4de VASTENZONDAG C – 10 MAART 2013
DE VERLOREN ZOON
‘Hak die vijgenboom maar om’, zo klonk vorige week het woord van de eigenaar, hard, meedogenloos, zonder genade. ‘Laat hem nog een jaartje staan, misschien draagt hij volgend jaar wel vrucht’ was het antwoord van de knecht, zachtmoedig, mild, geduldig, teder.
Vandaag reikt Gods mededogen nog verder: vol verlangen staat de Vader op wacht om zijn zoon weer in zijn armen te sluiten …
want hij was verloren, maar nu teruggevonden, hij was dood, maar nu weer levend geworden.
Telkens kwamen alle tollenaars en zondaars naar Hem luisteren. De farizeeën en schriftgeleerden spraken daar schande van en zeiden: ‘Die man ontvangt zondaars en eet met hen.’ Maar Hij vertelde hun deze gelijkenis:
‘Iemand had twee zonen. De jongste zei tegen zijn vader: ‘Vader, geef mij mijn deel’. van de erfenis.’ En hij verdeelde zijn vermogen onder hen. Niet lang daarna vertrok de jongste zoon met al zijn bezit naar een ver land, waar hij het verkwistte in een losbandig leven. Toen hij alles opgemaakt had, kwam er een zware hongersnood over dat land en ook hij begon gebrek te lijden. Hij zwierf rond tot hij in dienst trad bij een van de inwoners van dat land; die stuurde hem het veld in om varkens te hoeden. Graag had hij zijn honger gestild met het voer dat de varkens aten, maar niemand gaf hem wat.
Toen kwam hij tot zichzelf en zei: ‘Zoveel dagloners van mijn vader hebben brood in overvloed, en ik verga hier van de honger! Ik ga terug naar mijn vader. Ik zal hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u; ik ben het niet meer waard om uw zoon te heten, behandel me als een van uw dagloners.’ En hij ging terug naar zijn vader.
Toen hij nog ver van huis was, zag zijn vader hem al en werd ontroerd; snel liep hij op hem toe, viel hem om de hals en kuste hem. ‘Vader,’ zei de zoon tegen hem, ‘ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u; ik ben het niet meer waard om uw zoon te heten.’
Maar de vader zei tegen zijn slaven: ‘Haal vlug de mooiste kleren en trek ze hem aan, doe een ring aan zijn vinger en schoenen aan zijn voeten. Haal het gemeste kalf en slacht het; laten we eten en feestvieren, want mijn zoon hier was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en is teruggevonden.’ En het feest begon.
Maar zijn oudste zoon was nog op het land. Toen hij naar huis kwam, hoorde hij muziek en dans. Hij riep een van de knechten en vroeg wat er te doen was Die antwoordde: ‘Uw broer is thuisgekomen en uw vader heeft het gemeste kalf geslacht, omdat hij hem gezond en wel terug heeft.’
Toen werd hij kwaad en hij wilde niet binnenkomen. Daarop kwam zijn vader naar buiten en probeerde hem tot andere gedachten te brengen. Maar hij gaf zijn vader ten antwoord: ‘Ik dien u nu al zoveel jaren en nooit heb ik een gebod van u overtreden, maar mij hebt u nog nooit een bokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren. Maar nu die zoon van u is thuisgekomen, die uw vermogen met hoeren heeft verbrast, hebt u voor hem het gemeste kalf geslacht.’
Maar de vader zei : ‘Jongen, jij bent altijd bij me en alles wat ik heb is van jou. We moeten feestvieren en blij zijn, want die broer van je was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en is teruggevonden.’ ’
(Lucas 15,1-3.11-32)
‘DE VERLOREN ZOON IN ONS’
In iedere liefde
komt een moment
dat je bij mekaar
niets meer te bewonderen hebt.
Wonden van té harde woorden
en misbruikt vertrouwen
worden zelfs door de tijd
amper geheeld.
Hooggespannen verwachting
werd bittere ontgoocheling.
Aanbidding werd haat.
Uitpraten helpt niet meer:
je kent mekaar al door en door.
Gebreken zijn niet meer te verbergen.
Van de idealen en de dromen
is alleen wat naakte schamelheid
overgebleven.
En misschien
heel diep van binnen de vraag
die men niet meer stellen durft:
zou jij nu nog
van mij willen houden?
In elke liefde
komt dat cruciale moment
waarop een mens heel diep moet kiezen:
ofwel geef je het kwaad een kans
ofwel geef je mekaar een kans.
Vergeven heet dat dan:
mekaar aanvaarden zoals je maar bent
en niet meer
zoals je zou moeten zijn.
Zo heeft God de wereld liefgehad.
naar Carlos Desoete
---
God, onze Vader,
in deze tijd op weg naar Pasen,
danken wij U,
omdat Gij uitkijkt naar de minste blijk
van onze goede wil.
Wij danken U,
omdat Gij niet enkel een gevende,
maar ook een vergevende God zijt.
Geef ons in deze tijd
de moed om telkens weer op weg te gaan
van egoïsme naar dienstbaarheid,
van zelfverzekerdheid naar vertrouwen.
Doe ons dan met Pasen
de vreugde ervaren van het nieuwe begin.
Laat ons leven
van uw barmhartigheid.
En maak ons mild voor elkaar,
onze eigen zwakheid indachtig.
Bron onbekend
|