Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
23-08-2014
ZONDAG 24 AUGUSTUS
21ste ZONDAG A – 24 AUGUSTUS 2014
'WIE ZEG JIJ DAT IK BEN?'
‘Jij bent Petrus en op die steenrots zal ik mijn Kerk bouwen’. Voor sommige mensen valt deze zin moeilijk. Zij willen echt christen zijn, zij hebben een grote bewondering voor Jezus, zij willen, net als Hij, weldoende rondgaan, zij willen zijn voetspoor volgen van liefde, hoop en bemoediging ... maar hebben problemen met de kerk.
Vandaar de vraag: wat wordt er met die zin bedoeld? Welke kerk had Jezus voor ogen of in gedachten?
Hoe dan ook: wij mogen geen stukjes evangelie weglaten, omdat ze ons moeilijk vallen. Ook in moeilijke passages heeft God ons wat te zeggen.
Eerste Lezing uit de brief van Paulus aan de christenen van Rome 11,33-36
Hoe onuitputtelijk zijn Gods rijkdom, wijsheid en kennis, hoe ondoorgrondelijk zijn oordelen en hoe onbegrijpelijk zijn wegen.
‘Wie kent de gedachten van de Heer, wie was ooit zijn raadsman?
Evangelie: Matteüs 16,13-20
In die tijd kwam Jezus in de streek van Caesarea van Filippus en Hij stelde zijn leerlingen deze vraag: ‘Wie is, volgens de opvatting van de mensen, de Mensenzoon?’
‘Maar gij – sprak Hij tot hen –, wie zegt gij dat Ik ben?’
Simon Petrus antwoordde: ‘Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.’
‘GIJ ZIJT DE CHRISTUS'
Een tiental dagen geleden hoorden we nog in de lofzang van Maria: ‘Hij toont zijn macht, en drijft uiteen wie zich verheven wanen’. Zó is God: aan de kant van wie onrecht lijdt. Zó is dan ook de Christus, de Zoon van de levende God.
Als Hij zijn openbaar optreden begint, gebruikt Jezus trouwens deze woorden van Jesaja: ‘De Geest van de Heer heeft mij gezonden om verdrukten in vrijheid te laten gaan.’
En Hij licht toe ‘Het Schriftwoord dat gij hoort, is nu in vervulling gegaan.’ Laat er geen twijfel over bestaan. Hij kiest de kant van hen die geslagen worden, en niet van hen die slagen toebrengen.
Vandaag horen we dezelfde boodschap. De leerlingen herkennen Jezus als God zelf: ‘Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God’. Eigenlijk zegt Petrus: ‘zoals Gij handelt, zo is God’.
En dan antwoordt Jezus: ‘Omdat Gij dat hebt ingezien, zal ik op u mijn kerk bouwen’. Zijn Kerk leeft daar, waar mensen deze zending verder zetten, waar mensen aan de kant staan van hen, die geslagen worden, en niet aan de kant van hen die slagen toebrengen.
Misschien moeten wij wel zo de woorden verstaan, die we deze week, tot tweemaal toe in het evangelie lazen: ‘Veel eersten zullen laatsten en veel laatsten zullen eersten zijn.’
Het hoofd van de indianen had vier zonen. Hij wilde zijn zonen leren niet te vlug te oordelen. Hij zond hen alle vier uit, om naar een perenboom te gaan kijken, ver weg.
De eerste zoon vertrok in de winter, de tweede in de lente, de derde in de zomer, en de jongste tijdens de herfst.
Nadat ze allen na verloop van tijd terug waren riep hij hen bijeen om te beschrijven wat ze hadden gezien.
De eerste zoon zei dat de boom lelijk was, krom en warrig. De tweede zoon weerlegde dit en zei dat de boom vol stond met groene knoppen en dus vol beloftes. De derde zoon was het daarmee niet eens; hij zei dat de boom beladen was met bloesems die zeer zoet geurden en zeer mooi oogden. Het was het mooiste dat hij ooit had gezien. De laatste zoon was het niet eens met zijn drie broers; hij zei dat de boom rijk was aan fruit, vol van energie en kracht.
Het opperhoofd zei dat ze allen gelijk hadden omdat ze elk slechts een seizoen in het leven van de boom hadden gezien.
Hij verklaarde verder dat je noch een boom noch een mens kan beoordelen naar één seizoen. Je kan de essentie van wat ze zijn en de vreugde en liefde die van hen komen enkel op het einde meten, wanneer alle seizoenen voorbij zijn.
Als je het opgeeft in jouw winter dan mis je de belofte van jouw lente, de mooiheid van jouw zomer en de vervolmaking van jouw herfst.