34ste ZONDAG B – 25 NOVEMBER 2012
FEEST VAN CHRISTUS KONING
‘Jezus van Nazareth, de koning van de Joden’, stond er bovenaan het kruis van Jezus. In drie talen stond het er, zodat elke passant het zou kunnen lezen en verstaan: ‘die oproerkraaier gaf zich uit voor koning van de Joden!’
Een vreemde koning … dat is het minste dat we kunnen zeggen: gehoond, bespot en niet begrepen door de mensen van toen, die Hem folterden en kruisigden.
Gehoond, bespot en niet begrepen door velen vandaag, die zich geen zier van Hem aantrekken, en die andere ‘wijsheden’ leren en beleven.
In die tijd riep Pilatus Jezus bij zich en zei tot Hem: ’Zijt Gij de koning der Joden?’ Jezus antwoordde hem: ’Zegt gij dit uit uzelf of hebben anderen u over Mij gesproken?’
Pilatus gaf ten antwoord: ’Ben ik soms een Jood? Uw eigen volk en de hogepriesters hebben U aan mij overgeleverd. Wat hebt Gij gedaan?’
Jezus antwoordde: ’Mijn koningschap is niet van deze wereld. Zou mijn koningschap van deze wereld zijn, dan zouden mijn dienaars er wel voor gestreden hebben dat Ik niet aan de Joden werd uitgeleverd. Mijn koningschap is evenwel niet van hier.’
Pilatus hernam: ’Gij zijt dus toch koning?’
Jezus antwoordde: ’Ja, koning ben Ik. Hiertoe werd Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen: om getuigenis af te leggen van de waarheid. Alwie uit de waarheid is luistert naar mijn stem.’
(Johannes 18,33b-37)
MIJN KONINGSCHAP IS NIET VAN DEZE WERELD
Koningen hebben vandaag vooral een protocollaire functie. Op officiële momenten vertegenwoordigen zij hun land maar echte macht is er niet meer bij. In Jezus’ tijd was dat anders: een koning hield zijn volk onder de knoet! Het verhoor bij Pilatus moet in die context verstaan worden.
Geboeid als een gangster staat Jezus voor de wereldse macht en zegt dat hij koning is, maar: ‘Mijn koningschap is niet van deze wereld’. Hetzelfde woord ‘koning’ heeft voor Pilatus en Jezus, duidelijk een andere betekenis.
In wereldse zin werd iemand koning, als hij met bloed en tranen, wapens en oorlog, de macht veroverd had – ten koste van anderen, die al even wellustig die macht wilden grijpen. Bovendien was hij steevast een tirannieke heerser.
Het koningschap van Jezus is heel anders. Hij trekt de mensen niet aan door wapens of geld, maar omdat Hij hun een diepe vreugde voorhoudt: een leven, dat de moeite waard is. In die zin zegt Hij: ‘Ja, koning ben Ik. Hiertoe werd Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen: om getuigenis af te leggen van de waarheid. Alwie uit de waarheid is luistert naar mijn stem.’
‘Wat is waarheid?’, vraagt Pilatus. Maar de diepste waarheid is geen theorie of wetenschap. De diepste waarheid is Gods eigen Woord. De diepste waarheid is Jezus zelf, ZIJN GEEST, ZIJN LEVEN.
Maar Jezus dringt zich niet op of dwingt ons niet. Hij nodigt ons uit om Hem te volgen, om te geloven in zijn Woord van Leven. Aan ons is de keuze: Hem aanvaarden of Hem afwijzen. Hij laat ons een onvoorstelbare vrijheid.
Zo is het nu eenmaal: God staat – in zijn almacht – vaak machteloos omdat Hij Liefde is. Jezus wordt onze koning als wij gehoor geven aan de waarheid die Hij zelf is, als wij gehoor geven aan ZIJN GEEST VAN LEVEN. Bevrijd van alles wat daar haaks op staat: duisternis en liefdeloosheid.
Jezus’ koningschap is niet VAN deze wereld. Wel wil Hij koning zijn IN deze wereld. Hij hoopt mensen aan te trekken, die gedreven worden door geloof en liefde, mensen die door Hem geleid en bezield worden. Is dat misschien zijn droom over zijn Kerk? Een gemeenschap van mensen, geleid en bezield door ZIJN GEEST?
Kan dat een koning zijn?
Kan dat een koning zijn, hoog aan een kruis,
het menselijk wrak dat hangt te lijden
tot spot van alleman, met aan zijn zijde
een rover als de ridder van zijn huis?
Kan dat mijn koning zijn, mijn sterke Heer,
die zich door beulen af heeft laten rossen
en in zijn nood zichzelf niet kan verlossen?
Heeft hij geen eer, geen macht, geen waarde meer?
Maar hoor dan naar die rover, die zijn hoofd
nog nauwelijks naar hem weet toe te wenden,
hem aanziet in zijn uiterste ellende
en toch nog in zijn wonderen gelooft.
Hoor wat hij roept, het net nog levend lijk
dat hem met zijn gebed zoekt te vereren:
'Denk aan mij, Jezus, Jezus, Heer der Heren,
als u terug bent in uw koninkrijk'.
En hoor, dan geeft de Heer de waarheid prijs
door hem zijn macht en majesteit te tonen
en roept mijn koning: 'Jij zult bij mij wonen,
vandaag nog, in mijn eigen paradijs'.
(Michel van der Plas)
|