PRESÉPIO
Het was dus al laat zondagavond – of, beter gezegd – het was al in de zeer vroege uurtjes van maandagochtend, wanneer we uiteindelijk ten huize van Viviane en Ilton toekwamen. Vermits beiden, zij het op een verschillende locatie, bij Petrobras werken, en zij reeds om 6 uur diezelfde ochtend moesten vertrekken, bleef er op dat ogenblik weinig gelegenheid over om nog een lange babbel te beginnen. Zelf vond ik dit ook niet zo erg omdat ik er een lange, vermoeiende reisdag van bijna 24 uur had opzitten. Dus was het na de bijzonder gastvrije en vriendelijke begroeting vlug bedtijd. De warmte in mijn slaapkamer en de redelijk talrijke muggen, die het daar blijkbaar overheerlijk vonden, vrolijk zoemden en ietwat minder vrolijk ook neerstreken en gretig prikten, konden een goede nachtrust niet verhinderen.
Toen ik dan rond 7 uur opstond, waren de heer en de vrouw des huizes reeds gaan werken. Evenwel niet zonder voor een even vriendelijk en gastvrij nieuw onthaal te zorgen. Het zit namelijk zo dat de ouders van Viviane – dat zijn dan Rosa en Vieira – in zekere zin in hetzelfde huis wonen. De uitdrukking ‘in zekere zin’ vraagt een beetje uitleg. Vieira is een man van 67, sinds enkele jaren gepensioneerd en afkomstig uit een eerder klein dorpje, meer in het Noorden van Brazilië, uit een staat waar de armoede nog weliger floreert dan in Bahia. Toen hij goed 20 jaar was, had hij zijn dorp, zijn huis en zijn familie verlaten – zoals zovelen – in DE GROTE VERWACHTING elders een beter bestaan te kunnen opbouwen. In tegenstelling tot zoveel anderen was hij zijn heil niet gaan zoeken in São Paulo, zelfs niet in Rio of Salvador, maar had hij eerst zonder veel succes wat omzwervingen gemaakt in Bahia, vooral langs de kust en het dichte binnenland. Na verloop van tijd heeft hij dan toch voor Salvador en de grootstad gekozen, en is – wonder boven wonder – niet in een of andere favela of krottenwijk beland. Hij had vrij vlug werk gevonden, en ook een goede vrouw, Rosa, en samen hadden ze dan, na verloop van tijd wat bouwgrond kunnen kopen, niet zo danig ver van het centrum, maar evenmin in een of andere sjieke buurt, waar het ‘rijk volk’ leeft, doorgaans in ‘condominions’, afgesloten kleine buurten met priveebewaking en controle bij de toegang.
In de loop van 16 jaar, met veel werken en nog meer geduld, had hij dan zelf, met behulp van af en toe een vriend of twee, drie, een huis kunnen bouwen, geen luxe, maar naar de normen van hier zeker behoorlijk comfortabel. Kinderen werden intussen geboren, groeiden op en vlogen na verloop van tijd het huis om op eigen benen een eigen leven te beginnen, in of rond de miljoenenstad. Zo vond ook Viviane, de jongste dochter een lieve man, Ilton, maar in onderling overleg werd besloten om niet echt en volledig uit te vliegen. Om diverse redenen, zoals nabijheid, zorg bij de oude dag en niet in het minst ook om economische redenen – er moest dan immers geen nieuwe bouwgrond gekocht worden – kozen de ouders en het nieuwe paar voor een andere oplossing. Samen zouden ze – boven het huis van Vieira en Rosa – op dezelfde, stevige fundamenten nog een tweede woning bouwen. Dat ‘project’ loopt ondertussen goed vijftien jaar, en beide gezinnen leven nu, eigenlijk in twee duidelijk afgescheiden woningen, die anderzijds toch evenzeer 1 huis vormen. Ilton en Viviane zijn inmiddels ook de fiere ouders geworden van twee zoons, de oudste Igor, 14 jaar nu, en de kleine Ian, amper 20 maanden, maar een lief en levendig baasje.
Beide gezinnen zijn nogal gelovig en in het kader van haar geloof heeft Rosa een heel merkwaardige bezigheid, die doorheen het jaar nogal wat tijd opslorpt en die een hoogtepunt bereikt in de nogal uitgesponnen periode van Advent en Kersttijd. Ik weet niet hoeveel jaren geleden zij hieraan begonnen is, maar in de loop der jaren heeft zij, beetje bij beetje, en stap voor stap een zogenaamde ‘presépio’ uitgebouwd, letterlijk betekent dat ‘een kribbe’, maar in werkelijkheid is dat een persoonlijke impressie van het Bethlehem van toen, in dat wondere jaar toen het kindje Jezus daar geboren werd in de voederbak van een stalleke, met alleen moeder Maria en vader Jozef, - omdat er voor hen geen plaats was in de herberg van de stad - maar innig en teder gelukkig, onder een stralend blauwe hemel vol fonkelende sterretjes. En even later dan, die ene engel die de herders op weg zette, en nadien het koor der engelen dat van vrede en van ‘eer aan God’ zong. En nog later, die meest merkwaardige van alle sterren, die de wijzen op zoektocht deed gaan, tot ook zij het kindje vonden. En Herodes, die zo wreed was dat hij alle kleine jongetjes liet doden ... maar HET KINDJE ontkwam omdat Jozef ingelicht was in een droom van Godswege, en daarom met zijn ‘Onze Lieve Vrouw’ en het kindje op een dienstig, nederig ezeltje voor jaren naar Egypte vlucht. En dat allemaal terwijl alles gewoon doorging alsof er niets gebeurd was, hoewel net toen, net daar de wereld en de geschiedenis ondersteboven gekeerd werden. De huizekes in Bethlehem bleven gewoon de huizekes in Bethlehem, de herberg bleef gewoon de herberg en de harteloze Herodes bleef gewoon de harteloze Herodes, en niemand had er ook maar enig besef van dat, net daar, net toen ALLES ANDERS WERD ... met slechts enkele stille getuigen, die nooit de grote boeken haalden, maar die er wèl bij waren, toen dat wondere kindje geboren werd, dat dertig jaar later ook zijn dorp, zijn huis en zijn familie zou verlaten, om een NIEUW LEVEN te beginnen.
|