Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
15-10-2017
GEDICHT VAN DE WEEK
DROOM
Alles wat anders werd en wat verdween
draag ik terwijl ik loop achter mijn ogen
toch onverliesbaar mee, en onbewogen,
al ligt de wegel onder vuistdik steen.
De wereld onbeweeglijk eens is heen,
verzonk terwijl ik toekeek als een droge
zandbank in zee onzichtbaar weggezogen
en wat ik droom droom ik wellicht alleen.
Anton van Wilderode
We hebben in onze dorpen al van alles geslikt: Noormannen, monniken, roofridders, voetbranders. bokkenrijders, de tiende penning, belastingen op zout, vensters, keldergaten en paarden, de circonscription, de loting, het jus primae noctis, de Sint-Pieterspenning, de missiepreken, de collaboratie, de wet op de onteigeningen en de verhaalbelastingen, het kijk- en luistergeld en de veiligheidsgordels, de garnizoenen van het Barrière-traktaat. Maar dit wordt dan nu het laatste: de moderne spits-economie, het industriepark, de nucleaire versmachting. Waarom hebben wij eigenlijk nog dorpen?
(Johan Struye: ‘Ik weet nog hoe het was … dorpen in Vlaanderen’ p. 164)
Ook vandaag botst Jezus, in het evangelie, met de hogepriesters en de oudsten van het volk: zijn milde barmhartigheid belet Hem niet om manifeste onwil en huichelarij te ontmaskeren en aan de kaak te stellen. Maar het evangelie wil nooit zomaar een stukje geschiedenis zijn, of een stichtend verhaal over die wondere man van lang geleden. Zoals steeds spreekt Jezus tot ons, hier en nu. We mogen het gerust zo stellen: de historische Jezus – die merkwaardige mens – is verleden tijd, evenzeer als Napoleon, Luther, Karel de Grote en alles wat zich honderden of duizenden jaren geleden voordeed. Zijn woorden echter, zijn daden, kortom zijn hele manier van leven en alles wat men Hem aandeed – inclusief zijn verworpenheid, lijden, dood en verrijzenis – zijn van alle tijden en zijn zeker vandaag actueler dan ooit.
Dat geldt ook voor de vele twisten tussen Jezus en de hogepriesters, de schriftgeleerden, de oudsten van het volk en alle andere specialisten van de letter van de wet. Daarbij gaat het steeds over het verschil tussen uiterlijk vertoon voor het oog van de mensen en innerlijke ommekeer van het hart: ‘Honest to God’ – ‘Eerlijk voor God’ – titelde de Anglicaanse bisschop John Robinson reeds in 1963. Het is een keuze die ook wij moeten maken. Leven wij voor de leugen van de schone schijn, of durven wij echt eerlijk en oprecht zijn en God recht in de ogen kijken, zij het rouwmoedig en nederig, ten volle bewust van onze tekorten … want ‘zalig zijn de zuiveren van hart …’
In die tijd zei Jezus tot de hogepriesters en de oudsten van het volk:
‘Het Rijk der hemelen gelijkt op een koning
die een bruiloftsfeest gaf voor zijn zoon.
Hij stuurde zijn dienaars uit om allen te roepen
die hij tot de bruiloft had uitgenodigd,
maar zij wilden niet komen.
Toen sprak de koning tot zijn dienaars:
‘Het bruiloftsmaal staat klaar,
maar de genodigden waren het niet waard.
Gaat dus naar de kruispunten der wegen
en nodigt wie ge er maar vindt, tot de bruiloft’.
Zijn dienaars gingen naar de wegen
en brachten allen mee die zij er aantroffen, slechten zowel als goeden,
en de bruiloftszaal liep vol met gasten.
Toen nu de koning binnenkwam en de gasten zag,
merkte hij daar iemand op die niet voor de bruiloft gekleed was.
En hij sprak tot hem:
‘Vriend, hoe zijt gij hier binnengekomen zonder bruiloftskleed?’
Maar de man bleef het antwoord schuldig.
Toen sprak de koning tot de bedienden:
‘Bindt hem aan handen en voeten
en werpt hem buiten in de duisternis.’
(Matteüs 22,1-14, gedeeltelijk)
INGAAN IN GODS RIJK
Parabels willen ons altijd iets leren over Gods plan met mens en wereld. Meer bepaald over de komst van Gods Rijk, dat een aanvang neemt met de komst van Jezus! Allen zijn we uitgenodigd om binnen te gaan in dit Rijk. Gaan wij in op die uitnodiging? Wie de uitnodiging aanvaardt, moet wel de gepaste kledij dragen: Bijbelteksten – inzonderheid Jezus’ eigen woorden – willen ons daarbij richting geven. Gods Rijk is uiteraard geen stuk land. Het is eerder een toestand of een manier van leven. Gods Rijk is daar waar God God, en een mens mens mag zijn.Dáár of dán is God zo menselijk aanwezig, dat Hij bijna zichtbaar en tastbaar tussen ons leeft. Jezus heeft niets anders gedaan: waar Hij kwam werd Gods Rijk een levende werkelijkheid door zijn omgang met God – zijn gebed om in stilte bij zijn Vader te zijn – en zijn omgang met de mensen, met een voorkeur voor de mens in de miserie, de arme, de zieke, de uitgestotene, de zondaar. Zo ging Hij weldoende rond in Palestina, met zijn 12 volgelingen, zijn 12 ‘armoezaaiers’, want ze lieten alles achter om Hem te volgen. Maar diep binnenin waren ze rijk! Ze leefden hier met Jezus op aarde…en leven met Jezus is binnengaan in Gods Rijk, het Rijk der hemelen.
Waarom gingen en gaan mensen niet spontaan in op de uitnodiging? Het groepje van 12, van toen, was toch niet zo groot? En waarom zijn er nu – schijnbaar – steeds minder gelovigen? Het klinkt niet erg positief, en ik ken het antwoord ook niet ten volle. Bovendien zou een zoektocht naar een antwoord op die vraag veel te ver leiden en heel wat nuances vergen. In ieder geval: het was vroeger ook niet vanzelfsprekend om Jezus te volgen en te vertrouwen op zijn woord, of beter: om te vertrouwen op het Woord dat Hij was. Hier komt geloof bij te pas. Kan ik geloven dat God, die onzichtbaar is, met mij begaan is? Wat ik zeker weet en geloof, is dat Hij zichtbaar wordt in mensen, die Hem tot leven brengen.
Naarmate je ouder wordt, worden meer en meer mensen uit je leven weggenomen. Mensen, die je dierbaar waren. Zo denk ik aan mijn eigen moeder, en zie ik weer haar geloof dat zo eenvoudig was. Ze had ‘ja’ gezegd, en haar ‘ja’ was ‘ja’. Heel geleerd en heel geletterd was zij niet, maar wel oprecht, eerlijk en trouw, kortom 'zuiver van hart', zoals de zaligsprekingen zeggen. Met de woorden van het evangelie van vandaag mogen we dan zeggen: 'zij had zich gekleed voor het bruiloftsmaal.'
Zo komen we bij het verrassende slot van het evangelie. ‘Vriend’, zo noemt de gastheer één van de genodigden en stuurt hem de deur uit. Hij had niet de passende kledij. We krijgen hier een scherp beeld om de aandacht te trekken op een wèl te verstane boodschap: ‘ja’ zeggen betekent: gegevenheid en toewijding. Wij zijn vrij Gods boodschap te aanvaarden, maar dat kan niet op om het even welke manier! Het veronderstelt dat we 'ja' zeggen aan Jezus en dat ons 'ja' daadwerkelijk een 'ja' is, dat beleefd wordt. De vele kleine keren dat we ‘neen’ zeggen aan Jezus worden beetje bij beetje een levensgroot ‘NÉÉN’, een levenswijze, die niet past bij Gods Rijk. Dan is het alsof we stiekem op het feest willen binnenglippen zonder de passende kledij.
Maar met die passende kledij hebben we als kerk en als gelovigen heel wat te bieden aan de wereld, waarin we leven! Want vele mensen zijn op de dool, op zoek naar wat hun leven écht de moeite waard maakt.
Mogen wij verder blijven geloven in Jezus’ boodschap en nederig genoeg zijn, om te geloven in de wonderen, die met kleine middelen en in simpele daden kunnen gebeuren. ‘Ja’ zeggen, en klein kunnen beginnen, met een glimlach, een bemoedigend woord, een helpende hand. Moge het ons lukken, samen met andere mensen van goede wil, ook al delen zij onze mening niet!
Een handvol woningen, de razernij van verkeer in zijn stormloop naar de kust: Zoetendale.
Hoe alles vervalt, hoe alles verdwijnt.
‘Sic transit gloria mundi.’
‘Oú sont les neiges d’antan?’
Ook de abdij van Zoetendale bleef niet. Abdij van het zoete dal. Wie heeft nog weet van haar glorie? Wie getuigt nog van haar robuuste verankering in de zompige polders van weleer? Hoe ver in het heelal is intussen het beeld gereisd van haar schoonheid op een wintermorgen, toen de middeleeuwse zon opging boven de fraaie, met verse sneeuw afgelijnde contouren? Waar zijn de monniken, abten en pachters die hier hebben geleefd, gebeden en gewroet? Tussen welke sterren bevindt zich hun silhouet? Wie heeft gezien hoe ze bunder na bunder aan de natuur ontworstelden, prepareerden voor vruchtbare cultuur?
Alles weg, verzonken in het zand der tijd.
En toch – zoals de mammoet verrijst uit de opgedolven slagtand, verrijst het verleden uit het verhaal. Het historisch verhaal: over stichters Lambrecht en Beatrix van Poele, over bloei en godsdiensttroebelen, over Joris Wittebrood, de laatste abt, levenloos dobberend in de Damse Vaart in het rampenjaar 1584, toen ook Willem van Oranje zijn ‘pauvre peuple’ aan de heer moest overlaten. Het verhaal van de dichter, dat elke kerstnacht monniken opstaan uit hun graf, daar waar ooit de kerk van Zoetendale stond. Kaarsen flakkerend boven het hoofd geheven, volgen ze hun abt in de rondgang van het voormalig goed. Driemaal, feilloos hun schreden richtend langs het spoor van de oude omwalling. Ze gingen, en Zoetendale luistert. Tot de liederen verstillen, de kaarsen doven, de automotoren het weer overnemen.
Waar is de sneeuw van eertijds? De glorie van de wereld?