Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
26-11-2016
ZONDAG 27 NOVEMBER 2016
1ste ADVENTSZONDAG A – 27 NOVEMBER 2016
‘DE HEER ZAL RECHTSPREKEN’
De advent is een innige tijd van heimwee naar Licht, in het donker van de dagen en het donker van ons leven. Het is een tijd van verstilling en meer toeleg op het bidden.
Maar ons binnenste binnen vertaalt zich in ons buitenste buiten. Zo is de advent een tijd, waarin we binnenin een beetje genezen, en waarin we meer openheid naar buiten vertonen.
Het is een tijd van hoop voor elke arme mens, die uitzicht mist, door wat dan ook: tekort of gebrek, of leegte binnenin.
En misschien zijn wij zelf die arme mens wel: ‘Arm, en beschaamd zo arm te zijn’.
De Heer zal rechtspreken tussen de volken, over machtige naties een oordeel vellen. Zij zullen hun zwaarden omsmeden tot ploegijzers en hun speren tot snoeimessen. Geen volk zal nog het zwaard trekken tegen een ander volk, geen mens zal meer weten wat oorlog is.
Nakomelingen van Jakob, kom mee, laten wij leven in het licht van de Heer.
(Jesaja 2,4-5)
WAAR HET OP AANKOMT …
Elke nieuwsuitzending heeft zijn portie bloed en geweld: Irak, Afghanistan, Syrië en soms nog veel dichter bij ons met de aanslagen in Parijs en Brussel. En onmiddellijk daarop, nog voor je er van bekomen bent, gaat het, met dezelfde intonatie over Anderlecht en over een trainer die ontslagen is.
Het één schijnt even belangrijk te zijn als het andere. Er zijn zelfs mensen die maar wakker worden als de sportberichten beginnen of de rode loper wordt uitgegooid. Dat is pas nieuws, zeggen zij.
Ik moest eraan denken bij de lectuur van dit evangelie: ‘Zoals het ging in de dagen van Noach. Zoals de mensen toen doorgingen met eten en drinken…’
Wij houden het wereldgebeuren ver van ons bed. We zijn geïnteresseerd in de laatste mode, in de nieuwste gerechten, in de laatste beursberichten misschien, maar een venster op de wereld, een venster op de toekomst, houden wij liever dicht. Geestelijk zijn we ingeslapen, in slaap gewiegd door ons comfort, onze consumptie en door zoveel aantrekkelijke onbenulligheden en banaliteiten.
Zolang hier geen raketten vallen, zolang onze huizen niet in brand worden gestoken, zolang onze steden gespaard blijven van bomaanslagen, maakt het ons niet veel uit: ‘We kunnen er toch niets aan doen’ is ons excuus.
Maar is dat wel zo? We moesten toch al lang weten dat deze wereld met de dag kleiner en kleiner wordt en dat alles met alles te maken heeft.
De bloederige beelden van een waanzinnige oorlog die gevoerd wordt om louter economische belangen en waar de kleine man en zijn kinderen de onschuldige slachtoffers van zijn, die beelden komen niet alleen op ons netvlies, zij komen ook in onze hersenen, zij beïnvloeden ook ons denken. Zij maken ons opstandig en cynisch.
Dat één op zes van de vrouwen in ons land te maken heeft met partnergeweld, staat daar niet los van.
Dat één op de twintig jongeren met zelfmoordgedachten rondloopt, dat zovele zichzelf schade toebrengen in overdadig drinken en drogeren.
Blijven wij nog altijd zeggen: ‘We kunnen daar toch niets aan doen ‘
Een kaarsje ontsteken in de kerk zal er inderdaad niet veel aan veranderen. Zolang we zelf niet een lichtpunt zijn.
Echt gelovige mensen worden kostbaar omdat zij zo zeldzaam zijn.
Zij leven vanuit het geloof dat God ons elke morgen wakker maakt om een bescheiden begin te zijn van vrede. Een verhaal dat begint in je eigen hart, in je innerlijke vrede, dat zich voortzet in je gezin, op je werkvloer, in je klas, in een sociaal engagement.
Ieder van ons kan dat kleine lichtpuntje zijn, dat eerste kaarsje van advent. Die grote wereld ligt gekristalliseerd in onze eigen kleine wereld.
Kijk, het wordt licht. Maar we moeten het zelf aansteken, het moet oplichten in onze ogen, in onze woorden en daden, in ons onverwoestbaar optimisme.
Ze hingen samen aan een takje. Een en al oog voor elkaar. Twee druppels water in de vroege morgen. Onverwacht geboren in de lentenacht en vlug volwassen hadden ze elkaar ontdekt bij het opkomen van de zon. 'Wat ben jij mooi', zei de een. 'En jij', zei de ander, 'zo helder. Je lijkt wel zonneschijn.' 'En jij, je straalt.' De dauwdruppels beefden van ontroering. Heel even ...
Toen werd daaronder een zwerver wakker uit zijn dodenslaap. 'Ik heb dorst', kreunde hij. 'God, ik heb dorst.' De twee druppels keken elkaar aan. 'Jij hangt het dichtste bij', zei de een, 'jij zou ...' Maar de ander had zichzelf al losgelaten. Hij verdween in de koortsige mond, wijd open, daaronder.
De dauwdruppel hing alleen. Er kwam een wolk voor de zon en hij werd helemaal zwart. Hij huiverde en voelde zich eenzaam en koud. Toen schudde een windvlaag hem los. Hij viel te pletter op een steen. Niets is ervan overgebleven. Niets.