UITSTAP
(Over de Chapada Diamantina werd op deze blog reeds geschreven, o.m. op 23 januari 2010: ‘Zuster Theophila’ en 26 januari 2010; ‘São Sebastião in Igatù’)
Zondag 27 januari was ik vrij. Frans had een ganse dag vergadering in het Parochiecentrum met afgevaardigden van de verschillende gemeenschappen van Mundo Novo. Zelf verkoos ik daar niet aan deel te nemen, maar eens op uitstap te gaan naar Morro do Chapeu en enkele watervallen in de omgeving. Het initiatief kwam van zuster Sianne, een kloosterlinge van 32 jaar, die vroeger enkele jaren in Mundo Novo heeft verbleven, nadien onder meer in Argentinië werkzaam was – en dus ook Spaans spreekt – en thans aan de slag is in Morro do Chapeu, waar zij woont met twee bejaarde zusters. Één van deze twee is zuster Miranda, die met haar 78 jaar ook aan de uitstap zou deelnemen.
De andere deelnemers waren: Kleverton, een seminarist van ongeveer 25 jaar, die nu aan zijn derde jaar theologie begint en over twee jaar priester gewijd zal worden, Lene en haar gezin: Janio en de twee kinderen, Otávio en Henrique en tenslotte ikzelf.
Een beetje vóór half negen vertrokken Lene, haar gezin en ik uit Mundo Novo naar Morro do Chapeu, letterlijk betekent dit ‘de berg van de hoed’, zo genoemd naar de vage vorm van de bergketen, die de noordelijke uitloper is van de Chapada Diamantina. De Chapada Diamantina ontleent zijn naam aan een korte periode uit de 19de eeuw, toen vele diamantzoekers daar hun geluk wilden vinden, door dag na dag die dure steentjes uit een rivier op te halen. Centrum van de diamantzoekerij was het nu grotendeels vervallen Igatù, een heel eind meer naar het Zuiden.
Afspraak met Sianne hadden we aan de kerk van Morro do Chapeu. Eerst een kort bezoek aan haar woning of ‘klooster’ en nadien met twee auto’s en een nogal zonderling gezelschap op weg naar twee watervallen, die door de regenval van de vorige week veel water hadden, wat hier heel zeldzaam is.
De eerste waterval was de ‘Cachoeira do Ferro Doido’, cachoeira is het Portugese woord voor waterval, wordt uitgesproken als ‘kasjoweira’ en betekent ‘de waterval van het dwaze ijzer’. De vreemde naam is afkomstig van de rosbruine kleur van de grillige rotsformaties, die nogal wat ijzer bevatten.
Vanuit Morro do Chapeu moesten we eerst een kleine twintig kilometer met de auto over een goede asfaltweg met prachtige panorama’s. Dan kwamen we aan een open plein, waar een dertigtal auto’s en moto’s geparkeerd stonden. Tenslotte was het nog zowat 500 meter klauteren over de rotsen om een prachtig uitzicht te krijgen op de waterval. Omdat er bij mij wel enige sleet zit op de fysieke conditie hadden de twee jongens geregeld de tijd om een geliefkoosde hobby te beoefenen: een levend standbeeld maken. Geliefde thema’s die dag waren: het immense beeld van het Heilig Hart in Rio de Janeiro en ‘De denker’ van Rodin.
500 meter klauteren dus, het was geen kleintje, maar het loonde meer dan de moeite, ook al brandde de zon ongenadig nu het middaguur dichterbij kwam. Voortdurend wikken en wegen: langs hier? Langs daar? Is deze trap niet te hoog? Zal ik daar niet uitglijden? En achter elke wending een nieuw uitzicht, of beter: een nieuwe variatie op hetzelfde thema van rossige rotsen, struiken, bergbloemen en altijd dezelfde zon en altijd dezelfde hitte.
De waterval werd bereikt. Liever geen beschrijving. Laat de foto’s spreken!
Na onze tocht van een halve kilometer begrepen we ten volle waarom – Wie? Wanneer? – iemand er ooit aan gedacht had om te gaan spreken van ‘De waterval van het dwaze ijzer’.
Dwaas, ja, maar de gelukzalige dwaasheid van de jonge jaren.
|