Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
05-05-2010
DE WIJNSTOK EN DE RANKEN
DE WIJNSTOK EN DE RANKEN
Nog bij het Laatste Avondmaal zei Jezus:
Ik ben de ware
wijnstok en mijn Vader is de wijnbouwer.
Iedere rank aan mij die geen vrucht draagt snijdt hij weg,
en iedere rank die wel vrucht draagt snoeit hij bij,
opdat hij meer vruchten draagt.
Jullie zijn al rein door alles wat ik tegen jullie gezegd
heb.
Blijf in mij, dan blijf ik in jullie.
Een rank die niet aan de wijnstok blijft,
kan uit zichzelf geen vrucht dragen.
Zo kunnen jullie geen vrucht dragen
als jullie niet in mij
blijven.
Ik ben de wijnstok en jullie zijn de ranken.
Als iemand in mij blijft en ik in hem,
zal hij veel vrucht dragen.
Maar zonder mij kun je niets doen.
Wie niet in mij blijft wordt weggegooid
als een wijnrank en
verdort;
hij wordt met andere ranken verzameld,
in het vuur gegooid en verbrand.
Als jullie in mij blijven en mijn woorden in jullie,
kun je vragen wat je wilt en het zal gebeuren.
De grootheid van mijn Vader zal zichtbaar worden
wanneer jullie veel vrucht dragen en mijn leerlingen zijn.
(Johannes 15,1-8)
We werden allen opgevoed in grote eerbieden ontzag voor
de almachtige God,hoog verheven in de hemel,ver boven ons, mensjes
van niemendal.Zo hebben wij tot God gebeden, vele en vele keren,en
telkens weerhebben we ons klein, hulpeloos en nietig gevoeld.Het is
een houding die passend is, maar evenzeer is het maar één kant van het hele
verhaal.
Als God zo ver boven ons, kleine mensen, staat, als Hij zo
ver boven ons leven staat, komt Hij ook vlug buiten ons leven te staan.Hij is dan
te groot en te ver,ongenaakbaar en onbereikbaar.HIJ woont in de
coulissen van zijn hoge hemel, en WIJ leven, even maar, op het kleine podium
van dit stukje aarde.
GOD ZIJ DANK is er méér, GOD ZIJ DANK is er Jezus, en GOD
ZIJ DANK mochten wij op onze levenswegJezus ontmoeten, in bezinning en gebed, in gewone
ervaringen van ons leven, en bovenal in het evangelie.
En HIJ, Jezus, sprak ons ook vandaag van een wijnstok: Zie,
zei Hij,zo dicht zijn wij bij elkaar,als ranken met de stam
verbonden.Zo ben Ik één met de Vader, zo ben Ik in de Vader.Zo ben
Ik één met jullie, zo LEEF Ik ook in jullie. Evenzeer als het sap van de stam ook het sap van de ranken wordt. Evenzeer als het leven van
de stam ook het leven van de ranken wordt.
Zo heeft Hij het zelf gewild: God kan niet zonder de
mensen.Hij leeft zich uit in zijn mensenzolang Hij hun leven mag
geven, zo lang Hij hun leven mag zijn.
Geloven is niet alleen:
klein staan voor God.Geloven is ook groeien en groter worden omdat wij Hem in ons laten werken,omdat wij ons door Hem laten
snoeien.
Ik zeg het jullie dus nu al, voordat het zover is,
dan zul je, als het zover is, geloven.
Veel zal Ik jullie niet meer kunnen zeggen,
want de vorst van de wereld is in aantocht.
Niet dat hij macht over Mij heeft,
maar de wereld moet weten dat Ik de Vader liefheb:
wat de Vader Mij heeft opgedragen, voer Ik ook
uit.
(Johannes 14,27-31a)
Zo innig en teder, zo diepmenselijk dit tafereeltje. Misschien
is het ons ook wel eens overkomen, diep ontroerd en tot tranen bewogen.
Want ontroerd en bewogen is de stemming als Jezus zo
spreekt. Samen met zijn beste vrienden is Hij een laatste keer aan tafel. Hij zal
nu van hen heengaan. Zoals zij van Hem hielden, moet dit gewogen hebben. Het
verdriet overweldigt hen. De sfeer is gedrukt. Bij het Laatste Avondmaal is het
alsof de leerlingen samen zijn rond het sterfbed van de meest geliefde.
Zoals ook wij misschien wel eens samen waren rond het
sterfbed van een geliefde, wenend, bedrukt, niet wetend wat te zeggen.
De leerlingen hoeven niets te zeggen nu. Jezus zelf neemt
het woord, troost hen, spreekt hen moed in. Hij, die met lichaam en geest de
komende uren ten dode toe gekwetst en gemarteld zal worden, Hij is diegene, die
bemoedigt.
Ook dat kan ons wel eens gebeurd zijn, dat hij of zij, die
ging sterven, nog bemoedigde en woorden van troost sprak, wanneer de geliefden
geen woorden meer vonden.
Jezus is daartoe in staat omdat een bovenaardse rust in Hem
woont. En die bovenaardse rust wil Hij aan zijn vrienden overdragen: Mijn
eigen vrede geef ik jullie; een andere vrede, dan de wereld te bieden heeft.
Met die wereld leeft Hij niet in vrede, kan Hij niet in
vrede leven. Daar triomfeert een andere heerser, de vorst van deze wereld. En
die is vlakbij nu. Een ogenblik zal hij het halen. Voor het oog van de wereld
gaat Jezus naar Golgotha, het kruis en het graf van voorbij. De ultieme
nederlaag. Voor het oog van de wereld.
Die nederlaag voor het oog van de wereld kan Hem niet deren.
De overwinning van de vorst van de wereld is slechts schijn. Het kwade, de
kwade zal het nu halen, maar zijn triomf zal niet duren. Deze zekerheid vervult
het gemoed van Jezus. En die zekerheid, zijn eigen innerlijke vrede, berust op
zijn verbondenheid met de Vader, zoals Hij even voordien nog gezegd had: Ik en
de Vader zijn één.
Daarom kan Hij, in dit geladen uur van pijn en afscheid,
rust uitstralen, vrede geven. Daarom zal Hij enkele uren later, in volle
overgave, ook kunnen zeggen: Alles is volbracht.
Het kan ook ons gebeurd zijn: de lijdende, de stervende
geliefde, die zulk een rust ademde en uitstraalde, en fluisterend of zonder
woorden zijn vrede overdroeg. Het is een grote genade, als wij zo mochten
afscheid nemen.
Filippus en Jakobus treden niet zo vaak op de voorgrond in het evangelie.
Over hun leven weten wij ook niet zo veel. Toch mogen we enkele punten
aanstippen.
FILIPPUS
Filippus is afkomstig uit Betsaida in Galilea, de stad waar ook Petrus en
Andreas geboren werden. Wellicht was hij een leerling van Johannes de Doper en
zou hij op die manier met Jezus in contact gekomen zijn, en al vlug ook door
Hem geroepen zijn tot apostel. Wanneer na de kruisdood en de verrijzenis de
apostelen de Blijde Boodschap gaan verkondigen, richt Filippus zijn schreden
naar Samaria, waar hij de verrezen Christus predikt en ook zieken geneest.
Later zou hij nog naar Griekenland geweest zijn, waar hij in het jaar 80 de
marteldood sterft, omgekeerd opgehangen aan een kruis in T-vorm.
Bij Johannes vinden we de belangrijkste tussenkomsten van Filippus. Een
eerste keer in de aanloop naar het wonder van de broden en de vissen, het
wonder waarin Jezus ons op een profetische wijze, met het oog op zijn lijden en
sterven, onderricht over breken en delen, over gegeven en gebroken worden.
Toen Jezus om zich heen keek
en zag dat die menigte naar hem toe kwam,
vroeg hij aan Filippus:
Waar kunnen we brood kopen
om deze mensen te eten te geven?
Hij vroeg dat om Filippus op de proef te stellen,
want zelf wist hij al wat hij zou gaan doen.
Filippus antwoordde:
Zelfs tweehonderd denarie zou niet voldoende zijn
om iedereen een klein stukje brood te geven.
(Johannes 6,5-8)
Filippus is hier de apostel, die door Jezus uitgekozen wordt, om het
nodige reliëf te geven aan het wonder dat Hij gaat verrichten. Natuurlijk kan Filippus
niet vermoeden wat Jezus zal doen, maar net door deze onwetendheid komt de
draagwijdte van het wonder sterker naar voren. De tussenkomst van Filippus is
dus zeker niet zonder belang is, want de diepe inhoud van het wonder kan nu
beter beklemtoond worden.
Een tweede keer vinden we Filippus tijdens de toespraak van Jezus bij het
Laatste Avondmaal:
Jezus zei:
Als jullie mij kennen
zullen jullie ook mijn Vader kennen,
en vanaf nu kennen jullie hem,
want jullie hebben hem zelf gezien.
Daarop zei Filippus:
Laat ons de Vader zien, Heer,
meer verlangen we niet.
Jezus zei:
Ik ben nu al zo lang bij jullie,
en nog ken je me niet, Filippus?
Wie mij gezien heeft, heeft de Vader gezien.
Waarom vraag je dan om de Vader te mogen zien?
(Johannes 14,6-9)
Opnieuw is de tussenkomst van Filippus erg belangrijk. Hij biedt aan
Jezus de kans om ons te openbaren: als je wil weten wie of hoe God is, maak dan
geen grote theoretische bespiegelingen. Kijk gewoon naar Mij, wie Ik ben, wat
Ik doe. Zo ga je leren wie of hoe God is. Want Wie mij gezien heeft, heeft de
Vader gezien.
Tenslotte wordt Filippus ook nog vermeld in de Handelingen van de
apostelen, vooral in hoofdstuk 8,26-39. De apostel wordt door een engel van de
Heer op weg gestuurd naar Gaza. Hij ontmoet daar een hoge ambtenaar van de
koningin van Ethiopië. De man is het boek Jesaja aan het lezen, maar verstaat de
tekst niet. Het gaat om enkele verzen uit een lied over de lijdende dienaar van
Jahwe:
Als een schaap werd hij naar de slacht geleid;
als een lam dat stil is bij zijn scheerder
deed hij zijn mond niet open.
Hij werd vernederd en hem werd geen recht gedaan,
wie zal van zijn nakomelingen verhalen?
Want op aarde leeft hij niet meer.
(Handelingen 8,32-39)
Filippus begint dan een gesprek met die man, en, met deze tekst als
uitgangspunt verkondigt hij het evangelie van Jezus. En deze verkondiging is
niet zonder gevolg. Ze komen bij een plaats met water, en de ambtenaar vraagt
om gedoopt te worden.
Al weten we weinig over Filippus, zijn leven en werk zijn niet zonder
belang. Een opsteker is dat voor die vele mensen, die van op de achtergrond hun
goede werk voor het Rijk van God in alle stilte en bescheidenheid uitvoeren.
JAKOBUS DE
MINDERE
Jakobus wordt
de Mindere genoemd, niet omdat hij kleiner of jonger of minderwaardig
zou zijn tegenover Jakobus de Meerdere, maar enkel omdat hij pas later door
Jezus geroepen werd. Hij is de zoon van Alfeus, of Kleopas. Zijn moeder, die
eveneens de naam Maria droeg, was een zus of dicht familielid van de moeder van
Jezus. In het kader van de Joodse traditie wordt hij ook wel de broer van
Jezus genoemd.
De traditie vertelt ons dat hij naderhand de eerste bisschop van
Jeruzalem is geworden. Historici schrijven dat hij in het jaar 62 werd
doodgeknuppeld en zo op gruwelijke wijze de marteldood stierf.
Doorgaans wordt hij ook beschouwd als de auteur van de Brief van Jakobus,
waarin hij op radicale wijze opkomt voor de armen en scherpe, harde verwijten
richt tot al wie door uitbuiting van de weerlozen zichzelf verrijkt heeft. Een
voorbeeldje:
En nu iets voor u, rijken!
Weeklaag en jammer om de rampspoed die over u komt.
Uw rijkdom is verrot en uw kleding is door de mot aangevreten.
Uw goud en zilver is verroest,
en die roest zal tegen u getuigen
en als een vuur uw lichaam verteren.
U hebt uw schatkamers gevuld, hoewel de tijd ten einde loopt.
Hoor de klacht van het loon dat u de arbeiders
die uw velden maaiden hebt onthouden.
Het geroep van de maaiers
is tot de Heer van de hemelse machten doorgedrongen.
U hebt op aarde in weelde gebaad en losbandig geleefd,
u hebt uzelf vetgemest voor de slachttijd.
U hebt de rechtvaardige veroordeeld en vermoord,
en hij heeft zich niet tegen u verzet.
(Brief van Jakobus 5,1-6)
Woorden van zo lang
geleden, die ook vandaag konden gezegd of geschreven zijn. Ligt daar niet DE
opdracht voor de kerk van vandaag: metterdaad tonen dat zij niet de kant kiest
van de macht en de machtigen, maar daadwerkelijk aan de zijde van de armen
staat?
Broeders en zusters,
het geloof in Jezus
Christus, onze glorierijke Heer,
staat niet toe dat u
mensen op hun uiterlijk beoordeelt.
Stel dat uw
samenkomst wordt bezocht
door iemand die
prachtige kleren en gouden ringen draagt,
en tegelijkertijd
door een arme in vodden.
Als u dan de eerste
met alle zorg omringt en tegen hem zegt:
Neemt u plaats,
hier zit u goed,
terwijl u tegen de
tweede zegt:
Ga daar maar staan,
of ga maar bij mijn voetenbank op de grond zitten,
Tijdens het Laatste Avondmaal zei
Jezus tot zijn leerlingen:
`Nu wordt de Mensenzoon
verheerlijkt,
en in Hem wordt God verheerlijkt.
Als God in Hem verheerlijkt is,
zal God Hem ook in zichzelf verheerlijken,
ja, Hij zal Hem spoedig verheerlijken.
Kindertjes,
nog maar kort zal Ik bij jullie
zijn.
Ik geef jullie een nieuw gebod:
dat je elkaar liefhebt.
Met de liefde die Ik jullie heb
toegedragen,
moeten jullie ook elkaar
liefhebben.
Daaraan zal iedereen kunnen zien
dat jullie leerlingen van Mij
zijn:
als jullie onder elkaar de liefde
bewaren.
(Joh 13,31.33-35)
Kindertjes, zo spreekt Jezus ons
vandaag aan, een nieuw gebod geef ik u: heb elkander lief. En Hij gaat
verder: zoals ik u heb liefgehad.
Jezus geeft ons niet alleen een nieuw gebod. Hij straalt ook liefde uit, en
zo wordt Hij iemand, om mee op weg te gaan, als DE WEG, DE WAARHEID en HÉT
LEVEN ...
voor ons eigen, kleine leven, doorheen onze eigen, kleine dagen.
'Liefde is een zeldzaam kruid', het is de titel van een boek van Maria Rossels. Wat zeldzaam is, lokt tot
namaak. Zo zijn er kunstbloemen, en die kunnen mooi zijn. Maar ze maken het
heimwee naar echte bloemen alleen groter.
Er bestaan veel liedjes over de liefde. Willem Vermandere zong eens: Er
zijn van die zangers, die de liefde bezingen, lijk da wieder klappen van t
were. Maar het lied van de echte liefde is uniek. Dat is iets helemaal anders
dan klappen van t were.
Zo was de ervaring van Chiara Lubich, en haar vriendinnen, toen zij op het
einde van de oorlog, tussen de bombardementen, het evangelie begonnen te lezen.
Zij wisten natuurlijk dat de liefde belangrijk is. Maar in een flits zagen ze:
dit is het nieuwe gebod, dat ons leven een nieuwe wending kan
geven!
Het gaat erom te beminnen zoals Jezus liefhad. Het nieuwe van die liefde is
Jezus zelf. In ons dagelijkse leven, gaan we
naar Jezus kijken: wat zou Hij nu doen? Eén keer heeft Jezus gezegd:
'Leer van Mij...'. Wat wij, volgens zijn woord, van Hem moeten leren, is dat
Hij mild is en zachtmoedig van hart. Dit woord kan ons hart nieuw maken.
De context van het nieuwe gebod is het Laatste Avondmaal en het lijden van
Jezus: in zijn lijden blijkt zijn liefde. Zijn liefde heeft alles te maken met
de weg van het lijden. En dat lijden van Jezus begint bij het verraad
van Judas. Met dit donkere verraad op de achtergrond schijnt het licht van
zijn liefde nog feller. Ook nu nog worden mensen door vermeende vrienden in de
steek gelaten. En kan de noodzaak van die nieuwe liefde feller schijnen.
Wat nieuw is, kan veel veranderen. Dit is ook zo voor de nieuwe liefde in
een wereld vol wonden. Die nieuwe Liefde opent nieuwe einders. Daarom zegt
Jezus dat men mensen als zijn leerlingen herkent, als zij elkaar
liefhebben. Als zij liefhebben zoals Hij zelf liefhad. Niet het spreken over
Jezus, niet de vergaderingen, maar het nieuwe gebod van Jezus spreekt tot het
hart van de mensen. En kan alles nieuw maken ook vandaag!
Vandaag , op 1 mei, sinds 1918 het feest van de arbeid,
viert de Kerk Sint-Jozef, arbeider.
Wij eren hierbij zijn werkzaam en dienstbaar leven. Met deze benaming is
het feest van Sint-Jozef van recente datum: het werd eerst in 1955 ingesteld
door Paus Pius XII.
De Kerk wil ons op deze dag in herinnering brengen, wat in
gelovig perspectief de waarde van de menselijke arbeid is. Door ons werk en de
inzet van onze talenten kunnen wij onze eigen bijdrage leveren aan de
voortzetting van de schepping. Zo wordt onze arbeid een dienst aan God en de mensen.
Heel veel weten we niet over het leven van Sint-Jozef.
Enkele gegevens kunnen we rechtstreeks uit de Heilige Schrift afleiden. Bovenal wordt ons daar gezegd dat hij de wettige
echtgenoot is van Maria en de pleegvader van Jezus. In het eerste hoofdstuk van
Matteüs lezen we:
De afkomst van Jezus Christus was als volgt. Toen zijn
moeder Maria al was uitgehuwelijkt aan Jozef maar nog niet bij hem woonde,
bleek ze zwanger te zijn door de heilige Geest.Haar man Jozef, die een
rechtschapen mens was, wilde haar niet in opspraak brengen en dacht erover haar
in het geheim te verstoten.Toen hij dit overwoog, verscheen hem in een
droom een engel van de Heer. De engel zei: Jozef, zoon van David, wees niet
bang je vrouw Maria bij je te nemen, want het kind dat ze draagt is verwekt
door de heilige Geest.' (Matteüs 1,18-20)
Jozef werd wakker en deed wat de engel van de Heer hem had
opgedragen: hij nam haar bij zich als zijn vrouw,maar hij had geen
gemeenschap met haar voordat ze haar zoon gebaard had. En hij gaf hem de naam
Jezus. (Matteüs 1, 24 25)
We weten dat hij timmerman was, een arbeider, in Nazareth (Matteüs
13, 55). Hij was niet rijk, want wanneer Jozef en Maria Jezus meenemen naar de
tempel kan hij geen lam offeren, maar een koppel duiven.
Jozef is een zorgzame man. Hij wil van Maria scheiden na de
ontdekking dat zij zwanger is. Hij wil dit in stilte doen, om Maria te
beschermen, wetende dat vrouwen in die tijd konden worden gestenigd wegens
overspel.
Hij is ook een gelovig man, dienend aan wat God ook aan hem
vraagt. Als de engel opnieuw aan Jozef verschijnt (Matteüs. 2, 13-2,3) om te
vertellen dat er gevaar voor het gezin dreigt, aarzelt hij niet om alles achter
zich te laten: familie, vrienden, al hun bezit, om naar een vreemd en ver land te
vluchten. Ze wachten in Egypte totdat de engel vertelt dat het veilig is om
terug te keren.
Volgens veel historici is het aannemelijk dat Jozef overleed
voordat Jezus zijn openbare leven aanving. Jozef komt immer niet voor in Jezus'
publieke leven, bij zijn dood en verrijzenis. We zouden veel van Jozef willen
weten: waar en wanneer is hij geboren? Waar en wanneer overleed hij? Hoe bracht
hij zijn leven door? Het belangrijkste dat de H. Schrift ons nalaat is heel
belangrijk: Jozef was een rechtschapen man (Matteüs 1, 18)
Boven alles is Jozef de patroon van de Kerk Voorts is hij
patroonheilige van (pleeg)kinderen en de jeugd, wezen, echtparen, opvoeders en
christelijke gezinnen. Van tmmerlieden, meubelmakers en arbeiders. Vanwege de
vlucht naar Egypte is hij ook de beschermheilige tegen woningnood (overnachting
in de stal) of voor woningzoekenden, asielzoekers en reizigers. Een flink
aantal landen, zoals België, hebben Jozef als patroonheilige.
Vaak wordt Jozef afgebeeld in werkkledij met gereedschap
(hamer, werkbank, winkelhaak, zaag, e.d.), of met een mantel, sandalen en Jezus
op zijn arm. Hij is daarbij meestal een oudere man met baard en een kalend
hoofd, en houdt soms een witte lelie in zijn hand.
In die tijd zei Jezus
tot zijn leerlingen:
Laat uw hart niet verontrust worden.
Gij gelooft in God,gelooft ook in Mij.
In het huis van mijn Vader is ruimte voor velen.
Ware dit niet zodan zou Ik het u hebben gezegd,
want Ik ga heen om een plaats voor u te bereiden.
En als Ik ben
heengegaan en een plaats voor u heb bereid
kom Ik terug om u op te nemen bij Mij,
opdat ook gij zult zijn waar Ik ben.
Gij weet waar Ik
heenga
en ook de weg daarheen is u bekend.
Tomas zei tot Hem:
Heer, wij weten niet waar Gij heengaat:
hoe moeten wij dan de weg kennen?
Jezus antwoordde
hem:
Ik ben de weg,
de waarheid en het leven.
Niemand komt tot de
Vader tenzij door Mij.
(Johannes 14,1-6)
De diepste dingen hebben geen grote woorden nodig. Jezus toont het eens te
meer. De sfeer is geladen bij het Laatste Avondmaal, want Hij zal verraden en
gekruisigd worden. Maar net in die geladen sfeer spreekt Hij zijn leerlingen
nog moed in: Laat uw hart niet verontrust worden! Hij had dat al zo dikwijls
gezegd: Wees niet bang. Wees niet bevreesd. Vandaag wordt Thomas genoemd, het
had ook onze naam kunnen zijn. Want angst kan ook ons hart kwellen, bij
verdriet en onmacht, als wij zware klappen krijgen, ondanks alle goede wil.
Zoveel kan ons onzeker maken.
Als geen ander kent Jezus ons hart, zijn twijfels en zijn slapeloze
nachten. Daarom zegt Hij zo dikwijls: Wees niet bang. Ik zal er altijd zijn.
Eenvoudiger kan het niet, maar toch is DAT en DAT ALLEEN de kern van de
verrijzenis. Misschien is ons christen-zijn verworden tot een harteloze plicht
zonder vreugde. Terwijl Gods Woord een blijde boodschap is van VOLKOMEN LEVEN
en VOLKOMEN VREUGDE. Waar die dood zijn LEVEN en VREUGDE daar is elk geloof
dood, en wordt Jezus weer gekruisigd. Zelfs in zijn eigen naam, door mensen die
zich op Hem beroepen. Zo was het vroeger al, toen Hij op aarde leefde: zij, die
Hem vervolgden en kruisigden, schermden met de wet van Mozes en hun eigen groot
geloof. Witgekalkte graven, zo noemt Jezus hen!
Leven geven, vreugde
brengen. Eenvoudiger kan het niet gezegd, maar daar gaat het om en zo neemt
Jezus de onrust weg uit ons hart. Daarbij zijn wij zijn hoofd en hart en handen,
want Hij werkt door ons. En Hij zegt ook hoe dit kan. Zelf is Hij de weg: een
christelijke gemeenschap zal Jezus aanwezig stellen. Wie Jezus wil volgen, zal
met de mensen omgaan zoals Hij dat deed,
met dezelfde liefde en dezelfde goedheid. Wie christen wil zijn zal met zijn
woorden troosten en bemoedigen.
Alleen zo gaan we de
weg, die Jezus is: niet door liefdeloos de letter van de wet te volgen, maar
door Hem weer tot leven te brengen, door Hem te laten verrijzen. Dan zal ons
hart niet verontrust worden. Want liefde neemt alle angst weg. En zelf had Hij toch gezegd: hieraan zal men zien dat gij mijn leerlingen zijt, als gij elkander
liefhebt. Waar die liefde ontbreekt, rijst de vraag: gaan wij wel de weg, die
Jezus is? Die weg die leidt tot volkomen vreugde en leven in overvloed.
Vandaag vieren we de
Heilige Catharina van Siëna. Eerst even iets over haar bewogen leven. We gaan
te rade daarvoor bij Dries van den Akker S.J.
Korte biografie
Catharina werd
geboren in 1347 te Siena als 25e kind van een lakenverver. Op 16-jarige
leeftijd trad zij toe tot de derde orde van de dominicaner orde. Dat wil zeggen
dat zij wel volgens de regel van Sint Dominicus leefde, evenwel niet in een
klooster, maar gewoon thuis. Toch werd zij al gauw zo bekend om haar heilige
levenswijze, dat velen haar kozen als leidsvrouwe en voorbeeld; zij werden de
'Caterinati' genoemd: zij vormden langzamerhand een vaste kring om haar heen.
Daar bevonden zich adellijke jongeren onder, oude kooplieden, priesters,
advocaten, kunstenaars en soldaten. Wat hen in haar boeide was haar heiligheid,
haar opgewekte humeur, haar pittige, rake uitspraken en de extases die zij
ontving tijdens haar gebed; daar waren velen getuigen van. Zij wijdde zich toe
aan de armen van de stad en zij bezat de gave de meest verstokte zondaars tot
inkeer te brengen.
Ook bewoog zij zich
op het kerkdiplomatieke vlak. Zo wist zij paus Gregorius XI ertoe te bewegen
zijn Franse standplaats Avignon te verlaten en terug te keren naar Rome. Dat
deed ze door in gezelschap van haar gevolg 'caterinati' persoonlijk naar
Avignon te gaan en de paus als het ware bij de hand te nemen en te geleiden op
zijn weg naar huis. Op talloze manieren probeerde zij bij te dragen tot de eenheid
van de Kerk in de westerse wereld. In 1380 ontbood paus Urbanus VI haar zelfs
naar Rome om te dienen als zijn raadgeefster. Daar stierf zij nog in hetzelfde
jaar, waarna zij werd bijgezet in de kerk van Santa Maria sopra Minerva.
Verering & Cultuur
Zij heeft ruim honderd brieven
nagelaten en een geschrift over mystiek, waarvan de kwaliteit zo groot is dat
zij in 1970 door paus Paulus VI werd uitgeroepen tot kerkleraar. Sinds 1939 is
zij ook patrones van Italië. Daarnaast is zij beschermheilige van haar vaderstad
Siena.
In 1946 publiceerden
Gabriël Smit (rijmpjes) & Piet Worm (prentjes) een boekje over heiligen
voor kinderen: Roosjes uit de Hemeltuin; Utrecht/Antwerpen, De Fontein. Het
bevat ook een rijmpje voor Catharina:
Die Jezus
doornen droef en zwaar
Gedragen hebt zo menig jaar,
Die in uw voeten en uw handen
Zijn felste wonden voelde branden,
Bid, Catharina, bid voor mij,
Dat ik zijn lijden waardig zij.
Uit de eerste lezing
onthouden we volgende zin, die overigens zeer goed aansluit bij de overweging
van gisteren: In zijn licht wordt alles anders.
Dit is de boodschap die wij van Christus gehoord
hebben
en aan u doorgeven:
God is licht,
er is in Hem geen spoor van duisternis.
Als wij beweren deel te hebben aan zijn leven
terwijl onze wegen duister zijn
liegen wij met woord en met daad.
(1ste brief van Johannes, 1,5-6)
Het evangelie is dit enig mooie stukje uit Matteüs
In die tijd sprak Jezus:
Ik prijs U, Vader, Heer van hemel en aarde,
omdat Gij deze dingen verborgen gehouden hebt
voor wijzen en verstandigen,
maar ze heb geopenbaard aan kinderen.
Ja, Vader, zo heeft het U behaagd.
Alles is Mij door mijn Vader in handen gegeven.
Niemand kent de Zoon tenzij de Vader,
en niemand kent de Vader tenzij de Zoon
en hij aan wie de Zoon Hem wil openbaren.
Komt allen tot Mij
die uitgeput zijt en onder lasten gebukt,
en Ik zal u rust en verlichting schenken.
Neemt mijn juk op uw schouders en leert van Mij:
Ik ben zachtmoedig en nederig van hart;
en gij zult rust vinden voor uw zielen,
want mijn juk is zacht en mijn last is licht.
(Matteüs 11,25-30)
Weinig toelichting nodig hierbij, maar deze eenvoudige
woorden van Jezus hebben des te meer inhoud en draagkracht. In deze week,
waarin de roepingen in de kijker geplaatst worden, zijn zij meer dan ooit een
licht op onze weg. Een kerklerares, tevens patrones van Europa, herinnert ons
aan die enige keer in het evangelie dat Jezus letterlijk zegt: Leert van Mij
Laten we eerst het evangelie van vandaag in zijn geheel
lezen:
In die tijd verklaarde Jezus met luide stem:
Wie in Mij gelooft, gelooft niet in Mij
maar in Hem die Mij gezonden heeft;
en wie Mij ziet
ziet Hem die Mij gezonden heeft.
Als een licht ben Ik in de wereld gekomen,
opdat alwie in Mij gelooft,
niet in de duisternis blijft.
Indien iemand mijn woorden hoort
zonder ze te onderhouden
dan veroordeel Ik hem niet,
want Ik ben niet gekomen om de wereld te veroordelen
maar om de wereld te redden.
Want wie Mij verwerpt en mijn woorden niet aanvaardt
heeft reeds iemand die hem veroordeelt:
het woord dat Ik gesproken heb,
dat zal hem veroordelen op de laatste dag.
Ik heb immers niet uit Mijzelf gesproken,
maar de Vader die Mij gezonden heeft, Hij heeft Mij opgedragen,
wat Ik moet zeggen en verkondigen.
Ik weet dat zijn opdracht eeuwig leven betekent.
Wat Ik dus verkondig
verkondig Ik zoals de Vader het Mij gezegd heeft.
(Johannes 12,44-50)
Verward en onduidelijk, op het eerste gezicht: waar steekt
de lijn in deze tekst? Wat wil Johannes ons nu eigenlijk zeggen?
Bij nader toezien is het een verzameling van uitspraken die
wellicht tot Jezus zelf teruggaan en aanvankelijk mondeling doorgegeven werden.
Johannes heeft dit alles dan samengebracht en het resultaat is als geheel nogal
wazig. Een betere werkwijze is daarom zin voor zin afzonderlijk te lezen. Meteen stellen we vast
dat elk deeltje op zichzelf een rijke inhoud heeft.
In die tijd verklaarde
Jezus met luide stem:
Wie in Mij gelooft, gelooft niet in Mij
maar in Hem die Mij gezonden heeft;
en wie Mij ziet
ziet Hem die Mij gezonden heeft.
Jezus is wars van elke vorm van personencultus: in zijn hele
leven gaat het niet om Hem zelf, maar om de Vader, die Hem gezonden heeft. In
deze week waarin de roepingen centraal staan, is dit een heilzame les: wie
Jezus wil volgen, of hij nu paus is of poetsvrouw, preekt niet zichzelf, maar
de Vader. Om Hem, de God die Vader is, gaat het, niet om mijn persoontje, hoezeer
ik misschien ook op een schavotje sta.
Jezus voorziet ook meteen onze volgende vraag. Maar wie is
die Vader dan wel? Zijn antwoord is eenvoudig: zie naar Mij, zegt Hij. Als je
Mij leert kennen, zie je wie God is. De Vader is niet anders dan Ik zelf. Zoek
God niet ver weg, Hij is heel dicht bij jullie: Ik leef toch tussen jullie,
dagelijks zie je mijn doen en laten. Wel, kijk naar Mij: hoe beter je Mij leert
kennen, hoe beter je kennis van God wordt.
Als een licht ben Ik
in de wereld gekomen,
opdat alwie in Mij gelooft,
niet in de duisternis blijft.
Als je Mij dan beter leert kennen, en ook God zelf, die
Vader is, beter kent, wordt alles anders. Je kijkt nu heel anders tegen alles
aan. Je gaat heel anders denken en doen: want alles is zo anders geworden, als
je dingen bekijkt zoals Ik. Je kijk op het leven was vertroebeld tevoren. Als
je kijkt zoals Ik, zie je alles heel anders dan voorheen. Hoe aantrekkelijk
kunstlicht of maanlicht ook is, de zon geeft aan alles een andere glans. Wie in
mijn licht ziet en leeft, leeft en ziet niet langer als in een duistere nacht,
bij kunstlicht of het zo mooie maar zo onzuivere licht van de maan .
Indien iemand mijn
woorden hoort
zonder ze te onderhouden
dan veroordeel Ik hem niet,
want Ik ben niet gekomen om de wereld te veroordelen
maar om de wereld te redden.
Het gaat er Mij niet om, zegt Jezus, de mensen te
veroordelen of bang te maken. Ik wil immers vreugde brengen. Daartoe ben Ik in
de wereld gekomen, opdat de mensen leven zouden hebben, en wel leven in
overvloed. Opnieuw mijmeren we verder: als wij ook nu zijn naam dragen, zullen
ook wij niet zwaaien met banbliksems, maar net als Hij pogen leven te geven.
Want wie Mij verwerpt
en mijn woorden niet aanvaardt
heeft reeds iemand die hem veroordeelt:
het woord dat Ik gesproken heb,
dat zal hem veroordelen op de laatste dag.
In mijn licht ontdek je wat waar en goed en schoon is. Maar
Ik dwing je niet. Wie ervoor kiest om zonder Mij te leven, wordt niet door Mij
uitgesloten. Hij of zij sluit zichzelf uit. Misschien kan het lang duren, maar
ooit zal blijken dat wie voor Mij gekozen heeft, de goede keuze heeft gemaakt.
Ik heb immers niet
uit Mijzelf gesproken,
maar de Vader die Mij gezonden heeft,
Hij heeft Mij
opgedragen,
wat Ik moet zeggen en verkondigen.
Ik weet dat zijn opdracht eeuwig leven betekent.
Let wel, vervolgt Jezus: dit zijn mijn woorden niet. Zoals
Ik hier bij jullie ben, ben Ik maar mens zoals jullie. Maar de woorden, die Ik
spreek, zijn de woorden van God zelf, de Vader, die Mij gezonden heeft. Hij
zelf legt Mij die woorden in de mond, en Ik weet dat zijn woorden tot volkomen
leven leiden.
Wat Ik dus
verkondig
verkondig Ik zoals de Vader het Mij gezegd heeft.
Een samenvatting met alles op een rijtje. Luister dus maar
naar Mij, want het is het Woord van God zelf. Of zoals het in het eerste
hoofdstuk van Johannes al gezegd werd: luister en kijk dus maar naar Mij, want
Ik ben het Woord van God zelf. In mijn hele doen en laten, in mijn hele leven
en mijn lijden, in mijn dood en mijn verrijzenis, daar vind je het volkomen
Leven. In mijn licht zie je het Leven zoals het is.
Voor de derde dag op
rij spreekt het evangelie ons vandaag over de goede herder. Vorige zondag
stonden we even stil bij de bijzondere roeping van de priester en kloosterling.
Gisteren ging onze aandacht naar de Goede Herder bij uitstek, Jezus zelf, die
zich in zijn beeldspraak tevens de Deur noemt, die toegang geeft tot de Vader
en tot een volkomen Leven. Vandaag willen we even mijmeren over de uitnodiging
aan elke leerling: Mens voor de mensen zijn, herder als God. Lezen we eerst
de woorden van Jezus zelf:
In die tijd
werd te Jeruzalem het feest van de tempelwijding gevierd.
Het was winter
en Jezus hield zich op in de tempel, in de Zuilengang van Salomo.
De Joden kwamen in een kring om Hem heen staan
en zeiden tot Hem:
Hoelang houdt Gij ons nog in spanning?
Als Gij de Messias zijt
zeg het ons dan ronduit.
Jezus gaf hun ten antwoord:
Ik heb het u gezegd
maar gij gelooft het niet.
De werken die Ik in naam van mijn Vader doe,
zij leggen getuigenis over Mij af.
Maar gij gelooft niet,
omdat gij niet tot mijn schapen behoort.
MIJN SCHAPEN LUISTEREN NAAR MIJN STEM
EN IK KEN ZE
EN ZIJ VOLGEN MIJ.
Ik geef hun eeuwig
leven;
zij zullen in eeuwigheid niet verloren gaan
en niemand zal ze van Mij wegroven.
Mijn Vader immers die ze Mij gegeven heeft
is groter dan allen;
en niemand kan iets uit de hand van mijn Vader roven.
Ik en de Vader, Wij zijn één.
(Johannes 10,22-30)
Hoe zal de Kerk van morgen er uitzien? Welke gelovigen zullen instaan
voor een gemeenschap? Wie zal een goede herder zijn? En wat zal de rol van de
priester zijn daarbij? Het is allemaal moeilijk te voorspellen!
Verder wachten op meer nieuwe priesters zou wel eens op niets kunnen
uitlopen. Laten wij duidelijk inzien dat het in een gelovige gemeenschap niet
gaat om aanstelling van ambtenaren of bedienden, die hun eigen winkeltje, hun
eigen zaak verdedigen.
Tot herder
geroepen
zijn alle
christenen met een brandend hart:
zij mochten
zoveel ontvangen,
daarom mogen
zij zoveel doorgeven ook.
Een lied uit Zingt Jubilate vertelt ons in eenvoudige, maar o zo
diepmenselijke woorden over de uitnodiging, die Jezus aan ons allen richt. De
tekst is van Marcel Weemaes.
MENS VOOR DE MENSEN ZIJN
Mens voor de mensen zijn, herder
als God,
trooster voor groot en klein, zo
lief als God.
God roept zijn
mensen, Hij roept ze bij naam
opdat zij
toegewijd zijn wegen gaan.
Genade zaait
Hij als zaad in hun hart,
zijn Geest
vernieuwt de tijd en heelt de smart.
Klein met de
kleinen zijn, vriend onverwacht,
niet op
zichzelf maar op and'ren bedacht.
Zieken omarmen,
hun tranen verstaan,
met hen de
kruisweg ten einde toe gaan.
Gods woorden
spreken aanstekelijk echt,
zijn liefde
tonen en doen wat Hij zegt.
Licht in het
duister zijn, laaiende vlam,
mens van
vertrouwen zijn, zijn wie men kan.
Van God
gezonden, deemoedig en vrij,
teken van vrede
zijn zo trouw als Hij.
Op het einde van elke eucharistieviering, worden wij gezonden en
gezegend om als plaatselijke kerkgemeenschap een teken te zijn voor de wereld
waarin wij leven. Dit zal altijd onze roeping blijven, een levende gemeenschap,
die verwijst naar Hem: Jezus, de Goede Herder, de gids, die betrouwbaar is.
Ook vandaag wordt het thema van de Goede Herder verder
aangekaart in het evangelie. Ditmaal gebruikt Jezus evenwel een ander beeld om
over zichzelf te spreken. Hij noemt zichzelf niet alleen herder, Hij spreekt over zichzelf evenzeer als de deur
voor de schapen. Een bijzonderlijk duidelijk beeld: alleen door Hem, met Hem
en in Hem vinden we toegang tot de Vader van alle leven, vinden we toegang tot
een eeuwig leven, dat voltooid wordt in het hiernamaals maar zijn aanzet
vindt in het hiernumaals.
Pasen is de viering van het volkomen Leven, na de dood. Maar
het is evenzeer de viering van het Leven voor de dood. Voor ons, mensen
onderweg is Jezus de deur naar een Leven in volkomen vreugde en volkomen
Liefde. In het stukje evangelie van vandaag is de ware herder, die leidsman die
langs de deur, die Jezus is, die mensen leidt en begeleidt, die hem zijn
toevertroud. Lezen wij even Jezus eigen woorden:
In die tijd zei Jezus:
Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u:
wie niet door de deur
maar langs een andere weg de schaapskooi binnengaat,
hij is een dief en een rover.
MAAR WIE DOOR DE DEUR BINNENGAAT?
IS DE HERDER VAN DE SCHAPEN.
Hem doet de deurwachter open.
De schapen luisteren naar zijn stem;
hij roept de schapen bij hun naam en leidt ze naar buiten.
En als hij al zijn schapen naar buiten heeft gebracht
trekt hij voor hen uit,
terwijl zij hem volgen omdat zij zijn stem kennen.
Een vreemde echter zullen ze niet volgen;
integendeel, zij zullen van hem wegvluchten
omdat ze de stem van vreemden niet kennen.
Deze gelijkenis vertelde Jezus hun,
maar zij begrepen niet wat Hij hun wilde zeggen.
Een andere keer zei Jezus hun:
Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u:
IK BEN DE DEUR VAN DE SCHAPEN.
Allen die vóór Mij zijn gekomen
zijn dieven en rovers,
maar de schapen hebben niet naar hen geluisterd.
IK BEN DE DEUR.
Als iemand door Mij binnengaat
zal hij worden gered;
hij zal in- en uitgaan en weide vinden.
De dief komt alleen maar om te stelen,
te slachten en te vernietigen.
Ik ben gekomen opdat zij leven zouden bezitten,
en wel in overvloed.
(Johannes 10,1-10)
---
Ik ben de deur
voor de schapen, zegt Jezus vandaag over zichzelf. Het is beeldspraak uit een
tijd die lang voorbij is, maar die we toch nog kunnen verstaan, als we
ontvankelijk zijn en Jezus in ons hart willen toelaten.
In ZIJN leven
vinden we een weg voor ONS leven, midden de doolhof van gebeurtenissen,
waar zoveel valse
herders, rovers en dieven, noemt Jezus hen - met hun mooiste glimlach mensen
misleiden voor eigen winst, eigen voordeel en eigen macht.
Onlangs stond in de krant: 'Alles bij elkaar hebben wij het
nog nooit zo goed gehad als vandaag. In de winkels puilen de draagtassen uit en
de karretjes liggen overvol. En toch is de onvrede groot, de leegte voelbaar:
vele mensen blijven onvoldaan en snakken naar een ander leven. Een leven, dat
meer innerlijke rust aanreikt en een wereld waarin meer mensen gelukkig zijn .'
Die woorden brengen onze tijd duidelijk in beeld. Er wordt
ons ingepompt dat alles zo goed gaat, maar onder het vernis van de schone
schijn, schuilen zoekende mensen, die hunkeren naar levensvreugde. Het vluchtig
plezier schenkt duidelijk geen voldoening, maar laat mensen achter met een
grote innerlijke honger.
Onze tijd, die God afschrijft en zoveel afleiding in de
plaats stelt, doet het blijkbaar niet. Als we dit beseffen KAN de zoektocht
beginnen naar wat echt waardevol is. Dit KAN tot God leiden, in het beste
geval. Maar dan is er een gids nodig, iemand die zelf een zoeker was en die bij
God is uitgekomen! En die door woord en leven iets laat zien van God! Dan
krijgen die oude verhalen weer inhoud. Want het was toen niet anders dan nu:
mensen hadden dezelfde verlangens en kenden dezelfde leegte in hun hart.
Jezus zegt: Ik ben de deur voor de schapen. Ook voor ons
is Hij de deur naar innerlijke rust en diepe vreugde, zoals Hij dat was voor de
mensen van toen, die voor Hem open stonden. Wij kunnen hierbij helpen, want wij
zijn geroepen om Jezus aanwezig te stellen: we kunnen de mensen benaderen,
zoals Jezus deed, met dezelfde fijngevoelige aandacht. Wij kunnen hen omringen
met de goedheid die Jezus eigen was. Wij zijn geroepen om met dezelfde woorden
te troosten en te bemoedigen.
Dit zal altijd onze roeping blijven: mensen te zijn, die
naar Jezus verwijzen, de deur, die niet doodloopt op een blinde muur maar
toegang geeft tot diepe vreugde binnenin. Zoals Hij zelf zegt: Ik ben gekomen
opdat zij leven zouden bezitten, en wel in overvloed.
We lezen vandaag op deze roepingenzondag uit het evangelie
van Johannes over de Goede Herder.
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:
Mijn schapen luisteren naar mijn stem
en Ik ken ze
en ze volgen Mij.
Ik geef hun eeuwig leven;
zij zullen in eeuwigheid niet verloren gaan
en niemand zal ze van Mij wegroven.
Mijn Vader immers die ze Mij gegeven heeft
is groter dan allen;
en niemand kan iets uit de hand van mijn Vader roven.
Ik en de Vader, Wij zijn één.
(Johannes 10,27-30)
Telkenjare wordt op
de vierde zondag van Pasen roepingenzondag gehouden. De Kerk bidt en ijvert
dan in het bijzonder voor nieuwe roepingen. Hoewel daarbij steevast herhaald
wordt dat elke gelovige geroepen en gezonden is om te getuigen van zijn geloof
in de Verrezen Jezus, wordt steeds de klemtoon gelegd op de specifieke
roepingen van priesters en kloosterlingen.
Telkenjare ook wordt
daarbij het beeld van de Goede Herder voorgelezen en voorgehouden. De roeping
en zending van de kloosterling en van de priester heeft slechts waarde indien
zij een afspiegeling is van het herderschap van Jezus zelf. Vanzelfsprekend kan
geen priester of kloosterling de volmaakte herder, die Jezus is, evenaren. Dit
neemt niet weg dat de navolging van de persoon van Jezus een ideaal en
streefdoel moet zijn.
Hoe heeft Jezus zijn
herderschap beleefd en beoefend? In één van de oudste teksten van de
christelijke geschiedenis citeert Paulus een kerklied van de eerste
christenen. We vinden deze tekst in de brief aan de christenen van Filippi,
hoofdstuk 2, verzen 6 tot 11:
Hij die de gestalte
van God had,
hield zijn
gelijkheid aan God niet vast,
maar deed er afstand
van.
Hij nam de gestalte
aan van een slaaf
en werd gelijk aan
een mens.
En als mens
verschenen,
heeft hij zich
vernederd
en werd gehoorzaam
tot in de dood
de dood aan het
kruis.
Daarom heeft God hem
hoog verheven
en hem de naam
geschonken
die elke naam te
boven gaat,
opdat in de naam van
Jezus
elke knie zich zal
buigen,
in de hemel, op de
aarde en onder de aarde,
en elke tong zal
belijden:
Jezus Christus is
Heer,
tot eer van God, de
Vader.
Alleen als de priester of kloosterling dit beeld van Jezus
als ideaal en streefdoel neemt is hij of zij geloofwaardig. Het vertrouwen van
de mensen in de kerk wordt geschokt en geschonden, wanneer zij vaststellen dat
officiële bedienaren dit beeld niet voor ogen houden maar onder de vlag van een
verheven ideaal vooral eigen voordeel betrachten, in de vorm van de drie
gekende bekoringen van Jezus in de woestijn: geldhonger, machtsdrang en
eerzucht.
In het licht van de pijnlijke gebeurtenissen van deze week,
rond de persoon van de vroegere bisschop Roger Vangheluwe, zien we des te beter
waar de wortel van het kwaad in de Kerk gelegen is. Het gaat er hier niet om op
een gemakkelijke wijze veroordelend te spreken over de vroegere bisschop. Hoe
vreemd het ook mag klinken, eigenlijk is hij zelf ook slachtoffer, ondanks het
leed dat hij heeft aangericht. Hij is zelf slachtoffer omdat ook in onze tijd
de Kerk helaas haar gezag op macht en niet op dienstbaarheid, vertrouwen en
geloofwaardigheid gebouwd heeft en vooralsnog blijft bouwen. En hij, klein
mensje, wilde klimmen in deze Kerk.
Ons persoonlijk geloof moet in genen dele aangetast worden door
deze gebeurtenissen, zo dicht bij huis in ons kleine Vlaanderen, en evenzeer in
tal van andere landen in de wereldkerk. Laten wij bidden en hopen dat een
totaal vernieuwde Kerk mag verrijzen uit dit leed en dit kruis.
Een kerk zoals zij reeds in de jaren 60 gedroomd werd door
de Dominicaan Yves Congar: Pour une église servante et pauvre (Pleidooi voor
een dienende en arme Kerk), en later door de vroegere bisschop van Evreux,
Jacques Gaillot: Si lEglise ne sert pas, elle ne sert à rien (Als de Kerk
niet dient, dient zij tot niets.)
In haar geestelijk testament, daterend van 15 augustus 2005,
schrijft Sur Emmanuelle:
Si je devais
résumer lessentiel de mon engagement religieux pour le transmettre aux jeunes
générations, je dirais que jai toujours milité pour une Église servante et
pauvre.
(Als ik het diepste wezen van mijn engagement als
kloosterlinge zou moeten samenvatten, om het door te geven aan de jongeren van
vandaag, dan zou ik zeggen dat ik mij altijd ingezet heb voor een dienende en
arme Kerk.) (Bron: La Croix, van 30 augustus 2008).
Vandaag besluiten we de lezing van het zesde hoofdstuk van
Johannes, een mooie tekst, die heel gemakkelijk naar ons eigen leven kan
vertaald worden.
Veel leerlingen
die Jezus gehoord hadden, zeiden:
Dit zijn harde
woorden,
wie kan nog naar
Hem luisteren?
Jezus wist wel
dat zijn leerlingen protesteerden
en zei tegen hen:
Nemen jullie
aanstoot aan wat Ik gezegd heb?
Als jullie nu de
Mensenzoon zouden zien opstijgen
naar waar hij
eerst was?
De Geest maakt
levend,
het lichaam dient
tot niets.
Wat ik gezegd
heb, is Geest en leven.
Maar sommigen van
jullie geloven niet.
Jezus wist
namelijk vanaf het begin
wie er niet
geloofden en wie hem zou uitleveren.
Daarom heb ik
jullie gezegd, zei hij,
dat iemand
alleen bij mij kan komen
als het hem door
de Vader gegeven is.
Toen trokken veel
leerlingen zich terug
en gingen niet
verder met hem mee.
Daarop vroeg
Jezus aan de twaalf:
Wilt ook gij
soms weggaan?
Simon Petrus gaf
antwoord:
Maar Heer, naar
wie zouden we gaan?
In uw woorden vinden we eeuwig leven,
en wij geloven en
weten dat u de Heilige van God bent.
(Johannes 6,60-69)
---
Wilt ook gij
soms weggaan? vraagt Jezus, en we denken aan lege stoelen in de kerk. De
voorbije jaren hebben enkele grote namen met veel gedruis hun geloof vaarwel
gezegd. Velen zijn gevolgd, zonder tamtam en zonder dank voor wat zij
meegekregen hadden. Het gaat niet zozeer over gewone mensen die niet meer naar
de kerk gaan, maar over die nieuwe wijzen, die denken het grote licht te
brengen omdat ze op TV, de radio of in de boekskes komen. We kennen hun vraag:
Gelooft gij nog? Vooral dat nog is veelzeggend: ben je echt zo oubollig
dat je nog gelooft? Die oppervlakkige pseudowijsheid is het echte weggaan. De
mensen die niet meer naar de mis komen, zijn meestal maar makke meelopers.
Het proces is nog
volop bezig. Vanuit de media naar parochies en gezinnen. Beetje bij beetje
wordt ingelepeld: geloof is goed voor kinderen tot 12 jaar. Daarna ben je geen
kind meer en heeft God afgedaan, zoals Sinterklaas. Hij wordt opzijgezet, en de
hunker naar een zinvol leven wordt verdoofd door welvaart, genot en kicks. Leef
nu, geniet en profiteer. Vergeet al de rest en denk vooral niet verder!
Wat zou Jezus doen
in onze tijd? Zou Hij woedend worden: Loop dan maar in je ongeluk. Je hebt het
zelf gezocht!' Zo spreekt het evangelie niet over Hem. Allicht zou Hij ook aan
ons vragen, terwijl Hij ons zacht in de ogen kijkt: Wilt ook gij soms weggaan?
De keuze is aan u!
Wilt ook gij
soms weggaan? Het is een mooie vraag van Jezus, omdat Hij onze keuzevrijheid
zo respecteert. Geen liberalisme van elk voor zich, maar die innerlijke
vrijheid om zelf onze fundamentele keuze te maken. Niemand is verplicht mij te
volgen, zegt Jezus. Geloven is vrij, persoonlijk en bewust voor Hem kiezen.
Niet op 12 jaar, maar een leven lang.
Petrus geeft de
echte reden van ons geloof: Maar Heer, naar wie zouden we gaan? In uw woorden
vinden we eeuwig leven. Anders gezegd: Gij, Heer, biedt ons een manier van
leven, zoals niemand anders doet.
We geloven niet
omdat we dat zo geleerd hebben, we geloven omwille van de boodschap die Jezus
brengt. Hij is in de wereld gekomen opdat wij leven zouden hebben, en wel leven
in overvloed. Ook Augustinus heeft eerst na lange tijd Jezus ten volle leren
kennen, en toen schreef hij: Onrustig blijft ons hart tot het rust vindt in
U.
In het evangelie van vandaag lezen we dat Jezus tot driemaal
toe aan Petrus, op zeer indringende wijze, dezelfde vraag stelt: Hou je van
Me? Dan, alleen dan, kan je weiden en hoeden. Dan, alleen dan kan je zorgen voor hen, die mij lief zijn. En daarna, indringender nog zo mogelijk, deze samenvatting in slechts twee woorden: volg Mij.
Toen ze gegeten hadden,
sprak Jezus Simon
Petrus aan:
Simon, zoon van Johannes,
heb je mij lief,
meer dan de anderen hier?
Petrus antwoordde: Ja, Heer, u weet dat ik van u houd.
Hij zei: Weid mijn lammeren.
NOG EENS vroeg hij:
Simon, zoon van Johannes, heb
je me lief?
Hij antwoordde: Ja, Heer, u weet dat ik van u houd.
Jezus zei: Hoed mijn schapen,
en VOOR DE DERDE MAAL vroeg hij hem:
Simon, zoon van Johannes, hou
je van me?
Petrus werd verdrietig
omdat hij voor de derde keer vroeg of hij van hem hield.
Deze voormiddag vierde een zuster
haar diamanten jubileum: 60 jaar kloosterleven. Vastberaden en met vaste stem
vernieuwde zij haar eeuwige geloften. Het was een echt kippenvelmoment, dat
stil maakte. Want muisstil was het toen we opnieuw plechtig en formeel deze
bewuste levenskeuze hoorden:
VERNIEUWING VAN DE GELOFTEN
Dankbaar wil ik vandaag bevestigen
dat ik wil gehoor geven
aan wat ten diepste in mij leeft:
luisteren naar Gods stem,
doorheen de tijd,
doorheen mijn gemeenschap,
doorheen de mensen die ik ontmoet.
Hierdoor wil ik werken aan vrede
in mezelf, in mijn omgeving, in de wereld.
Ik wil ook delend en sober leven.
Mijn doen en laten toetsen aan het evangelie,
om los te komen van bezitsdrang en egoïsme.
Ik wil behoedzaam en verantwoordelijk omgaan
met het gemeenschappelijk goed
en mij, volgens mijn mogelijkheden inzetten
voor meer gerechtigheid in deze wereld.
Gedragen door Gods liefde,
wil ik als volwaardige vrouw,
mijn persoonlijke mogelijkheden tot liefde
inzetten voor het levensgeluk van velen.
Ik wil kiezen voor alles
wat heelmaking en verchristelijking bevordert
en bijdraagt voor de toekomst van de schepping.
Dit alles volgens de constituties
van de zusters van de H. Vincentius a Paulo van
Wachtebeke.
---
Bezinning
Laat me mijn ziel dragen in het gedrang
Tussen geringen staan en hun ogen richten
Naar boven, waar blinken uw eeuwige sterren
Ik wil een snoeier zijn in de wijngaard
Een werkman bij de druivenpersen.
Laat me mijn ziel dragen in het gedrang
Mijn woord in de mond van stamelaars
Mijn hand voor hen die liggen langs het pad
En voor het raam van mijn woning
een vlam in de nacht
dat wie verdolen mocht
wendt zijn schreden naar het huis van toevlucht.
Ik zal het wasbekken klaar zetten,
brood en wijn op de tafel
en het Boek geopend
aan de parabel van de goede Herder.
Gisteren was ik gevraagd om
biecht te horen in een bejaardentehuis in de buurt. Het was op de gesloten
afdeling en dus waren er wel wat mensen, die min of meer dementerend waren.
Het was een echte Paaservaring!
Naast het biechtgesprek, was het
mogelijk om toch een tijdje gewoon met hen te praten. Enkelen konden zelfs
nog echt honderduit vertellen over vroeger. Verschillende gesprekken, of beter,
verschillende mensen hebben een doordringende indruk nagelaten. Zo was er een
vrouwtje van bijna 91, haar man was enkele jaren geleden gestorven: Het was
een brave mens, dat zei iedereen, vertelde ze, met de tranen in de ogen. Ik
moest een paar fotos bekijken. Eén ervan toonde hem in de fleur van zijn
leven, krachtig en sterk, samen hadden ze een boerderij gehad, wat hectaren en
wat beestjes ook, zei ze, hard werken was het altijd geweest.
Op een andere foto stond hij in
een legeruniform van toen. Bij het begin van de tweede wereldoorlog was hij
gemobiliseerd, een tijdje naar het front gestuurd, en nadien krijgsgevangen
genomen. 9 Maanden had dat. Daarna waren ze getrouwd. Maar over zijn verblijf
aan het front had hij niet veel willen vertellen, hij had ook nooit gewild om
nog eens terug te keren naar het kamp waar hij gevangen geweest was. Daar had
hij te veel afgezien en dat wilde hij niet opnieuw oproepen. Hij had een tijdje
de leiding gehad over een kleine groep soldaten, en dan moest hij eerst
schieten, als dat nodig was, pas daarna mochten ook de anderen beginnen. Maar
hij had dan altijd in de lucht geschoten, hij wilde geen mensen doden.
Een ander vrouwtje was te ziek om
nog een gesprekje te hebben, het bleef dus bij een klein gebedje, kort, maar
haar ogen toonden dat ze er zoveel deugd aan had en met moeite maakte ze nog
een kruisje, en deed dan weer de ogen dicht.
Elk had zijn leven, elk had zijn
verhaal te vertellen. Vooral over vroeger, hoe hard het soms geweest was, maar
dat ze altijd gelukkig geweest waren met elkaar. En ook nu nog, als de kinderen
eens kwamen, de kleinkinderen, de achterkleinkinderen. Want die wilden pépé zus
of mémé zo ook nog eens zien.
Op de gesloten afdeling, allemaal min of meer
dementerend. Toen ik weer naar huis reed speelden de babbeltjes door mijn
hoofd. Hoewel niet echt toepasselijk, dacht ik vanzelf aan dat prachtige
gedicht van M Vasalis: De idioot in het bad. Vasalis is het pseudoniem van
Margaretha Droogleever Fortuyn-Leenmans (1909-1998). Zij studeerde geneeskunde
en antropologie in Leiden, vestigde zich eerst als arts in Amsterdam en later
als kinderpsychiater in Assen en Groningen. Eigenlijk vertelt haar gedicht ook
een wekelijks weerkerende verrijzenis.
De idioot in het bad
Met opgetrokken schouders, toegeknepen ogen,
Haast dravend en vaak hakend in de mat,
Lelijk en onbeholpen aan zusters arm gebogen,
Gaat elke week de idioot naar 't bad.
De damp die van het warme water slaat
Maakt hem geruster: witte stoom
En bij elk kledingstuk, dat van hem afgaat,
Bevangt hem meer en meer een oud vertrouwde droom.
De zuster laat hem in het water glijden,
Hij vouwt zijn dunne armen op zijn borst,
Hij zucht, als bij het lessen van zijn eerste dorst
En om zijn mond gloort langzaam aan een groot verblijden.
Zijn zorgelijk gezicht is leeg en mooi geworden,
Zijn dunne voeten staan rechtop als bleke bloemen,
Zijn lange, bleke benen, die reeds licht verdorden
Komen als berkenstammen door het groen opdoemen.
Hij is in dit groen water nog als ongeboren,
Hij weet nog niet, dat sommige vruchten nimmer rijpen,
Hij heeft de wijsheid van het lichaam niet verloren
En hoeft de dingen van de geest niet te begrijpen.
En elke keer, dat hij uit 't bad gehaald wordt,
En stevig met een handdoek drooggewreven
En in zijn stijve, harde kleren wordt gesjord
Stribbelt hij tegen en dan huilt hij even.
En elke week wordt hij opnieuw geboren
En wreed gescheiden van het veilig water-leven,
En elke week is hem het lot beschoren
Opnieuw een bange idioot te zijn gebleven.
Vandaag is het precies 65 jaar geleden dat Dietrich Bonnhoeffer, op
uitdrukkelijk bevel van Himmler, werd opgehangen in het concentratiekamp van
Flossenbürg. Minder dan drie weken later werd de stad bevrijd.
Bonnhoeffer werd geboren in Breslau, Silezië, op 4 februari 1906, en werd
luthers predikant en theoloog. De kerk was, in zijn ogen, geroepen om een
gemeenschap van heiligen te zijn. Niet gewoon maar een plaats waar over
Christus gesproken werd, maar het levende Lichaam van Christus. Voor zichzelf
zag hij dit als zijn levenslange roeping, in de moeilijke tijdsomstandigheden
van het opkomende nazisme en de tweede wereldoorlog.
Reeds kort na de stichting ervan treedt hij toe tot de Bekennende Kirche,
een beweging binnen de protestantse geloofsgemeenschap, die zeer
kritisch stond tegenover de nazi's en daar ook openlijk voor uitkwam. Zo nam
hij duidelijk stelling tegen de Jodenvervolging. Het leverde hem een spreek- en
schrijfverbod op. In april 1943 werd hij
gearresteerd wegens hoogverraad, omdat geld voor hulpverlening aan de Joden van
hem afkomstig bleek. Daarna verbleef hij in verschillende concentratiekampen.
Hij vond aansluiting bij een
groep van hoge Duitse officieren, die het naziregime omver wilde werpen. Toen
ook deze betrokkenheid aan het licht kwam werd hij ter dood veroordeeld in
1944. Het vonnis werd uitgevoerd op 9 april 1945, op persoonlijk bevel dus van
Himmler, die na Hitler als de hoofdverantwoordelijke voor de Holocaust wordt
beschouwd. Zijn laatste woorden waren:
Dit is het einde,
voor mij het begin van het leven.
Zijn zielengrootheid spreekt onder meer in deze overweging:
Ik neem de
lijdenskelk dankbaar onbevreesd
Uit Christus goede en geliefde hand.
In goede machten wonderlijk geborgen
ontvangen wij getroost wat komen mag.
God is met ons, of t avond is of morgen
En vast en zeker elke nieuwe dag.
Op de gedenkplaat ter zijner ere
lezen we:
Ons geloof al
christen zal twee zijden vertonen:
bidden voor en
beoefenen van
gerechtigheid tussen
de mensen.
Dietrich Bonnhoeffer
Pastor en
Verzetsstrijder.
Geboren: 4.2.1906 in Breslau
Vermoord: 9.4.1945 in
Flossenbürg
Onthouden we ook deze overweging:
Ik ben van mening
dat niets zinloos mij is overkomen.