Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
16-04-2011
PALMZONDAG
PALMZONDAG, 17 APRIL 2011
Het is een oude traditie om op Palmzondag palmtakjes te zegenen en ze dan mee naar huis te nemen om ze een plaatsje te geven achter het kruisbeeld in de huiselijke kring.
Deze palmtakjes verwijzen naar de vreugde omdat we in Jezus de Messias hebben gevonden, Hij die ons leven zin en toekomst geeft.
Maar tegelijk herinneren deze takjes ons aan de tragiek en het onbegrip, de pijn en het lijden die Jezus moest doorstaan, en die mensen nog steeds moeten doorstaan omwille van hun geloof en hun inzet voor een meer rechtvaardige en meer liefdevolle wereld.
De groep naderde Jeruzalem en kwam in Betfage op de Olijfberg. Daar stuurde Jezus twee leerlingen eropuit met de opdracht: Ga naar het dorp daar vlak voor je. Jullie zullen er meteen een ezelin vinden die vastgebonden staat en een veulen bij zich heeft. Maak ze los en breng ze bij Me. En als iemand jullie iets zegt, zeg dan: 'De Heer heeft ze nodig, maar Hij stuurt ze meteen terug.'
Dit is gebeurd opdat vervuld zou worden wat bij monde van de profeet gezegd is: Zeg tegen de dochter Sion: zie, uw koning komt naar u toe, zachtmoedig en zittend op een ezel, op een veulen, het jong van een lastdier.
De leerlingen gingen en deden wat Jezus hun opgedragen had. Ze brachten de ezelin en het veulen, legden er kleren overheen, en Hij ging erop zitten.
Zeer veel mensen spreidden hun kleren op de weg, anderen sneden takken van de bomen en legden die op de weg. Zowel de menigte die voor Hem uitging als die welke Hem volgde, schreeuwde: Hosanna, de Zoon van David. Gezegend is Hij die komt in de naam van de Heer. Hosanna in de hoogste hemel.
Toen Hij Jeruzalem binnengetrokken was, kwam de hele stad in beweging en ze vroegen: Wie is dat? De mensen zeiden: Dat is de profeet, Jezus uit Nazareth in Galilea. (Matteüs 21,1-11)
PALMWIJDING
God, zegen deze groene takken die de winter overleven, zegen ze als hoopvolle tekens van leven op aarde,
zegen deze palmen en de huizen en kamers waarin ze straks een plaatsje krijgen.
Zegen de mensen die er wonen en die ons dierbaar zijn. Zegen ook allen, God, die in hun leven de weg van Jezus gaan en op die weg met lijden worden geconfronteerd.
Zegen hen, zegen ons allen met uw liefde en vrede in Jezus Christus, onze Heer. Amen.
Hij was maar een man op een ezel, eenvoudig en zonder aanzien. Zonder grote parade, zonder lijfwachten, geen speciale veiligheidsmaatregelen, geen afrasteringen, geen geblokkeerde wegen.
Hij was maar een man op een ezel, de koning der armen, de Messias van dienst. Zonder troon, zonder plechtige ontvangst, zonder diplomatieke aanwezigheid.
Hij was maar een man op een ezel, vol aandacht voor de minstbedeelden, vol zorg voor de uitgestotenen en toch in verzet tegen uitbuiting en onrecht
Hij was de man op de ezel, de zachtste van alle mensen. Hij reed op een zacht dier Jeruzalem binnen.
In de schoot van een zwangere vrouw zijn drie embryo's. Eén ervan is een kleine gelovige, een andere een kleine twijfelaar en de derde een kleine scepticus.
De kleine twijfelaar vraagt: geloof jij eigenlijk aan een leven na de geboorte?
De kleine gelovige: ja zeker, dat bestaat. Ons leven hier is zo gedacht dat wij groeien en ons op het leven na de geboorte voorbereiden, zodat we dan sterk genoeg zijn voor wat ons dan te wachten staat.
De kleine scepticus: Onzin, zoiets bestaat niet. Hoe zou er dat dan wel uitzien, een leven na de geboorte?
De kleine gelovige: dat weet ik ook niet precies. Het zal veel klaarder zijn als hier. En misschien zullen wij rondlopen en met de mond eten.
De kleine scepticus: wat een onzin. Rondlopen, dat gaat toch niet. En met de mond eten, wat voor een zonderling idee. Er is toch alleen maar de navelstreng die ons voedt. Buiten dat gaat het toch helemaal niet, dat er een leven na de geboorte zou zijn, omdat de navelstreng nu al veel te kort is.
De kleine gelovige: heel zeker gaat dat. Het zal allemaal een beetje anders zijn.
De kleine scepticus: er is nog niemand terug gekomen na de geboorte. Met de geboorte is het leven ten einde. En het leven hier is niets dan kwelling, en donker.
De kleine gelovige: ook al weet ik het niet zo precies, hoe het leven na de geboorte eruit ziet, in ieder geval zullen wij dan onze moeder zien en zal zij voor ons zorgen.
De kleine scepticus: Moeder??? Geloof jij in een moeder? Waar is die dan, asjeblieft?
De kleine gelovige: wel hier, overal. rondom ons. Wij zijn in haar en leven in haar en door haar. Zonder haar kunnen wij niet bestaan.
De kleine scepticus: quatsch! Van een moeder heb ik nog niets gemerkt, dus bestaat zij ook niet.
De kleine gelovige: vaak, als wij heel stil zijn, kan je haar horen zingen. Of voelen hoe zij onze wereld streelt.
De kleine twijfelaar vraagt: en als er dan een leven na de geboorte is, zal de kleine scepticus dan bestraft worden, omdat hij daaraan geen geloof heeft gehecht?
De kleine gelovige: dat weet ik niet zo precies. Misschien krijgt hij een klap, waardoor hij de ogen opent en het leven kan beginnen.
Hij is een arm, oud man, de grijze mislezer met zijn kaal hoofd, en die der wereld niet behagen kan.
Onder het krakend geweld van goud en brokaat, voor een snobsenpubliek leest hij de Mis, gansch in het wit. Hij kent de overspelige vrouw die recht staat, en de woekermeneer die daar zit. Hij is simpel en moe, hij beseft de zonde en den strijd, diep en fel: de vrouw die de wimpers luifelt en van den man het wulpsch oogenspel. Hij weet de verwaandheid van dit rijk geslacht en hun trots op vleesch en kleed. Hij murmelt zijn snelle gebeden heel zacht en buigt zijn kaal hoofd in leed.
Hij spreekt geen woord hooger dan de kabbel-lijn van één toon. Hij is eerbiedig en oud en de nederigste man in Gods woon. Hij opent de armen en teekent een fel kruis: onder die zegening gaan de vunze vrouw en de dikke meneer lachend naar huis; zij hoorden een half uur, verstrooid, zijn onhoorbare taal. Maar hij schouwt hen aan met de droefheid van Job op zijn vaalt. Onder de vracht van goud en brokaat, bidt hij, stil en gebroken. Hij is eenvoudig en oud en zijn kennis is in simpelheid verdoken.
Zijn schoenen gapen: zijn hoed heeft kleur noch vorm. Maar hij bidt kindsch en eenzelvig naar Christus, die hangt boven d'aarde "lijk een worm".
(Marnix Gijsen)
---
PSALM 22
Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten? U blijft ver weg en redt mij niet, ook al schreeuw ik het uit.
Mijn God! roep ik overdag, en u antwoordt niet, s nachts, en ik vind geen rust.
Op u hebben onze voorouders vertrouwd; zij hebben vertrouwd en u verloste hen,
tot u geroepen en zij ontkwamen, op u vertrouwd en zij werden niet beschaamd.
Maar ik ben een worm en geen mens, door iedereen versmaad, bij het volk veracht.
Allen die mij zien, bespotten mij, ze schudden meewarig het hoofd:
Wend je tot deHEER! Laat hij je verlossen, laat hij je bevrijden, hij houdt toch van je?
Blijf dan niet ver van mij, want de nood is nabij en er is niemand die helpt.
Loof hem, allen die de HEER vrezen, breng hem eer, kinderen van Jakob, wees beducht voor hem, volk van Israël.
Hij veracht de zwakke niet, verafschuwt niet wie wordt vernederd, hij wendt zijn blik niet van hem af, maar hoort zijn hulpgeroep.
De vernederden zullen eten en worden verzadigd. Zij die hem zoeken, brengen lof aan deHEER. Voor altijd mogen jullie leven!
Een nieuw geslacht zal hem dienen en aan de kinderen vertellen van de Heer;
aan het volk dat nog geboren moet worden zal het van zijn gerechtigheid verhalen: hij is een God van daden.