Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
26-09-2015
MEDITEREN OP ZONDAG
‘HEER, WIJS DE WEG AAN ONZE VOETEN’
Ook vandaag tonen de lezingen nog dat Jezus op radicale wijze vraagt om Hem te volgen. Weer klinkt de taal bijzonder hard, zowel bij Jakobus als bij Jezus zelf in het evangelie.
Maar we weten inmiddels dat deze manier van spreken niet bedoeld is om kleine, zwakke mensen op te zadelen met verpletterende schuldgevoelens, maar in dienst staat van zijn blijde boodschap van liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid en trouw, zachtheid en ingetogenheid …
Want dat zijn de vruchten van zijn Geest, die ons tot nieuwe, andere mensen maakt.
En nu iets voor u, rijken!
Weeklaag en jammer
om de rampspoed die over u komt.
Uw rijkdom is verrot
en uw kleding is door de mot aangevreten.
Uw goud en zilver is verroest,
en die roest zal tegen u getuigen
en als een vuur uw lichaam verteren.
(Brief van Jakobus 5,1-2)
Als je hand je op de verkeerde weg brengt,
hak ze dan af …
Als je voet je op de verkeerde weg brengt,
hak hem dan af …
En als je oog je op de verkeerde weg brengt,
ruk het dan uit …
(Marcus 9,43.45.47)
RADICAAL EN BARMHARTIG
Als we vanuit het evangelie proberen een beeld van Jezus te vormen, vinden wij wel eens tegenstrijdige trekken. Vandaag klinkt alles bijzonder streng en veeleisend: 'Gij zijt rijk, maar uw rijkdom is verrot', lezen we bij Jakobus en bij Jezus zelf klinkt al even hard: 'Dreigt uw hand u aanleiding tot zonde te geven, hak ze af'. Het is zo radicaal gesteld dat het onhaalbaar wordt. En dan kennen we ook dat heel andere verhaal van de overspelige vrouw, die genade vindt bij Jezus, met die veelzeggende woorden: 'Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen'. Daar triomfeert Gods mildheid en barmhartigheid.
Misschien mogen we het zo zeggen: 'Mild voor anderen, radicaal voor onszelf'. Dat vraagt Hij van ons. En we moeten toegeven dat we dat wel eens omdraaien en dat wij altijd wel een excuus vinden om onze eigen tekorten goed te praten, en dat wij gemakkelijk klaar staan om de ander met de vinger te wijzen. Wij kennen trouwens dat andere woord van Jezus wel: 'Waarom ziet gij wel de splinter in het oog van uw buurman, en niet de balk in uw eigen oog'.
Toch mag die radicaliteit van Jezus ons niet tot onnodige schuldgevoelens of zelfverwijten leiden. Jezus schetst een ideaal, een streefdoel … maar idealen en streefdoelen liggen doorgaans hoger en verder, dan datgene wat wij in ons leven kunnen bereiken. Zo is het ook met de woorden van vandaag: als wij ze letterlijk opnemen, is het onmogelijk om dat na te leven, en worden wij verlamd in ons streven, dan verliezen wij de moed, en tegelijkertijd de mogelijkheid om ten volle de levensvreugde te smaken, die zijn blijde boodschap ons wil geven.
Tegenover de veeleisendheid van de woorden van Jezus, zullen wij wel altijd in gebreke blijven. Ook hier kennen wij Jezus' woord: 'de geest is gewillig, maar het vlees is zwak'. Bij vele mensen mogen wij zeker spreken van een goede wil om naar het woord van Jezus te leven, maar toch moeten wij vaststellen, dat ook wij zelf regelmatig er niet in slagen om dat hoge ideaal elke dag evenzeer in praktijk te stellen.
Zijn wij daarom slechte mensen? Zeker niet. Waar het op aankomt, is dat wij inderdaad als diepste keuze in ons leven, de keuze voor het goede maken … en dan dat wij leren leven, leren omgaan met onze zwakheden en kleine kanten.
In deze zin is het een genade voor ons als wij goede vrienden kennen, die van ons houden, met onze goede en met onze minder goede kanten. De mildheid waarmee zij ons benaderen is een beeld van de mildheid, waarmee God zelf naar ons kijkt. Een mooi woord zegt het zo: 'een vriend is iemand, die alles van je weet, en toch van je houdt'. Zo is een goede vriend een eminent beeld van God voor ons. Laat ons daarom, zonder laksheid, ook mild zijn voor onszelf, en van onszelf houden, zonder egoïsme maar in de mooie, goede betekenis van het woord.
Er zijn mensen die door hun eigen misdaad zo diep geraakt en geschonden worden, dat ze niet meer in staat zijn een normaal menselijk leven te leiden. Iemand zei: 'De dag dat ik die ander vermoordde, heb ik eigenlijk mezelf vermoord.'
Na een gevangenisstraf van soms wel twintig of dertig jaar willen velen niet meer vrij zijn. Anderen kunnen de herwonnen vrijheid gewoon niet aan. Ze slagen er maar niet in hun verleden op de juiste manier te verwerken.
Ik zag hem zitten in zijn cel. Hij leek opgelucht. Eindelijk terug binnen, terug veilig. In zijn hart had hij de gevangenis nooit verlaten. Toen hij enkele jaren geleden vrijkwam, had hij zich als een vreemde in de wereld gevoeld. De mensen waren nochtans goed voor hem geweest. Ze hadden het onmogelijke gedaan om hem te helpen, hem uit zijn isolement te halen en van hem weer een mens te maken. Hij had het niet gewild. Ooit had hij tegen iemand gezegd: 'Bewust blaas ik alle bruggen op naar de mensen toe. Ik wil met niemand nog contact.' En toen was er een diep zwijgen over hem gekomen. Was het omdat hij zich schaamde over zijn misdrijf? Of zag hij in alle mensen zijn slachtoffer terug? Hij vroeg zelf om weer naar de gevangenis te mogen gaan, maar men deed alles om hem erbuiten te houden. Hij huurde twee kamers en richtte een ervan in als gevangeniscel, alsof hij zichzelf wilde straffen voor het leven. Soms sloot hij zich op en liet hij zich, precies zoals in de cel, op vaste tijdstippen wat eten brengen. De gevangenis was een stukje van hemzelf geworden. Hij koesterde ze. Hij voelde zich afgeschreven, niet door de mensen, maar door datgene wat hij gedaan had.
De gevangenis deed hem goed. Daar hoefde hij met niemand rekening te houden. Alles was elke dag hetzelfde. Dat had hij graag. De bewakers waren vriendelijk maar kregen met hem geen contact. Uren zat hij wezenloos op een stoel naar de bekraste muur te staren. Zijn cel was zijn thuis. De dag dat zijn slachtoffer begraven werd, had hij besloten ook zichzelf te begraven. De gevangenis was zijn graf.
Maar op een dag kreeg hij in het kader van de actie voor gevangenen van Bond zonder Naam een klein pakje, met daarbij een heel fijn briefje van een kind. Het begon met Lieve meneer en eindigde met een kus. Toen waren er langzaam dikke tranen uit zijn ogen gerold en had hij voor het eerst zelf de bewaker aangesproken en gezegd: 'Dit briefje, kijk, dit briefje moet ik aan de muur plakken. Ik moet het elke dag lezen.' Vanaf die dag begon hij langzaam te ontdooien.
Wat grote mensen en deskundigen niet konden, had een klein kind klaargespeeld: een in zijn hart bevroren mens ontdooid, een dode uit zijn graf gehaald.