PAASZONDAG – 31 MAART 2013
TOT NIEUW LEVEN VERRIJZEN
Wij ervaren dagelijks hoe klein en kwetsbaar we zijn, hoe hard het leven is voor velen.
Toch mogen wij aan elkaar getuigen van een zekerheid die dieper is dan alle angsten: Christus is verrezen. Wij beseffen dat Pasen meer betekent dan louter een herinnering aan Jezus’ verrijzenis.
Ook wij willen een stukje verrijzenis meemaken in ons eigen leven en doorgeven in het leven van anderen.
Op de eerste dag van de week gingen de vrouwen zeer vroeg in de morgen naar het graf, met de welriekende kruiden die zij klaar gemaakt hadden. Zij vonden de steen weggerold van het graf, gingen naar binnen, maar vonden er het lichaam van de Heer Jezus niet.
Terwijl zij niet wisten wat daarvan te denken, stonden er plotseling twee mannen voor hen in een stralend wit kleed. Toen zij van schrik bevangen het hoofd naar de grond bogen, vroegen de mannen haar: ‘Waarom zoekt ge de levende onder de doden? Hij is niet hier, Hij is verrezen. Herinnert u hoe Hij nog in Galilea tot u gezegd heeft: De Mensenzoon moet overgeleverd worden in zondige mensenhanden en Hij moet aan het kruis worden geslagen, maar op de derde dag zal Hij verrijzen.’
Zij herinnerden zich zijn woorden, ze keerden van het graf terug en brachten dit alles over aan de elf en aan al de anderen. Het waren Maria Magdalena, Johanna en Maria, de moeder van Jakobus; de andere vrouwen die met hen waren vertelden aan de apostelen hetzelfde.
Maar dat verhaal leek de apostelen beuzelpraat en zij geloofden hen niet. Toch liep Petrus ijlings naar het graf; hij bukte zich voorover maar zag alleen de zwachtels. Daarop ging hij terug, verbaasd nadenkend over hetgeen er gebeurd was.
(Lucas 24,1-12)
MIDDEN IN HET GRAF
In het graf van de dood,
van oorlog en onrecht,
van haat en angst,
heb ik een engel gezien.
Hij had geen vleugels en zijn gewaad schitterde niet.
Neen, hij was heel gewoon,
een mens als ieder ander mens.
Hij was er, midden in het graf.
Hij was niet weggelopen van de mens en zijn ellende,
Hij was er, in mijn angst en mijn onvrede,
in mijn onmacht, in de dood van velen.
Hij was er zoals God er altijd is,
midden in de dood ...
Niet bang zijn, zei hij,
je hoeft de Levende niet hier te zoeken.
Maar breek de graven open,
maak de zwachtels los
die mensen gevangen houden in zichzelf,
toegeklapt in hun verdriet.
Herstel de onmacht en de angst,
wek een nieuw vertrouwen,
en wees er voor anderen.
Dan zul je Hem zien, de Levende,
daar gaat Hij u voor.
Wie God doet
is door geen grafsteen tegen te houden.
Aan jullie allen wens ik van harte een zalig Pasen:
dat we – ieder op onze eigen plaats –
midden de vele graven van onrecht, lijden en dood
een engel mogen zien,
een engel mogen zijn.
(vrij Carlos Desoete)
PASEN
Het zal zijn
als het ontwaken uit een winterslaap
de frisheid van een dauwtrip,
de ochtendzon tegemoet.
Het zal zijn
als kiemen in de donkere aarde
barsten uit de knop
ontvouwen van nieuw groen
na ijs en dorre koude.
Het zal zijn
als een ontwapenende glimlach
twee vragende ogen,
hoop in woorden,
warme nabijheid die je doet opstaan
uit wat je verpletterend verlamde.
Zo is verrijzen:
Christus gaat ons voor
in een leven uit de dood.
Pasen … nooit te vroeg!
Pasen … nooit te laat!
Kathleen Boedt
|