DE HEMEL
Een man, zijn paard en zijn hond liepen over een weg. Vlak bij een grote boom sloeg de bliksem in. Ze waren op slag dood. De man, die dat niet door had, liep gewoon verder met zijn twee dieren.
De zon brandde. Ze vergingen van de dorst. Toen zagen ze een marmeren poort, die uitgaf op een prachtig plein.
'Goedemorgen’, zei de man tot de wachter, 'Waar ben ik hier?'
'Je bent in de hemel.'
'Dat komt goed uit, we vergaan van de dorst.'
'Ga maar naar binnen. U kunt zoveel water drinken als u wilt' en de wachter wees naar de fontein in het midden van het plein.
De man wilde binnen gaan met zijn paard en zijn hond ... 'Sorry meneer, maar dieren mogen hier niet naar binnen.'
De man zei: 'Als mijn dieren niet mogen drinken, dan wil ik dat ook niet doen.' Hij bedankte de wachter en ging verder.
Na een tijd kwamen ze bij een poortje. In de schaduw van een boom lag een man.
'Goedemorgen’, zei de reiziger, 'mijn paard, mijn hond en ik vergaan van de dorst.'
'Daar is een bron’, zei de wachter, 'drink maar zoveel je wilt.'
De man, zijn paard en zijn hond gingen naar de bron en lesten hun dorst.
De reiziger ging terug om te bedanken. 'Wat ik wilde vragen ... Waar ben ik hier ?'
'In de hemel'
'In de hemel? Maar de wachter bij die marmeren poort zei dat de hemel daar was!'
'Dat klopt niet, daar is de hel.'
'Maar dan moet je hem verbieden die naam te gebruiken, want zo misleidt hij de mensen!'
'O nee, hij bewijst mij zelfs een grote dienst. Want wie er geen probleem mee heeft om zijn vrienden in de steek te laten, blijft daar achter ...'
(auteur mij onbekend)
|