Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
22-04-2018
ZONDAG 22 APRIL
4de PAASZONDAG B – 22 APRIL 2018 ‘MENS VOOR DE MENSEN ZIJN’
Vandaag viert de Kerk ‘roepingenzondag’, met het evangelie van de Goede Herder, die zijn schapen kent en ervan houdt. De schapen vertrouwen hem dan ook en luisteren naar zijn stem. Elke roeping begint bij Jezus, die op vele wijzen tot ons hart spreekt. Naar Hem hebben we geluisterd, naar Hem blijven we luisteren. Zijn vraag om zijn boodschap uit te dragen is van alle tijden en nodigt ons uit tot toewijding en overgave.
Hoe groot is de liefde die de Vader ons betoond heeft! Wij worden kinderen van God genoemd, en we zijn het ook. De wereld kent ons niet, omdat zij Hem niet heeft erkend. (Eerste Brief van Johannes 3,1)
Ik ben de goede herder: Ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen Mij, zoals de Vader Mij kent en Ik de Vader ken; Ik geef dan ook mijn leven voor mijn schapen. (Johannes 10,14-15)
‘HERDER OF HUURLING’
Vandaag de dag is de herder uit ons straatbeeld verdwenen, zelfs op het platteland, zoals we dat vroeger kenden. Een herder, die met zijn kudde langs kalme wegen trekt, het is van een andere tijd, wereldvreemd in een landschap met havens, industrie en snelwegen. Maar de betekenis van de vergelijking is niet verouderd of verdwenen. Ook vandaag zijn er mensen die vertrouwd zijn met elkaar en bij elkaar horen. Mensen die op elkaar zijn aangewezen en afgestemd zijn op elkaar, net zoals herder en kudde bij elkaar horen en op elkaar zijn afgestemd. Ook vandaag zijn er nog mensen die herders en hoeders zijn voor elkaar. En ook de huurling heeft de tijd overleefd, soms zelfs diep in ons eigen hart. De huurling die koel zijn profijt berekent, zijn uren klopt en alles afweegt. Die huurling, die in mij kan wonen, fluistert mij dan in: ‘Laat maar gebeuren, het is tenslotte jouw zaak niet! Trek het je niet aan en was je handen maar in onschuld, liever dan ze vuil te maken.’ De huurling, die in mij kan wonen, zet zich in tot op het ogenblik dat het gevaarlijk wordt of tot er niets meer te verdienen valt. En dan wendt de huurling zich af, of ‘loopt in een boog erom heen’, zoals de priester en de leviet in die mooie parabel van Jezus.
(Geïnspireerd door een tekst van ‘Levensecht’)
Aan het einde van elke eucharistie worden wij nochtans gezonden en gezegend om trouw te blijven aan onze roeping. En die roeping zal nooit anders of verouderd zijn: gestalte geven aan Jezus, de Goede Herder, de veilige gids, de Mens voor de mensen.
Vader, hier ben ik om vereenzaamde, 'overbodige' mensen warmte en geborgenheid te geven.
Uw troost vraag ik om gebroken, geknakte mensen te doen blijven hopen, Uw zachtmoedigheid vraag ik om de wereld, uw schepping een stukje goddelijker, een beetje menselijker te maken.
Uw gerechtigheid vraag ik, om onrecht en eigenliefde in mij en rondom mij tegen te gaan. Uw barmhartigheid vraag ik om met een open hart naar mensen toe te gaan. Uw zuiverheid vraag ik om uw stem in de stilte horen.
Uw vrede hoor ik om aan al uw kinderen te vertellen dat Gij Vader en Moeder zijt. Opdat uw wil geschieden zou ben ik bereid. Vader, hier ben ik, zend mij.
Misschien is bidden in alle rust je dag overschouwen, blij om het mooie dat je beleefde, spijt om het domme dat je deed, en op het einde niet vergeten te zeggen: Dank je wel.
Misschien is bidden samen zoeken naar helende kracht om het morgen beter te doen, durven zeggen en laten zeggen: 'Mens ik jou van je, jammer, dat ik het zo weinig laat zien en voelen.'
Misschien is bidden beseffen hoe klein je bent, bang en hulpeloos, aanvaarden dat je de andere zo nodig hebt, en dat je zelf zo nodig bent, en elkaar en ook God laten zeggen: Dank je wel.
Misschien is bidden, helemaal niets doen, niets horen, niets zeggen, alleen maar zijn en geloven. God, misschien leer je me verder hoe ik bidden moet.
Ik ben zo blij dat ik weer triestig ben. Nu zal ik weer veel verzen kunnen schrijven, nu zal ik weer de poëzie bedrijven. Want wààr verdriet alleen beweegt mijn pen.
Ik ben U dankbaar, Heer, voor deze traan. Nu kan ik wenen, vrolijk en vol ijver. Ik heb het nodig, want ik ben een schrijver. Van vreugd en lachen kan geen kunst bestaan.
Ik zie de bloemen en ik voel de zon. Maar bloemen worden in de knop gebroken en achter wolken zit de zon verdoken - Goddank! - zo vaak dat ik nog dichten kon.
Ik ben zo blij dat ik weer triestig ben. O Heer, gij die de weemoed hebt geschapen, laat mij toch nooit te veel aan vreugde rapen. En àls het moet, breek dan desnoods mijn pen.