31ste ZONDAG B – 4 NOVEMBER 2012
OVER WET EN LIEFDE
In elke eucharistie horen wij het Woord van de Heer, telkenmale ook ontvangen wij zijn Lichaam en krijgen wij deel aan zijn Leven. Zo worden wij gevoed en gesterkt in onze keuze om zijn weg te gaan.
Vandaag belicht het evangelie opnieuw de diepste kern van die weg van Jezus: het gebod van de liefde!
Liefde tot God en liefde tot de evenmens, onlosmakelijk met elkaar verweven tot een en hetzelfde gebod, dat ons een richting aanwijst om ons dagelijkse leven uit te bouwen en vreugdevolle mensen te worden.
In die tijd trad een Schriftgeleerde op Jezus toe en legde Hem de vraag voor: ‘Wat is het allereerste gebod?’
Jezus antwoordde: ‘Het eerste is: Hoor, Israël! De Heer onze God is de enige Heer. Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, geheel uw ziel, geheel uw verstand en geheel uw kracht. Het tweede is: Gij zult uw naaste beminnen als uzelf. Er is geen ander gebod voornamer den die twee.’
Toen zei de Schriftgeleerde tot Hem: ‘Juist, Meester, terecht hebt Ge gezegd: Hij is de enige, en er bestaat geen andere buiten Hem; en Hem beminnen met heel zijn hart, heel zijn verstand en heel zijn kracht en de naaste beminnen als zichzelf, dat gaat boven alle brand- en slachtoffers.’
Omdat Jezus zag dat hij wijs gesproken had zei Hij hem: ‘Gij staat niet ver af van het Koninkrijk Gods.’
En niemand durfde Hem nog een vraag stellen.
(Marcus 12,28b-34)
‘WET EN LIEFDE’
Alweer bekende woorden. Zo vaak gehoord, zo dikwijls al gezegd. Jezus vraagt een grondhouding, een diepe keuze van ons hart, die ons dagelijkse leven richting geeft. Zo verschilt Hij wezenlijk van de oude Joodse wet met zijn talloze geboden en verboden. Juristen, advocaten en rechters vitten zo dikwijls vooral over punten, komma’s en procedures. Haarklieverijen die de grond van de zaak naar de achtergrond en de vergetelheid dreigen te verwijzen. Het recht dient niet altijd de gerechtigheid, laat staan de goedheid en de liefde, maar vaak alleen het eigen gelijk.
Hoe anders is Jezus in zijn rechtlijnigheid. Eén grondhouding van het hart, één gebod, één wet: de liefde. Een liefde, die tegelijk op God gericht is en op de evenmens, belangeloos en zelfvergeten. Dat is niet wereldvreemd of bovenmenselijk: Jezus vraagt van ons geen onmogelijke dingen. Hem navolgen en zijn weg gaan is geen soort van topsport om de eerste, de grootste of de snelste te zijn in de liefde. Hij is zeer menselijk in zijn vraag: dat wij, naar eigen best vermogen, proberen liefdevol te leven.
Zo laat Hij een grote vrijheid aan ons eigen eerlijk oordeel, aan ons eigen geweten. Hij vraagt van ons dat wij, in elke concrete situatie, zelf op een eerlijke manier uitmaken wat goed en liefdevol is. De richtlijn is universeel en alomvattend: zij geldt altijd en overal. Maar de toepassing of de uitvoering kunnen soms heel erg verschillen, omdat onze levens zo verschillend zijn, van mens tot mens, van dag tot dag. Aan ons om in te zien wat hier en nu goed en liefdevol is. Dit is geen alibi voor egoïsme; integendeel het vraagt van ons dat wij in ons gewone leven vindingrijk zouden zijn, begaan met de vraag: wat zou Jezus doen, hier en nu?
En dan mogen wij ook de waarheid van de eerste lezing ervaren: ‘Als gij dit nauwkeurig ten uitvoer brengt, zult gij gelukkig worden’. Mochten wij toch op die manier die diepe vreugde vinden!
‘De heilige Dimitri had een afspraak
om God te ontmoeten in de steppe.
Maar onderweg zag hij
een arme,
oude boer,
sukkelen met zijn kar.
De heilige stak vanzelfsprekend een handje toe.
Maar het duurde een hele tijd,
want de modder was dik,
en de voor zeer diep.
Wanneer de boer dan eindelijk verder kon,
spoedde Sint-Dimitri zich
naar de plaats van de afspraak.
Hij vond er niemand.
God was er niet meer.
Hij was de heilige Dimitri al tegemoet gekomen.
Incognito.
In de gestalte van een boer.’
Bron onbekend
|