Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
27-10-2018
ZONDAG 28 OKTOBER 2018
30ste ZONDAG B – 28 OKTOBER 2018
‘OVER ZIEN’
In het evangelie van vandaag horen we het bekende verhaal van Bartimeüs. Hij was blind, maar geloofde dat Jezus hem kon laten zien. En toen Jezus hem genezen had, wilde Bartimeüs voortaan naar de mensen en de wereld kijken zoals Jezus: vriendelijk, dankbaar en attent voor mensen die vaak over het hoofd worden gezien, of voor wie we gemakshalve de ogen sluiten.
Als christenen, als volgelingen van Jezus, vragen wij God: ‘Heer, open ook mijn ogen, opdat ik uw Boodschap mag zien en ze uitdragen.’
(Bron: ‘Zondagsvieringen Dominicanen’)
Zo spreekt de Heer:
`Jubel van vreugde om Jakob,
juich om de heerser van de volken.
Verkondig overal Gods lof met deze woorden:
`De Heer heeft redding gebracht over zijn volk,
over wat overbleef van Israël.'
Bedroefd gingen zij heen,
getroost leid Ik hen terug.
Ik voer hen naar stromende beken,
over gebaande wegen waarop ze niet struikelen.
Ik ben immers Israëls vader
(Jeremia 31,7en 9)
Langs de weg zat daar een blinde bedelaar.
Toen begon hij te schreeuwen:
‘Jezus, heb medelijden met mij!’
Jezus vroeg hem:
‘Wat wilt u dat ik voor u doe?’
De blinde antwoordde:
‘Rabboeni, zorg dat ik weer kan zien.’
Jezus zei tegen hem:
‘Ga heen, uw geloof heeft u gered.’
En meteen kon hij weer zien en hij volgde hem op zijn weg.
(Uit Marcus 10,46-52)
‘TOCH ÉÉN DIE JEZUS VOLGT OP ZIJN WEG’
Tijdens zijn leven hier op aarde heeft Jezus voortdurend geprobeerd de ware inhoud van zijn leer en zijn leven duidelijk te maken aan zijn leerlingen. Maar nog altijd dringen ze Hem in de rol van een triomfantelijke Messias-koning. En de bekoringen van ambitie en macht duiken telkens weer op in hun hart. Nu komt Jeruzalem in zicht. Zal er dan niet één enkele leerling zijn die zijn hart opent voor de 'echte' Jezus?
In het evangelie van vandaag ontmoeten wij zulk een echte leerling. Het is een blinde man. Wij kennen zijn naam, zoals wij die van de grote apostelen kennen. Hij heet Bartimeüs. Marcus verhaalt zijn wonderlijke genezing door Jezus. Wie gelovig het evangelie leest, gelooft ook dat Jezus zulke tekenen heeft gedaan. Maar tegelijk is het duidelijk dat iets nog belangrijker is dan de genezing zelf. Als er alleen maar de wonderlijke genezing was, dan zou Jezus enkel betekenis hebben voor de zieken die Hij genezen heeft. Maar het leed van de vele anderen die niet genezen werden, zou er zelfs nog groter door worden.
Het evangelie van vandaag leert dat voor deze blinde, die weer kan zien, en voor de velen die blind blijven en ook voor alle zienden het belangrijkste is: Jezus ‘écht' te zien en Hem te volgen op de levensweg die wij in zijn spoor mogen gaan. Jezus is immers het échte licht voor onze ogen, 'het Licht van de wereld’ (Joh. 8,12). Wie ogen heeft voor de barmhartige Jezus, zoals de blinde uit het evangelie van vandaag, wordt een waarachtige leerling.
Het valt op dat Jezus aan de blinde dezelfde vraag stelt als aan Jacobus en Johannes in het evangelie van vorige zondag: ‘Wat wil je dat Ik voor je doe?' (Mc. 10,36 en 10,51). Jacobus en Johannes verwachten van Jezus de vervulling van hun streven naar macht en roem: zitten aan zijn linker- en rechterhand. Zij streven hun doel na vanuit hun zelfzekerheid: wij zijn wel in staat de beker van het lijden te drinken om ons doel te bereiken! Maar de blinde verwacht zijn genezing vanuit zijn eigen kleinheid: 'Heb medelijden met mij!' (Mc. 10,47-48). En hij laat alles achter, zelfs zijn mantel, om naar Jezus toe te springen. Het is het gelovig vertrouwen in Jezus dat deze man redt. Jacobus en Johannes – met de andere leerlingen – moeten nog leren hun leven prijs te geven in de stijl van Jezus zelf om zo echte leerlingen te worden. De genezen blinde is reeds een echte leerling. Daarom noteert Marcus dat deze man Jezus volgt 'op zijn weg', de weg naar Jeruzalem, de weg van de prijsgegeven liefde. Dit is de echte 'visie' op Jezus en op het leven. Dat is het waarachtige 'zien'.
Zienden kunnen verblind zijn. En blinden kunnen oog hebben voor de diepe dingen. Er is duidelijk een diepere manier van zien. In 'De zweetdoek van Veronica' van Gertrud von Lefort heefteen oude blinde monnik de indruk dat de hele wereld in duisternis gehuld is. Het ongeloof lijkt de ogen van alle tijdgenoten verblind te hebben. Maar – omdat hij ziet met het hart – ontwaart deze monnik, heel alleen, een streepje licht aan de horizont. Er is meer te zien dan het journaal op TV en de vermoeide gezichten in de straten. We mogen spreken van een wereld vol wonderen om ons heen:
het gelaat van een milde mens, een zandweg in de hei, het spel van onze kinderen. Niemand van ons herinnert zich zijn eerste blik op de wereld. Maar er waren voor ieder van ons ogenblikken dat wij ineens 'méér' zagen. Zij worden in het geheugen van ons hart bewaard.
Ik herinner me hoe ik na een ziekte de zon door de gordijnen zag priemen als nooit tevoren. En plots ontdekte ik het 'zien van het hart', plots besefte ik: ik leef nu ... drie kleine woordjes ... en elk van hen is een wonder.
Ik herinner me uit de jeugdbeweging een kleine jongen die met zijn verroeste fiets ons niet kon volgen op onze tocht ... en opeens zag ik zag zijn 'vraag', zijn stille oproep naar mij, zijn leider ... zijn blik kreeg een nieuwe diepte.
Zo denk ik ook aan zoveel kleine woordjes, zwart op wit gelezen in het evangelie ... eerst gezien met de ogen ... dan gelezen met het hart ... voor altijd in het hart geschreven, en daar steeds weer opnieuw herlezen.
En is het grootste wonder niet: de stroming van de liefde door de woestijnen van het leven? Laten we proberen om deze stroom met heel heldere, door God gezegende ogen, te volgen tot in de Bron zelf, die ons hart opbeurt: Jezus, weerloos in de liefde, die Gods barmhartigheid tastbaar maakt?
Laten we, als ons hart weer verblind geraakt, op Jezus roepen vanuit het diepste van ons wezen. Laten we op Hem vertrouwen. Je geloof heeft je gered', zegt Hij. Dan ligt zijn weg voor ons open.
(Gebaseerd op een homilie van wijlen Mgr. Paul Schruers)
Waarom werkt heel rijk zijn vaak als een soort van verslaving?
Het blijft me intrigeren: waarom mensen die in mijn ogen al ontzettend veel geld verdienen zo nodig allerlei louche of strafbare toeren willen uithalen om per se nog meer binnen te rijven?
Ge kunt het toch niet meenemen als ge doodgaat, zei mijn oude buurvrouw altijd.
En zeg nu zelf: als je een mooi huis hebt met een zwembad en een schitterende auto en prachtige kleren en zelfs nog een tweede huis in een warm land, wat kun je dan verder nog doen met je geld? Nog meer spullen zouden je alleen maar meer kopzorgen opleveren en daar zit niemand op te wachten. Je kunt luxueuze reizen maken, maar ook dat niet meer dan er dagen in een jaar zijn en dat is voor iedereen evenveel. Het lijkt erop dat wie eenmaal in de ban is van de macht van het geld, ingestapt is voor een duizelingwekkende vlucht die steeds sneller gaat en waarbij je niet meer kunt uitstappen.
In de bijbel wordt de mens voor de radicale keuze gesteld: God of de mammon. God of de afgod van geld en rijkdom.
Ofwel laat je je leven beheersen door het goede. Je probeert eerlijk te zijn en iedereen het zijne te gunnen. Je zorgt voor jezelf, maar ook voor de anderen. Je probeert niet meer te nemen dan je toekomt. Je hebt iets over voor wie het minder goed heeft.
Ofwel ga je blind het geld achterna: steeds meer, steeds verder, steeds gewaagder. Je gaat al gauw vooral om met mensen die ook zoveel geld hebben en dan wordt jouw huis, zwembad, auto… het nieuwe normaal. Je vergeet dat je uitzonderlijk rijk bent en je blijft verder graaien, om de sport of omdat je het niet meer kunt laten. Je hebt je ziel verkocht. En misschien ga je dan op de duur zelfs dingen doen als geld witwassen dat van mensenhandel afkomstig is of voetbalmatchen vervalsen om je belangen veilig te stellen. Alles om nog meer geld in te pikken. Ik probeer het me maar in te denken.
Als er ergens zoveel geld verdiend wordt, zit er altijd een luchtje aan, zei mijn buurvrouw ook nog.
Het is nooit gewoon een wedde maal tien of maal vijftig. Het geld wordt op een andere manier binnengehaald, via mechanismes die de meeste mensen vreemd zijn. Er zijn altijd slachtoffers, dichtbij of veraf, aan wiens leed je niet wil denken. Het is altijd ten koste van hun leven, gezondheid of geluk dat het geld verdiend wordt. Maar dat moet je kunnen negeren, als echte rijke.
Beter dus om er niet aan te beginnen. Je niet laten verleiden tot een beetje gesjoemel om bij het clubje te horen. Want voor wie er eenmaal aan begint, is er bijna geen weg terug. Je hebt immers steeds meer te verliezen. Je moet alles overeind houden, iedereen die ertoe doet te vriend houden, en je raakt steeds dieper in het web verstrikt. Tot het scheurt, vroeg of laat. Of niet natuurlijk. Want meestal blijven rijken gewoon rijk. Misschien moeten we het hen met zijn allen nog een heel stuk moeilijker maken. Schone handen, het blijft iets om naar te streven.
(Kolet Janssen, in KerkNet Nieuwsbrief, 21 oktober 2018)