DE MISLEZER.
(Zondagmis 12.15 u) "sicut vermis"
Hij is een arm, oud man, de grijze mislezer met zijn kaal hoofd, en die der wereld niet behagen kan.
Onder het krakend geweld van goud en brokaat, voor een snobsenpubliek leest hij de Mis, gansch in het wit. Hij kent de overspelige vrouw die recht staat, en de woekermeneer die daar zit. Hij is simpel en moe, hij beseft de zonde en den strijd, diep en fel: de vrouw die de wimpers luifelt en van den man het wulpsch oogenspel. Hij weet de verwaandheid van dit rijk geslacht en hun trots op vleesch en kleed. Hij murmelt zijn snelle gebeden heel zacht en buigt zijn kaal hoofd in leed.
Hij spreekt geen woord hooger dan de kabbel-lijn van één toon. Hij is eerbiedig en oud en de nederigste man in Gods woon. Hij opent de armen en teekent een fel kruis: onder die zegening gaan de vunze vrouw en de dikke meneer lachend naar huis; zij hoorden een half uur, verstrooid, zijn onhoorbare taal. Maar hij schouwt hen aan met de droefheid van Job op zijn vaalt. Onder de vracht van goud en brokaat, bidt hij, stil en gebroken. Hij is eenvoudig en oud en zijn kennis is in simpelheid verdoken.
Zijn schoenen gapen: zijn hoed heeft kleur noch vorm. Maar hij bidt kindsch en eenzelvig naar Christus, die hangt boven d'aarde "lijk een worm".
(Marnix Gijsen)
---
PSALM 22
Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten? U blijft ver weg en redt mij niet, ook al schreeuw ik het uit.
Mijn God! roep ik overdag, en u antwoordt niet, s nachts, en ik vind geen rust.
Op u hebben onze voorouders vertrouwd; zij hebben vertrouwd en u verloste hen,
tot u geroepen en zij ontkwamen, op u vertrouwd en zij werden niet beschaamd.
Maar ik ben een worm en geen mens, door iedereen versmaad, bij het volk veracht.
Allen die mij zien, bespotten mij, ze schudden meewarig het hoofd:
Wend je tot deHEER! Laat hij je verlossen, laat hij je bevrijden, hij houdt toch van je?
Blijf dan niet ver van mij, want de nood is nabij en er is niemand die helpt.
Loof hem, allen die de HEER vrezen, breng hem eer, kinderen van Jakob, wees beducht voor hem, volk van Israël.
Hij veracht de zwakke niet, verafschuwt niet wie wordt vernederd, hij wendt zijn blik niet van hem af, maar hoort zijn hulpgeroep.
De vernederden zullen eten en worden verzadigd. Zij die hem zoeken, brengen lof aan deHEER. Voor altijd mogen jullie leven!
Een nieuw geslacht zal hem dienen en aan de kinderen vertellen van de Heer;
aan het volk dat nog geboren moet worden zal het van zijn gerechtigheid verhalen: hij is een God van daden.
(Psalm 22, verzen 2, 3, 5 9, 12, 24,25, 27, 31, 32)
|