20ste ZONDAG A – 17 AUGUSTUS 2014
HELEND NABIJ ZIJN
Vrouwen spelen wel eens meer een belangrijke rol in het evangelie. Zo is er vandaag een vrouw uit Kana, die enkele, zeer rake woorden spreekt: vanuit een eenvoudig geloof roept zij Jezus ter hulp.
Dank zij haar grote geloof ondervindt zij dat zij – ook als vreemdelinge – niet aan de kant wordt gezet en dat in Jezus een barmhartige, medelevende God zichtbaar wordt.
Laten ook wij ons hart voor God openstellen en als kleine mensen de gave van een kinderlijk geloof vragen.
Eerste Lezing: uit de profeet Jesaja 56, 1.6-7
Zo spreekt God de HEER: ‘De vreemdelingen die zich bij de HEER aansluiten om Hem te dienen, die zijn naam met liefde vereren en zijn dienaren willen zijn, hen breng Ik naar mijn heilige berg en Ik geef hun vreugde in mijn huis van gebed.
Evangelie: Matteüs 15, 21-28
Op een gegeven ogenblik trad een Kananese vrouw naar voren, luid roepend: ‘Heb medelijden met mij, Heer, Zoon van David!' Hij gaf haar ten antwoord: ‘Het is niet goed het brood dat voor de kinderen bestemd is, aan de honden te geven.’ ‘Toch wel, Heer – sprak zij – want de honden eten immers toch ook de kruimels die van de tafel van hun meesters vallen.’
Daarop zei Jezus haar: ‘Vrouw, ge hebt een groot geloof! ‘Uw verlangen wordt ingewilligd.’ En van dat ogenblik was haar dochter genezen.
DE KRUIMELS VAN DE TAFEL
‘De honden eten toch de kruimels brood die van de tafel vallen.’ Het is een kort zinnetje dat veel zegt. In hun eigenwaan noemden de Joden de andere volken ‘honden’: ‘ZIJ waren Gods geliefden, ZIJ waren zoveel beter. Die zelfvoldane eigenwaan en hoogmoed worden terechtgewezen. Jezus is er niet enkel voor hen: Hij is gekomen voor alle volken. Er is daarbij geen enkele voorkeur. Gods liefde gaat uit naar alle mensen. Elke vorm van uitsluiting wordt verworpen. Laten wij dat niet vergeten: Gods helende liefde gaat uit naar alle mensen.
En dan is er dat woordje ‘brood’. Zo vaak duidt het op Jezus zelf: zelf is Hij het levende brood voor het heil van de mensen. Zijn vele naamchristenen niet gewoon geworden aan het evangelie? Zó gewoon dat het hen niet meer raakt? De boodschap gaat aan hen voorbij, omdat ze opgeslorpt worden door andere boodschappen, die niet echt genezen.
Hoe dankbaar echter kunnen zoekende mensen zijn voor de kruimels van het evangelie, voor het levende brood dat Jezus is! Die vrouw verlangt ten volle naar een Woord van Hem. Wie zo verlangend openstaan worden verzadigd. Zij krijgen het goede brood van de blijde boodschap.
Als voor vele mensen het evangelie verbleekt is, is dat niet omdat zij dit woord van leven niet meer nodig hebben, maar omdat zij hun heil zoeken in andere woorden, die heel vlug lege dozen blijken. Maar wie openstaat voor waarheid, goedheid en schoonheid, bloeit open voor Jezus en vindt voedsel in ZIJN woord van leven.
Zalig zijn die mensen, die hongeren naar echte woorden van leven. Maar bij hen, die het evangelie al lang menen te kennen, is er soms alleen verveling en gewoonte. Mochten wij, zoals die vrouw, met heel ons hart openstaan voor het woord van Jezus, dat ons leven kan genezen en helen.
‘Heer Jezus,
als wij gewoon geraakt zijn aan uw evangelie,
wil ons dan omvormen en veranderen
om opnieuw smaak te vinden
in Uw helend Woord van Leven. Amen.’
Voor Samay, mijn petekind
Wij komen van ver
mijn lieve kind
en moeten ook ver gaan
je moet niet bang zijn
allen zijn wij bij jou
je moeke, en je vake
en allen, die er vóór hen waren
heel, heel lang geleden al
allen zijn we bij je
je moet niet bang zijn
wij komen van ver
en moeten ver gaan
mijn lieve kind
Heinrich Böll
|