3de PAASZONDAG B – 22 APRIL 2012
‘OPEN ONS HART VOOR UW WOORD’
Een hart, dat openstaat voor Gods Goede, Heilige Geest,
een hart dat niet verduisterd is door de geest van deze wereld,
een hart dat niet verzuurd is, of bot en afgestompt,
maar dat aandacht heeft voor al wat goed en mooi is.
Laten wij daar vandaag om bidden!
In die tijd vertelden de twee leerlingen wat er op weg naar Emmaüs was gebeurd en hoe ze Jezus hadden herkend bij het breken van het brood.
Terwijl zij dit aan het vertellen waren, stond Hij opeens in hun midden. `Vrede!' zei Hij tegen hen. In hun opwinding en hun schrik dachten ze dat ze een geest zagen.
`Waarom zijn jullie zo in de war?' vroeg Hij. `Waarom die twijfel in je hart? Bekijk mijn handen en mijn voeten maar, Ik ben het zelf. Betast Me en je zult het zien. Een geest heeft immers vlees noch been, zoals jullie zien dat Ik heb.' Nadat Hij dat gezegd had, liet Hij hun zijn handen en voeten zien.
Omdat ze het van blijdschap nog niet konden geloven, en verbaasd waren, vroeg Hij hun: `Hebben jullie hier iets te eten?' Ze gaven Hem een stukje gebakken vis. Hij nam het aan en at het op waar ze bij waren. Hij zei: `Dit is wat Ik jullie heb gezegd toen Ik nog bij jullie was: alles wat er in de Wet van Mozes en bij de Profeten en in de Psalmen over Mij geschreven staat, moet in vervulling gaan.'
Toen opende Hij hun geest om de Schriften te begrijpen. Hij zei: `Er staat geschreven dat de Messias zou lijden en op de derde dag uit de doden zou opstaan, en dat in zijn naam de bekering zou worden verkondigd aan alle volken, tot vergeving van zonden. Jullie zullen hiervan getuigen, te beginnen in Jeruzalem.
(Lucas 24,35-48)
‘OPEN ONS HART VOOR UW WOORD’
Vroeger hebben we het gezien, misschien zelf gedaan: een paard inspannen, met het hoofdstel en de oogkleppen. Het paard zag bijna niets meer, alleen het geploegde land of de stoppels. Het hoorde de boer en kende zijn manier van mennen, het klappen van de zweep, de streling die het kreeg. En zo was de wereld van het paard áf. Voor het paard was de hele wereld een akker of een wei, wat haver en wat hooi en de mensen op de boerderij. Het zag niets méér … en er bestond dus ook niets méér.
We hoorden hoe Jezus, na zijn kruisdood, zich nog eens toonde aan zijn leerlingen, en weer herkennen ze Hem niet. Ze menen een spook te zien. Ook al waren zij enkele jaren met Hem opgetrokken, ook al had Hij hun hart zo ontroerd, nu was Hij uit hun gezichtsveld verdwenen. Voor hen bestond Hij niet meer. Hun wereld bood geen plaats meer voor Hem. Niet omdat Hij er niet meer was, maar omdat zij Hem niet meer zagen. Zij moesten opnieuw leren zien, hun oogkleppen afleggen: ‘Hij opende hun geest om de Schriften te begrijpen’. Hun geest was afgestompt geraakt, te klein geworden om Hem te vatten. Hun eigen kleinheid maakte hen slecht ziende.
Zien is zo vaak een kwestie van willen zien, verstaan zo dikwijls een kwestie van willen verstaan. Onze eigen kleine wereld, de muren rond ons hart of onze geest kunnen ons beeld heel klein maken. Er zijn verrekijkers en sterrenkijkers, telescopen en microscopen, maar zien wij nog de werkelijkheid die groter is dan onze geest? Geloven wij nog in méér dan wat wij vlak voor ons zien en horen? Is onze geest niet te klein geworden om Hem te zien, Zijn Geest, die leven wil in al wat leeft?
Het oude huis is afgebroken
de muren van scheiding
de kelder van kille onverschilligheid
de zolder vol boze herinnering
het dak van hoogmoed
de façade, vals vertoon
de slaande deuren
de ramen en de jaloezieën
de garage, rustplaats van alle beloften,
nooit uitgevoerd
de living waar het samenleven
zo moeilijk was...
Hij heeft voor ons
een nieuw huis gebouwd
een huis met een tuin
waar elk jaar de Paaslelies zullen bloeien
een huis met vele kamers
met altijd plaats, ook
voor wie komt onverwacht
een huis waar Hij zelf
al even heeft gewoond
daar staat nog de tafel...
het huis van verrijzenis.
Eugeen Laridon
|