Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
20-01-2013
MAANDAG 14 JANUARI 2013
INTERMEZZO 2
Al pratende met elkaar bij de ‘PRESÉPIO’, die Rosa zo vroom, kunstig en kinderlijk eenvoudig, over de loop van heel wat jaren opgebouwd had, werd ons plots duidelijk wat aan het einde van vorige beschrijving als impressie werd neergeschreven:
En dat gebeurde allemaal terwijl alles gewoon doorging alsof er niets gebeurd was, hoewel net dan en daar de wereld en de geschiedenis ondersteboven gekeerd werden. De huizekes in Bethlehem bleven gewoon de huizekes in Bethlehem, de herberg bleef gewoon de herberg en de harteloze Herodes bleef gewoon de harteloze Herodes, en niemand had er ook maar enig besef van dat, net daar en net toen ALLES ANDERS WERD ... met slechts enkele stille getuigen, die nooit de grote boeken van de geschiedenis haalden, maar die er wèl bij waren, toen dat wondere kindje geboren werd, dat dertig jaar later ook zijn dorp, zijn huis en zijn familie zou verlaten, om een NIEUW LEVEN te beginnen.
Voorts mijmerend daarover schoot mij plots te binnen dat eenzelfde gedachte op poëtische en aangrijpende wijze werd weergegeven door de Engelse dichter W. H. Auden in: Musée des Beaux Arts’, bij de beschouwing van een schilderij van Pieter Brueghel: ‘De val van Icarus’:
Musée des Beaux Arts.
Wat het lijden betreft vergisten zij zich nooit
de Oude Meesters : hoe goed begrepen zij
zijn menselijke rang ;
hoe het plaats heeft
terwijl iemand anders aan het eten is
of een raam opent
of net traag voorbijloopt ;
hoe, terwijl de oudere mensen eerbiedig, vol hartstocht
op die wonderlijke geboorte wachtend, er altijd
kinderen zijn die niet per se wilden dat het gebeurde
schaatsend op een vijver
aan de rand van het bos ;
zij vergaten nooit dat
zelfs het verschrikkelijke martelaarschap
zich moet voltrekken
ergens in een hoek
op een rommelige plek,
waar de honden doorgaan met hun hondse leven
en het paard van de beul
zijn onschuldige billen schurkt aan een boom.
Op Brueghels Icarus bijvoorbeeld,
zoals alles zich op zijn dode gemak
van de ramp afkeert ;
de man achter de ploeg
zou de plons gehoord kunnen hebben,
de verloren kreet
maar voor hem was het geen belangrijk fiasco ;
de zon scheen, zoals het moest,
op de witte benen
die verdwenen in het groene water ;
en het kostbare, fragiele schip,
dat iets merkwaardigs gezien moet hebben,
een jongen, die uit de hemel viel
moest ergens heen
en zeilde rustig door.
Op eenzelfde meesterlijke wijze heeft dezelfde Vlaamse kunstenaar trouwens het kerstgebeuren in Vlaanderen geplaatst: ‘De volkstelling te Bethlehem’. De Nederlandse kunstcritca Drs. Aukje Bos-Geertsema schrijf hierover zeer treffend:
'Een vrouw veegt driftig sneeuw weg. Er wordt getimmerd, sprokkelhout verzameld en een varken geslacht. Kinderen vermaken zich op het ijs en spelen in de sneeuw. Er zijn lieden die zich warmen bij een vuur; anderen zoeken vertier bij een holle boom die als kroeg fungeert. Verschillende mensen zijn nog onderweg. Van de overkant van de bevroren rivier zoeken mannen die bepakt en bezakt zijn met handelswaren, hun weg over het gladde ijs. Pelgrims, herkenbaar aan hun stok en fles, lopen in tegengestelde richting. Ze hebben geen vaste grond onder de voeten; op het glibberige ijs proberen ze overeind te blijven. Er lopen ook mensen zonder duidelijke richting wat verloren rond in de winterse kou.
Het schilderij heeft als titel: ‘De volkstelling te Bethlehem’. Midden in het Vlaamse dorp, tussen alle gewone mensen in, kun je Jozef en een hoogzwangere Maria op een ezel ontdekken. Jozef de timmerman is duidelijk herkenbaar aan zijn zaag. Maria verbergt haar mooie geheim onder een wijde mantel. De os is er ook al. Ze zijn op weg naar Bethlehem om zich te laten inschrijven. De dorpsherberg, het belastingkantoor van de Spanjaarden, wordt de stal van Bethlehem. Er staat al een joodse man in zijn gebedskleed voor de stal. Er zal een nieuwe tijd aanbreken. De zon gaat straks onder, maar er zal een nieuw Licht in de donkere wereld schijnen.
Brueghel heeft het goede nieuws toegedekt, maar als je er oog voor hebt, kun je het zien. De oude wereld, het paleis van koning David - de romaanse burcht - staat op instorten. De periode van het Oude Testament is voorbij. Midden in de winter wordt er aan een nieuw gebouw gewerkt. Van heinde en ver komen mensen, belast en beladen, naar Bethlehem. De korenschoven die Brueghel op de voorgrond schildert, zijn een aanduiding van Bethlehem, van ‘het Broodhuis’. Varkens worden in Vlaanderen geslacht. In Bethlehem eet men geen onrein vlees, maar is er ‘Brood des levens’ voor iedereen die het geloven wil.
Het was dus al laat zondagavond – of, beter gezegd – het was al in de zeer vroege uurtjes van maandagochtend, wanneer we uiteindelijk ten huize van Viviane en Ilton toekwamen. Vermits beiden, zij het op een verschillende locatie, bij Petrobras werken, en zij reeds om 6 uur diezelfde ochtend moesten vertrekken, bleef er op dat ogenblik weinig gelegenheid over om nog een lange babbel te beginnen. Zelf vond ik dit ook niet zo erg omdat ik er een lange, vermoeiende reisdag van bijna 24 uur had opzitten. Dus was het na de bijzonder gastvrije en vriendelijke begroeting vlug bedtijd. De warmte in mijn slaapkamer en de redelijk talrijke muggen, die het daar blijkbaar overheerlijk vonden, vrolijk zoemden en ietwat minder vrolijk ook neerstreken en gretig prikten, konden een goede nachtrust niet verhinderen.
Toen ik dan rond 7 uur opstond, waren de heer en de vrouw des huizes reeds gaan werken. Evenwel niet zonder voor een even vriendelijk en gastvrij nieuw onthaal te zorgen. Het zit namelijk zo dat de ouders van Viviane – dat zijn dan Rosa en Vieira – in zekere zin in hetzelfde huis wonen. De uitdrukking ‘in zekere zin’ vraagt een beetje uitleg. Vieira is een man van 67, sinds enkele jaren gepensioneerd en afkomstig uit een eerder klein dorpje, meer in het Noorden van Brazilië, uit een staat waar de armoede nog weliger floreert dan in Bahia. Toen hij goed 20 jaar was, had hij zijn dorp, zijn huis en zijn familie verlaten – zoals zovelen – in DE GROTE VERWACHTING elders een beter bestaan te kunnen opbouwen. In tegenstelling tot zoveel anderen was hij zijn heil niet gaan zoeken in São Paulo, zelfs niet in Rio of Salvador, maar had hij eerst zonder veel succes wat omzwervingen gemaakt in Bahia, vooral langs de kust en het dichte binnenland. Na verloop van tijd heeft hij dan toch voor Salvador en de grootstad gekozen, en is – wonder boven wonder – niet in een of andere favela of krottenwijk beland. Hij had vrij vlug werk gevonden, en ook een goede vrouw, Rosa, en samen hadden ze dan, na verloop van tijd wat bouwgrond kunnen kopen, niet zo danig ver van het centrum, maar evenmin in een of andere sjieke buurt, waar het ‘rijk volk’ leeft, doorgaans in ‘condominions’, afgesloten kleine buurten met priveebewaking en controle bij de toegang.
In de loop van 16 jaar, met veel werken en nog meer geduld, had hij dan zelf, met behulp van af en toe een vriend of twee, drie, een huis kunnen bouwen, geen luxe, maar naar de normen van hier zeker behoorlijk comfortabel. Kinderen werden intussen geboren, groeiden op en vlogen na verloop van tijd het huis om op eigen benen een eigen leven te beginnen, in of rond de miljoenenstad. Zo vond ook Viviane, de jongste dochter een lieve man, Ilton, maar in onderling overleg werd besloten om niet echt en volledig uit te vliegen. Om diverse redenen, zoals nabijheid, zorg bij de oude dag en niet in het minst ook om economische redenen – er moest dan immers geen nieuwe bouwgrond gekocht worden – kozen de ouders en het nieuwe paar voor een andere oplossing. Samen zouden ze – boven het huis van Vieira en Rosa – op dezelfde, stevige fundamenten nog een tweede woning bouwen. Dat ‘project’ loopt ondertussen goed vijftien jaar, en beide gezinnen leven nu, eigenlijk in twee duidelijk afgescheiden woningen, die anderzijds toch evenzeer 1 huis vormen. Ilton en Viviane zijn inmiddels ook de fiere ouders geworden van twee zoons, de oudste Igor, 14 jaar nu, en de kleine Ian, amper 20 maanden, maar een lief en levendig baasje.
Beide gezinnen zijn nogal gelovig en in het kader van haar geloof heeft Rosa een heel merkwaardige bezigheid, die doorheen het jaar nogal wat tijd opslorpt en die een hoogtepunt bereikt in de nogal uitgesponnen periode van Advent en Kersttijd. Ik weet niet hoeveel jaren geleden zij hieraan begonnen is, maar in de loop der jaren heeft zij, beetje bij beetje, en stap voor stap een zogenaamde ‘presépio’ uitgebouwd, letterlijk betekent dat ‘een kribbe’, maar in werkelijkheid is dat een persoonlijke impressie van het Bethlehem van toen, in dat wondere jaar toen het kindje Jezus daar geboren werd in de voederbak van een stalleke, met alleen moeder Maria en vader Jozef, - omdat er voor hen geen plaats was in de herberg van de stad - maar innig en teder gelukkig, onder een stralend blauwe hemel vol fonkelende sterretjes. En even later dan, die ene engel die de herders op weg zette, en nadien het koor der engelen dat van vrede en van ‘eer aan God’ zong. En nog later, die meest merkwaardige van alle sterren, die de wijzen op zoektocht deed gaan, tot ook zij het kindje vonden. En Herodes, die zo wreed was dat hij alle kleine jongetjes liet doden ... maar HET KINDJE ontkwam omdat Jozef ingelicht was in een droom van Godswege, en daarom met zijn ‘Onze Lieve Vrouw’ en het kindje op een dienstig, nederig ezeltje voor jaren naar Egypte vlucht. En dat allemaal terwijl alles gewoon doorging alsof er niets gebeurd was, hoewel net toen, net daar de wereld en de geschiedenis ondersteboven gekeerd werden. De huizekes in Bethlehem bleven gewoon de huizekes in Bethlehem, de herberg bleef gewoon de herberg en de harteloze Herodes bleef gewoon de harteloze Herodes, en niemand had er ook maar enig besef van dat, net daar, net toen ALLES ANDERS WERD ... met slechts enkele stille getuigen, die nooit de grote boeken haalden, maar die er wèl bij waren, toen dat wondere kindje geboren werd, dat dertig jaar later ook zijn dorp, zijn huis en zijn familie zou verlaten, om een NIEUW LEVEN te beginnen.
dat het boek is over de kinderjaren van ondineke, die geboren werd in tjaar 1800-en-zoveel ... en die verliefd werd op meneer derenancourt, directeur van de garenfabriek de filature, maar die op het laatste van het boek trouwen zal met het zielige oscarke ... over haar broer valeer-traleer, met zijn monsterhoofd dat van hier naar daar door het leven waggelt, en over meneerke brys die zonder dat hij het wist een der 1ste socialisten was ... over haar vader vapeur, die met zijn goddeloze machine de wereld redden wou, en over al wat mij toevallig niet te binnen schiet, maar dat in zijn grote lijnen de moeizame OPGANG VAN HET SOCIALISME wil tekenen, en de ondergang van de burgerij die 2 oorlogen op haar kop kreeg en ineenstuikte. Maar daartussen en daarnaast is het ook een boek dat zich veel later afspeelt, in onze moderne dag van vandaag: terwijl ondineke leeft in tjaar 1800-en-zoveel leven mossieu colson van tminnesterie, johan janssens de dagbladschrijver, tippetotje de schilderes, mtr. Pots en pr. dr. Spothuyzen – en gijzelf, boontje – ten huidigen dage, op zoek naar waarden die waarlijk tellen, op zoek naar iets dat de NEERGANG VAN HET SOCIALISME tegenhouden kan. Maar ... de hemel beware er ons voor moest het meer zijn dan dat: het is een plas, een zee, een chaos: het is het boek van al wat er op de kapellekensbaan te horen en te zien viel, van tjaar 1800-en-zoveel tot op deze dag.
Vorige zondag had ik opnieuw het geluk om voor enkele weken naar mijn geliefde Bahia – en zijn nog meer geliefde Baiaantjes! – in het Noordoosten van Brazilië, te mogen vertrekken. Zoals je kan veronderstellen is de reis zelf – met de lange vlucht naar Salvador, via een tussenlanding in Lissabon – veruit het minst aangename, vaak zelfs een heel vervelend deel – van deze ‘vakantie’. Toch een bescheiden beschrijving deze keer, omdat vooral de lange vlucht van bijna 9 uur, tussen Lissabon en Salvador een merkwaardige ontmoeting en ervaring bood.
Tijdens de eerste vlucht, tot Lissabon dus, zat ik helemaal alleen op een rij, er waren trouwens zeer weinig passagiers. Een ideale gelegenheid dus om naar muziek te luisteren, met een ‘jongensachtige’ mp3, en tegelijkertijd te lezen. Voor dit jaar was mijn keuze gevallen op ‘De kapellekensbaan’ van Louis-Paul Boon, dat ruim 40 jaar geleden een eerste keer was doorgenomen en dat ik nog eens wilde opnieuw ‘ervaren’, omdat dit boek in vele opzichten ‘tijdloos’ en ‘niet gedateerd’ is, zoals je bijvoorbeeld ook van ‘Het gezin Van Paemel’ van Cyriel Buysse kan zeggen, omdat het eigenlijk allemaal draait om macht en machtsmisbruik of over ‘heren’ en ‘slaven’, zoals er de eeuwen door in telkens wisselende gestalten geweest zijn. In die zin zelfs een ideale voorbereing op een verblijf in Bahia, waar – ondanks de veelgeprezen ‘rijkdom’ van Brazilië, de oogverblindende cijfers van economische groei en de daarbij horende mooie plaatjes van zonnige stranden met geelgekleurd zand – de armoede nog welig tiert en onrecht en uitbuiting, vaak in venijnige, geraffineerde vormen, nog schrijnend hoogtij vieren. Allicht komt dit thema een van de volgende dagen of weken wel eens meer uitgebreid aan bod. Maar onvermijdelijk zal dit tijdloze thema latent aanwezig zijn in zowat alle anekdotes en impressies.
Meer markant was evenwel de ‘lange vlucht’ van Lissabon naar Salvador. Zetel 42 F, op de allerlaatste rij, helemaal achteraan, was me toebedeeld. Ironisch zou je kunnen stellen: zo zie je maar hoe zelfs een respectabele maatschappij als TAP met ‘ouwe peekes’ omgaat! Helemaal achteraan ... daar hoor je thuis, vandaag de dag! Ik zat in de middengang, rechts van mij niemand, en links van mij, zetel 42 E, een dame die ik natuurlijk niet kende maar die mij meteen in het Portugees aansprak: ‘ja, nu gaan we dus samen op reis’. Ik vond dat nogal een vreemde begroeting maar ik vroeg toch of zij Braziliaanse was, en dan zijn we een gesprek begonnen dat wel 5 uur geduurd heeft – en om geen misverstanden te creëren: ik ben het gesprek niet begonnen en ik was ook niet de enige die aan het woord kwam. Er zijn dus blijkbaar nog mensen, die met onbekenden een lange babbel aangaan. Vreemde vogels, ‘die ze, allicht volgens velen, niet meer alle vijf op een rij hebben’.
Beginnend met de spreekwoordelijke koetjes en kalfjes is dat een bijzonder boeiende babbel geworden. Veel te veel natuurlijk om alles te vertellen, maar toch een paar merkwaardige toestanden, die de moeite waard zijn. Ze was afkomstig uit een klein stadje tussen Salvador en Feira de Santana, en toen haar twee broers en haar zus getrouwd waren, had ze tegen haar ouders gezegd: ik zal nu ook maar op eigen vleugels gaan vliegen – ze was toen 18, de jongste van 4 kinderen, en dan is ze met enkele vriendinnen samen in een appartement gaan wonen en heeft ze een jaar of 15 bij Petrobras gewerkt, en toen vond ze dat ze lang genoeg in Brazilië gewoond had, en was ze helemaal alleen, met een koffer en een beetje geld, maar zonder 1 woord Engels te kennen naar Canada getrokken en heeft daar 5 jaar gewoond en gewerkt, en natuurlijk ook vlot Engels geleerd, en dan hield ze ook Canada voor bekeken.
Ondertussen was een neef van haar in Frankrijk gaan wonen, en dus is zij maar naar daar getrokken, bijna helemaal in ’t Zuiden, op25 kmvan Bugarach, dat is dat dorp en die berg, waar, eind orig jaar, die ‘goedgelovigen’ verzamelden die het op handen zijnde einde van de wereld wilden overleven, omdat de ‘extraterrestrials’ daar zouden landen en de ‘vooruitziende slimmeriken’ met hun ruimtetuigen zouden komen oppikken, voor een bestaan in betere oorden en andere tijden. Nu woont ze al 8 jaar in Frankrijk en spreekt ook vloeiend Frans. Enkele jaren geleden heeft ze daar een Pool leren kennen, ze zijn getrouwd en hebben samen een klein bouwbedrijf; over al die jaren heen is zij inmiddels 46 geworden ... en vermits haar vader ondertussen overleden is, kwam ze nu voor een paar weken haar bejaarde moeder in de buurt van Salvador bezoeken. Wanneer ze dan na een paar uur vroeg wat mijn beroep was antwoordde ik eerst dat ik op pensioen was, en dan vroeg ze natuurlijk wat ik vroeger gedaan had, en ik zei dat ik padre was, maar ze had precies een beetje moeite om dat te geloven, want ze zei: ‘nee, serieus, wat is je beroep echt’, en ik zei dat ik echt padre was. Eigenlijk was ik toen heimelijk en stiekem een beetje blij omdat ze tijdens onze palaver blijkbaar een ‘mens’ en geen padre ervaren had.
Zoveel verschillende omstandigheden en situaties boden vanzelfsprekend de gelegenheid tot een resem gespreksonderwerpen, aanvankelijk ‘aan de buitenkant’ en oppervlakkig, maar geleidelijk aan met meer diepgang, filosofie en levenswijsheid, wat trouwens niets anders is dan ‘praktische filosofie’, die niet uit de boeken is opgesnoven maar vanuit concrete ervaringen gegroeid is tot een diep gewortelde persoonlijke overtuiging. Onmogelijk alles aan te stippen, maar zo ging onder meer over relaties en gezinsleven, over geloof en moraal, over recht en onrecht – of misschien beter gezegd: over ‘recht’ en ‘zoveel dat nog krom is, maar recht gemaakt zou moeten worden. Kortom, het is al lang geen advent meer en Johannes de Doper werd niet vernoemd, maar zijn ideeëngoed was levendig aanwezig.
Na een uur of vijf – het cabinepersoneel had de grote lichten toen al lang gedoofd, en alleen de kleine ‘waaklichtjes’ brachten nog enige klaarte – waren we even uitgepraat. Een uitgelezen moment om de benen eens te strekken van het lange zitten. Een uitgelezen gelegenheid ook om nog een paar uur proberen te slapen. Wat ook gelukt is, en op die manier was die lange vlucht nog redelijk vlug voorbij. Op een bijzonder aangename en verrijkende manier!
De grote lichten floepten weer aan, nog vlug een vlugge hap, en dan opeens beneden ons de lichtjes – niet van de Schelde – maar van de miljoenenstad Salvador.
Na de landing, heb ik lang moeten aanschuiven omdat ik helemaal achteraan in de rij stond – waar ‘ouwe peekes’ trouwens thuishoren naar de nieuwe normen van de nieuwe wereld en zijn vooruitgang en zogeheten beschaving! – en ook omdat ze bij de douane een nieuwe werkwijze ingevoerd hebben en nu, voor het eerst, de Brazilianen laten voorgaan en nadien de vreemdelingen controleren. Hierdoor was ik pas een uur na de landing in de aankomsthal, en daar stonden gelukkig en godzijdank enkele vrienden mij op te wachten. Er moesten dan nog euro’s gewisseld worden, en dan konden we met de auto naar het huis van Viviane en Ilton ... waar we kort na middernacht aankwamen. Nog even een korte babbel en dan naar bed, in een kamer waar het erg warm was en waar ook enkele muggen het heerlijk toeven vonden. Een deugddoende slaap, tot rond 8 uur, en dan stortbad en ontbijt. Het werd avond en morgen. Dat was de eerste dag.
De tweede reisdag is wellicht stof voor een volgend vertellement. Maar alles picobello dus totnogtoe. Tschau, zoals ze hier zeggen!