Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
20-05-2010
DAT MIJN LIEFDE IN HEN MOGE ZIJN
DAT MIJN LIEFDE IN
HEN MOGE ZIJN
In die tijd sloeg Jezus zijn ogen ten hemel en bad:
Heilige Vader,
niet voor hen alleen bid Ik
maar ook voor hen die door hun woord in Mij geloven,
opdat zij allen één mogen zijn
zoals Gij, Vader, in Mij en Ik in U:
dat zij ook in Ons mogen zijn opdat de wereld gelove
dat Gij Mij gezonden hebt.
Ik heb hun de heerlijkheid gegeven die Gij Mij geschonken hebt,
opdat zij één zijn zoals Wij één zijn:
Ik in hen en Gij in Mij, opdat zij volmaakt één zijn
en opdat de wereld zal erkennen, dat Gij Mij hebt gezonden
en hen hebt liefgehad zoals Gij Mij hebt liefgehad.
Vader, Ik wil dat zij die Gij Mij gegeven hebt
met Mij mogen zijn waar Ik ben,
opdat zij mijn heerlijkheid mogen aanschouwen,
die Gij Mij gegeven hebt
daar Gij Mij lief hebt gehad
vóór de grondvesting van de wereld.
Rechtvaardige Vader, al heeft de wereld U niet erkend,
Ik heb U erkend,
en deze hier hebben erkend dat Gij Mij gezonden hebt.
Uw Naam heb Ik hun geopenbaard
en Ik zal dit blijven doen,
opdat de liefde waarmee Gij Mij hebt liefgehad
in hen moge zijn en Ik in hen.
(Johannes 17,20-26)
Het is opvallend hoe dikwijls Jezus dezer dagen voor zijn
leerlingen bidt, net voor Hij zal lijden en sterven, net voor zij Hem niet meer lichamelijk aanwezig zullen zien.
Laten wij ons aansluiten bij dit gebed met woorden van Manu
Verhulst
DIENSTKNECHT VAN GOD
Die het geknakte riet
niet breekt
maar weer optilt naar
het licht
en de kwijnende
vlaspit aanblaast met veel geduld.
Die in een geslagen
mens
de laatste veerkracht
aanport,
het leed geneest en
de tranen droogt.
Die recht laat
geschieden
zoals een geneesheer
een zieke geneest,
zonder geweld en
zonder lawaai
Zo heeft God zich
zijn dienstknecht gedroomd.
Zijn vreugde vloog
naar Hem uit als een duif:
verrassend, stil.
Zo wees Hij Hem de
weg
om helemaal de
dienstknecht naar zijn hart te zijn.
Bij het Laatste Avondmaal sloeg Jezus zijn ogen ten hemel en
bad:
Heilige Vader,
bewaar in uw Naam hen die Gij Mij gegeven hebt,
opdat zij één mogen zijn zoals Wij.
Toen Ik bij hen was
bewaarde Ik in uw Naam hen die Gij Mij hebt gegeven.
Ik heb over hen gewaakt
en niemand van hen is verloren gegaan
behalve de man des verderfs,
want de Schrift moest vervuld worden.
Maar nu kom Ik naar U toe
en nog in de wereld zeg Ik dit,
opdat zij mijn vreugde ten volle in zich zouden bezitten.
Ik heb hun uw woord meegedeeld,
maar de wereld heeft hen gehaat
omdat zij niet van de wereld zijn
zoals Ik niet van de wereld ben.
Ik bid niet dat Gij hen uit de wereld wegneemt,
maar dat Gij hen bewaart voor het kwaad.
Zij zijn niet van de wereld
zoals Ik niet van de wereld ben.
Wijd hen U toe in de waarheid.
Uw woord is waarheid.
Zoals Gij Mij in de wereld gezonden hebt
zo zend Ik hen in de wereld,
en omwille van hen wijd Ik Mij aan U,
opdat ook zij in de waarheid aan U toegewijd mogen zijn.
(Johannes 17,11b-19)
In het evangelie
van vandaag horen we Jezus bidden voor zijn leerlingen. Vader, behoed hen voor de macht van het kwaad.
Zij zijn in de wereld, maar niet van de wereld, zoals ook Ik niet van de wereld
ben.
Van de wereld: we
hoeven het nieuws maar te beluisteren en dan horen we het wel: strijd om macht,
prestige, bezit. En vaak worden mensen gebruikt en misbruikt voor die
doeleinden. En even vaak worden mensen op die manier gekraakt en kapot gemaakt.
Niet zelden deinst de wereld er zelfs niet voor terug om hiervoor op
schijnheilige, leugenachtige wijze verheven idealen in te roepen.
Jezus weet wel
dat we vatbaar zijn voor wat er in de wereld te koop is, maar Hij hoopt dat we
aan die wereld niet het laatste woord geven. Hopelijk geven we, naar Jezus
voorbeeld, voorrang aan andere zaken zoals: mensen tot hun recht laten komen, macht
en economie gebruiken voor het welzijn van elke mens, en voor de zwaksten het
eerst, en trouw en liefde beleven, zodat mensen kunnen gelukkig zijn.
Dit ideaal van
Jezus is soms nog ver te zoeken en daarom bidden we met aandrang:
Tijdens het Laatste Avondmaal sloeg Jezus zijn ogen ten hemel en bad:
Vader, nu is de tijd gekomen,
toon nu de grootheid van uw Zoon,
dan zal de Zoon uw grootheid tonen.
Hij heeft van u macht over alle mensen ontvangen,
de macht om iedereen die u hem gegeven hebt
het eeuwige leven te schenken.
Het eeuwige leven,
dat is dat zij u kennen, de enige ware God,
en hem die u gezonden hebt, Jezus Christus.
Ik heb op aarde uw grootheid getoond
door het werk te volbrengen dat u mij opgedragen hebt.
Vader, verhef mij nu tot uw majesteit,
tot de grootheid die ik bij u had voordat de wereld bestond.
Ik heb aan de mensen
die u mij uit de wereld gegeven hebt
uw naam bekendgemaakt.
Zij waren van u, maar u hebt hen aan mij gegeven.
Ze hebben uw woord bewaard,
en nu begrijpen ze dat alles wat u mij hebt gegeven, van u
komt.
Ik heb de woorden die ik van u ontvangen heb aan hen
doorgegeven,
zij hebben ze aanvaard en nu weten ze echt
dat ik van u gekomen ben, en ze geloven dat u mij hebt
gezonden.
Ik bid voor hen.
Ik bid niet voor de wereld,
maar voor de mensen die u mij hebt gegeven,
omdat zij van u zijn
alles wat van mij is, is van u, en alles wat van u
is, is van mij
en omdat in hen mijn grootheid zichtbaar geworden is.
Ik ben al niet meer in de wereld, ik ga naar u toe,
maar zij blijven wel in de wereld.
Heilige Vader, bewaar hen door uw naam,
de naam die u ook aan mij gegeven hebt,
zodat zij één zijn zoals wij één zijn.
(Johannes 17,1-11a)
maar zij blijven wel
in de wereld
Dikwijls kijken wij met heimwee naar de tijd van de eerste
christenen. Dikwijls bidden wij dat de geestdrift van de vroege Kerk ook onder
ons zou leven.
Vandaag horen we de keerzijde van deze vroegste tijd. Jezus
gaat weg uit deze wereld en bidt voor zijn leerlingen. Hij ziet reeds de
moeilijkheden, die hun deel zullen worden. Hij weet dat hun leven niet
zorgeloos zal verlopen, als Hij niet meer zichtbaar bij hen is. Hij kent hun
vertwijfeling en Hij weet dat hun leven soms zwaar zal zijn. Daarom dat kleine
zinnetje bij het Laatste Avondmaal: Ik bid u voor hen.
Jaren later zijn de moeilijkheden van de leerlingen geen
toekomstmuziek meer. Het leven was verder gegaan, en de leerlingen waren al die
jaren trouw gebleven aan het woord van Jezus. Maar, hoe aantrekkelijk de
boodschap van Jezus ook was, zij werden niet begrepen door de wereld.
Integendeel: zij werden verstoten en uitgesloten, ze werden vervolgd, omwille
van zijn Naam. Petrus schrijft daarover.
Zusters en broeders, wees niet verbaasd over de
vuurproef die u ondergaat; er overkomt u niets uitzonderlijks. Hoe meer u deel
hebt aan Christus lijden, des te meer moet u zich verheugen.
Ook dat was het
leven van de eerste christenen en het blijft nog altijd het leven van velen die
Jezus willen volgen. Het kan hard vallen in het dagelijkse leven, maar de
werkelijkheid kan niet anders zijn. Even voordien had Jezus nog gebeden:
Vader, de wereld kent U niet en ziet U niet. En daarom bid ik U voor hen:
dat Gij hen in deze wereld zou bewaren.
Ik heb onder de zon
iets gezien
dat voor wijsheid
doorging.
Het was
verbijsterend.
Er was een kleine
stad met weinig inwoners.
Een machtig koning
trok tegen het stadje op,
omsingelde het en
bouwde grote belegeringswerken.
Er woonde daar een
man van lage afkomst,
die wijs was en met
zijn wijsheid de stad had kunnen redden.
Maar niemand schonk
aandacht aan die onbeduidende persoon.
Ik zei daarom tegen
mezelf:
Wijsheid is beter dan
macht,
maar de wijsheid van
een mens van lage afkomst wordt geminacht
en zijn woorden
vinden geen gehoor.
Het is beter dat je
luistert naar de kalme woorden van de wijzen
dan naar het
geschreeuw van een heerser onder dwazen.
Wijsheid is beter dan
het wapengekletter van zon dwaas;
Ja, nu spreekt U rechtstreeks en niet in beelden.
Nu begrijpen we dat U alles weet
en dat niemand U iets hoeft te vragen,
nu geloven we dat U van God bent gekomen.
Jezus vroeg: Nu geloven jullie?
Er komt een tijd, en die tijd is er al,
dat jullie uiteengedreven worden,
dat ieder zijn eigen weg gaat
en Mij alleen achterlaat.
Maar Ik ben niet alleen,
want de Vader is bij Mij.
Ik heb dit gezegd opdat jullie vrede vinden bij Mij.
Jullie zullen het zwaar te verduren krijgen in de wereld,
maar houd moed:
Ik heb de wereld overwonnen.
(Johannes 16,29-33)
Ontroerend is het om telkens weer vast te stellen hoe teder
en menselijk Jezus tot zijn vrienden spreekt in dit uur van afscheid. Hij
begrijpt ten volle hun droefenis. In de voorbije drie jaar hadden zij, in zijn
gezelschap en als zijn vrienden, ervaringen meegemaakt, die tevoren ongezien en
ongehoord waren.
Nu is het ogenblik van afscheid daar: Hij zal uit deze
wereld weggaan, en wat er daarna gaat komen kunnen zij niet vermoeden. Hij,
Gods eigen Woord, Gods eigen Zoon, begrijpt dat ten volle. Hij begrijpt dat dit
moment weegt, omdat Hij door en door mens is zoals wij.
De situatie van het Laatste Avondmaal kan nog het best
vergeleken worden met het afsterven van een geliefde. Zo voelen de leerlingen
zich: Hij, die zoveel voor hen betekende, Hij die zoveel troost en zoveel hoop
bracht in de dagelijkse dagen, Hij zegt nu openlijk: Ik zal weggaan.
We hebben het ook al meegemaakt. Een geliefde die afscheid
neemt. Ook als wij geloven kan zon afscheid wegen. We klampen ons vast aan
zoveel herinneringen, we worden getroost door ons geloof, door zijn woord: In
het huis van mijn Vader is ruimte voor velen.
Maar we blijven mensen, arm en klein. En het vooruitzicht
weegt: Hij of zij, mijn man of vrouw, mijn kind, mijn meest geliefde , Hij of
zij, die gaat nu weg en zal er voortaan niet meer zijn, lijfelijk, zichtbaar,
tastbaar.
Zo voelden de leerlingen zich. En daarom zegt Jezus telkens
weer in telkens andere woorden: Laat uw hart niet verontrust worden. Geloof
Mij toch, Ik blijf bij jullie, ook al zal mijn aanwezigheid vanaf nu anders
zijn.
Aangrijpend is dit getuigenis. Zelfs in dit ultieme
ogenblik, nu de vorst van deze wereld lijkt te triomferen, blijft Hij herhalen:
Heb goede moed! Ik heb de wereld overwonnen. Ook nu nog kunnen jullie vrede
vinden in mijn Woord.
Tijdens het Laatste Avondmaal sloeg Jezus zijn ogen ten hemel:
Heilige Vader,
Ik bid niet alleen voor hen,
maar voor allen die door hun verkondiging in Mij geloven.
Laat hen allen één zijn, Vader.
Zoals U in Mij bent en Ik in U, laat hen zo ook in Ons zijn,
opdat de wereld gelooft dat U Mij hebt
gezonden.
Ik heb hen laten delen
in de grootheid die U
Mij gegeven hebt,
opdat zij één zijn zoals Wij:Ik in
hen en U in Mij.
Dan zullen zij volkomen één zijn
en zal de wereld begrijpen dat U Mij hebt
gezonden,
en dat U hen
liefhad zoals U Mij liefhad.
Vader, U hebt hen aan Mij geschonken,
laat hen dan zijn waar Ik ben.
Dan zullen zij de grootheid zien die U mij gegeven hebt
omdat U Mij al liefhad voordat de wereld gegrondvest
werd.
Rechtvaardige Vader,
de wereld kent U niet, maar Ik ken U,
en zij weten dat U
Mij hebt gezonden.
Ik heb hun uw naam bekendgemaakt
en dat zal Ik
blijven doen,
zodat de liefde waarmee U mij liefhad in hen zal zijn
en Ik in hen.
(Johannes 17,20-26)
Halfweg tussen Hemelvaart en Pinksteren, de tussentijd van de
afwezigheid van Jezus, de tijd van groot gemis en intens verlangen. Elk jaar
beleven wij die tijd opnieuw: dezelfde stemming wordt in ons wakker gemaakt.
Kom, Heer Jezus, kom!, de laatste woorden uit het boek van de Openbaring,
zelf het laatste boek van de Schrift. In deze tussentijd leven wij ons leven.
Kom, Heer Jezus, kom!, het was toen al een onnoemelijk
verlangen, dat nooit tot rust kan komen, zonder het weerzien van de meest
Geliefde. Zo raak hadden de leerlingen het al gezegd, op de weg naar Emmaüs,
toen zij aan hun vreemde reisgezel vertelden wat er tevoren in Jeruzalem
gebeurd was: En wij die gehoopt hadden
En wij die gehoopt hadden Voor hoeveel mensen in hoeveel eeuwen
was het de uitdrukking van de diepste hunkering, die hier niet te vervullen is?
Voor hoeveel mensen in hoeveel eeuwen was het al het heimwee dat ons altijd
voortdrijft, rusteloze zoekers als wij zijn?
Wij, mensen, zijn onaf. We zullen hier ook altijd onaf zijn, nooit
geheel tot rust gekomen. Altijd jaagt die onvolkomenheid ons voort. De honger
in ons hart blijft altijd honger, de dorst naar leven blijft onlesbaar. Altijd
lokt er een einder, die verder ligt. Altijd wenkt er een verwachting, die méér
inhoudt. De hemel, zeggen wij, omdat we geen beter woord hebben. Maar die hemel
is geen land of zee, het is die haven, waar we eindelijk thuiskomen. Waar elke
hunkering, heel diep in ons, gestild wordt in Gods liefdevolle tederheid.
Kom, Heer Jezus, kom. Laat ons iets proeven van die volkomen rust,
waar wij zo naar uitzien en waar wij voorgoed geborgen zullen zijn bij onze
God, de Eeuwige, de Algoede naar wie wij altijd op zoek en op weg zijn: de Heer
van tijd en eeuwigheid, die ook onze meest Geliefde wilde zijn.
Om eenheid
Erbarmen, Heer,
die in uw doodsangst hebt gebeden
om eenheid onder ons, om vrede:
duld onze oorlogen niet meer.
Laat niet meer toe,
O Heer, dat wij elkaar bevechten
met het gelijk van onze rechten;
ach, wij zijn zelf de veten moe.
Breek af de wal
die ons omsluit, de hoge toren
waarin wij weigeren te horen
wat broeders vragen in het dal.
En demp de kloof,
gegraven door ons beter weten,
waarachter wij zijn neergezeten
in ons hoogmoedige geloof
Want met elkaar
zijn wij eenmaal u, Heer, gegeven,
zijn wij met ons gespleten leven
alleen in u verenigbaar.
Maak ons dan één,
breng ons voortaan elkander nader,
de kinderen van de zelfde Vader,
zijn liefde om ons allen heen.
Michel van der Plas
P.S. Onder de titel Verweesd achtergebleven, wachtend op
hulp schreef Mark Van de Voorde een mooie, eigentijdse
bezinning over deze tussentijd. Je kan die vinden op www.rorate.com . De auteur was destijds
hoofdredacteur van Kerk & Leven.
Nog steeds tijdens het Laatste Avondmaal zei Jezus tot zijn leerlingen:
Ik verzeker jullie:
wat je de Vader ook vraagt in mijn naam hij zal het je geven.
Tot nu toe hebben jullie niets in mijn naam gevraagd,
maar vraag het en je zult het ontvangen.
Dan zal je vreugde volmaakt zijn.
Ik heb jullie dit alles in beelden verteld,
maar er komt een tijd dat ik niet meer in beelden spreek,
maar jullie zonder omwegen over de Vader vertel.
Als je dan iets vraagt in mijn naam,
hoef ik het niet meer namens jullie aan de Vader te
vragen,
want de Vader zelf heeft jullie lief,
omdat jullie mij liefhebben
en geloven dat ik van God ben gekomen.
Ik ben bij de Vader vandaan gegaan
en naar de wereld gekomen,
nu verlaat ik de wereld weer
en ga ik terug naar de Vader.
(Johannes 16,23b-28)
Een drukke dag
bij de mensen begint voor Jezus diep in de nacht op een eenzame plaats in
gebed, in de stilte luisterend naar de VADER. Vaak trekt Hij zich daartoe terug
in de bergen. Het werkt aanstekelijk bij zijn leerlingen. Op een bepaald
ogenblik vragen zij Hem: Heer, leer ons bidden. En dan leert Hij hun het
gebed bij uitstek, het Onze Vader.
Vader, ONZE
Vader!', het eerste woord van elk gebed. Ons diepste ik komt open voor de
ontmoeting met God die ons persoonlijk liefheeft. Wat kunnen wij beter vragen
dan thuis te komen bij Onze Vader? En dat ZIJN Naam geloofd wordt en niet ons
eigen kleine naampje. Door te bidden dat zijn Naam geheiligd wordt, vragen wij
dat Hij meer in ons mag wonen. En we vragen dat ZIJN Rijk van liefde in ons en
in de wereld mag groeien.
Zo krijgen wij de
juiste KIJK en mogen wij vragen wat ons ter harte gaat: brood voor de dagen die
komen, brood, rechtvaardig verdeeld tussen de mensen. Wij vragen om Gods
barmhartigheid en beloven om zelf barmhartig te zijn. Wij vragen dat de Vader
ons zonder te veel kleerscheuren door de bekoringen zou leiden. DAT is ons
leven in zijn Naam: SAMEN het brood breken en het leven delen, SAMEN elkaar
dragen dag aan dag en overeind blijven in de aanvechtingen.
Jezus zegt om met
aandrang te bidden. Niet in een
handeltje! Maar om te zeggen aan de Vader, die ons liefheeft wat ons op het
hart ligt. In het vertrouwen dat God uiteindelijk alles ten goede keert voor
wie Hem oprecht liefhebben.
Doorheen dit
alles krijgen wij de hoogste gave: de heilige Geest, die de liefde in ons
verdiept. Aan God die Liefde is, vragen wij zijn gunsten. Maar hoe wij verhoord
worden is niet altijd duidelijk. In groeiende mate, krijgen wij evenwel de gave
van de Geest.
Terwijl wij Gods
aandacht vragen, krijgen wij zelf meer aandacht voor God en bloeit ons hart
open in liefde en vreugde. Wij krijgen: KRACHT TEN LEVEN, LEVENSMOED. Ooit
vroeg men God de vijand te verpletteren, nu vragen wij en krijgen wij: LIEFDE
EN GEDULD, EN AL DIE ANDERE GAVEN VAN GODS GOEDE HEILIGE GEEST!
Over Matthias horen we voor het eerst in de Handelingen van
de Apostelen. Jezus is teruggekeerd naar de Vader in de hemel. Nu staan de
leerlingen voor de opgave zijn opdracht over te nemen. Eén van hen, Judas,
heeft Jezus verraden en vervolgens zelfmoord gepleegd. Het eerste wat ze doen
is een opvolger voor hem aanwijzen. De kandidaten moeten aan zeer bepaalde
voorwaarden voldoen. Petrus, die de leiding neemt, formuleert het als volgt:
Dus moet één van de mannen die
tot ons gezelschap behoorden gedurende de tijd dat de Heer onder ons verkeerde,
te beginnen bij het doopsel van Johannes tot de dag waarop Hij van ons werd
weggenomen, met ons een getuige worden van zijn verrijzenis. Men stelde er
twee voor: Josef, ook Barsabbas geheten, bijgenaamd Justus (= de
rechtvaardige), en Matthias.
Toen baden zij als volgt: Gij
Heer, die aller harten kent, wijs degene aan die Gij van deze twee hebt
uitverkoren om de plaats te bezetten in dit dienstwerk en apostelambt, waaraan
Judas ontrouw werd om heen te gaan naar zijn eigen plaats. Toen liet men hen
loten en het lot viel op Matthias. Hij werd toegevoegd aan de groep van de elf
apostelen.'
(Handelingen der Apostelen 1,21-26)
Uit dit relaas mogen we dus opmaken dat Matthias van het
begin af aan tot de kring van Jezus behoorde.
Over de aanwijzing door het lot
Dat de apostelen Matthias' keuze via het lot hebben bepaald
is later herhaaldelijk onderwerp van discussie geweest. De kerkvader Dionysius
weet te vertellen dat de keuze tenslotte op hem viel, omdat God uitdrukkelijk
een zonnestraal op hem liet wijzen! Men is in de Kerk al spoedig daarna van
deze methode afgestapt. Beda de
Eerbiedwaardige meent dat het destijds nog toegestaan was om zulke hulpmiddelen
te gebruiken, omdat de volle waarheid nog niet gekomen was. Immers hoewel het
kruisoffer had plaats gevonden, drong het volledige heil pas door met
Pinksteren. Vandaar dat ze bij Matthias' keuze nog het lot gebruikten; op
dezelfde manier werd krachtens de Wet de keuze van de hogepriester bepaald.
Maar na Pinksteren was de waarheid ten volle aan het licht getreden; de zeven
diakens werden dan ook niet meer middels het lot aangewezen, maar door de
apostelen, via hun gebed en handoplegging.'
Matthias' verdere leven
In de bijbel lezen we verder niets meer over de lotgevallen
van Matthias. We zijn dus verder aangewezen op mondelinge overlevering en
legende. Hij zou het evangelie gepredikt hebben in Judea, Ethiopië en tenslotte
ook nog in Macedonië. Ook over zijn levenseinde zijn de bronnen niet
eensluidend; de meeste gaan ervan uit dat hij op gewelddadige wijze aan zijn
eind is gekomen. Maar ze verschillen soms aanzienlijk over de wijze waarop.
Verering &
Cultuur
Matthias zou in Palestina zijn begraven. Daar trof keizerin Helena
zijn relieken aan, toen zij op zoek was naar het kruis waar Jezus 300 jaar
eerder aan was gestorven. Op haar bevel zouden ze naar Trier zijn overgebracht.
Sindsdien gaat deze stad er prat op dat ze het enige apostelgraf bezit ten
noorden van de Alpen. Zijn eerste rustplaats schijnt ook op dezelfde manier
ingericht geweest te zijn als die van Petrus te Rome: in een onderaardse crypte
onder het aan hem toegewijde altaar, waarboven een baldakijn was geconstrueerd,
rustend op vier zuilen.
Het schijnt dat Keizer Karel V ( 1558) een grote devotie
had voor Sint Matthias; aan zijn tussenkomst schreef hij zijn overwinningen in
de oorlog toe alsmede zijn successen in de politiek. Vandaar ook dat hij bij
zijn bezoek aan Maastricht de dag na zijn feestelijke intocht, op 13 mei 1520,
de mis wilde bijwonen in de Matthiaskerk en er een grote som geld achterliet
voor de armen van de parochie.
Hij is vooral patroon van het bisdom Trier
Afbeeldingen
Hij wordt afgebeeld als één van de apostelen (met boek of boekrol);
hij is een wat oudere man met hellebaard, bijl of - heel soms - een zwaard of
lans, of met de stenen van de steniging: al deze attributen verwijzen naar zijn
marteldood.
'WAT STAAN JULLIE DAAR TOCH NAAR DE HEMEL TE KIJKEN?
In die tijd
zei Jezus tot zijn leerlingen:
`Er staat
geschreven
dat de Messias
zou lijden
en op de derde
dag
uit de doden
zou opstaan,
en dat in zijn
naam
de bekering
zou worden verkondigd
aan alle
volken,
tot vergeving
van zonden.
Jullie zullen
hiervan getuigen,
te beginnen in
Jeruzalem.
Ik zend jullie
wat mijn Vader heeft beloofd.
Jullie moeten
in de stad blijven
totdat je
wordt toegerust
met kracht van
boven.'
Toen bracht
Hij hen buiten de stad tot bij Betanië.
Daar hief Hij
zijn handen
en zegende
hen.
En terwijl Hij
hen zegende,
ging Hij van
hen heen
en werd Hij in
de hemel opgenomen.
Zij vielen
voor Hem op de knieën
en keerden
daarna in grote vreugde
terug naar
Jeruzalem.
Zij bleven
voortdurend in de tempel en prezen God.
(Lucas 24,46-53)
Een spreekwoord
van de Indianen zegt: Een echt
groot mens loopt met zijn hoofd in de wolken en met zijn voeten op de grond.
Vandaag mogen we
hetzelfde zeggen: een mens van de hemelvaart leeft een beetje met zijn
hoofd in de wolken want Jezus is wel aanwezig, maar niet meer tastbaar bij ons en
zijn leven is een hemels ideaal om na te streven.
Maar een mens van de hemelvaart staat ook met zijn twee
voeten op de grond, en probeert de noden aan te voelen van elke mens die hem
gegeven is en toevertrouwd.
Hemelvaart, het is geen soort ruimtereis van de Heer! Hij
keert weer naar de Vader, van wie Hij is uitgegaan. Jezus is meer dan een
fantastische mens. Wij hebben de neiging Hem al te menselijk te zien, want in
onze tijd is al wat hemels is verdacht, ongrijpbaar. Wij zien Hem graag als een
ideale mens, vol aandacht voor de andere, een profeet van een betere wereld.
Maar alleen daarmee is het beeld van Jezus onaf. Wij hebben
dan alleen maar gelezen wat we graag
horen. Zelf spreekt Hij veel over de Vader, die Hem gezonden heeft. En wij
geloven: Hij zit aan de rechterhand van God, zijn almachtige Vader.
Hemelvaart is ook geen echt afscheid. Jezus zegt : Ik zal
met u zijn tot aan het einde der tijden. Hij belooft zijn pinkstergeest: Ik zal
u niet verweesd achterlaten. Hemelvaart is een nieuw begin. Zoals je afscheid
neemt van je school, na je studies. Je hebt veel geleerd, veel ontvangen, maar
het is niet af: het begint pas! Je moet in praktijk brengen wat je geleerd
hebt.
Daarom wordt ons ook gezegd wat staan jullie daar naar de
hemel te kijken? Begin er nu aan: gaat en verkondigt mijn boodschap!
Hemelvaart is een zending, de zending van de kerk, die met Pinksteren zal
uitgerust worden met de Geest van God.
Pasen, Hemelvaart en Pinksteren: het zijn drie klemtonen van
een zelfde groot mysterie:
Pasen zegt ons: Ik ben verrezen, Ik leef voort onder u.
Met Hemelvaart is het: Ik ben bij de Vader van wie ik ben uitgegaan,
en ik stuur jullie op weg, maar ik blijf
bij u alle dagen van uw leven.
En op Pinksteren: Ik zend je mijn Geest om mijn boodschap
te verkondigen, aan gans de wereld
Van harte een zalige hoogdag, in deze rij van hoogfeesten
van ons geloof! En laten wij eraan denken, zoals de mensen in Zuid-Afrika, in
hun sappig taaltje spreken over dit feest: nie kijk nie, maar doen!
Tijdens het Laatste Avondmaal zei Jezus tot zijn leerlingen:
Nog veel heb Ik u te zeggen,
maar gij kunt het nu niet verdragen.
Wanneer Hij echter komt, de Geest der waarheid,
zal Hij u tot de volle waarheid brengen;
Hij zal niet uit zichzelf spreken
maar spreken al wat Hij hoort
en u de komende dingen aankondigen.
'Hij zal Mij verheerlijken omdat Hij aan u zal verkondigen
wat Hij van Mij ontvangen heeft.
Ik zei dat Hij aan u zal verkondigen
wat Hij van Mij ontvangen heeft,
omdat al wat de Vader heeft het mijne is.
(Johannes 16,12-15)
De Heilige Geest
krijgt in het evangelie van Johannes verschillende benamingen. Het Griekse
woord, dat het meest gebruikt wordt, betekent letterlijk: de Bijgeroepene.
Hij, die ter hulp geroepen wordt, Hij, die bijstand verleent. Vandaar dat
woorden als de Helper of de Trooster toch wel mooie vertalingen zijn: omdat
de Geest van Jezus blijvend bij ons, zelfs midden onder ons is, als wij Hem
ademruimte laten, hoeven wij niet bang of verontrust te zijn. Jezus zei het
herhaaldelijk de voorbije dagen.
Andere benamingen
leggen een andere klemtoon, zoals vandaag, nu Hij de Geest der waarheid
genoemd wordt. We mogen hier spreken van een onderrichtende, en zelfs van een profetische
werking, van de Heilige Geest in ons midden. Altijd weer en altijd meer zal Hij
ons onderrichten en ons almaar dichter bij de volle waarheid brengen.
Dat betekent geen
aanvulling op de openbaring, die door Jezus, Woord van God, gebeurd is. In
Jezus in alles wat Hij gedaan heeft en in alles wat Hem aangedaan werd
heeft God zich ten volle uitgesproken. Maar, door de Geest bewogen, zullen de
leerlingen almaar beter en dieper verstaan wat hun Leraar en Meester hen heeft
doorgegeven. Hun begrip zal inniger worden en met de bijstand van de Heilige
Geest zullen zij steeds beter kunnen getuigen van hun genegenheid voor Jezus. Deze
Heilige Geest zal tot hen spreken doorheen gewone ervaringen en belevenissen.
Hun dieper inzicht zal helemaal geen theorie zijn, maar langzaamaan groeien in dagelijkse
dingen.
De werking van de
Geest zal ook profetisch zijn: Hij zal hen klaarheid brengen over de komende
dingen. Het gaat hierbij niet om een nauwkeurige voorspelling van de toekomst. Profetie
is iets heel anders dan waarzeggerij: in de mate dat zij in de Geest leven zal de
betekenis van Jezus voor het wel en wee der mensheid steeds klaarder worden. Zij
zullen gewone feiten anders en dieper verstaan; zij zullen ook beter en beter gevormd
worden om Hem met open armen te ontvangen en met een open hart te beluisteren. Hierdoor
zullen zij veilig en rustig hun weg kunnen gaan, zonder verloren te lopen.
Want, omdat zij in de wereld leven, zijn de bekoringen alomtegenwoordig. Altijd
is het risico aanwezig om Hem uit het oog te verliezen. De Heilige Geest
evenwel zal hen wijzen hoe en waar hun weg loopt.
De Geest der
waarheid,zal u tot de volle waarheid brengen, zegt Jezus. We mogen het
zo verstaan: De Geest der waarheid zal jullie niets meedelen, wat Ik nog niet
gezegd heb. Maar als mijn Geest onder jullie levend mag wonen, zullen jullie
almaar beter verstaan, wat Ik jullie doorgaf.
Leid, minzaam Licht,
door 't duister om mij heen,
leid gij mij voort!
De nacht is donker en 'k
ben ver van huis,
leid gij mij voort!
Richt gij mijn schreden.
Neen, ik vraag u niet
de horizon te zien: één
stap is mij genoeg.
Ik was niet altijd zo,
noch vroeg ik u:
leid gij mij voort!
Graag koos ik zelf mijn
weg, maar nu:
leid gij mij voort!
Ik hield van
schittering; ondanks mijn vrees
dreef mij de trots. Denk
niet meer aan die tijd.
Gij zijt zolang mijn
heil geweest. Wijs dan ook nu
mij nog de weg,
door bos of drasland en
ravijn, tot weer
de morgen gloort
en mij 't gezicht der
engelen tegenlacht,
waarvan 'k zo hield en
toch een tijd verstoken was.
Nog steeds tijdens het Laatste Avondmaal sprak Jezus:
Thans ga ik naar Hem die mij gezonden heeft,
en niemand van u vraagt Mij:
Waar gaat Gij heen?
Omdat ik u dit gezegd heb is uw hart vol droefheid.
Toch zeg Ik u de waarheid:
het is goed voor u dat Ik heen ga;
want als Ik niet heenga, zal de Helper niet tot u komen.
Nu Ik wel ga zal Ik Hem tot u zenden.
Eenmaal gekomen
zal Hij de wereld het overtuigend bewijs leveren
van wat zonde, gerechtigheid en oordeel is:
van wat zonde is omdat zij niet in Mij geloven;
van wat gerechtigheid is,
omdat Ik naar de Vader ga, zodat gij Mij niet meer ziet;
van wat oordeel is, omdat de vorst dezer wereld geoordeeld is.
(Johannes 16,5-11)
Johannes beklemtoont voortdurend dat de Heilige Geest en de
wereld lijnrecht tegenover elkaar staan. De wereld is voor hem de verzamelnaam
voor alle krachten die Jezus tegenwerken en de komst van het Koninkrijk van
God in de weg staan. De wereld en de blijde boodschap van Jezus of het Koninkrijk
van God zijn in zijn evangelie elkaars tegenpolen. Verzoening tussen beide is uitgesloten.
Integendeel, het gaat hier om een conflict zonder uitkomst. De Geest stelt ons
in staat om de wereld kritisch te bekijken en zijn geneigdheid naar het kwade
te ontwaren. Zo geleidt Hij ons om de goede keuze over ons leven te maken.
In het drieluik dat daarna genoemd wordt, zonde,
gerechtigheid, oordeel, wordt de zonde als eerste genoemd. Het gaat hierbij
niet om een of andere futiliteit, zelfs niet over één concrete, welbepaalde
daad. De Heilige Geest ontmaskert de onbezonnen houding van al wie, wetens en
willens, volhardt in een weloverwogen afwijzing van Jezus, in een bewuste keuze
voor het kwade dus. Want die beide zijn voor Johannes hetzelfde. God is immers
Liefde, en Hem afwijzen is fundamenteel tegen de Liefde kiezen.
Volgt dan de gerechtigheid. Hier gaat het om de waarheid
en de geloofwaardigheid van het getuigenis van Jezus Woord van God, Zoon van
God over de Vader. Zo wordt Jezus de Rechter van deze wereld. Wie opnieuw
wetens en willens weigert gehoor te geven aan dit Woord van God, wie zijn
hart niet ontvankelijk voor Hem openstelt, maakt zich schuldig.
En tenslotte het oordeel. Net als de wereld meent Jezus ter
dood te veroordelen en Hem kruisigt, wordt die wereld zelf veroordeeld, of
beter gezegd: net dan, in deze veroordeling van Jezus, veroordeelt de wereld
zichzelf. De vorst van deze wereld lijkt te triomferen, maar zijn triomf is
slechts waan en schijn. Jezus immers is door de Vader verheven en verheerlijkt.
In de mate dat de Heilige Geest de ware
en diepe betekenis van Jezus kruisdood te midden van Jezus leerlingen ademt,
in diezelfde mate zal de wereld inzien dat hij zichzelf veroordeelt in een
keuze, die niet naar het Leven leidt, maar alleen een weg ten dode is. Aldus
wordt de wereld overwonnen door de Geest van Jezus.
Johannes is doorgaans geen gemakkelijke schrijver. Dat
merken we ook in dit stukje evangelie van vandaag. Poëzie, die minder rationeel
denkt, maar in omfloerste beelden ons gemoed kan beroeren, is vaak meer
geschikt om het diepe mysterie van ons geloof uit te drukken. Zelfs Paulus wist
dit. Daarom volgt als bezinning eens te meer de Christushymne uit het tweede
hoofdstuk van de brief aan de christenen in Filippi, verzen 6 tot 11, een
kerklied uit de eerste eeuw van onze tijdrekening:
In het wereldje van
de reclamemakers zou Jezus maar slecht scoren. Hij belooft aan zijn leerlingen wel
een Helper, die Hij van bij de Vader zal zenden, maar wat hun gaat overkomen,
zal verre van rooskleurig zijn. Luisteren we maar verder naar wat Hij tot zijn
beste vrienden zegt tijdens het Laatste Avondmaal:
In die tijd sprak
Jezus tot zijn leerlingen:
Wanneer de Helper komt,
die Ik u van de Vader zal zenden,
de Geest der waarheid die van de Vader uitgaat,
zal Hij over Mij getuigenis afleggen.
Maar ook gij moet
getuigen,
want vanaf het begin zijt gij bij Mij.
Dit heb Ik u gezegd opdat gij niet ten val komt.
Zij zullen u uit de synagoge bannen.
Ja, er komt een tijd
dat ieder die u doodt zal menen
een daad van godsverering te stellen.
Zij zullen dat doen
omdat zij noch de Vader noch Mij erkend hebben.
Dit heb Ik u gezegd
opdat, wanneer de tijd hiervan aanbreekt,
gij u zoudt herinneren dat Ik het u gezegd heb.
(Johannes 15,26-27;16,1-4a)
Profeten, die er niet voor terugschrikken om de waarheid te zeggen, ook als
die niet zo prettig of leuk is, worden zelden op gejuich onthaald. Hoon en
misprijzen zijn niet zelden hun deel. Zo had Jeremia het hard te verduren omdat
hij uit de tekenen van zijn tijd de
toekomst voorspelde: Ik hoor veel mensen
fluisteren: Daar heb je de doemdenker, onheil is altijd zijn boodschap. We
zullen hem wel krijgen. (Jeremia 20,10) Jeremia werd ontmoedigd door die
bedreigingen. Maar hij weet dat hij Gods woord spreekt en dat God hem daarom
steunt.
Jeremia staat trouwens niet alleen. Nabot, een kleine man uit het volk,
werd door koning Achab, gestenigd omdat hij ontzag voor de Heer en eerbied voor
zijn ouders verkiest boven de tomeloze hebzucht van de koning. In hoofdstuk 21van
het 1ste boek Koningen wordt zijn verhaal verteld, mooi, triest,
leerrijk en veelbetekenend.
Het keert telkens weer: het Joodse volk, zijn vooraanstaanden voorop, is
ontrouw aan God, en profeten aarzelen niet om hen terecht te wijzen en de
ongerechtigheid aan te klagen.
Jezus staat in die traditie, reeds in zijn zaligsprekingen: Gelukkig wie
voor de gerechtigheid vervolgd worden! Gelukkig ben je, als ze je uitschelden
omwille van Mij. Wees blij en juich, want zo hebben ze immers de profeten vóór
jullie vervolgd. (Matteüs 5)
Tegen deze achtergrond vraagt Jezus zijn leerlingen om van Hem te getuigen.
Ze moeten zich geen illusies maken: vervolging, uitsluiting, zelfs haat zal hun
deel zijn. Er zullen altijd mensen zijn die zich bewust afkeren van Gods goede
Geest. Zo verstaan we ook dat vreemde woord: Alle zonden zullen vergeven
worden, maar niet de zonde tegen de Heilige Geest. Wie zich bewust afkeert van
Gods Koninkrijk wordt niet door God verworpen, maar sluit zichzelf uit.
Daarom prent Jezus zijn leerlingen in: Wees niet bang voor de mensen, wees
niet bevreesd. Maar Hij verstaat dat zijn leerlingen soms angstig zullen
worden. Hij verstaat dat ze soms zullen twijfelen aan zichzelf, aan Hem en aan
zijn Koninkrijk van waarheid, heiligheid, liefde, gerechtigheid en vrede.
Daarom is zijn laatste woord op deze aarde ook: Hou dit voor ogen: ik ben met
jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.
Het kan lang duren voordat iemand deze belofte ten volle begrijpt en in
zijn hart opneemt. Maar een oude dichter zegt na jaren zoeken: Heer, mijn hart
is niet trots, mijn blik niet hoogmoedig, ik zoek niet wat te groot is of te
hoog gegrepen. Nee, ik ben stil geworden, ik heb mijn ziel tot rust gebracht.
Als een kind op de arm van zijn moeder, als een kind is mijn ziel in mij. (Psalm
131, 1-2)
Vandaag komen
twee grote klemtonen aan bod. Eeuwenlang al is de meimaand de Mariamaand, de
maand die op een bijzondere wijze toegewijd is aan Onze Lieve Vrouw.
Bovendien is het
vandaag Moederdag, alle gezinnen vieren vandaag onze moeders. Daarom ligt het
thema van deze eucharistie eigenlijk voor de hand: Maria, moeder van de schone
Liefde.
We bidden dat wij
allemaal zouden uitgroeien tot mensen met een moederhart:
geef ons, Heer,
een warmer hart,
een hartelijker hart.
Daarom kozen we vandaag een
bijzondere eerste lezing:
Mijn kind, houd vast aan wat
je vader je bijbracht,
verwerp niet wat je moeder je leerde.
Bewaar hun onderricht voor
altijd in je hart,
draag het als een sieraad om je hals.
Moge het je leiden op de
wegen die je gaat,
moge het over je waken als je slaapt,
moge het je leidraad zijn als je wakker wordt.
Want de lessen van je vader
en je moeder zijn een lamp,
een licht dat je vermaant en de weg wijst naar het leven.
Hun onderricht zal je behoeden
voor onheil.
(Spreuken 6,20-24a)
Nogal stil en
onopvallend, bescheiden op de achtergrond, zelfs een beetje vergeten, vind je
Moeder Maria toch overal terug. In kerken en kapellen, op hoeken van straten,
verkleurd door weer en wind. In huiskamers. Ook bij mensen waar je haar niet zo
zou verwachten: Maria, die kleine vrouw, die mensen blijkbaar zo menselijk
nabij is.
Maria, zo klein
en kwetsbaar nog toen haar leven ECHT begon. Maria, een stille moeder met een
leven dat getekend is door het lijden van haar Zoon. Maria, een vrouw waarin
elke moeder wel iets van zichzelf vindt. Zij stond onder het kruis van Jezus,
haar Zoon, op een moment dat de leerlingen er allemaal vandoor waren.
Tegenwoordig
staat zij niet zo veel meer in de kijker. Zeker niet in kringen van geleerden
en theologen, van wijzen en van groten. Zij past niet in hun denkraam, zoals
zij in haar eenvoud ook niet past tussen de idolen van onze tijd. Nieuwlichters
laten haar liever links liggen.
Toch blijft haar
leven van pijn en diep geloof een aantrekkingspool en een voorbeeld voor vele mensen. Ook
vandaag, na zoveel eeuwen, in een tijd die zo anders is, blijft haar overgave,
haar toewijding, haar hele leven een uitnodiging tot levensverdieping. Diepgang
in een wereld, die zo oppervlakkig is en zozeer voor de schone schijn leeft.
Een uitnodiging tot inkeer naar binnen, en een uitnodiging tot inzet naar
buiten.
Bij haar komen
mensen met hun zorgen en verdriet, bij haar worden mensen opnieuw eenvoudig.
Zij blijft mensen troosten en de weg wijzen naar elkaar en naar God.
Een mens als wij
is zij, Moeder Maria, met angst en tranen in de ogen, dikwijls niet goed wetend
wat er allemaal gebeurt. Een mens als wij, met vreugde ook om kleine dingen.
Een mens als wij, maar haar geloof was sterker dan ons geloof, en haar
vertrouwen groter dan het onze.
Mogen wij, langs
Maria, deze buitengewone vrouw, dichter bij Jezus en zijn blijde boodschap
komen.
zou ze jullie hebben liefgehad als iets van haarzelf,
maar jullie horen niet bij haar,
want ik heb jullie uit de wereld weggeroepen.
Daarom haat ze jullie.
Denk aan wat ik gezegd heb:
een slaaf is niet meer dan zijn meester.
Ze hebben mij vervolgd,
dus zullen ze ook jullie vervolgen;
maar wie zich aan mijn woorden gehouden heeft,
zal zich ook aan jullie woorden houden.
Dit alles zullen ze jullie vanwege mij aandoen,
want ze kennen hem niet die mij gezonden heeft.
(Johannes 15,18-21)
Is Jezus een zwartkijker? Wie alleen dit stukje evangelie
leest zou wel eens de indruk kunnen krijgen, omdat zijn woorden over de
wereld zo somber en donker gekleurd zijn. Maar Jezus spreekt hier niet over
onze aarde als de blauwe planeet, de schoonheid van de schepping of de pracht
van de natuur. Van dit alles is Hij zich terdege bewust, en we mogen stellen
dat Hij daar ten volle van genoten heeft, toen Hij al weldoende rondging, zijn
leerlingen onderrichtte of de stilte opzocht om alleen bij de Vader te zijn.
Meer nog: bij herhaling spreekt Jezus over de goedheid, die
in het hart van mensen kan wonen. Denken we maar aan het penningske van de arme
weduwe of het nederige gebed van de tollenaar, die in de tempel door de
verwaande farizeeër met de nek wordt aangekeken.
Maar het mooist van al is wellicht zijn kinderzegen: Toen
bracht men kinderen bij Hem, met de bedoeling dat Hij hun de handen zou
opleggen en voor hen zou bidden. Maar de leerlingen wezen hen terecht. Jezus
zei: Laat die kinderen en verhinder niet dat ze bij Me komen, want van zulke
kinderen is het koninkrijk der hemelen.Hij legde hun de handen op;
daarna vertrok Hij. (Matteüs 19,13-15)
Jezus ziet dit mooie en dit goede, en hij jubelt er ook om:
Ik dank U, Vader, Heer van hemel en aarde omdat u deze dingen voor wijzen en
verstandigen verborgen hebt gehouden, maar ze aan eenvoudige mensen hebt
onthuld. (Matteüs 11,25)
Maar Jezus ziet ook de schaduwzijde in het hart van de mens,
die duistere kant die we in Bijbelse taal als de erfzonde benoemen. En
eigenlijk is Jezus hier een heel fijnzinnig psycholoog, die het binnenste van
de mens doorgrondt, lang voor de psychologie of de psychoanalyse als wetenschap
ontstonden. Hij weet maar al te goed dat deze duistere schaduwzijde meer naar
boven komt als mensen in groep optreden. In deze betekenis gebruikt Johannes
het woord wereld, als Hij de woorden van Jezus tijdens het Laatste Avondmaal
weergeeft. De wereld, dat zijn de mensen in groep, die zich van hun minst
mooie kant tonen.
Deze minder mooie kanten zijn ons welbekend. Zij woekeren in
onze eigen persoon, we zien de sporen rondom ons, en we kennen ze uit dat zo
levensechte verhaal van de bekoringen van Jezus in de woestijn, met geldhonger,
machtswellust en eerzucht of buitenissige ambitie, die altijd weer de kop
opsteken ten koste van andere mensen. Deze schaduwzijde of minder mooie kant,
dat is de mens, die onderworpen is aan de slavernij van de zonde.
Daarmee moest Jezus wel botsen en daarom kon het niet anders
dan dat de wereld Hem zou haten. Daarom ook kon het niet anders dan dat die
wereld Hem uit de weg zou ruimen. Zijn persoon, zijn Woord, zijn leven druiste
immers in tegen de samenzwering van al wie op kwaad belust is en wetens en willens
kiest voor de zonde, die de weg ten dode is, de weg die geen Leven, geen
vreugde, geen vrede brengt.
In zijn tijd kreeg Jezus het daarom aan de stok met tal van
lieden, die in aanzien stonden en zichzelf op een schavotje geplaatst hadden.
Verschillende namen krijgen zij: farizeeërs, schriftgeleerden, oudsten van het
volk, hogepriesters Als je het wel beschouwt, een allegaartje van mensen, die
in het toenmalige wereldje van de Joden nogal van rang en stand waren. Zij
waanden zich hoog verheven en van op hun zelfgemaakte tribune keken zij vol
eigenwaan neer op de anderen, die in hun ogen enkel gepeupel waren.
Wie zijn zij vandaag? Matteüs begint zijn Bergrede met de
welbekende zaligsprekingen. Soms zijn die sympathiek en aantrekkelijk: gelukkig
die arm van geest zijn en zuiver van hart, gelukkig ook die uitzien naar
gerechtigheid Zo willen we ook wel graag zijn. Maar Matteüs schrijft
evenzeer:
Gelukkig die vervolgd
worden vanwege de gerechtigheid,
want hun behoort het koninkrijk der hemelen.
Gelukkig zijn jullie,
als ze jullie uitschelden
en vervolgen
en je van allerlei
kwaad betichten vanwege Mij.
Wees blij en juich, want in de hemel wacht jullie een rijke
beloning.
Zo hebben ze immers de profeten vóór jullie vervolgd.
(Matteüs 5,10-12)
Laten wij maar proberen trouw te zijn aan Jezus en in alle
deemoed bidden:
Heer Jezus, zachtmoedig en nederig van hart,
maak mijn hart gelijk aan het uwe!
Heer, blijf bij ons, ook als het avond en donker
wordt.
Jullie zijn mijn vrienden wanneer je doet wat ik zeg.
Ik noem jullie geen slaven meer,
want een slaaf weet niet wat zijn meester doet;
vrienden noem
ik jullie,
omdat ik alles wat ik van de Vader heb gehoord,
aan jullie bekendgemaakt heb.
Jullie hebben niet mij uitgekozen,
maar ik jullie,
en ik heb jullie opgedragen om op weg te gaan
en vrucht te dragen,
blijvende vrucht.
Wat je de Vader in mijn naam vraagt,
zal hij je geven.
Dit draag ik jullie op: heb elkaar lief
(Johannes 15,12-17)
Een oud joods verhaal zegt dat een rabbi eens bij een
leerling ging en hem vroeg: 'zeg mij eens: wat is dat, God?' Hij herhaalde de
vraag, een tweede maal, een derde maal. Maar de leerling zweeg. Daarom vroeg de
rabbi: 'waarom zeg je niets?' En de leerling antwoordde: 'omdat ik het niet
weet!' En de rabbi dacht verder: 'weet ik er dan meer van? Het is duidelijk dat
God bestaat, en dat er niets is buiten Hem. Maar verder weet ik niets.'
Zo is het enerzijds, maar Johannes schrijft ook: 'God is Liefde.'
Zo hebben wij Hem leren kennen, als goedheid, als liefde en het is de moeite
om dat te blijven doorvertellen. De eeuwen door hebben vele mensen dat gedaan,
overtuigd en enthousiast. Het blijft ook vandaag de moeite waard, om het voort
te zeggen, om het voort te doen en met enthousiasme.
God is geen verre God die éénmaal het heelal geschapen heeft
en er nadien nooit meer naar omziet. Zo een verre afstandelijke God spreekt ons
niet aan. God is Liefde: en liefde is aanwezigheid, tederheid, barmhartigheid.
Daarom heeft God zich in Jezus getoond om de mens nabij te zijn.
Er is een verhaal over de evangelist Johannes, diegene die
geschreven heeft: 'God is Liefde. Als iemand zegt dat Hij God liefheeft, die
hij niet ziet, maar zijn broeder niet liefheeft, die hij wel ziet, is hij
eenvoudigweg een leugenaar.'
Over deze Johannes wordt dit verhaal verteld, dat gesitueerd
wordt aan het einde van zijn lange leven. Ook dan zat hij nog uren en uren
bij jongere leerlingen, die aan zijn
voeten plaats namen. Op een dag, zo wordt verteld in deze goed bewaarde
traditie, maakte één van de leerlingen zijn beklag: 'Johannes, jij spreekt
altijd over liefde, over Gods liefde voor ons en over onze liefde voor elkaar.
Waarom vertel je nooit eens iets anders aan ons dan over die liefde?'
De leerling, die ooit zijn hoofd had laten rusten aan het
hart van de mensgeworden God, zou dan geantwoord hebben, zegt het verhaal
verder,: 'Omdat er niets anders is, alleen liefde ... liefde ... liefde.'
Liefde is elkaar heel
nabij zijn
zonder elkaar te bezitten
Liefde is 'houden van'
zonder elkaar vast te houden
De mooiste lianen kunnen de sterkste boom wurgen,
door hem jarenlang teder te omhelzen.
Voelen mensen het hart van een medemens
dan komen ze tot leven.
Alleen in de liefde kan men 'mens' worden
zoals ik me ook aan de geboden van mijn Vader gehouden heb
en in zijn liefde blijf.
Dit zeg ik tegen jullie om je mijn vreugde te geven,
dan zal je vreugde volkomen zijn.
(Johannes 15,9-11)
Enkele dagen al luisteren we nu naar Jezus, terwijl Hij tijdens
hun laatste samenzijn zijn meest intieme vrienden op uitzonderlijk innige,
tedere wijze toespreekt. Zoals de vorige dagen reeds zo duidelijk werd, is Hij
zelf diegene, die troost en bemoedigt, terwijl zijn vrienden diep ontroerd en
bedrukt zijn.
Ook vandaag is het zo, in dit kort stukje evangelie. Zelf
leeft Hij in een intense innerlijke vreugde, die haar oorsprong vindt in de
innige verbondenheid met de Vader. Maar zoals een diepe vreugde nu eenmaal is,
wil Hij dit intense geluk niet voor zichzelf alleen houden. Vreugde deelt, ze
kan niet anders, want vreugde loopt over.
We zien het nu bij Jezus: Ik spreek zo tegen jullie, opdat
eenzelfde volkomen vreugde, die in mijn hart opwelt, ook in jullie gemoed mag
leven.
En dat zal ook zo zijn als je in mijn liefde blijft, als
mijn leven ook jullie leven wordt. Dan klinkt het een beetje hard: je blijft in
die innige liefde met Mij verbonden als je mijn geboden onderhoudt. Maar die
schijnbare hardheid is niet meer dan schijn. Er is hier niet de minste zweem van
formalistisch naleven van een aantal wetten, met talloze geboden en nog meer
verboden.
De geboden van Jezus zijn te herleiden tot ÉÉN GROTE
LEEFREGEL. Die richtlijn werd ons ten overvloede herhaald, en toch wordt hij zo
vaak vergeten. Vergeten en verdrongen, zo vaak ook in naam van hoge idealen,
die alleen maar met de mond verkondigd worden.
ÉÉN UNIEKE LEIDRAAD geeft Jezus voor ons leven: DE LIEFDE,
naar God toe, en in één en dezelfde beweging ook naar de naaste, in de meest
letterlijke zin, de mens die dicht naast ons leeft, maar evenzeer de naaste,
die hoewel heel veraf ons toch heel nabij is, omdat hij of zij, jong of oud,
arm of rijk, mens is zoals wij, en daardoor net als wij genodigd is tot diezelfde
innige omhelzing binnen die ÉNE FAMILIE van GODS GELIEFDEN.
Ik ben de ware
wijnstok en mijn Vader is de wijnbouwer.
Iedere rank aan mij die geen vrucht draagt snijdt hij weg,
en iedere rank die wel vrucht draagt snoeit hij bij,
opdat hij meer vruchten draagt.
Jullie zijn al rein door alles wat ik tegen jullie gezegd
heb.
Blijf in mij, dan blijf ik in jullie.
Een rank die niet aan de wijnstok blijft,
kan uit zichzelf geen vrucht dragen.
Zo kunnen jullie geen vrucht dragen
als jullie niet in mij
blijven.
Ik ben de wijnstok en jullie zijn de ranken.
Als iemand in mij blijft en ik in hem,
zal hij veel vrucht dragen.
Maar zonder mij kun je niets doen.
Wie niet in mij blijft wordt weggegooid
als een wijnrank en
verdort;
hij wordt met andere ranken verzameld,
in het vuur gegooid en verbrand.
Als jullie in mij blijven en mijn woorden in jullie,
kun je vragen wat je wilt en het zal gebeuren.
De grootheid van mijn Vader zal zichtbaar worden
wanneer jullie veel vrucht dragen en mijn leerlingen zijn.
(Johannes 15,1-8)
We werden allen opgevoed in grote eerbieden ontzag voor
de almachtige God,hoog verheven in de hemel,ver boven ons, mensjes
van niemendal.Zo hebben wij tot God gebeden, vele en vele keren,en
telkens weerhebben we ons klein, hulpeloos en nietig gevoeld.Het is
een houding die passend is, maar evenzeer is het maar één kant van het hele
verhaal.
Als God zo ver boven ons, kleine mensen, staat, als Hij zo
ver boven ons leven staat, komt Hij ook vlug buiten ons leven te staan.Hij is dan
te groot en te ver,ongenaakbaar en onbereikbaar.HIJ woont in de
coulissen van zijn hoge hemel, en WIJ leven, even maar, op het kleine podium
van dit stukje aarde.
GOD ZIJ DANK is er méér, GOD ZIJ DANK is er Jezus, en GOD
ZIJ DANK mochten wij op onze levenswegJezus ontmoeten, in bezinning en gebed, in gewone
ervaringen van ons leven, en bovenal in het evangelie.
En HIJ, Jezus, sprak ons ook vandaag van een wijnstok: Zie,
zei Hij,zo dicht zijn wij bij elkaar,als ranken met de stam
verbonden.Zo ben Ik één met de Vader, zo ben Ik in de Vader.Zo ben
Ik één met jullie, zo LEEF Ik ook in jullie. Evenzeer als het sap van de stam ook het sap van de ranken wordt. Evenzeer als het leven van
de stam ook het leven van de ranken wordt.
Zo heeft Hij het zelf gewild: God kan niet zonder de
mensen.Hij leeft zich uit in zijn mensenzolang Hij hun leven mag
geven, zo lang Hij hun leven mag zijn.
Geloven is niet alleen:
klein staan voor God.Geloven is ook groeien en groter worden omdat wij Hem in ons laten werken,omdat wij ons door Hem laten
snoeien.
Ik zeg het jullie dus nu al, voordat het zover is,
dan zul je, als het zover is, geloven.
Veel zal Ik jullie niet meer kunnen zeggen,
want de vorst van de wereld is in aantocht.
Niet dat hij macht over Mij heeft,
maar de wereld moet weten dat Ik de Vader liefheb:
wat de Vader Mij heeft opgedragen, voer Ik ook
uit.
(Johannes 14,27-31a)
Zo innig en teder, zo diepmenselijk dit tafereeltje. Misschien
is het ons ook wel eens overkomen, diep ontroerd en tot tranen bewogen.
Want ontroerd en bewogen is de stemming als Jezus zo
spreekt. Samen met zijn beste vrienden is Hij een laatste keer aan tafel. Hij zal
nu van hen heengaan. Zoals zij van Hem hielden, moet dit gewogen hebben. Het
verdriet overweldigt hen. De sfeer is gedrukt. Bij het Laatste Avondmaal is het
alsof de leerlingen samen zijn rond het sterfbed van de meest geliefde.
Zoals ook wij misschien wel eens samen waren rond het
sterfbed van een geliefde, wenend, bedrukt, niet wetend wat te zeggen.
De leerlingen hoeven niets te zeggen nu. Jezus zelf neemt
het woord, troost hen, spreekt hen moed in. Hij, die met lichaam en geest de
komende uren ten dode toe gekwetst en gemarteld zal worden, Hij is diegene, die
bemoedigt.
Ook dat kan ons wel eens gebeurd zijn, dat hij of zij, die
ging sterven, nog bemoedigde en woorden van troost sprak, wanneer de geliefden
geen woorden meer vonden.
Jezus is daartoe in staat omdat een bovenaardse rust in Hem
woont. En die bovenaardse rust wil Hij aan zijn vrienden overdragen: Mijn
eigen vrede geef ik jullie; een andere vrede, dan de wereld te bieden heeft.
Met die wereld leeft Hij niet in vrede, kan Hij niet in
vrede leven. Daar triomfeert een andere heerser, de vorst van deze wereld. En
die is vlakbij nu. Een ogenblik zal hij het halen. Voor het oog van de wereld
gaat Jezus naar Golgotha, het kruis en het graf van voorbij. De ultieme
nederlaag. Voor het oog van de wereld.
Die nederlaag voor het oog van de wereld kan Hem niet deren.
De overwinning van de vorst van de wereld is slechts schijn. Het kwade, de
kwade zal het nu halen, maar zijn triomf zal niet duren. Deze zekerheid vervult
het gemoed van Jezus. En die zekerheid, zijn eigen innerlijke vrede, berust op
zijn verbondenheid met de Vader, zoals Hij even voordien nog gezegd had: Ik en
de Vader zijn één.
Daarom kan Hij, in dit geladen uur van pijn en afscheid,
rust uitstralen, vrede geven. Daarom zal Hij enkele uren later, in volle
overgave, ook kunnen zeggen: Alles is volbracht.
Het kan ook ons gebeurd zijn: de lijdende, de stervende
geliefde, die zulk een rust ademde en uitstraalde, en fluisterend of zonder
woorden zijn vrede overdroeg. Het is een grote genade, als wij zo mochten
afscheid nemen.
Filippus en Jakobus treden niet zo vaak op de voorgrond in het evangelie.
Over hun leven weten wij ook niet zo veel. Toch mogen we enkele punten
aanstippen.
FILIPPUS
Filippus is afkomstig uit Betsaida in Galilea, de stad waar ook Petrus en
Andreas geboren werden. Wellicht was hij een leerling van Johannes de Doper en
zou hij op die manier met Jezus in contact gekomen zijn, en al vlug ook door
Hem geroepen zijn tot apostel. Wanneer na de kruisdood en de verrijzenis de
apostelen de Blijde Boodschap gaan verkondigen, richt Filippus zijn schreden
naar Samaria, waar hij de verrezen Christus predikt en ook zieken geneest.
Later zou hij nog naar Griekenland geweest zijn, waar hij in het jaar 80 de
marteldood sterft, omgekeerd opgehangen aan een kruis in T-vorm.
Bij Johannes vinden we de belangrijkste tussenkomsten van Filippus. Een
eerste keer in de aanloop naar het wonder van de broden en de vissen, het
wonder waarin Jezus ons op een profetische wijze, met het oog op zijn lijden en
sterven, onderricht over breken en delen, over gegeven en gebroken worden.
Toen Jezus om zich heen keek
en zag dat die menigte naar hem toe kwam,
vroeg hij aan Filippus:
Waar kunnen we brood kopen
om deze mensen te eten te geven?
Hij vroeg dat om Filippus op de proef te stellen,
want zelf wist hij al wat hij zou gaan doen.
Filippus antwoordde:
Zelfs tweehonderd denarie zou niet voldoende zijn
om iedereen een klein stukje brood te geven.
(Johannes 6,5-8)
Filippus is hier de apostel, die door Jezus uitgekozen wordt, om het
nodige reliëf te geven aan het wonder dat Hij gaat verrichten. Natuurlijk kan Filippus
niet vermoeden wat Jezus zal doen, maar net door deze onwetendheid komt de
draagwijdte van het wonder sterker naar voren. De tussenkomst van Filippus is
dus zeker niet zonder belang is, want de diepe inhoud van het wonder kan nu
beter beklemtoond worden.
Een tweede keer vinden we Filippus tijdens de toespraak van Jezus bij het
Laatste Avondmaal:
Jezus zei:
Als jullie mij kennen
zullen jullie ook mijn Vader kennen,
en vanaf nu kennen jullie hem,
want jullie hebben hem zelf gezien.
Daarop zei Filippus:
Laat ons de Vader zien, Heer,
meer verlangen we niet.
Jezus zei:
Ik ben nu al zo lang bij jullie,
en nog ken je me niet, Filippus?
Wie mij gezien heeft, heeft de Vader gezien.
Waarom vraag je dan om de Vader te mogen zien?
(Johannes 14,6-9)
Opnieuw is de tussenkomst van Filippus erg belangrijk. Hij biedt aan
Jezus de kans om ons te openbaren: als je wil weten wie of hoe God is, maak dan
geen grote theoretische bespiegelingen. Kijk gewoon naar Mij, wie Ik ben, wat
Ik doe. Zo ga je leren wie of hoe God is. Want Wie mij gezien heeft, heeft de
Vader gezien.
Tenslotte wordt Filippus ook nog vermeld in de Handelingen van de
apostelen, vooral in hoofdstuk 8,26-39. De apostel wordt door een engel van de
Heer op weg gestuurd naar Gaza. Hij ontmoet daar een hoge ambtenaar van de
koningin van Ethiopië. De man is het boek Jesaja aan het lezen, maar verstaat de
tekst niet. Het gaat om enkele verzen uit een lied over de lijdende dienaar van
Jahwe:
Als een schaap werd hij naar de slacht geleid;
als een lam dat stil is bij zijn scheerder
deed hij zijn mond niet open.
Hij werd vernederd en hem werd geen recht gedaan,
wie zal van zijn nakomelingen verhalen?
Want op aarde leeft hij niet meer.
(Handelingen 8,32-39)
Filippus begint dan een gesprek met die man, en, met deze tekst als
uitgangspunt verkondigt hij het evangelie van Jezus. En deze verkondiging is
niet zonder gevolg. Ze komen bij een plaats met water, en de ambtenaar vraagt
om gedoopt te worden.
Al weten we weinig over Filippus, zijn leven en werk zijn niet zonder
belang. Een opsteker is dat voor die vele mensen, die van op de achtergrond hun
goede werk voor het Rijk van God in alle stilte en bescheidenheid uitvoeren.
JAKOBUS DE
MINDERE
Jakobus wordt
de Mindere genoemd, niet omdat hij kleiner of jonger of minderwaardig
zou zijn tegenover Jakobus de Meerdere, maar enkel omdat hij pas later door
Jezus geroepen werd. Hij is de zoon van Alfeus, of Kleopas. Zijn moeder, die
eveneens de naam Maria droeg, was een zus of dicht familielid van de moeder van
Jezus. In het kader van de Joodse traditie wordt hij ook wel de broer van
Jezus genoemd.
De traditie vertelt ons dat hij naderhand de eerste bisschop van
Jeruzalem is geworden. Historici schrijven dat hij in het jaar 62 werd
doodgeknuppeld en zo op gruwelijke wijze de marteldood stierf.
Doorgaans wordt hij ook beschouwd als de auteur van de Brief van Jakobus,
waarin hij op radicale wijze opkomt voor de armen en scherpe, harde verwijten
richt tot al wie door uitbuiting van de weerlozen zichzelf verrijkt heeft. Een
voorbeeldje:
En nu iets voor u, rijken!
Weeklaag en jammer om de rampspoed die over u komt.
Uw rijkdom is verrot en uw kleding is door de mot aangevreten.
Uw goud en zilver is verroest,
en die roest zal tegen u getuigen
en als een vuur uw lichaam verteren.
U hebt uw schatkamers gevuld, hoewel de tijd ten einde loopt.
Hoor de klacht van het loon dat u de arbeiders
die uw velden maaiden hebt onthouden.
Het geroep van de maaiers
is tot de Heer van de hemelse machten doorgedrongen.
U hebt op aarde in weelde gebaad en losbandig geleefd,
u hebt uzelf vetgemest voor de slachttijd.
U hebt de rechtvaardige veroordeeld en vermoord,
en hij heeft zich niet tegen u verzet.
(Brief van Jakobus 5,1-6)
Woorden van zo lang
geleden, die ook vandaag konden gezegd of geschreven zijn. Ligt daar niet DE
opdracht voor de kerk van vandaag: metterdaad tonen dat zij niet de kant kiest
van de macht en de machtigen, maar daadwerkelijk aan de zijde van de armen
staat?
Broeders en zusters,
het geloof in Jezus
Christus, onze glorierijke Heer,
staat niet toe dat u
mensen op hun uiterlijk beoordeelt.
Stel dat uw
samenkomst wordt bezocht
door iemand die
prachtige kleren en gouden ringen draagt,
en tegelijkertijd
door een arme in vodden.
Als u dan de eerste
met alle zorg omringt en tegen hem zegt:
Neemt u plaats,
hier zit u goed,
terwijl u tegen de
tweede zegt:
Ga daar maar staan,
of ga maar bij mijn voetenbank op de grond zitten,
Tijdens het Laatste Avondmaal zei
Jezus tot zijn leerlingen:
`Nu wordt de Mensenzoon
verheerlijkt,
en in Hem wordt God verheerlijkt.
Als God in Hem verheerlijkt is,
zal God Hem ook in zichzelf verheerlijken,
ja, Hij zal Hem spoedig verheerlijken.
Kindertjes,
nog maar kort zal Ik bij jullie
zijn.
Ik geef jullie een nieuw gebod:
dat je elkaar liefhebt.
Met de liefde die Ik jullie heb
toegedragen,
moeten jullie ook elkaar
liefhebben.
Daaraan zal iedereen kunnen zien
dat jullie leerlingen van Mij
zijn:
als jullie onder elkaar de liefde
bewaren.
(Joh 13,31.33-35)
Kindertjes, zo spreekt Jezus ons
vandaag aan, een nieuw gebod geef ik u: heb elkander lief. En Hij gaat
verder: zoals ik u heb liefgehad.
Jezus geeft ons niet alleen een nieuw gebod. Hij straalt ook liefde uit, en
zo wordt Hij iemand, om mee op weg te gaan, als DE WEG, DE WAARHEID en HÉT
LEVEN ...
voor ons eigen, kleine leven, doorheen onze eigen, kleine dagen.
'Liefde is een zeldzaam kruid', het is de titel van een boek van Maria Rossels. Wat zeldzaam is, lokt tot
namaak. Zo zijn er kunstbloemen, en die kunnen mooi zijn. Maar ze maken het
heimwee naar echte bloemen alleen groter.
Er bestaan veel liedjes over de liefde. Willem Vermandere zong eens: Er
zijn van die zangers, die de liefde bezingen, lijk da wieder klappen van t
were. Maar het lied van de echte liefde is uniek. Dat is iets helemaal anders
dan klappen van t were.
Zo was de ervaring van Chiara Lubich, en haar vriendinnen, toen zij op het
einde van de oorlog, tussen de bombardementen, het evangelie begonnen te lezen.
Zij wisten natuurlijk dat de liefde belangrijk is. Maar in een flits zagen ze:
dit is het nieuwe gebod, dat ons leven een nieuwe wending kan
geven!
Het gaat erom te beminnen zoals Jezus liefhad. Het nieuwe van die liefde is
Jezus zelf. In ons dagelijkse leven, gaan we
naar Jezus kijken: wat zou Hij nu doen? Eén keer heeft Jezus gezegd:
'Leer van Mij...'. Wat wij, volgens zijn woord, van Hem moeten leren, is dat
Hij mild is en zachtmoedig van hart. Dit woord kan ons hart nieuw maken.
De context van het nieuwe gebod is het Laatste Avondmaal en het lijden van
Jezus: in zijn lijden blijkt zijn liefde. Zijn liefde heeft alles te maken met
de weg van het lijden. En dat lijden van Jezus begint bij het verraad
van Judas. Met dit donkere verraad op de achtergrond schijnt het licht van
zijn liefde nog feller. Ook nu nog worden mensen door vermeende vrienden in de
steek gelaten. En kan de noodzaak van die nieuwe liefde feller schijnen.
Wat nieuw is, kan veel veranderen. Dit is ook zo voor de nieuwe liefde in
een wereld vol wonden. Die nieuwe Liefde opent nieuwe einders. Daarom zegt
Jezus dat men mensen als zijn leerlingen herkent, als zij elkaar
liefhebben. Als zij liefhebben zoals Hij zelf liefhad. Niet het spreken over
Jezus, niet de vergaderingen, maar het nieuwe gebod van Jezus spreekt tot het
hart van de mensen. En kan alles nieuw maken ook vandaag!
Vandaag , op 1 mei, sinds 1918 het feest van de arbeid,
viert de Kerk Sint-Jozef, arbeider.
Wij eren hierbij zijn werkzaam en dienstbaar leven. Met deze benaming is
het feest van Sint-Jozef van recente datum: het werd eerst in 1955 ingesteld
door Paus Pius XII.
De Kerk wil ons op deze dag in herinnering brengen, wat in
gelovig perspectief de waarde van de menselijke arbeid is. Door ons werk en de
inzet van onze talenten kunnen wij onze eigen bijdrage leveren aan de
voortzetting van de schepping. Zo wordt onze arbeid een dienst aan God en de mensen.
Heel veel weten we niet over het leven van Sint-Jozef.
Enkele gegevens kunnen we rechtstreeks uit de Heilige Schrift afleiden. Bovenal wordt ons daar gezegd dat hij de wettige
echtgenoot is van Maria en de pleegvader van Jezus. In het eerste hoofdstuk van
Matteüs lezen we:
De afkomst van Jezus Christus was als volgt. Toen zijn
moeder Maria al was uitgehuwelijkt aan Jozef maar nog niet bij hem woonde,
bleek ze zwanger te zijn door de heilige Geest.Haar man Jozef, die een
rechtschapen mens was, wilde haar niet in opspraak brengen en dacht erover haar
in het geheim te verstoten.Toen hij dit overwoog, verscheen hem in een
droom een engel van de Heer. De engel zei: Jozef, zoon van David, wees niet
bang je vrouw Maria bij je te nemen, want het kind dat ze draagt is verwekt
door de heilige Geest.' (Matteüs 1,18-20)
Jozef werd wakker en deed wat de engel van de Heer hem had
opgedragen: hij nam haar bij zich als zijn vrouw,maar hij had geen
gemeenschap met haar voordat ze haar zoon gebaard had. En hij gaf hem de naam
Jezus. (Matteüs 1, 24 25)
We weten dat hij timmerman was, een arbeider, in Nazareth (Matteüs
13, 55). Hij was niet rijk, want wanneer Jozef en Maria Jezus meenemen naar de
tempel kan hij geen lam offeren, maar een koppel duiven.
Jozef is een zorgzame man. Hij wil van Maria scheiden na de
ontdekking dat zij zwanger is. Hij wil dit in stilte doen, om Maria te
beschermen, wetende dat vrouwen in die tijd konden worden gestenigd wegens
overspel.
Hij is ook een gelovig man, dienend aan wat God ook aan hem
vraagt. Als de engel opnieuw aan Jozef verschijnt (Matteüs. 2, 13-2,3) om te
vertellen dat er gevaar voor het gezin dreigt, aarzelt hij niet om alles achter
zich te laten: familie, vrienden, al hun bezit, om naar een vreemd en ver land te
vluchten. Ze wachten in Egypte totdat de engel vertelt dat het veilig is om
terug te keren.
Volgens veel historici is het aannemelijk dat Jozef overleed
voordat Jezus zijn openbare leven aanving. Jozef komt immer niet voor in Jezus'
publieke leven, bij zijn dood en verrijzenis. We zouden veel van Jozef willen
weten: waar en wanneer is hij geboren? Waar en wanneer overleed hij? Hoe bracht
hij zijn leven door? Het belangrijkste dat de H. Schrift ons nalaat is heel
belangrijk: Jozef was een rechtschapen man (Matteüs 1, 18)
Boven alles is Jozef de patroon van de Kerk Voorts is hij
patroonheilige van (pleeg)kinderen en de jeugd, wezen, echtparen, opvoeders en
christelijke gezinnen. Van tmmerlieden, meubelmakers en arbeiders. Vanwege de
vlucht naar Egypte is hij ook de beschermheilige tegen woningnood (overnachting
in de stal) of voor woningzoekenden, asielzoekers en reizigers. Een flink
aantal landen, zoals België, hebben Jozef als patroonheilige.
Vaak wordt Jozef afgebeeld in werkkledij met gereedschap
(hamer, werkbank, winkelhaak, zaag, e.d.), of met een mantel, sandalen en Jezus
op zijn arm. Hij is daarbij meestal een oudere man met baard en een kalend
hoofd, en houdt soms een witte lelie in zijn hand.