Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
19-11-2011
ZONDAG 20 NOVEMBER 2011
34stezondag
A 20 november 2011
Feest van
Christus Koning
Inderdaad, Jezus is Christus Koning!
Maar Hij draagt geen kroon, die fonkelt van duizend diamanten, en ook geen
gewaad van rood fluweel en hermelijn.
Hij zit niet op een gouden troon en zwaait niet met een
scepter. Zijn koningschap is heel anders:
Hij is een hartelijke koning, die ook herder is, en die,
wie gewond is, in de armen neemt en verzorgt.
Als Hij over ZIJN koningschap spreekt keren mensen zich
meestal af. De goegemeente valt meer voor show en glans en glitter.
In
die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:
Wanneer de Mensenzoon komt in zijn heerlijkheid en vergezeld van alle
engelen, dan zal Hij plaats nemen op zijn troon van glorie.
Alle
volken zullen voor Hem bijeengebracht worden en Hij zal ze in twee groepen
scheiden, zoals de herder een scheiding maakt tussen schapen en
bokken. De schapen zal Hij plaatsen aan zijn rechterhand, maar de
bokken aan zijn linker.
Dan
zal de Koning tot die aan zijn rechterhand zeggen: Komt, gezegenden van
mijn Vader, en ontvangt het Rijk dat voor u gereed is vanaf de
grondvesting der wereld.
Want Ik had honger en gij hebt Mij te eten gegeven,
Ik
had dorst en gij hebt Mij te drinken gegeven,
Ik
was vreemdeling en gij hebt Mij opgenomen.
Ik
was naakt en gij hebt Mij gekleed,
Ik
was ziek en gij hebt Mij bezocht,
Ik
was in de gevangenis en gij zijt Mij komen bezoeken.
Dan
zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden en zeggen:
Heer, wanneer hebben wij U hongerig gezien en U te eten gegeven, of
dorstig en U te drinken gegeven? En wanneer zagen wij U als
vreemdeling en hebben U opgenomen, of naakt en hebben U
gekleed? En wanneer zagen wij U ziek of in de gevangenis en zijn wij
U komen bezoeken?
De
Koning zal hun ten antwoord geven:
Voorwaar,
Ik zeg u:
al
wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders,
hebt
gij voor Mij gedaan.
En
tot die aan zijn linkerhand zal Hij dan zeggen:
Gaat weg van Mij, vervloekten, in het eeuwig vuur dat bereid is voor de
duivel en zijn trawanten.
Want Ik had honger en gij hebt Mij niet te eten gegeven.
Ik
had dorst en gij hebt Mij niet te drinken gegeven.
Ik
was een vreemdeling, en gij hebt Mij niet opgenomen,
naakt
en gij hebt Mij niet gekleed.
Ik
was ziek en in de gevangenis en gij zijt Mij niet komen bezoeken.
Dan
zullen ook zij antwoorden en zeggen:
Heer,
wanneer hebben wij U hongerig gezien of dorstig of als vreemdeling of
naakt of ziek of in de gevangenis, en hebben wij niet voor U
gezorgd?
Daarop
zal Hij hun antwoorden:
Voorwaar,
Ik zeg u:
al
wat gij niet voor een van deze geringsten hebt gedaan,
hebt
gij ook voor Mij niet gedaan.
En
dezen zullen heengaan naar de eeuwige straf, maar de rechtvaardigen naar
het eeuwig leven.
(Matteüs 25,31-46)
Christus: Herder, Rechter EN KONING
Dit evangelie is geen verslag van het laatste oordeel,
maar geeft een beeld van Gods verlangen over ons leven en onze wereld. Zo wil
God ons leven nu. Zo hoopt Hij dat onze wereld eens mag zijn. Daarom toont
Hij zich vandaag als Herder en Rechter en zó is Hij onze Koning.
God is onze Herder. Onze echte bestemming ligt bij God,
zoals alle schapen, ook de verdwaalde, ook de gewonde, uiteindelijk
bijeengebracht worden in de veilige geborgenheid bij de herder. Ons einddoel
ligt niet hier maar we zijn op weg naar God, die als een herder zorg draagt voor
elk van ons. Die belofte, die hoop is ons toegezegd. Onaf als we zijn, zijn we
mensen onderweg gaandeweg op weg naar een volkomenheid, die hier en nu nog
heel veraf kan lijken. Langs de weg die de Herder wijst. Langs de weg die de
Herder zelf is.
God is ook onze Rechter. Geen boekhouder, die alles
noteert om te straffen, maar de Rechter die ooit recht doet aan het goede.
We kennen de bekoring: zal het kwaad het niet halen, want de machten van de
Kwade zijn zo sterk? Onnoemelijk sterk bijwijlen, om er moedeloos bij te
worden. Ons vertrouwen in God als Rechter zegt ons dan dat God radicaal aan de
kant staat van het goede en van hen die het goede betrachten. En dat Hij bij
machte is om het kwade te verdelgen, en alleen het goede te laten overleven. Nu
bestaan ze naast elkaar, kwaad en goed, en soms kan de twijfel ons echt
overvallen. Maar de verrezen Jezus, hoewel gemarteld en gekruisigd en weerloos
slachtoffer van alle kwaad en alle kwaden, verzekert ons dat er een Leven komt,
dat echt goddelijk is, verheven boven alle onrecht. En elke dag nodigt deze
Rechter ons uit om nu reeds te kiezen voor het goede, om waarlijk mens te zijn.
Geen onmens, die het leven tot een hel maakt!
En God is onze Koning, maar zo anders. Hij is geen koning
die thuis is in de salons met pluchen zetels, maar de Koning die ervan droomt
dat ooit recht zal geschieden, en dat de groten niet langer zullen platwalsen
en verdrukken, maar zelf verdelgd worden, zoals de eerste lezing zo hard zegde:
Ik zal
naar verdwaalde dieren op zoek gaan,
verjaagde
dieren terughalen,
gewonde
dieren verbinden,
zieke
dieren gezond maken
maar de vette en sterke dieren verdelgen.
Ik zal
ze weiden zoals het moet.
(Ezechiël
34,16)
Voor ons bestaat er maar één weg om deze Koning te
dienen: niet leven voor het oog der mensen, die alleen de groten eren, maar
leven voor diegenen, die groot zijn in het oog van God, en hier zo vaak
vertrapt worden, in Kongo of Afghanistan, in Irak of in Vlaanderen.
Heer Jezus
Heer Jezus heeft een hofken, maar nog nooit
hoorde ik zijn trompetten en claretten,
die veelkens al zo wel: stil en berooid
moest ik in dor gewas mijn wonden betten
en luisteren naar de sombere motetten
van al mijn schulden, soms door de wind verstrooid,
Ik wou dat ik groot genoeg was om eerlijk al mijn tekortkomingen toe te geven; briljant genoeg om lofbetuigingen te accepteren zonder dat het me arrogant maakt; groot genoeg om uit te torenen boven bedrog; sterk genoeg om kritiek te aanvaarden; meevoelendgenoeg om menselijke zwakheden te begrijpen; wijs genoeg om mijn fouten te erkennen; nederig genoeg om grootheid te waarderen; betrouwbaar genoeg om mijn vrienden te steunen; mens genoeg om attent te zijn voor mijn buurman en rechtvaardig genoeg om toegewijd te zijn aan de Liefde van God. Bron onbekend
Natuur
is voor tevredenen of legen
En dan: wat is natuur nog in dit land?
Een stukje bos, ter grootte van een krant.
Een heuvel met wat villaatjes ertegen.
Geef mij de grauwe, stedelijke wegen.
De in kaden vastgeklonken waterkant,
De wolken, nooit zo schoon dan als ze, omrand
Door zolderramen langs de lucht bewegen. Alles is veel voor wie niet veel verwacht.
Het leven houdt zijn wonderen verborgen
Tot het ze, opeens, toont in hun hoge staat. Dit heb
ik bij mijzelve overdacht,
Verregend, op een miezerige morgen,
Domweg gelukkig in de Dapperstraat.