De idioot in het
bad xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Met opgetrokken
schouders, toegeknepen ogen,
haast dravend en
vaak hakend in de mat,
lelijk en
onbeholpen aan zusters arm gebogen,
gaat elke week
de idioot naar t bad.
De damp, die van
het warme water slaat
maakt hem
geruster: witte stoom
En bij elk
kledingstuk, dat van hem afgaat,
bevangt hem meer
en meer een oud vertrouwde droom.
De zuster laat
hem in het water glijden,
hij vouwt zijn
dunne armen op zijn borst,
hij zucht, als
bij het lessen van zijn eerste dorst
en om zijn mond
gloort langzaamaan een groot verblijden.
Zijn zorgelijk
gezicht is leeg en mooi geworden,
zijn dunne
voeten staan rechtop als bleke bloemen,
zijn lange,
bleke benen, die reeds licht verdorden
komen als
berkenstammen door het groen opdoemen.
Hij is in dit
groen water nog als ongeboren,
hij weet nog
niet dat sommige vruchten nimmer rijpen
hij heeft de
wijsheid van het lichaam niet verloren
en hoeft de
dingen van de geest niet te begrijpen.
En elke keer,
dat hij uit t bad gehaald wordt,
en stevig met
een handdoek drooggewreven
en in zijn
stijve, harde kleren wordt gesjord
stribbelt hij
tegen en dan huilt hij even.
En elke week
wordt hij opnieuw geboren
en wreed
gescheiden van het veilig water-leven,
en elke week is
hem het lot beschoren
opnieuw een
bange idioot te zijn gebleven.
M. Vasalis