LEVENSLESSEN
Het hoofd van de indianen had vier zonen. Hij wilde zijn zonen leren niet te vlug te oordelen. Hij zond hen alle vier uit, om naar een perenboom te gaan kijken, ver weg.
De eerste zoon vertrok in de winter, de tweede in de lente, de derde in de zomer, en de jongste tijdens de herfst.
Nadat ze allen na verloop van tijd terug waren riep hij hen bijeen om te beschrijven wat ze hadden gezien.
De eerste zoon zei dat de boom lelijk was, krom en warrig. De tweede zoon weerlegde dit en zei dat de boom vol stond met groene knoppen en dus vol beloftes. De derde zoon was het daarmee niet eens; hij zei dat de boom beladen was met bloesems die zeer zoet geurden en zeer mooi oogden. Het was het mooiste dat hij ooit had gezien. De laatste zoon was het niet eens met zijn drie broers; hij zei dat de boom rijk was aan fruit, vol van energie en kracht.
Het opperhoofd zei dat ze allen gelijk hadden omdat ze elk slechts een seizoen in het leven van de boom hadden gezien.
Hij verklaarde verder dat je noch een boom noch een mens kan beoordelen naar één seizoen. Je kan de essentie van wat ze zijn en de vreugde en liefde die van hen komen enkel op het einde meten, wanneer alle seizoenen voorbij zijn.
Als je het opgeeft in jouw winter dan mis je de belofte van jouw lente, de mooiheid van jouw zomer en de vervolmaking van jouw herfst.
(Bron mij onbekend)
|