23ste zondag B – 9 september 2012
‘ALLES WAT HIJ DOET, IS GOED.’
Soms kunnen mensen door omstandigheden geïsoleerd raken, in een uiterste geval zelfs totaal vereenzaamd. Het nieuws toont dit soms op tragische wijze: niemand, die hen opzoekt, geen oor dat naar hen luistert.
Het verhaal van een mirakel – in het evangelie – sluit daar vandaag bij aan, maar de boodschap reikt verder: het echte wonder van een nieuw en ander leven begint met mensen, die luisterbereid en opmerkzaam zijn.
---
Nadien vertrok Jezus weer uit de omgeving van Tyrus en ging via Sidon naar het Meer van Galilea, dwars door het gebied van Dekapolis. Daar werd iemand bij Hem gebracht die doof was en gebrekkig sprak, en men smeekte Hem om deze man de hand op te leggen.
Hij nam de man apart, weg van de menigte, stak zijn vingers in zijn oren en raakte met speeksel zijn tong aan. Hij sloeg zijn blik op naar de hemel, zuchtte diep en zei tegen hem: ‘Effata!’, wat betekent: ‘Ga open!’ Meteen gingen zijn oren open, zijn tong kwam los en hij kon normaal spreken.
Hij beval de omstanders om aan niemand te vertellen wat er gebeurd was; maar hoe strenger Hij het hun verbood, hoe meer ze het rondvertelden. De mensen waren erg onder de indruk en zeiden: ‘Alles wat Hij doet, is goed: zelfs doven laat Hij horen en stommen laat Hij spreken.’
(Marcus 7,31-37)
---
‘ALLES WAT HIJ DOET, IS GOED.’
Opnieuw hoorden we het verhaal van een mirakel, zoals er in het evangelie zoveel verteld worden. Gemakkelijk blijven we steken in het feit zelf en hebben we minder oog voor de diepere inhoud. Maar Jezus wil zich niet openbaren als de grote tovenaar. Hij wil tonen dat Hij redding brengt. Redding uit onze zondigheid en uit elke vorm van kwaad of onheil. Hij belooft toekomst en hoop waar elke hoop verdwenen is en geen toekomst meer wenkt. Deze blijde boodschap vraagt dat wij nieuwe, andere mensen worden.
Het is zo belangrijk dat kleine woordje ‘Effata’, ga open. Het is het woordje dat de doofstomme mens genezing brengt en van hem een ander mens maakt. De inhoud van dit woordje en van dit wonder kunnen we vatten vanuit een mooie zegen in het sacrament van het doopsel. Het kindje wordt aangeraakt, met olie gezalfd en gezegend, terwijl de priester dit ‘Effata-gebed’ zegt:
- ik zegen je oogjes, dat je oog mag hebben voor al wat mooi is, dat je mag zien wat God je te doen geeft en dat je mensen graag mag zien.
- ik zegen je oortjes: dat je mensen in nood mag horen, en dat je open mag staan voor het Woord van God.
- ik zegen je mondje, om troost en bemoediging te brengen en dat je woorden mag spreken die eerlijk en mild zijn.
- ik zegen je handjes: dat ze leren geven en delen, dat ze nooit moe worden om goed te doen, dat zij sterk en teder mogen zijn.
- ik zegen je voetjes, om je eigen weg te gaan in deze wereld en om niet weg te lopen van jouw eigen levensdoel.
‘Effata’, ga open: het is heel anders dan ‘Sesam, open u’ in het sprookje van Ali Baba. Het is een opdracht om je niet op te sluiten in je zelf, maar om met open armen naar mensen toe te gaan. De wereld is zoveel groter dan ons eigen persoontje, zoveel belangrijker dan ons directe belang.
Jezus staarde zich niet blind op wat alleen Hemzelf aanging. Liefdevol keek Hij mensen aan en ging Hij naar hen toe. Daarom is dat woord zo waar: ‘Alles wat Hij doet, is goed.’
---
Hij kijkt en doet wie hij ontmoet
alleen maar goed:
hij ziet en kijkt, helpt arm en rijk
zonder verwijt.
Gelukkige mens die niet anders kan
dan de naaste zijn van alleman.
Hij helpt en sterkt haast ongemerkt
wie moeizaam werkt:
hij houdt de wacht bij wie des nachts
slechts pijn verwacht.
Gelukkige mens die niet anders kan
dan de naaste zijn van alleman.
Zijn hart kan slaan en is begaan
met wie vergaan:
zijn stil geheim bij alle pijn
moet liefde zijn.
Gelukkige mens die niet anders kan
dan de naaste zijn van alleman.
Hij is een kind dat welgezind
slechts vrienden vindt:
verwondering is het begin
van elke dag.
Bron onbekend
|