal
weergeeft. De wereld, dat zijn de mensen in groep, die zich van hun minst
mooie kant tonen.
Deze minder mooie kanten zijn ons welbekend. Zij woekeren in
onze eigen persoon, we zien de sporen rondom ons, en we kennen ze uit dat zo
levensechte verhaal van de bekoringen van Jezus in de woestijn, met geldhonger,
machtswellust en eerzucht of buitenissige ambitie, die altijd weer de kop
opsteken ten koste van andere mensen. Deze schaduwzijde of minder mooie kant,
dat is de mens, die onderworpen is aan de slavernij van de zonde.
Daarmee moest Jezus wel botsen en daarom kon het niet anders
dan dat de wereld Hem zou haten. Daarom ook kon het niet anders dan dat die
wereld Hem uit de weg zou ruimen. Zijn persoon, zijn Woord, zijn leven druiste
immers in tegen de samenzwering van al wie op kwaad belust is en wetens en willens
kiest voor de zonde, die de weg ten dode is, de weg die geen Leven, geen
vreugde, geen vrede brengt.
In zijn tijd kreeg Jezus het daarom aan de stok met tal van
lieden, die in aanzien stonden en zichzelf op een schavotje geplaatst hadden.
Verschillende namen krijgen zij: farizeeërs, schriftgeleerden, oudsten van het
volk, hogepriesters Als je het wel beschouwt, een allegaartje van mensen, die
in het toenmalige wereldje van de Joden nogal van rang en stand waren. Zij
waanden zich hoog verheven en van op hun zelfgemaakte tribune keken zij vol
eigenwaan neer op de anderen, die in hun ogen enkel gepeupel waren.
Wie zijn zij vandaag? Matteüs begint zijn Bergrede met de
welbekende zaligsprekingen. Soms zijn die sympathiek en aantrekkelijk: gelukkig
die arm van geest zijn en zuiver van hart, gelukkig ook die uitzien naar
gerechtigheid Zo willen we ook wel graag zijn. Maar Matteüs schrijft
evenzeer:
Gelukkig die vervolgd
worden vanwege de gerechtigheid,
want hun behoort het koninkrijk der hemelen.
Gelukkig zijn jullie,
als ze jullie uitschelden
en vervolgen
en je van allerlei
kwaad betichten vanwege Mij.
Wees blij en juich, want in de hemel wacht jullie een rijke
beloning.
Zo hebben ze immers de profeten vóór jullie vervolgd.
(Matteüs 5,10-12)
Laten wij maar proberen trouw te zijn aan Jezus en in alle
deemoed bidden:
Heer Jezus, zachtmoedig en nederig van hart,
maak mijn hart gelijk aan het uwe!
Heer, blijf bij ons, ook als het avond en donker
wordt.
Jullie zijn mijn vrienden wanneer je doet wat ik zeg.
Ik noem jullie geen slaven meer,
want een slaaf weet niet wat zijn meester doet;
vrienden noem
ik jullie,
omdat ik alles wat ik van de Vader heb gehoord,
aan jullie bekendgemaakt heb.
Jullie hebben niet mij uitgekozen,
maar ik jullie,
en ik heb jullie opgedragen om op weg te gaan
en vrucht te dragen,
blijvende vrucht.
Wat je de Vader in mijn naam vraagt,
zal hij je geven.
Dit draag ik jullie op: heb elkaar lief
(Johannes 15,12-17)
Een oud joods verhaal zegt dat een rabbi eens bij een
leerling ging en hem vroeg: 'zeg mij eens: wat is dat, God?' Hij herhaalde de
vraag, een tweede maal, een derde maal. Maar de leerling zweeg. Daarom vroeg de
rabbi: 'waarom zeg je niets?' En de leerling antwoordde: 'omdat ik het niet
weet!' En de rabbi dacht verder: 'weet ik er dan meer van? Het is duidelijk dat
God bestaat, en dat er niets is buiten Hem. Maar verder weet ik niets.'
Zo is het enerzijds, maar Johannes schrijft ook: 'God is Liefde.'
Zo hebben wij Hem leren kennen, als goedheid, als liefde en het is de moeite
om dat te blijven doorvertellen. De eeuwen door hebben vele mensen dat gedaan,
overtuigd en enthousiast. Het blijft ook vandaag de moeite waard, om het voort
te zeggen, om het voort te doen en met enthousiasme.
God is geen verre God die éénmaal het heelal geschapen heeft
en er nadien nooit meer naar omziet. Zo een verre afstandelijke God spreekt ons
niet aan. God is Liefde: en liefde is aanwezigheid, tederheid, barmhartigheid.
Daarom heeft God zich in Jezus getoond om de mens nabij te zijn.
Er is een verhaal over de evangelist Johannes, diegene die
geschreven heeft: 'God is Liefde. Als iemand zegt dat Hij God liefheeft, die
hij niet ziet, maar zijn broeder niet liefheeft, die hij wel ziet, is hij
eenvoudigweg een leugenaar.'
Over deze Johannes wordt dit verhaal verteld, dat gesitueerd
wordt aan het einde van zijn lange leven. Ook dan zat hij nog uren en uren
bij jongere leerlingen, die aan zijn
voeten plaats namen. Op een dag, zo wordt verteld in deze goed bewaarde
traditie, maakte één van de leerlingen zijn beklag: 'Johannes, jij spreekt
altijd over liefde, over Gods liefde voor ons en over onze liefde voor elkaar.
Waarom vertel je nooit eens iets anders aan ons dan over die liefde?'
De leerling, die ooit zijn hoofd had laten rusten aan het
hart van de mensgeworden God, zou dan geantwoord hebben, zegt het verhaal
verder,: 'Omdat er niets anders is, alleen liefde ... liefde ... liefde.'
Liefde is elkaar heel
nabij zijn
zonder elkaar te bezitten
Liefde is 'houden van'
zonder elkaar vast te houden
De mooiste lianen kunnen de sterkste boom wurgen,
door hem jarenlang teder te omhelzen.
Voelen mensen het hart van een medemens
dan komen ze tot leven.
Alleen in de liefde kan men 'mens' worden