Jong zijn De jeugd is geen periode in het leven;
ze is een ingesteldheid van de geest,
een uitwerking van de wilskracht,
een kwaliteit van de verbeelding,
een intensiteit van het gevoel,
een overwinning van de moed op de schroom,
van de drang naar avontuur op de zucht naar comfort.
Men wordt niet oud
omdat men een zeker aantal jaren geleefd heeft:
men wordt oud
omdat men zijn ideaal ontvlucht.
De jaren trekt rimpels in de huid;
zijn ideaal verzaken echter trekt rimpels op de ziel.
Bezorgdheden, twijfel, vrees en wanhoop zijn vijanden
die ons langzamerhand ten gronde richten
en ons vóór de dood tot stof doen vergaan.
Jong is
diegene die zich verbaast,
die zich verwondert.
Als een onverzadigbaar kind vraagt hij: ‘En daarna?’
Hij trotseert de gebeurtenissen
en schept vreugde in het spel en in het leven.
Je bent zo jong als je geloof.
Zo oud als je twijfel.
Zo jong als je zelfvertrouwen.
Zo jong als je hoop.
Zo oud als je moedeloosheid.
Je zal jong blijven zolang je ontvankelijk blijft.
Ontvankelijk voor wat schoon, goed en groot is.
Ontvankelijk voor de boodschappen van de natuur,
van de mens, van het oneindige.
Indien je hart, ooit, verteerd zou worden door pessimisme
of aangevreten door cynisme,
moge God dan medelijden hebben met je ziel,
die oud geworden is.
Generaal Mac Arthur – 1945
|